Professional Documents
Culture Documents
Nederlands
Grammatica niveau 5 en 6
Pagina 1 van 42
Pagina 2 van 42
Inhoud
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Als ik de lotto zou winnen, ... Hypothese - Voorwaarde ........................................................ 7 Als je nog altijd van me houdt ... Plaats van het verbum in de bijzin..................................... 8 De armen en de rijken Substanitivering van het adjectief ..................................................... 9 De zoveelste keer Ordinale - Rangtelwoord... ................................................................. 10 De, het, een of helemaal geen artikel? Artikel - Lidwoord ................................................... 11 Doe eens iets leuks! Substanitivering van het adjectief ...................................................... 12 Doe, deed, heb gedaan Lijst onregelmatige werkwoorden ................................................. 13 Een kleine man, maar een groot schrijver Adjectief - Bijvoeglijk naamwoord: Gebruik van de (on)verbogen vorm................................................................................................................. 17 Er is er eentje Vijf verschillende soorten er........................................................................ 18 Ga je met me mee of wil je niet meegaan? Separabel verbum - Scheidbaar werkwoord... 19 Geen geld? Niet tevreden? Negatie - Ontkenning............................................................... 21 Het hondje dat en de hond die Relatief pronomen - Betrekkelijk voornaamwoord ............. 22 Ik doe het, ik heb het gedaan, ik deed het Gebruik van de werkwoordstijden .................... 23 Morgen kom ik Inversie: plaats van subject en verbum finitum. .......................................... 25 omdat ik van je hou Zinnen combineren met een conjunctie (voegwoord)...................... 26 Over voorzetsels Prepositie - voorzetsel ............................................................................. 28 Vijf minuutjes Cardinale Hoofdtelwoord............................................................................ 30 Wanneer en waar? Woordvolgorde: tijd en plaats............................................................... 31 Wat doe je ermee? Pronominaal adverbium - Voornaamwoordelijk bijwoord..................... 32 Werk, heb gewerkt Vorming perfectum (VTT) ..................................................................... 33 Werk, werkte Vorming imperfectum (OVT).......................................................................... 35 Spiegeltje spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van heel het land? Comparatief & superlatief.................................................................................................................................... 36 22.1 Regelmatige adjectieven ............................................................................................ 36 22.2 Onregelmatige adjectieven ......................................................................................... 36 Wordt vervolgd Passief .................................................................................................... 37 Ze zeggen dit en ze zeggen dat Indefiniet pronomen Onbepaald voornaamwoord......... 38 Ik wil je zeggen dat het goed is en je vragen of Indirecte rede.... .................................... 39 Zwijg en zit stil Gebruik van de imperatief ........................................................................... 40
23 24 25 26
Pagina 3 van 42
Pagina 4 van 42
More information?
If you are looking for more information, you can consult the following bibliography with grammars for non-native speakers of Dutch: http://www.snvt.hum.uva.nl click on Bibliografie - Vaardigheid Grammatica.
Lay-out
De armen en de rijken Substanitivering van het adjectief De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt. Vele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weer beter. Maar: Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende week gekapt. 1. voor personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -en 2. voor niet-personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -e
grammatical rule
Pagina 5 van 42
Pagina 6 van 42
Als ik de lotto zou winnen, Als ik de lotto won, Als ik de lotto zou winnen, Als ik de lotto won,
zou ik een wereldreis maken. zou ik een wereldreis maken. maakte ik een wereldreis. maakte ik een wereldreis.
Bovenstaande zinnen betekenen hetzelfde. Als je een voorwaarde of een hypothese wil uitdrukken, kan je de conditionalis of het imperfectum gebruiken.
Ze ziet er moe uit. Zou ze zwanger zijn? Bovenstaande zin drukt een twijfelende hypothese uit.
Pagina 7 van 42
(Ze denkt) dat de werkvrouw haar gouden ring heeft weggenomen. (De jongedame verontschuldigt zich) omdat ze tegen Maria is aangelopen. (De maatschappelijk assistent legt hen uit) hoe ze de kaart moeten gebruiken. verbindingswoord dat, of, omdat, hoewel, terwijl, ... wat, wie, waar, dat, die, ...
Ze denkt dat
vanmorgen haar gouden ring stiekem weggenomen. vanmorgen haar gouden ring stiekem heeft weggenomen.
Pagina 8 van 42
De armen en de rijken
Substantivering van het adjectief
De arme mensen gaan naar de markt, de rijken gaan naar de supermarkt. Vele mensen zijn deze winter ziek geworden. De zieken worden stilaan weer beter. Maar: Deze bomen zijn ziek. Die bomen zijn gezond. De zieke worden volgende week gekapt. 1. voor personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -en 2. voor niet-personen: als je het adjectief zonder substantief in het pluralis gebruikt, schrijf je -e
Pagina 9 van 42
De zoveelste keer...
