You are on page 1of 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Nederlands
Grammatica niveau 5 en 6

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 1 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 2 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Inhoud
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Als ik de lotto zou winnen, ... Hypothese - Voorwaarde ........................................................ 7 Als je nog altijd van me houdt ... Plaats van het verbum in de bijzin..................................... 8 De armen en de rijken Substanitivering van het adjectief ..................................................... 9 De zoveelste keer Ordinale - Rangtelwoord... ................................................................. 10 De, het, een of helemaal geen artikel? Artikel - Lidwoord ................................................... 11 Doe eens iets leuks! Substanitivering van het adjectief ...................................................... 12 Doe, deed, heb gedaan Lijst onregelmatige werkwoorden ................................................. 13 Een kleine man, maar een groot schrijver Adjectief - Bijvoeglijk naamwoord: Gebruik van de (on)verbogen vorm................................................................................................................. 17 Er is er eentje Vijf verschillende soorten er........................................................................ 18 Ga je met me mee of wil je niet meegaan? Separabel verbum - Scheidbaar werkwoord... 19 Geen geld? Niet tevreden? Negatie - Ontkenning............................................................... 21 Het hondje dat en de hond die Relatief pronomen - Betrekkelijk voornaamwoord ............. 22 Ik doe het, ik heb het gedaan, ik deed het Gebruik van de werkwoordstijden .................... 23 Morgen kom ik Inversie: plaats van subject en verbum finitum. .......................................... 25 omdat ik van je hou Zinnen combineren met een conjunctie (voegwoord)...................... 26 Over voorzetsels Prepositie - voorzetsel ............................................................................. 28 Vijf minuutjes Cardinale Hoofdtelwoord............................................................................ 30 Wanneer en waar? Woordvolgorde: tijd en plaats............................................................... 31 Wat doe je ermee? Pronominaal adverbium - Voornaamwoordelijk bijwoord..................... 32 Werk, heb gewerkt Vorming perfectum (VTT) ..................................................................... 33 Werk, werkte Vorming imperfectum (OVT).......................................................................... 35 Spiegeltje spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van heel het land? Comparatief & superlatief.................................................................................................................................... 36 22.1 Regelmatige adjectieven ............................................................................................ 36 22.2 Onregelmatige adjectieven ......................................................................................... 36 Wordt vervolgd Passief .................................................................................................... 37 Ze zeggen dit en ze zeggen dat Indefiniet pronomen Onbepaald voornaamwoord......... 38 Ik wil je zeggen dat het goed is en je vragen of Indirecte rede.... .................................... 39 Zwijg en zit stil Gebruik van de imperatief ........................................................................... 40

23 24 25 26

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 3 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 4 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Why this selection?


In the section Grammar, we only offer a certain selection of grammatical topics. The authors took into account the following criteria: knowledge of the rule is essential We included only those grammatical topics that require prior knowledge of the rule to complete the task successfully. there is a difference in meaning We included only those grammatical rules that describe a difference in meaning. Het centraal station has the same meaning as het centrale station and thus, the rule that describes the difference in form, is not given. simple formulation of the rule If the formulation of a rule is too complex, the essential knowledge has to be learned in another way. the rule is reliable We included only those grammatical topics that depend on strict rules. If there are too many exceptions to the rule, the rule was not included. frecuency We included only those grammatical topics that occur quite frequently.

More information?
If you are looking for more information, you can consult the following bibliography with grammars for non-native speakers of Dutch: http://www.snvt.hum.uva.nl click on Bibliografie - Vaardigheid Grammatica.

Lay-out
De armen en de rijken Substanitivering van het adjectief De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt. Vele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weer beter. Maar: Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende week gekapt. 1. voor personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -en 2. voor niet-personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -e

title grammatical topic examples

grammatical rule

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 5 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 6 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Als ik de lotto zou winnen, ...


Hypothese - Voorwaarde

Als ik de lotto zou winnen, Als ik de lotto won, Als ik de lotto zou winnen, Als ik de lotto won,

zou ik een wereldreis maken. zou ik een wereldreis maken. maakte ik een wereldreis. maakte ik een wereldreis.

Bovenstaande zinnen betekenen hetzelfde. Als je een voorwaarde of een hypothese wil uitdrukken, kan je de conditionalis of het imperfectum gebruiken.

Ze ziet er moe uit. Zou ze zwanger zijn? Bovenstaande zin drukt een twijfelende hypothese uit.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 7 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Als je nog altijd van me houdt ...


Plaats van het verbum in de bijzin

(Ze denkt) dat de werkvrouw haar gouden ring heeft weggenomen. (De jongedame verontschuldigt zich) omdat ze tegen Maria is aangelopen. (De maatschappelijk assistent legt hen uit) hoe ze de kaart moeten gebruiken. verbindingswoord dat, of, omdat, hoewel, terwijl, ... wat, wie, waar, dat, die, ...

subject + ....................... + verbum

Ze denkt dat

De werkvrouw heeft de werkvrouw

vanmorgen haar gouden ring stiekem weggenomen. vanmorgen haar gouden ring stiekem heeft weggenomen.

tussen subject en verbum blijft de volgorde dezelfde als in de hoofdzin

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 8 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

De armen en de rijken
Substantivering van het adjectief

De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt. Vele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weer beter. Maar: Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende week gekapt. 1. voor personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -en 2. voor niet-personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -e

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 9 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

