You are on page 1of 5

1 Vragen voorbeeldtentamen

1. Een onderzoeker bestudeert het eect van een verandering van snelheidslimieten op
autowegen. Daartoe vergelijkt hij het aantal aanrijdingen voor en na invoering van
de verandering, zowel op wegen waar de snelheid is gewijzigd als op wegen waar dit
niet gebeurde. Welk onderzoeksdesign wordt hier gebruikt?
A. dierence-in-dierence (multiple time series design)
B. one-shot case study
C. one group pretest-posttest design
D. een niet-experimenteel design
[oplossing: antwoord a is correct. Zie slide getiteld dierence-in-dierence college
5]
2. Experimenteel onderzoek is superieur aan quasi-experimenteel onderzoek, omdat
A. experimenteel onderzoek pre- en posttests gebruikt
B. het neerkomt op een panelstudie
C. er personen toevallig aan de experimentele en controlegroep worden toegewezen
D. de bewering is niet waar: quasi-experimenteel onderzoek is superieur aan ex-
perimenteel onderzoek
[oplossing: antwoord c is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 366-371]
3. In veel universitair experimenteel onderzoek zijn studenten de testpersonen. Dit kan
problemen opleveren met ... van het experiment.
A. interne validiteit
B. face validiteit
C. externe validiteit
D. accuracy
[oplossing: antwoord c is correct. Zie Babbie, hoofdstuk 9]
4. Tijdreeks analyses met niet-equivalente controlegroepen zijn ... aan multiple tijdreeks
Page 2
analyse.
A. vergelijkbaar
B. inferieur
C. superieur
D. verschillend
[oplossing: antwoord b is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 368-371]
5. Een van de voorwaarden voor een klassiek experimenteel design is een posttest (na)
meting van de
A. afhankelijke en onafhankelijke variabele voor zowel de experimentele als con-
trolegroep.
B. onafhankelijke variabele, uitsluitend voor de controlegroep
C. Afhankelijke variabele, uitsluitend voor de experimentele groep
D. Onafhankelijke variabele voor uitsluitend de experimentele groep
[oplossing: antwoord a is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 272]
6. Men gebruikt multiple tijdreeks designs in programma evaluatie onderzoek. Vergelijk
dit met experimenteel onderzoek, en vervolledig de bewering. Multiple tijdreeks de-
sign is...
A. minder waardevol omdat het tot kwalitatief onderzoek gerekend moet worden.
B. minder waardevol omdat subjecten niet toevallig toegewezen worden.
C. waardevoller omdat het de tijdsdimensie in overweging neemt.
D. waardevoller omdat het buiten een laboratorium kan toegepast worden
[oplossing: antwoord b is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 370-371]
Page 3
7. In het dubbel blind experiment
A. weten de onderzoekers niet wie in de experimentele groep is en wie in de con-
trolegroep.
B. weten de subjecten niet of ze tot de experimentele dan wel controlegroep be-
horen
C. weten noch de onderzoekers, noch de subjecten wie tot de experimentele dan
wel controlegroep behoort
D. weten enkel de experimentele subjecten dat ze tot de experimentele groep be-
horen
[oplossing: antwoord c. Zie Babbie, 13e editie, hoofdstuk 9]
8. Het creeren van nieuwe maten voor variabelen in programma evaluatie heeft het
voordeel
A. van een mogelijks grotere relevantie en validiteit van de studie
B. dat we de graad van betrouwbaarheid kennen.
C. dat we kunnen vergelijken met andere maten.
D. van een hogere more precision
[oplossing: antwoord a is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 365]
9. Experimenten zijn het minst geschikt voor onderzoeksprojecten
A. met interacties in kleine groepen
B. die hypotheses toetsen.
C. die relatief beperkte en duidelijk gedenieerde concepten en proposities toetsen.
D. beschrijvende doeleinden.
[oplossing: antwoord d. Zie Babbie, 13e editie, p. 271]
10. In een studie naar de eectiviteit van bemiddeling op de billijkheid van de verdeling
Page 4
van het vermogen bij een scheiding, is de interventie
A. de bemiddeling
B. de billijkheid van de verdeling van het vermogen
C. de beslissing van de rechter
D. onduidelijk zonder extra informatie over de studie.
[oplossing: antwoord a is correct. Zie Babbie, 13e editie, hoofdstuk 12]
11. . . . zijn een niet-essentieel onderdeel van een klassiek experiment
A. onafhankelijke en afhankelijke variabelen
B. pretesting en posttesting.
C. laboratorium en alledaagse context
D. experimentele en controlegroepen
[oplossing: antwoord c. Zie Babbie, 13e editie, p.272-274]
12. Roberto wil de impact van de veiligheidsgordel meten door autoongevallen met do-
delijke aoop te vergelijken voor en na de verplichte ingebruikname van de veilighei-
dsgordel. Hij doet dit in alle Europese landen en vergelijkt de veranderingen in het
aantal auto-ongevallen met dodelijke aoop tussen landen die wel; en landen die de
ingebruikname niet verplicht maakten. Welk design gebruikt Roberto?
A. een echt experimenteel design
B. een enquete design
C. een multiple time-series design (ook di-in-di)
D. longitudinaal design
[oplossing: antwoord c is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 367-371]
13. Birgitta deed een experiment naar werknemers bij een verzekeraar. Ze wilde het
eect van een nieuw softwarepakket op de productiviteit meten, maar ze gebruikte
geen controlegroep. Ze merkte dat de productiviteit toenam na de introductie van
het nieuwe pakket . Daarop verwijderde ze het nieuwe pakket, en merkte dat de
Page 5
productiviteit opnieuw toenam. Wat observeerde Birgitta, meer dan waarschijnlijk?
A. een placebo eect
B. een slecht gemeten onafhankelijke variabele
C. een slecht gemeten afhankelijke variabele
D. antwoorden a, b en c zijn foutief.
[oplossing: antwoord a is correct. Zie Babbie, 13e editie, p. 274]
14. Fons wijzigde de manier waarop hij wiskundige concepten aanleert in het laatste
jaar van het middelbare onderwijs; en wilde het eect daarvan op de tentamencijfers
nagaan. De gewijzigde leermethode is
A. een computersimulatie
B. sociale interventie
C. onafhankelijke variabele
D. afhankelijke variabele
[oplossing: antwoord b is correct. Zie Babbie, 13e editie, hoofdstuk 12]
Page 6

You might also like