Ordinale - Rangtelwoord
September is de negende maand van het jaar. Ik verjaar de vierentwintigste. Het is de eerste keer dat Jef betrokken wordt bij een rechtszaak. Om hun twintigste huwelijksverjaardag te vieren hebben Jef en Dora een citytrip naar Barcelona gepland. Getallen tot en met 19: getal + de ste de ste Uitzonderingen: 1 , 3 , 8 1 de 2 de 3 de 4 de 5 de 6 de 7 ste 8 de 9 de 10 de 11 de 12 de 13 de 14 de 15 de 16 de 17 de 18 de 19
ste
eerste tweede derde vierde vijfde zesde zevende achtste negende tiende elfde twaalfde dertiende veertiende vijftiende zestiende zeventiende achttiende negentiende
Getallen vanaf 20: getal + ste 20 ste 28 ste 40 ste 100 ste 1000
ste
Pagina 10 van 42
Sebas is leraar. Hij komt uit Engeland maar hij spreekt goed Nederlands. Hij woont in een huisje aan de rand van Leuven. Het huis is groot, maar de tuin is klein. Hij komt steeds te voet naar school. Een artikel staat bij een substantief. Enkelvoud een (niet specifiek) de (specifiek) het (specifiek) Meervoud de de
Soms gebruik je geen artikel: - bij namen van steden, landen, maanden, talen - bij een niet-telbaar substantief - bij een beroep van een persoon - na voorzetsels
Pagina 11 van 42
Ik heb veel lekkers bij! Ik heb niets ongewoons gemerkt iets, niets, veel, wat, meer, minder, voldoende, allerlei, wat voor, genoeg, weinig + adjectief + -s
Maar: Wat is dat voor iets vies? Het adjectief eindigt al op -s of -isch: geen extra -s
Pagina 12 van 42
presens
aanbevelen bedragen bedriegen bedrijven beginnen bergen bevelen bewegen bewijzen bidden bieden bijten binden blazen blijken blijven blinken breken brengen buigen delven denken doen dragen drijven dringen drinken druipen duiken dwingen eten fluiten gaan gadeslaan gedragen gelden genezen genieten geven gieten glijden glimmen graven grijpen hangen hebben heffen helpen hijsen houden
imperfectum
aanbeval [beval aan] (aanbevalen) bedroeg bedroog bedreef begon borg beval (bevalen) bewoog bewees bad (baden) bood beet bond blies bleek bleef blonk brak (braken) bracht boog dolf dacht deed droeg dreef drong dronk droop dook dwong at(aten) floot ging gadesloeg [sloeg gade] gedroeg gold genas (genazen) genoot gaf (gaven) goot gleed glom groef greep hing had hief hielp hees hield
perfectum
heb aanbevolen heb bedragen heb bedrogen heb bedreven ben begonnen heb geborgen heb bevolen heb bewogen heb bewezen heb gebeden heb geboden heb gebeten heb gebonden heb geblazen is gebleken ben gebleven heb geblonken ben/heb gebroken heb gebracht heb gebogen heb gedolven heb gedacht heb gedaan heb gedragen ben/heb gedreven ben/heb gedrongen heb gedronken heb gedropen ben/heb gedoken heb gedwongen heb gegeten heb gefloten ben gegaan heb gadegeslagen heb gedragen heb gegolden ben/heb genezen heb genoten heb gegeven heb gegoten ben/hebgegleden heb geglommen heb gegraven heb gegrepen heb gehangen heb gehad heb geheven heb geholpen heb gehesen heb gehouden
Pagina 13 van 42
jagen kiezen kijken klimmen klinken knijpen komen kopen krijgen krimpen kruipen kunnen laten lezen liegen liggen lijden lopen meten mijden moeten mogen nemen omgeven onderhouden ondememen ontbreken onthouden ontslaan ontvangen ontwerpen overwegen prijzen raden rijden rijzen roepen ruiken schelden schenken schieten schijnen schrijden schrijven schuilen schuiven slaan slapen slijten sluipen sluiten smelten smijten snijden snuiven spijten spreken
jaagde /joeg koos keek klom klonk kneep kwam (kwamen) kocht kreeg kromp kroop kon (konden) liet las (lazen) loog lag (lagen) leed liep mat (maten) meed moest mocht nam (namen) omgaf (omgaven) onderhield ondemam (ondemamen) ontbrak (ontbraken) onthield ontsloeg ontving ontwierp overwoog prees ried I raadde reed rees riep rook schold schonk schoot scheen schreed schreef school schoof sloeg sliep sleet sloop sloot smolt smeet sneed snoof speet sprak (spraken)