De zoveelste keer...
Ordinale - Rangtelwoord

September is de negende maand van het jaar. Ik verjaar de vierentwintigste. Het is de eerste keer dat Jef betrokken wordt bij een rechtszaak. Om hun twintigste huwelijksverjaardag te vieren hebben Jef en Dora een citytrip naar Barcelona gepland. Getallen tot en met 19: getal + de ste de ste Uitzonderingen: 1 , 3 , 8 1 de 2 de 3 de 4 de 5 de 6 de 7 ste 8 de 9 de 10 de 11 de 12 de 13 de 14 de 15 de 16 de 17 de 18 de 19
ste

eerste tweede derde vierde vijfde zesde zevende achtste negende tiende elfde twaalfde dertiende veertiende vijftiende zestiende zeventiende achttiende negentiende

Getallen vanaf 20: getal + ste 20 ste 28 ste 40 ste 100 ste 1000
ste

twintigste achtentwintigste veertigste honderdste duizendste

Let op: de 105 honderdvijfde de 117 honderdzeventiende ste 122 honderdtweentwintigste

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 10 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

De, het, een of helemaal geen artikel?


Artikel - Lidwoord

Sebas is leraar. Hij komt uit Engeland maar hij spreekt goed Nederlands. Hij woont in een huisje aan de rand van Leuven. Het huis is groot, maar de tuin is klein. Hij komt steeds te voet naar school. Een artikel staat bij een substantief. Enkelvoud een (niet specifiek) de (specifiek) het (specifiek) Meervoud de de

Soms gebruik je geen artikel: - bij namen van steden, landen, maanden, talen - bij een niet-telbaar substantief - bij een beroep van een persoon - na voorzetsels

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 11 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Doe eens iets leuks!


Substantivering van het adjectief

Ik heb veel lekkers bij! Ik heb niets ongewoons gemerkt iets, niets, veel, wat, meer, minder, voldoende, allerlei, wat voor, genoeg, weinig + adjectief + -s

Maar: Wat is dat voor iets vies? Het adjectief eindigt al op -s of -isch: geen extra -s

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 12 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Doe, deed, heb gedaan


Lijst onregelmatige werkwoorden

presens
aanbevelen bedragen bedriegen bedrijven beginnen bergen bevelen bewegen bewijzen bidden bieden bijten binden blazen blijken blijven blinken breken brengen buigen delven denken doen dragen drijven dringen drinken druipen duiken dwingen eten fluiten gaan gadeslaan gedragen gelden genezen genieten geven gieten glijden glimmen graven grijpen hangen hebben heffen helpen hijsen houden

imperfectum
aanbeval [beval aan] (aanbevalen) bedroeg bedroog bedreef begon borg beval (bevalen) bewoog bewees bad (baden) bood beet bond blies bleek bleef blonk brak (braken) bracht boog dolf dacht deed droeg dreef drong dronk droop dook dwong at(aten) floot ging gadesloeg [sloeg gade] gedroeg gold genas (genazen) genoot gaf (gaven) goot gleed glom groef greep hing had hief hielp hees hield

perfectum
heb aanbevolen heb bedragen heb bedrogen heb bedreven ben begonnen heb geborgen heb bevolen heb bewogen heb bewezen heb gebeden heb geboden heb gebeten heb gebonden heb geblazen is gebleken ben gebleven heb geblonken ben/heb gebroken heb gebracht heb gebogen heb gedolven heb gedacht heb gedaan heb gedragen ben/heb gedreven ben/heb gedrongen heb gedronken heb gedropen ben/heb gedoken heb gedwongen heb gegeten heb gefloten ben gegaan heb gadegeslagen heb gedragen heb gegolden ben/heb genezen heb genoten heb gegeven heb gegoten ben/hebgegleden heb geglommen heb gegraven heb gegrepen heb gehangen heb gehad heb geheven heb geholpen heb gehesen heb gehouden

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 13 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

jagen kiezen kijken klimmen klinken knijpen komen kopen krijgen krimpen kruipen kunnen laten lezen liegen liggen lijden lopen meten mijden moeten mogen nemen omgeven onderhouden ondememen ontbreken onthouden ontslaan ontvangen ontwerpen overwegen prijzen raden rijden rijzen roepen ruiken schelden schenken schieten schijnen schrijden schrijven schuilen schuiven slaan slapen slijten sluipen sluiten smelten smijten snijden snuiven spijten spreken

jaagde /joeg koos keek klom klonk kneep kwam (kwamen) kocht kreeg kromp kroop kon (konden) liet las (lazen) loog lag (lagen) leed liep mat (maten) meed moest mocht nam (namen) omgaf (omgaven) onderhield ondemam (ondemamen) ontbrak (ontbraken) onthield ontsloeg ontving ontwierp overwoog prees ried I raadde reed rees riep rook schold schonk schoot scheen schreed schreef school schoof sloeg sliep sleet sloop sloot smolt smeet sneed snoof speet sprak (spraken)

heb gejaagd heb gekozen heb gekeken ben/heb geklommen heb geklonken heb geknepen ben gekomen heb gekocht heb gekregen ben gekrompen ben/heb gekropen heb gekund heb gelaten heb gelezen heb gelogen heb gelegen heb geleden ben/heb gelopen heb gemeten heb gemeden heb gemoeten heb gemogen heb genomen heb omgeven heb onderhouden heb ondernomen heb ontbroken heb onthouden heb ontslagen heb ontvangen heb ontworpen heb overwogen heb geprezen" heb geraden ben/heb gereden ben gerezen heb geroepen heb geroken heb gescholden heb geschonken ben/heb geschoten heb geschenen ben/heb geschreden heb geschreven heb gescholen ben/heb geschoven heb geslagen heb geslapen ben/heb gesleten ben/heb geslopen heb gesloten heb gesmolten heb gesmeten heb gesneden heb gesnoven heeft gespeten heb gesproken