heb gejaagd heb gekozen heb gekeken ben/heb geklommen heb geklonken heb geknepen ben gekomen heb gekocht heb gekregen ben gekrompen ben/heb gekropen heb gekund heb gelaten heb gelezen heb gelogen heb gelegen heb geleden ben/heb gelopen heb gemeten heb gemeden heb gemoeten heb gemogen heb genomen heb omgeven heb onderhouden heb ondernomen heb ontbroken heb onthouden heb ontslagen heb ontvangen heb ontworpen heb overwogen heb geprezen" heb geraden ben/heb gereden ben gerezen heb geroepen heb geroken heb gescholden heb geschonken ben/heb geschoten heb geschenen ben/heb geschreden heb geschreven heb gescholen ben/heb geschoven heb geslagen heb geslapen ben/heb gesleten ben/heb geslopen heb gesloten heb gesmolten heb gesmeten heb gesneden heb gesnoven heeft gespeten heb gesproken
Pagina 14 van 42
springen spuiten staan steken stelen sterven stijgen stinken strijden strijken stuiven toestaan treden treffen trekken vallen vangen varen vechten verbieden verdwijnen vergeten verkopen verliezen verraden verschijnen verstaan vervangen verzoeken vinden vliegen vragen vreten vriezen waamemen wasseln wegen werpen werven weten wijken wijten wijzen willen winden winnen worden wrijven wringen zeggen zenden zien zijn zingen zinken zinnen zitten
sprong spoot stond stak (staken) stal (stalen) stierf steeg stonk streed streek stoof toestond [stond toe] trad (traden) trof trok viel ving voer vocht verbood verdween vergat (vergaten) verkocht verloor verried verscheen verstond verving verzocht vond vloog vroeg vrat (vraten) vroor waarnam [nam waar] (waarnamen) waste woog wierp wierf wist week weet wees wilde / wou (wilden) wond won werd wreef wrong zei (zeiden) zond zag (zagen) was (waren) zong zonk zon zat (zaten)
ben/heb gesprongen ben/heb gespoten heb gestaan heb gestoken heb gestolen ben gestorven ben gestegen heb gestonken heb gestreden heb gestreken ben/heb gestoven heb toegestaan ben/heb getreden heb getroffen ben/heb getrokken ben gevallen heb gevangen ben/heb gevaren heb gevochten heb verboden ben verdwenen ben/heb vergeten heb verkocht ben/heb verloren heb verraden heb verschenen heb verstaan heb vervangen heb verzocht heb gevonden ben/heb gevlogen heb gevraagd heb gevreten heeft gevroren heb waargenomen heb gewassen heb gewogen heb geworpen heb geworven heb geweten heb geweken heb geweten heb gewezen heb gewild heb gewonden heb gewonnen ben geworden heb gewreven heb gewrongen heb gezegd heb gezonden heb gezien ben geweest heb gezongen ben gezonken heb gezonnen heb gezeten
Pagina 15 van 42
heb gezocht heb gezogen ben gezwollen ben/heb gezwommen heb gezworen heb gezworven heb gezwegen
Pagina 16 van 42
In de geschreven taal kan soms een verschil in betekenis optreden naargelang men de onverbogen of de verbogen vorm van het adjectief gebruikt. een groot geleerde = geleerde met grote wetenschappelijke kwaliteiten een grote geleerde = een geleerde met een groot gestalte (niet klein) een jong dichter = een beginnend dichter een jonge dichter = niet oud in leeftijd een knap pianist = iemand die knap piano speelt een knappe pianist = mooi van uiterlijk een slecht docent = iemand die slecht doceert een slechte docent = zedelijk slecht een geniaal acteur = iemand die geniaal acteert een geniale acteur = verstandelijk slim een oud-minister = voormalige minister (met koppelteken: oud-) een oude minister = niet jong In de gesproken taal gebruikt men gewoonlijk de verbogen vorm in beide betekenissen. De context of de situatie geeft dan uitsluitsel.
Pagina 17 van 42
Er is er eentje
Vijf verschillende soorten er
Het woord 'er' kan op vijf verschillende manieren gebruikt worden. 1. locatief er - er als plaatsbepaling En de vrouw komt in de keuken en de afwas staat er nog. (er = in de keuken) Ken je Canada goed? Nee, ik ben er nog maar n keer geweest. (er = in Canada) 2. partitief er - er + numerale Jef en Dora hebben twee kinderen. Hun buren hebben er vier. (er = kinderen) Er zijn geen pintjes bier meer. In de ijskast staan er nog een paar. (er = pintjes bier) 3. Er + prepositie Ze houden van lekker eten en een lekker wijntje erbij. (er = het eten) Sommige mensen zetten hun glas naast de glascontainer te zetten in plaats van het erin te stoppen. (er = de glascontainer) zie ook: Wat doe je ermee? Er + prepositie 4. Er bij indefiniet (niet specifiek) subject Er zijn altijd zoveel onverwachte wendingen in het verhaal. (subject = onverwachte wendingen) Er is geen werk voor de jongeren. (subject = geen werk) Er zit een groot gat in mijn wijsheidskies. (subject = een groot gat) 5. Er in passieve zinnen zonder subject Er worden beelden uitgezonden van priv-gebeurtenissen van het prinsenpaar en hun kinderen. Er werd veel gelachen en gedanst op zijn verjaardagsfeestje. Dit gebruik van 'er' is beperkt tot werkwoorden die een menselijke activiteit noemen. 'Er wordt gefloten' impliceert dat er een mens fluit en geen vogel.
Pagina 18 van 42
Een separabel verbum bestaat uit twee delen (een prefix en een verbaal deel), die soms los van en soms vast aan elkaar in de zin kunnen staan. Separabel of niet? Bij een separabel verbum valt het accent altijd op het prefix. Luister dus goed. separabel opstaan aankomen meegaan invullen niet separabel ontdekken bespreken overtuigen verkopen
Wanneer staat het prefix los van het verbale deel? 1. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de hoofdzin. Kom maar snel binnen! Ik sta elke dag op hetzelfde uur op, ook in de weekends. 2. Het verbum staat in een te+infinitief constructie Ze heeft er niet aan gedacht de boeken nu al mee te brengen. Dat hoef ik je toch niet opnieuw uit te leggen? 3. Het verbum is een participium perfectum -ge- staat dan tussen het prefix en het verbaal deel Heb je de tafel al klaargezet? Carla is niet meegegaan naar de bioscoop. Wanneer staat het prefix vast aan het verbale deel? 4. Het werkwoordelijk deel is het verbum finitum in de bijzin Ik weet niet of ze morgen meegaat naar zee of niet. Jan is heel boos omdat de trein weer te laat aankwam. 5. Het verbum staat als infinitief achteraan in de zin Kun je me morgen nog eens opbellen? Hoe laat moeten we weggaan?
Pagina 19 van 42
Soms kan je ook kiezen! 6. In de hoofdzin zijn er meer dan twee werkwoorden. Zou je die film voor me willen opnemen? Zou je die film voor me op willen nemen? Ze moet hem hebben opgebeld. Ze moet hem op hebben gebeld. 7. In de bijzin zijn er twee werkwoorden. Denk je dat hij haar ook heeft uitgenodigd? Denk je dat hij haar ook uit heeft genodigd? Zijn directeur vroeg hem of hij ook wilde deelnemen. Zijn directeur vroeg hem of hij ook deel wilde nemen.
Pagina 20 van 42
Ik hoef geen toestemming te vragen als ik laat wil uitgaan. Ok, dat is helemaal geen probleem. Geen staat altijd vr het substantief
Wegens familiale omstandigheden, kan ik niet op de afspraak zijn. Alhoewel Jef het hele huis opgeruimd en schoongemaakt heeft, voelt hij zich niet moe. De tante van Jef eet niet graag vis en vlees. Niet staat vr - een prepositie (voorzetsel) - adjectief - veel, weinig, graag, dikwijls, elke dag
Hanne begrijpt niet wat hij daarmee bedoelt. Lust je deze snack niet? Ze zal vandaag niet komen. Niet staat na - een verbum finitum - de/het + substantief / mijn, jouw, zijn, haar, ... + susbstantief / deze, die, dit, dat + substantief - vandaag, gisteren, 's morgens, ...
Pagina 21 van 42
antecedent is onbepaald: niets, iets, datgene, alles, weinig, veel, het eerste, het beste, ... wat
Ik zoek de vrouw met wie ik belde. Het huis waar ik in woon, wordt afgebroken. antecedent 1 of meer personen alle andere antecedenten relatief pronomen met prepositie voorzetsel + wie waar + voorzetsel
Wie eerst komt, wordt eerst bediend Je doet maar wat je zelf wil. geen expliciet antecedent 1 of meer personen alle andere antecedenten relatief pronomen wie wat
Pagina 22 van 42
Maarten zit op zijn kamer te studeren. Ik zie mijn buurvrouw bijna nooit. praten over nu Volgend jaar doe ik zoiets niet meer. Op dinsdag 10 december speelt Toots Thielemans in De Zuiderkroon in Antwerpen. praten over later De GFT-vuilzakken worden wekelijks opgehaald. Telkens ik met de auto rijdt, sta ik gegarandeerd in de file. praten over vaste gewoonten
2.