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 14 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

springen spuiten staan steken stelen sterven stijgen stinken strijden strijken stuiven toestaan treden treffen trekken vallen vangen varen vechten verbieden verdwijnen vergeten verkopen verliezen verraden verschijnen verstaan vervangen verzoeken vinden vliegen vragen vreten vriezen waamemen wasseln wegen werpen werven weten wijken wijten wijzen willen winden winnen worden wrijven wringen zeggen zenden zien zijn zingen zinken zinnen zitten

sprong spoot stond stak (staken) stal (stalen) stierf steeg stonk streed streek stoof toestond [stond toe] trad (traden) trof trok viel ving voer vocht verbood verdween vergat (vergaten) verkocht verloor verried verscheen verstond verving verzocht vond vloog vroeg vrat (vraten) vroor waarnam [nam waar] (waarnamen) waste woog wierp wierf wist week weet wees wilde / wou (wilden) wond won werd wreef wrong zei (zeiden) zond zag (zagen) was (waren) zong zonk zon zat (zaten)

ben/heb gesprongen ben/heb gespoten heb gestaan heb gestoken heb gestolen ben gestorven ben gestegen heb gestonken heb gestreden heb gestreken ben/heb gestoven heb toegestaan ben/heb getreden heb getroffen ben/heb getrokken ben gevallen heb gevangen ben/heb gevaren heb gevochten heb verboden ben verdwenen ben/heb vergeten heb verkocht ben/heb verloren heb verraden heb verschenen heb verstaan heb vervangen heb verzocht heb gevonden ben/heb gevlogen heb gevraagd heb gevreten heeft gevroren heb waargenomen heb gewassen heb gewogen heb geworpen heb geworven heb geweten heb geweken heb geweten heb gewezen heb gewild heb gewonden heb gewonnen ben geworden heb gewreven heb gewrongen heb gezegd heb gezonden heb gezien ben geweest heb gezongen ben gezonken heb gezonnen heb gezeten

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 15 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

zoeken zuigen zullen zwellen zwemmen zweren zwerven zwijgen

zocht zoog zou (zouden) zwol zwom zwoer zwierf zweeg

heb gezocht heb gezogen ben gezwollen ben/heb gezwommen heb gezworen heb gezworven heb gezwegen

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 16 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Een kleine man, maar een groot schrijver


Adjectief - Bijvoeglijk naamwoord Gebruik van de (on)verbogen vorm

In de geschreven taal kan soms een verschil in betekenis optreden naargelang men de onverbogen of de verbogen vorm van het adjectief gebruikt. een groot geleerde = geleerde met grote wetenschappelijke kwaliteiten een grote geleerde = een geleerde met een groot gestalte (niet klein) een jong dichter = een beginnend dichter een jonge dichter = niet oud in leeftijd een knap pianist = iemand die knap piano speelt een knappe pianist = mooi van uiterlijk een slecht docent = iemand die slecht doceert een slechte docent = zedelijk slecht een geniaal acteur = iemand die geniaal acteert een geniale acteur = verstandelijk slim een oud-minister = voormalige minister (met koppelteken: oud-) een oude minister = niet jong In de gesproken taal gebruikt men gewoonlijk de verbogen vorm in beide betekenissen. De context of de situatie geeft dan uitsluitsel.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 17 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Er is er eentje
Vijf verschillende soorten er

Het woord 'er' kan op vijf verschillende manieren gebruikt worden. 1. locatief er - er als plaatsbepaling En de vrouw komt in de keuken en de afwas staat er nog. (er = in de keuken) Ken je Canada goed? Nee, ik ben er nog maar n keer geweest. (er = in Canada) 2. partitief er - er + numerale Jef en Dora hebben twee kinderen. Hun buren hebben er vier. (er = kinderen) Er zijn geen pintjes bier meer. In de ijskast staan er nog een paar. (er = pintjes bier) 3. Er + prepositie Ze houden van lekker eten en een lekker wijntje erbij. (er = het eten) Sommige mensen zetten hun glas naast de glascontainer te zetten in plaats van het erin te stoppen. (er = de glascontainer) zie ook: Wat doe je ermee? Er + prepositie 4. Er bij indefiniet (niet specifiek) subject Er zijn altijd zoveel onverwachte wendingen in het verhaal. (subject = onverwachte wendingen) Er is geen werk voor de jongeren. (subject = geen werk) Er zit een groot gat in mijn wijsheidskies. (subject = een groot gat) 5. Er in passieve zinnen zonder subject Er worden beelden uitgezonden van priv-gebeurtenissen van het prinsenpaar en hun kinderen. Er werd veel gelachen en gedanst op zijn verjaardagsfeestje. Dit gebruik van 'er' is beperkt tot werkwoorden die een menselijke activiteit noemen. 'Er wordt gefloten' impliceert dat er een mens fluit en geen vogel.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 18 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

10 Ga je met me mee of wil je niet meegaan?


Separabel verbum - Scheidbaar werkwoord

Een separabel verbum bestaat uit twee delen (een prefix en een verbaal deel), die soms los van en soms vast aan elkaar in de zin kunnen staan. Separabel of niet? Bij een separabel verbum valt het accent altijd op het prefix. Luister dus goed. separabel opstaan aankomen meegaan invullen niet separabel ontdekken bespreken overtuigen verkopen