Ik heb in avondonderwijs Nederlands geleerd. Ik kan nu met mijn Vlaamse vrienden corresponderen. De handtas van Hanne is vanmiddag gestolen. Ze moet zo snel mogelijk een aangifte doen bij de politie. vanuit het perspectief van nu informatie geven over vroeger er wordt informatie gegeven over vroeger omdat dat nu nog van belang is
3.
De handtas van Hanne, de 16 jarige dochter van Jef en Dora, is vanmiddag gestolen. Hanne was samen met een vriendin in de stad gaan winkelen. De meisjes waren druk in de weer met het passen en uitkiezen van een paar kleedjes. Hanne wilde nog een ander gaan kleedje uitkiezen in de rekken en vergat haar handtas mee te nemen. een beschrijving geven van handelingen of gebeurtenissen van vroeger als de aandacht van de luisteraar is al verplaatst naar het verleden De eerste zin uit dit voorbeeld verplaatst de toehoorder naar het verleden (is ... gestolen). Daarna wordt een beschrijving van de situatie gegeven.
Pagina 23 van 42
Vroeger mocht men tijdens de vastenperioden geen vlees eten, bier of wijn drinken. Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf waren uitgestorven. praten over gewoonten uit het verleden Als je schoolgaande kinderen had, mocht je verlof nemen tijdens de schoolvakanties. Als Carmen haar bagage had vastgenomen, kon niemand anders er mee gaan lopen. praten over een conditionalis of irrealis
Pagina 24 van 42
Eerste zinsplaats: verschillende mogelijkheden: subject, een object, een bepaling, een bijzin Tweede zinsplaats: altijd verbum finitum Subject en pv staan altijd bij elkaar (ofwel subject + pv ofwel ...+ pv + subject)
subject Mijn man Hij We pv kan moet kunnen rest vandaag de kinderen niet zelf naar school brengen. vier tot zes keer per dag n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. morgen een dagje naar zee gaan, als het mooi weer is. pv kan moet kunnen subject mijn man hij we rest de kinderen zelf naar school brengen. n of twee druppels van het geneesmiddel in zijn ogen doen. een dagje naar zee gaan.
... Morgen Vier tot zes keer per dag Als het morgen mooi weer is,
Pagina 25 van 42
+ +
subject + verbum
Pas op! andere woordvolgorde met omdat, als, nu, aangezien, hoewel, ....:
1. Waarom Ik vlieg naar Londen omdat de tickets goedkoop zijn. Ik vlieg naar Londen nu de tickets zo goedkoop zijn. Ik vlieg naar Londen aangezien de tickets supergoedkoop zijn. 2. Een tegenstelling Ik ga naar Parijs hoewel ik weinig tijd heb. Ik ga naar Parijs ofschoon ik weinig tijd heb. Je bent me niet komen halen, terwijl je het nog zo beloofd had. 3. Een voorwaarde We kunnen de tickets kopen naarmate er geld is. We kunnen 2 tickets kopen als er geld is. We kunnen 2 tickets kopen indien we genoeg geld hebben.
Pagina 26 van 42
4. Het voegwoord zegt iets over de tijd Ik deed niet meer mee, toen ik geen antwoord kreeg. Voordat er een computer bestond, tikten we lange verhalen op de tikmachine. Het rook zo lekker terwijl ze taart bakte. Hij mag geen zout meer eten sinds hij een hartinfarct heeft gehad.
Pagina 27 van 42
16 Over voorzetsels
Prepositie - voorzetsel
Bij veel werkwoorden en uitdrukkingen staat een vast voorzetsel. Welk voorzetsel je moet gebruiken, moet je opzoeken in een woordenboek. Bijvoorbeeld: deelnemen aan iets Als u aan de kassa zegt dat u deelneemt aan de wedstrijd, dan kan u genieten van een voordeeltarief. 'Deelnemen aan' betekent to participate. 'Aan' heeft hier niet meer de betekenis van plaats of recipint. De meest voorkomende voorzetsels:
1. Plaats
aan (on, against) achter (behind) bij (near, at) boven (above, over) buiten (outside) in (in) naast (next to) onder (under) op (on) tegen (against) tussen (between) voor (in front of) Daarom kunnen we geen klok hangen aan de muur. Het valt haar op dat de jongeman wel erg dicht achter haar staat. De zanger woont in Wemmel, een rustig dorpje bij Brussel. Hoe doen jullie dat bij jullie thuis? (at your place) Laat de couscous stomen boven de pot met vlees en groenten. Dora woont niet verder dan vijf kilometer buiten het centrum. De parkeerplaatsen in het centrum zijn bovendien duur. De telefoonnummers liggen altijd naast de telefoon. Je moet het gerecht even onder de grill zetten en daarna onmiddellijk serveren. Schrijf voortaan je boodschappen op een papiertje. Meestal staat er in elke kamer wel een radiator tegen de muur. Jef is de file tussen Hasselt en Brussel beu. Hij zette de vuilniszakken voor de deur van de buurman.
2. Tijd
binnen (within) in (in) in (at) na (after) om (at) op (on) op (in) op (at) over (in) rond (around) sinds (since, for) Dit moet gebeuren binnen de 15 kalenderdagen na het verzenden. In juli en augustus is de kans op temperaturen boven de 20 graden het grootst. In het begin van de 9de eeuw, begon de vasten de zesde zondag voor Pasen. Na de voorstelling is het bovendien ook reuzengezellig in het caf op het gelijkvloers. We zouden graag ten laatste om half acht aan het stadspark zijn. Liever een wandeling in het bos op zondagnamiddag dan een bezoek aan een museum! Wil jij hem op tijd wakker maken? Op het einde van de maand merk je dat je minder loon hebt ontvangen dan gewoonlijk. Over twee maand is Dora jarig: ze wordt dan veertig jaar. Ze willen rond halftien 's ochtends vertrekken. Nicole en Hugo betrekken sinds enkele maanden een woning in een flatgebouw. Ik ken hem al sinds jaren.
Pagina 28 van 42
De vrouw is verplicht haar verlof op te nemen tijdens de zomermaanden Door de week is die centrale tot half acht geopend Op zaterdag zijn we open van half acht. Hij moet dit bedrag betalen voor het einde van de maand.
3. Richting
door (through) langs (along) naar (to) over (over) rond (around) uit (out of, from) voorbij (past) Jef en Dora maken op een rustige zondagnamiddag een wandeling door de buurt . Daarna mag u langs de andere deur naar buiten gaan. Volgende week komt de familie Boersma naar Hasselt. Ik was blij dat ik 's avonds na mijn dagtaak weer naar huis kon rijden. De voorbije 24 uur is er een storm over Belgi geraasd. De lopers moeten rond de stoelen lopen. De naam Nordic Walking komt uit Finland. Voorbij het kruispunt aan de linkerkant vind je een benzinestation.
4. Oorzaak, reden
door (because of) Door de storm is het dak van een zwembad gewaaid.
5. Recipint
aan (to) voor (for) De politie geeft slechts kleine boetes aan mensen die illegaal vuil storten. Jef heeft een drie rollen vuilniszakken gekocht voor zijn nieuwe buurman.
6. Middel
door (by) met (by) te (on) 7. Andere bij (with / at) in (in) met (with) naast (except for) op (at, in) over (about, on) per (by) (a) te (for) zonder (without) Jaarlijks worden er meer dan 50 kinderen gedood door automobilisten die te snel rijden. Je kan met het vliegtuig naar Zuid-Frankrijk gaan, met de trein, met de bus of met de auto. Ik ga altijd te voet boodschappen doen.
En bij elke maaltijd hoort een glas wijn! Ze moet elke dag n tablet innemen bij het ontbijt, Het oude paar loopt arm in arm naar de bioscoop. Ze willen met ons meegaan naar het Muziekinstrumentenmuseum. Naast de bekende sporten zoals voetbal en volleybal, zullen er ook minder bekende spelletjes gespeeld worden. Hij heeft haar leren kennen op een feestje. Zet dat boek eens op de juiste plaats, alstublieft. Jef luistert op de radio naar de verslaggeving over de storm. Daar maak ik me wel eens zorgen over. U krijgt over een paar dagen alle nodige informatie per post toegestuurd. En n dag per week had ik vrij. Dit huis is niet te huur, het is te koop. Op een kruispunt zonder verkeerslichten en zonder verkeersborden geldt voorrang van rechts..