Wanneer staat het prefix los van het verbale deel? 1. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de hoofdzin. Kom maar snel binnen! Ik sta elke dag op hetzelfde uur op, ook in de weekends. 2. Het verbum staat in een te+infinitief constructie Ze heeft er niet aan gedacht de boeken nu al mee te brengen. Dat hoef ik je toch niet opnieuw uit te leggen? 3. Het verbum is een participium perfectum -ge- staat dan tussen het prefix en het verbaal deel Heb je de tafel al klaargezet? Carla is niet meegegaan naar de bioscoop. Wanneer staat het prefix vast aan het verbale deel? 4. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de bijzin Ik weet niet of ze morgen meegaat naar zee of niet. Jan is heel boos omdat de trein weer te laat aankwam. 5. Het verbum staat als infinitief achteraan in de zin Kun je me morgen nog eens opbellen? Hoe laat moeten we weggaan?

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 19 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Soms kan je ook kiezen! 6. In de hoofdzin zijn er meer dan twee werkwoorden. Zou je die film voor me willen opnemen? Zou je die film voor me op willen nemen? Ze moet hem hebben opgebeld. Ze moet hem op hebben gebeld. 7. In de bijzin zijn er twee werkwoorden. Denk je dat hij haar ook heeft uitgenodigd? Denk je dat hij haar ook uit heeft genodigd? Zijn directeur vroeg hem of hij ook wilde deelnemen. Zijn directeur vroeg hem of hij ook deel wilde nemen.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 20 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

11 Geen geld? Niet tevreden?


Negatie - Ontkenning
Maria besteedt er geen aandacht meer aan. Je moet er geen speciale diploma's voor hebben. De wijze raad van de vrouw en haar man worden niet opgevolgd door oma en opa. Elise, dat is een goede vriendin van Dora, kan niet naar het diner komen. een + substantief substantief zonder artikel rest geen niet

Ik hoef geen toestemming te vragen als ik laat wil uitgaan. Ok, dat is helemaal geen probleem. Geen staat altijd vr het substantief

Wegens familiale omstandigheden, kan ik niet op de afspraak zijn. Alhoewel Jef het hele huis opgeruimd en schoongemaakt heeft, voelt hij zich niet moe. De tante van Jef eet niet graag vis en vlees. Niet staat vr - een prepositie (voorzetsel) - adjectief - veel, weinig, graag, dikwijls, elke dag

Hanne begrijpt niet wat hij daarmee bedoelt. Lust je deze snack niet? Ze zal vandaag niet komen. Niet staat na - een verbum finitum - de/het + substantief / mijn, jouw, zijn, haar, ... + susbstantief / deze, die, dit, dat + substantief - vandaag, gisteren, 's morgens, ...

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 21 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

12 Het hondje dat en de hond die


Relatief pronomen Betrekkelijk voornaamwoord
De hond die gebeten heeft, moet naar de veearts. De hond is antecedent. die is relatief pronomen en verwijst naar het antecedent. Het hondje dat gevonden is, gaat naar het asiel. De kinderen die nog niet aan de beurt zijn geweest, mogen nu komen. Je hebt niet gebeld, wat ik heel jammer vind. Alles wat ik heb, zit in dit tasje. antecedent is substantief in het singularis: de-woord het-woord antecedent is substantief in het meervoud: antecedent is een hele zin: relatief pronomen als subject/object die dat die wat

antecedent is onbepaald: niets, iets, datgene, alles, weinig, veel, het eerste, het beste, ... wat

Ik zoek de vrouw met wie ik belde. Het huis waar ik in woon, wordt afgebroken. antecedent 1 of meer personen alle andere antecedenten relatief pronomen met prepositie voorzetsel + wie waar + voorzetsel

Wie eerst komt, wordt eerst bediend Je doet maar wat je zelf wil. geen expliciet antecedent 1 of meer personen alle andere antecedenten relatief pronomen wie wat

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 22 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

13 Ik doe het, ik heb het gedaan, ik deed het


Gebruik van de werkwoordstijden
Wanneer gebruik je ... 1. ... het presens

Maarten zit op zijn kamer te studeren. Ik zie mijn buurvrouw bijna nooit. praten over nu Volgend jaar doe ik zoiets niet meer. Op dinsdag 10 december speelt Toots Thielemans in De Zuiderkroon in Antwerpen. praten over later De GFT-vuilzakken worden wekelijks opgehaald. Telkens ik met de auto rijdt, sta ik gegarandeerd in de file. praten over vaste gewoonten

2.

... het perfectum

Ik heb in avondonderwijs Nederlands geleerd. Ik kan nu met mijn Vlaamse vrienden corresponderen. De handtas van Hanne is vanmiddag gestolen. Ze moet zo snel mogelijk een aangifte doen bij de politie. vanuit het perspectief van nu informatie geven over vroeger er wordt informatie gegeven over vroeger omdat dat nu nog van belang is

3.

... het imperfectum

De handtas van Hanne, de 16 jarige dochter van Jef en Dora, is vanmiddag gestolen. Hanne was samen met een vriendin in de stad gaan winkelen. De meisjes waren druk in de weer met het passen en uitkiezen van een paar kleedjes. Hanne wilde nog een ander gaan kleedje uitkiezen in de rekken en vergat haar handtas mee te nemen. een beschrijving geven van handelingen of gebeurtenissen van vroeger als de aandacht van de luisteraar is al verplaatst naar het verleden De eerste zin uit dit voorbeeld verplaatst de toehoorder naar het verleden (is ... gestolen). Daarna wordt een beschrijving van de situatie gegeven.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 23 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Vroeger mocht men tijdens de vastenperioden geen vlees eten, bier of wijn drinken. Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf waren uitgestorven. praten over gewoonten uit het verleden Als je schoolgaande kinderen had, mocht je verlof nemen tijdens de schoolvakanties. Als Carmen haar bagage had vastgenomen, kon niemand anders er mee gaan lopen. praten over een conditionalis of irrealis

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 24 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

14 Morgen kom ik.


Inversie: plaats van subject en verbum finitum
Mijn man kan vandaag de kinderen niet zelf naar school brengen. Morgen kan mijn man de kinderen zelf naar school brengen. Hij moet vier tot zes keer per dag n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. Vier tot zes keer per dag moet hij dan n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. We kunnen morgen een dagje naar zee gaan, als het mooi weer is. Als het morgen mooi weer is, kunnen we een dagje naar zee gaan. subject ... + verbum finitum + verbum finitum + ... + subject

Eerste zinsplaats: verschillende mogelijkheden: subject, een object, een bepaling, een bijzin Tweede zinsplaats: altijd verbum finitum Subject en pv staan altijd bij elkaar (ofwel subject + pv ofwel ...+ pv + subject)
subject Mijn man Hij We pv kan moet kunnen rest vandaag de kinderen niet zelf naar school brengen. vier tot zes keer per dag n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. morgen een dagje naar zee gaan, als het mooi weer is. pv kan moet kunnen subject mijn man hij we rest de kinderen zelf naar school brengen. n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. een dagje naar zee gaan.

... Morgen Vier tot zes keer per dag Als het morgen mooi weer is,

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 25 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

15 omdat ik van je hou...


Zinnen combineren met een conjunctie (voegwoord)

Geen andere woordvolgorde: de volgorde van de 2 zinnen blijft hetzelfde


1. Een opsomming: en, of Ik vlieg naar Londen en ik blijf het hele weekend = Ik vlieg naar Londen. Ik blijf het hele weekend Ik vlieg naar Londen of ik ga naar Parijs = Ik vlieg naar Londen. Ik ga naar Parijs. 2. Een tegenstelling: maar Ik vlieg naar Londen maar ik ga met de trein naar Parijs 3. Waarom Ik vlieg naar Londen want de tickets zijn goedkoop. Ik denk dus ik besta.

conjunctie en, of, maar, want, dus

+ +

subject + verbum

+ ...................... subject + verbum + ......................

Pas op! andere woordvolgorde met omdat, als, nu, aangezien, hoewel, ....:
1. Waarom Ik vlieg naar Londen omdat de tickets goedkoop zijn. Ik vlieg naar Londen nu de tickets zo goedkoop zijn. Ik vlieg naar Londen aangezien de tickets supergoedkoop zijn. 2. Een tegenstelling Ik ga naar Parijs hoewel ik weinig tijd heb. Ik ga naar Parijs ofschoon ik weinig tijd heb. Je bent me niet komen halen, terwijl je het nog zo beloofd had. 3. Een voorwaarde We kunnen de tickets kopen naarmate er geld is. We kunnen 2 tickets kopen als er geld is. We kunnen 2 tickets kopen indien we genoeg geld hebben.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 26 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

4. Het voegwoord zegt iets over de tijd Ik deed niet meer mee, toen ik geen antwoord kreeg. Voordat er een computer bestond, tikten we lange verhalen op de tikmachine. Het rook zo lekker terwijl ze taart bakte. Hij mag geen zout meer eten sinds hij een hartinfarct heeft gehad.

+ dat, of, omdat, hoewel, terwijl, ... +


conjunctie

subject + ....................... + verbum subject + ....................... + verbum

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 27 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

16 Over voorzetsels
Prepositie - voorzetsel

Bij veel werkwoorden en uitdrukkingen staat een vast voorzetsel. Welk voorzetsel je moet gebruiken, moet je opzoeken in een woordenboek. Bijvoorbeeld: deelnemen aan iets Als u aan de kassa zegt dat u deelneemt aan de wedstrijd, dan kan u genieten van een voordeeltarief. 'Deelnemen aan' betekent to participate. 'Aan' heeft hier niet meer de betekenis van plaats of recipint. De meest voorkomende voorzetsels:

1. Plaats
aan (on, against) achter (behind) bij (near, at) boven (above, over) buiten (outside) in (in) naast (next to) onder (under) op (on) tegen (against) tussen (between) voor (in front of) Daarom kunnen we geen klok hangen aan de muur. Het valt haar op dat de jongeman wel erg dicht achter haar staat. De zanger woont in Wemmel, een rustig dorpje bij Brussel. Hoe doen jullie dat bij jullie thuis? (at your place) Laat de couscous stomen boven de pot met vlees en groenten. Dora woont niet verder dan vijf kilometer buiten het centrum. De parkeerplaatsen in het centrum zijn bovendien duur. De telefoonnummers liggen altijd naast de telefoon. Je moet het gerecht even onder de grill zetten en daarna onmiddellijk serveren. Schrijf voortaan je boodschappen op een papiertje. Meestal staat er in elke kamer wel een radiator tegen de muur. Jef is de file tussen Hasselt en Brussel beu. Hij zette de vuilniszakken voor de deur van de buurman.