Pagina 29 van 42
17 Vijf minuutjes
Cardinale Hoofdtelwoord
Twintig jaar geleden dachten veel wetenschappers dat de dinosaurussen vanzelf waren uitgestorven. Volgens uw advertentie in de reclamebladen, zou ik vijftien euro moeten krijgen als ik mijn oude gsm inruil. In de nieuwe verkeerswet zijn de boetes voor foutparkeerders gestegen tot 150 euro. Er werden 569 voertuigen weggesleept wegens fout parkeren. Jef Peeters is geboren in 1960 (negentienhonderd zestig). 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 101 102 103 104 ... 112 nul een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
elf twaalf dertien veertien vijftien zestien zeventien achtien negentien twintig
21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 40 50 60 70 80 90 100
honderd (en) n honderd (en) twee honderd (en) drie honderd (en) vier honderd (en) twaalf
honderd dertien honderd veertien achthonderd vierendertig duizend duizend driehonderd (en) twaalf drieduizend negenhonderd achtendertig n miljoen
Vanaf dertien (13) wordt eerst het laatste cijfer genoemd, en daarna het tiental. Boven de twintig (20) en onder de honderd (100) worden de twee onderdelen verbonden door -enBoven de honderd (100) en de duizend (1000) is -en- facultatief. Tot honderd en twaalf (112) wordt het regelmatig gebruikt, vanaf honderd dertien (113) meestal niet. Duizend negenhonderd of negentienhonderd? Beide mogelijkheden zijn goed. Voor een jaartal gebruikt men gewoonlijk een veelvoud van honderd. Ik ben geboren in negentienhonderd zestig (1960) Maar: het jaar tweeduizend en vier (2004) In het jaar tweeduizend en vier ben ik naar Latijns-Amerika gereisd. Telwoorden schrijven: in cijfers of in letters? in letters: getallen tot twintig (20), de tientallen, de honderdtallen en de duizendtallen in cijfers: alle andere getallen
Pagina 30 van 42
18 Wanneer en waar?
Woordvolgorde: tijd en plaats
Ik zag Jan gisteren in de bioscoop. We gaan morgen lekker naar het strand. Het vliegtuig was die middag veilig op Zaventem geland. Wellicht zullen ze hem daar volgende week ontmoeten. Een plaatsbepaling staat meestal vr een tijdsbepaling. Maar: hier en daar staan vr de plaatsbepaling.
Pagina 31 van 42
Ga je naar het huis kijken? Ik ga er morgen met mijn familie naar kijken. Ga je naar die film kijken? Ik ga daar vanavond met mijn vriend naar kijken. er/daar+prepositie wordt - aan elkaar geschreven niet aan elkaar geschreven dan staat er/daar dichtbij de verbum finitum en de prepositie zo ver mogelijk achteraan
Mijn pen is leeg. Ik kan er niet mee schrijven. De bibliotheek is open. Ik ga er nu meteen naartoe. Dat restaurant is vreselijk duur. Wil je daar echt naartoe gaan? Let op: met + er/daar = ermee / daarmee naar (richting) + er/daar = ernaartoe / daarnaartoe
Pagina 32 van 42
Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i p krijgt het participium een t Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i p krijgt het participium een d Let op: 1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je geen tweede t of de meer toe. Hij heeft alle dozen bovenop de kast gezet. Tijdens de jacht heeft mijn oom een hert gedood. 2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch d na de ik-vorm, omdat de stam (= werkwoord min en) eindigt op een v of een z. Waar hebben zij al die jaren van geleefd? stam: le(e)v, ik-vorm = leef In mijn jeugd heb ik veel gereisd. stam: reiz, ik-vorm = reis 3. Niet-separabele werkwoorden krijgen geen ge Ik heb je helemaal niets beloofd. Je hebt me het laatste nieuws nog niet verteld. 4. Bij separabele werkwoorden komt ge tussen het prefix en het verbale deel Ik heb je gisteren opgebeld, maar je was niet thuis. Vorige week is mijn vader meegegaan naar zee.
Pagina 33 van 42
Hebben of zijn? In veel grammaticas probeert men de keuze voor hebben of zijn in regels te vatten. Het aantal regels hiervoor is uitgebreid en bovendien zijn er ook nog veel uitzonderingen. Je kan dit dus best opzoeken in een woordenboek.