2. Tijd
binnen (within) in (in) in (at) na (after) om (at) op (on) op (in) op (at) over (in) rond (around) sinds (since, for) Dit moet gebeuren binnen de 15 kalenderdagen na het verzenden. In juli en augustus is de kans op temperaturen boven de 20 graden het grootst. In het begin van de 9de eeuw, begon de vasten de zesde zondag voor Pasen. Na de voorstelling is het bovendien ook reuzengezellig in het caf op het gelijkvloers. We zouden graag ten laatste om half acht aan het stadspark zijn. Liever een wandeling in het bos op zondagnamiddag dan een bezoek aan een museum! Wil jij hem op tijd wakker maken? Op het einde van de maand merk je dat je minder loon hebt ontvangen dan gewoonlijk. Over twee maand is Dora jarig: ze wordt dan veertig jaar. Ze willen rond halftien 's ochtends vertrekken. Nicole en Hugo betrekken sinds enkele maanden een woning in een flatgebouw. Ik ken hem al sinds jaren.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 28 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

tijdens (during) tot (till) van (from) voor (before)

De vrouw is verplicht haar verlof op te nemen tijdens de zomermaanden Door de week is die centrale tot half acht geopend Op zaterdag zijn we open van half acht. Hij moet dit bedrag betalen voor het einde van de maand.

3. Richting
door (through) langs (along) naar (to) over (over) rond (around) uit (out of, from) voorbij (past) Jef en Dora maken op een rustige zondagnamiddag een wandeling door de buurt . Daarna mag u langs de andere deur naar buiten gaan. Volgende week komt de familie Boersma naar Hasselt. Ik was blij dat ik 's avonds na mijn dagtaak weer naar huis kon rijden. De voorbije 24 uur is er een storm over Belgi geraasd. De lopers moeten rond de stoelen lopen. De naam Nordic Walking komt uit Finland. Voorbij het kruispunt aan de linkerkant vind je een benzinestation.

4. Oorzaak, reden
door (because of) Door de storm is het dak van een zwembad gewaaid.

5. Recipint
aan (to) voor (for) De politie geeft slechts kleine boetes aan mensen die illegaal vuil storten. Jef heeft een drie rollen vuilniszakken gekocht voor zijn nieuwe buurman.

6. Middel
door (by) met (by) te (on) 7. Andere bij (with / at) in (in) met (with) naast (except for) op (at, in) over (about, on) per (by) (a) te (for) zonder (without) Jaarlijks worden er meer dan 50 kinderen gedood door automobilisten die te snel rijden. Je kan met het vliegtuig naar Zuid-Frankrijk gaan, met de trein, met de bus of met de auto. Ik ga altijd te voet boodschappen doen.

En bij elke maaltijd hoort een glas wijn! Ze moet elke dag n tablet innemen bij het ontbijt, Het oude paar loopt arm in arm naar de bioscoop. Ze willen met ons meegaan naar het Muziekinstrumentenmuseum. Naast de bekende sporten zoals voetbal en volleybal, zullen er ook minder bekende spelletjes gespeeld worden. Hij heeft haar leren kennen op een feestje. Zet dat boek eens op de juiste plaats, alstublieft. Jef luistert op de radio naar de verslaggeving over de storm. Daar maak ik me wel eens zorgen over. U krijgt over een paar dagen alle nodige informatie per post toegestuurd. En n dag per week had ik vrij. Dit huis is niet te huur, het is te koop. Op een kruispunt zonder verkeerslichten en zonder verkeersborden geldt voorrang van rechts..

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 29 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

17 Vijf minuutjes
Cardinale Hoofdtelwoord
Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf waren uitgestorven. Volgens uw advertentie in de reclamebladen, zou ik vijftien euro moeten krijgen als ik mijn oude gsm inruil. In de nieuwe verkeerswet zijn de boetes voor foutparkeerders gestegen tot 150 euro. Er werden 569 voertuigen weggesleept wegens fout parkeren. Jef Peeters is geboren in 1960 (negentienhonderd zestig). 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 101 102 103 104 ... 112 nul een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

elf twaalf dertien veertien vijftien zestien zeventien achtien negentien twintig

21 22 23 24 25 26 27 28 29

eenentwintig tweentwintig drientwintig vierentwintig vijfentwintig zesentwintig zevenentwintig achtentwintig negenenetwintig

30 40 50 60 70 80 90 100

dertig veertig vijftig zestig zeventig tachtig negentig honderd

honderd (en) n honderd (en) twee honderd (en) drie honderd (en) vier honderd (en) twaalf

113 114 ... 834 1 000 1 312 3 938 1 000 000

honderd dertien honderd veertien achthonderd vierendertig duizend duizend driehonderd (en) twaalf drieduizend negenhonderd achtendertig n miljoen

Vanaf dertien (13) wordt eerst het laatste cijfer genoemd, en daarna het tiental. Boven de twintig (20) en onder de honderd (100) worden de twee onderdelen verbonden door -enBoven de honderd (100) en de duizend (1000) is -en- facultatief. Tot honderd en twaalf (112) wordt het regelmatig gebruikt, vanaf honderd dertien (113) meestal niet. Duizend negenhonderd of negentienhonderd? Beide mogelijkheden zijn goed. Voor een jaartal gebruikt men gewoonlijk een veelvoud van honderd. Ik ben geboren in negentienhonderd zestig (1960) Maar: het jaar tweeduizend en vier (2004) In het jaar tweeduizend en vier ben ik naar Latijns-Amerika gereisd. Telwoorden schrijven: in cijfers of in letters? in letters: getallen tot twintig (20), de tientallen, de honderdtallen en de duizendtallen in cijfers: alle andere getallen

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 30 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

18 Wanneer en waar?
Woordvolgorde: tijd en plaats
Ik zag Jan gisteren in de bioscoop. We gaan morgen lekker naar het strand. Het vliegtuig was die middag veilig op Zaventem geland. Wellicht zullen ze hem daar volgende week ontmoeten. Een plaatsbepaling staat meestal vr een tijdsbepaling. Maar: hier en daar staan vr de plaatsbepaling.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 31 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

19 Wat doe je ermee?


Pronominaal adverbium - Voornaamwoordelijk bijwoord
Ze houden van lekker eten en een lekker wijntje erbij. Sommige mensen zetten hun glas naast de glascontainer te zetten in plaats van het erin te stoppen. Zie je de bergen? Ja, ik zie ze. Kijk je naar de bergen? Ja, ik kijk ernaar. Heb je die film al gezien? Ja, die heb ik al gezien. Wil je naar die film kijken? Ja, ik wil daarnaar kijken. prepositie + hem, het, ze er+prepositie prepositie + die, dat daar+prepositie

alleen bij zaken, nooit bij personen

Ga je naar het huis kijken? Ik ga er morgen met mijn familie naar kijken. Ga je naar die film kijken? Ik ga daar vanavond met mijn vriend naar kijken. er/daar+prepositie wordt - aan elkaar geschreven niet aan elkaar geschreven dan staat er/daar dichtbij de verbum finitum en de prepositie zo ver mogelijk achteraan

Mijn pen is leeg. Ik kan er niet mee schrijven. De bibliotheek is open. Ik ga er nu meteen naartoe. Dat restaurant is vreselijk duur. Wil je daar echt naartoe gaan? Let op: met + er/daar = ermee / daarmee naar (richting) + er/daar = ernaartoe / daarnaartoe

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 32 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

20 Werk, heb gewerkt


Vorming perfectum (VTT)
Toen is het begonnen. Ik heb ooit twee weken in de keuken van een vakantiehuis gewerkt. Hun nichtje Els heeft vijf jaar in Amerika gestudeerd. Veel werkwoorden zijn onregelmatig. Raadpleeg hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden (zie Doe, deed, heb gedaan) De werkwoorden die niet in de lijst staan, zijn regelmatig. Het imperfectum en het perfectum van deze werkwoorden maak je als volgt. hebben of zijn + participium perfectum participium perfectum = ge + ik-vorm + d/t ik jij, je / u hij, zij, het wij, we jullie zij, ze heb hebt heeft hebben hebben hebben gewerkt / gestudeerd gewerkt / gestudeerd gewerkt / gestudeerd gewerkt / gestudeerd gewerkt / gestudeerd gewerkt / gestudeerd

Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i p krijgt het participium een t Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i p krijgt het participium een d Let op: 1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je geen tweede t of de meer toe. Hij heeft alle dozen bovenop de kast gezet. Tijdens de jacht heeft mijn oom een hert gedood. 2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch d na de ik-vorm, omdat de stam (= werkwoord min en) eindigt op een v of een z. Waar hebben zij al die jaren van geleefd? stam: le(e)v, ik-vorm = leef In mijn jeugd heb ik veel gereisd. stam: reiz, ik-vorm = reis 3. Niet-separabele werkwoorden krijgen geen ge Ik heb je helemaal niets beloofd. Je hebt me het laatste nieuws nog niet verteld. 4. Bij separabele werkwoorden komt ge tussen het prefix en het verbale deel Ik heb je gisteren opgebeld, maar je was niet thuis. Vorige week is mijn vader meegegaan naar zee.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 33 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Hebben of zijn? In veel grammaticas probeert men de keuze voor hebben of zijn in regels te vatten. Het aantal regels hiervoor is uitgebreid en bovendien zijn er ook nog veel uitzonderingen. Je kan dit dus best opzoeken in een woordenboek.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 34 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

21 Werk, werkte
Vorming imperfectum (OVT)
Ik werkte de hele zomer voor niets in de garage van mijn ouders. Ze studeerde lang tijd in Amerika. Veel werkwoorden zijn onregelmatig. Raadpleeg hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden (zie Doe, deed, heb gedaan) De werkwoorden die niet in de lijst staan, zijn regelmatig. Het imperfectum en het perfectum van deze werkwoorden maak je als volgt. Infinitief: werken ik-vorm: werk ik jij, je / u hij, zij, ze, het wij, we jullie zij, ze ik-vorm + te(n) werkte werkte werkte werkten werkten werkten Infinitief: studeren ik-vorm: studeer ik jij, je / u hij, zij, het wij, we jullie zij, ze ik-vorm + de(n) studeerde studeerde studeerde studeerden studeerden studeerden

Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i p voeg je te of ten toe aan de ik-vorm. Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i p voeg je de of den aan de ik-vorm. Let op: 1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je nog steeds te(n) of de(n) Hij zette al de dozen bovenop de kast. Toen hij nog jong was, doodde hij vaak konijnen. 2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch de of den na de ik-vorm, omdat de stam (= werkwoord min en) eindigt op een v of een z. Hij leefde in volledige afzondering. ik-vorm = leef, maar stam = le(e)v We reisden regelmatig naar Latijns-Amerika. ik-vorm = reis, maar stam = reiz

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 35 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

22 Spiegeltje spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van heel het land?
Comparatief & superlatief 22.1 Regelmatige adjectieven