Pagina 34 van 42
21 Werk, werkte
Vorming imperfectum (OVT)
Ik werkte de hele zomer voor niets in de garage van mijn ouders. Ze studeerde lang tijd in Amerika. Veel werkwoorden zijn onregelmatig. Raadpleeg hiervoor de lijst met onregelmatige werkwoorden (zie Doe, deed, heb gedaan) De werkwoorden die niet in de lijst staan, zijn regelmatig. Het imperfectum en het perfectum van deze werkwoorden maak je als volgt. Infinitief: werken ik-vorm: werk ik jij, je / u hij, zij, ze, het wij, we jullie zij, ze ik-vorm + te(n) werkte werkte werkte werkten werkten werkten Infinitief: studeren ik-vorm: studeer ik jij, je / u hij, zij, het wij, we jullie zij, ze ik-vorm + de(n) studeerde studeerde studeerde studeerden studeerden studeerden
Als de laatste letter van de ik-vorm een consonant is van het woord 't k o f s ch i p voeg je te of ten toe aan de ik-vorm. Als de laatste letter van de ik-vorm geen consonant is van het woord 't k o f s ch i p voeg je de of den aan de ik-vorm. Let op: 1. Als de ik-vorm al eindig op een t of een d, voeg je nog steeds te(n) of de(n) Hij zette al de dozen bovenop de kast. Toen hij nog jong was, doodde hij vaak konijnen. 2. Werkwoorden als beloven, leven, blozen en reizen krijgen toch de of den na de ik-vorm, omdat de stam (= werkwoord min en) eindigt op een v of een z. Hij leefde in volledige afzondering. ik-vorm = leef, maar stam = le(e)v We reisden regelmatig naar Latijns-Amerika. ik-vorm = reis, maar stam = reiz
Pagina 35 van 42
22 Spiegeltje spiegeltje aan de wand wie is de mooiste van heel het land?
Comparatief & superlatief 22.1 Regelmatige adjectieven
We zijn met vier thuis. Mijn tweelingszus An is even oud als ik. Mijn broers zijn jonger dan ik. Bas is de jongste broer. Jouw boekentas is zwaar, maar mijn boekentas is zwaarder. De boekentas van Sara is het zwaarst. We kunnen er dan met de trein naartoe gaan, da's makkelijker dan met de auto. Voor de Amerikaanse gezinnen is Thanksgiving veel belangrijker dan Kerstmis. =: > of < : de winnaar: even jong als, even zwaar als jonger dan, adjectieven op -r: zwaarder dan de jongste broer, het zwaarst
22.2
Onregelmatige adjectieven
Frankrijk heeft meer inwoners dan Belgi. Luxemburg heeft minder inwoners. China heeft het meeste inwoners. Ik eet even graag frietjes als spaghetti. Mijn moeder eet liever frietjes dan spaghetti. Mijn kinderen eten het liefst spaghetti. Hij kan even goed tennissen als voetballen. Kim Cleysters tennist beter dan hij. Ze tennist het best. In tegenstelling tot Jan gaan de meeste werknemers het liefst tijdens de zomermaanden voor langere tijd op vakantie. veel = > of < de winnaar even veel als meer het meest de meeste boeken het meeste plezier weinig even weinig als minder het minst de minste problemen het minste werk graag even graag als liever het liefst goed even goed als beter het best de beste speler het beste huis
Pagina 36 van 42
23 Wordt vervolgd...
Passief
Iemand vertaalt Harry Potter in het Nederlands Harry Potter wordt in het Nederlands vertaald. Iemand belt. Doe jij open? Er wordt gebeld. Doe jij open? Men dronk veel op die receptie. Er werd veel gedronken op de receptie. Een Cubaanse arts heeft me geopereerd Ik ben geopereerd door een Cubaanse arts.
Het succes van een soap wordt sterk bepaald door de herkenbaarheid. In de folder over gauwdiefstal wordt een profiel geschetst van de doorsnee zakkenroller. De meeste vernielingen werden aangericht door omvallende bomen.
verbum "worden/zijn"
direct object "door" agens het hardst. agens door de storm participium getroffen. participium
Pagina 37 van 42
Pagina 38 van 42
in een mededelende zin: zeggen dat, vinden dat, beloven dat.... in een bevelende zin: roepen dat, eisen dat, bevelen dat,... in een vragende zin: vragen of, zeggen of,...
Pagina 39 van 42
Vertel jij nu eens even hoe dat precies in elkaar zit. Luister nu even naar me. om een vriendelijke opdracht te geven een opdracht wordt vriendelijker als je 'even' of 'eens even' toevoegt
Geef die schroevendraaier maar hier. Ruim je kamer nu maar op. om een verzoek te doen als je 'maar' toevoegt, wordt dit een vriendelijke opdracht of een vriendelijk verzoek
Probeer het toch eens met iets anders. Als ik je een raad mag geven: doe dat toch niet". om een advies te geven
Wees maar niet bang, mijn hond bijt niet. Slaap maar eens lekker lang morgen, ik zal wel broodjes halen. om iemand gerust te stellen
Je kan 'maar', 'eens' en 'even' met elkaar combineren. Kom maar even hier! Kom toch eens hier! Kom maar eens hier! Kom maar eens even hier! Kom toch maar eens even hier!
Pagina 40 van 42
Pagina 41 van 42
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Volwassenenonderwijs Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-Laan 15 1210 Brussel Tel. 02 553 97 85 Fax 02 553 97 75 www.bisonline.be
Pagina 42 van 42