We zijn met vier thuis. Mijn tweelingszus An is even oud als ik. Mijn broers zijn jonger dan ik. Bas is de jongste broer. Jouw boekentas is zwaar, maar mijn boekentas is zwaarder. De boekentas van Sara is het zwaarst. We kunnen er dan met de trein naartoe gaan, da's makkelijker dan met de auto. Voor de Amerikaanse gezinnen is Thanksgiving veel belangrijker dan Kerstmis. =: > of < : de winnaar: even jong als, even zwaar als jonger dan, adjectieven op -r: zwaarder dan de jongste broer, het zwaarst

22.2

Onregelmatige adjectieven

Frankrijk heeft meer inwoners dan Belgi. Luxemburg heeft minder inwoners. China heeft het meeste inwoners. Ik eet even graag frietjes als spaghetti. Mijn moeder eet liever frietjes dan spaghetti. Mijn kinderen eten het liefst spaghetti. Hij kan even goed tennissen als voetballen. Kim Cleysters tennist beter dan hij. Ze tennist het best. In tegenstelling tot Jan gaan de meeste werknemers het liefst tijdens de zomermaanden voor langere tijd op vakantie. veel = > of < de winnaar even veel als meer het meest de meeste boeken het meeste plezier weinig even weinig als minder het minst de minste problemen het minste werk graag even graag als liever het liefst goed even goed als beter het best de beste speler het beste huis

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 36 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

23 Wordt vervolgd...
Passief
Iemand vertaalt Harry Potter in het Nederlands Harry Potter wordt in het Nederlands vertaald. Iemand belt. Doe jij open? Er wordt gebeld. Doe jij open? Men dronk veel op die receptie. Er werd veel gedronken op de receptie. Een Cubaanse arts heeft me geopereerd Ik ben geopereerd door een Cubaanse arts.

Passieve zin in het presens: word/wordt/ worden + participium

Passieve zin in het imperfectum: werd/werden + participium

Passieve zin in het perfectum: ben/bent/is/zijn + participium

Het succes van een soap wordt sterk bepaald door de herkenbaarheid. In de folder over gauwdiefstal wordt een profiel geschetst van de doorsnee zakkenroller. De meeste vernielingen werden aangericht door omvallende bomen.

Activum: subject Passief: subject De storm subject subject Duitsland

verbum "worden/zijn"

direct object "door" agens het hardst. agens door de storm participium getroffen. participium

treft verbum wordt

Duitsland direct object het hardst

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 37 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

24 Ze zeggen dit en ze zeggen dat


Indefiniet pronomen Onbepaald voornaamwoord
Brugge is mooi. Je kan er uren wandelen. Men denkt dat dit niet zo is. Ze maken er een rommeltje van op het ministerie. Iedere Belg kent smoutebollen. Niet iedereen lust ze ook. Op elk van zijn handen had hij een litteken. Het gaat over alles en niets. We vinden allemaal dat het zo niet verder kan. Aan allen die hier zijn: hartelijk welkom! Kan iemand opnemen? Wat je ook zegt, ik geloof je niet. Wie je ook bent, ik ken je niet. Het indefiniet pronomen zegt iets over een persoon of ding, zonder meer bijzonderheden te geven. Vele mensen eten graag rauwe oesters. Sommigen lusten ze liever gegratineerd. Weinigen lusten ze helemaal niet. sommigen, allen, velen, weinigen: het indifiniet pronomen dat zelfstandig wordt gebruikt en naar personen verwijst, krijgt een -n.

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 38 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

25 Ik wil je zeggen dat het goed is en je vragen of ....


Indirecte rede
1. een mededelende zin Ik zeg: Zo is het wel goed. Ik zeg dat het zo wel goed is. Ik beloof je dat ik op tijd zal zijn! Ik denk dat het niet nodig is eerst naar hier te komen. 2. een bevelende zin Hij riep woedend: Ga weg! Hij riep woedend dat ik weg moest gaan. 3. een vragende zin Ik vroeg haar: Kom je morgen ook? Ik vroeg haar of ze morgen ook kwam. Kunt u me zeggen of de bus hier stopt? Ik wil even informeren of de school morgen open is.

in een mededelende zin: zeggen dat, vinden dat, beloven dat.... in een bevelende zin: roepen dat, eisen dat, bevelen dat,... in een vragende zin: vragen of, zeggen of,...

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 39 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

26 Zwijg en zit stil


Gebruik van de imperatief
Wanneer kan je de imperatief gebruiken? Verwijder loshangende delen aan speelgoed voor kleine kinderen. Leg in de bodem van een taartvorm een pannenkoek en bestrijk deze met confituur. om een opdracht of instructie te geven

Vertel jij nu eens even hoe dat precies in elkaar zit. Luister nu even naar me. om een vriendelijke opdracht te geven een opdracht wordt vriendelijker als je 'even' of 'eens even' toevoegt

Geef die schroevendraaier maar hier. Ruim je kamer nu maar op. om een verzoek te doen als je 'maar' toevoegt, wordt dit een vriendelijke opdracht of een vriendelijk verzoek

Probeer het toch eens met iets anders. Als ik je een raad mag geven: doe dat toch niet". om een advies te geven

Wees maar niet bang, mijn hond bijt niet. Slaap maar eens lekker lang morgen, ik zal wel broodjes halen. om iemand gerust te stellen

Je kan 'maar', 'eens' en 'even' met elkaar combineren. Kom maar even hier! Kom toch eens hier! Kom maar eens hier! Kom maar eens even hier! Kom toch maar eens even hier!

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 40 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 41 van 42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-Laan 15 1210 Brussel Tel. 02 553 97 85 Fax 02 553 97 75 www.bisonline.be

Grammatica Nederlands Versie: 1.0

Pagina 42 van 42

You might also like