You are on page 1of 7

1

95 stellingen
1. De bedoeling van de apostel met de woorden niemand kan een ander fundament
leggen dan wat er gelegd is, namelijk Jezus Christus was ons erop te wijzen dat geheel ons
geloof, geheel ons verstand en geheel ons leven moet rusten op de Persoon en het werk van
de Heer Jezus Christus.
2. Voor het christelijk geloof is daarom elke andere fundering uitgesloten, en het christelijk
geloof kan dus niet rusten op de persoonlijke of collectieve ervaring, de traditie van een
geloofsgemeenschap of de menselijke rede, maar uitsluitend op de openbaring van Jezus
Christus.
3. Wat niet wil zeggen dat de menselijke ervaring en rede niet door Gods Geest verlicht
kunnen zijn en dan ook tot instemming met de waarheid kunnen komen of dat sommige
kerkelijke tradities meer van die waarheid in zich hebben behouden dan andere.
4. Menselijke ervaring en rede zijn geen kenbronnen van de waarheid van het evangelie
maar hulpmiddelen voor het begrijpen en formuleren van die waarheid.
5. Het Christelijk geloof is de erkenning van de waarheid van de openbaring van God in
Jezus Christus en voor wie tot geloof komt is die waarheid in de eerste plaats dat God er is
en een relatie met de mens zoekt op te bouwen,
6. En in de tweede plaats dat die relatie onmogelijk is omdat God volmaakt heilig en goed
is en geen gemeenschap kan hebben en geen relatie kan aangaan met wat niet heilig en
goed is,
7. Zodat in de bekering van een persoon tot God de erkenning van de afstand tussen God
en mens een eerste vereiste is, een erkenning die we berouw of zondenbesef kunnen
noemen,
8. Hoewel de ervaring in de christelijke kerk leert dat ook de wanhoop over de eigen
uitzichtloosheid en ellende, bij voorbeeld van een diepgaande vervreemding, bezetenheid of
verslaving op dezelfde wijze voor God als een vervulling van deze voorwaarde gelden kan,
9. En dat dit zondenbesef gepaard gaat met het vertrouwen in de openbaring van het
evangelie, namelijk Gods aanbod van genade voor een ieder die een beroep doet op het
plaatsvervangend lijden van Jezus Christus als het volmaakte Lam dat de zonde van de
wereld draagt: zoals Paulus zegt, ik leef door het geloof in de Zoon van God die mij heeft
liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven (in de dood).
10. Wie zijn zonde tegenover God inziet en erkent, en dus belijdt tegenover een heilige
God te falen en geen recht te kunnen doen gelden, wordt door God begenadigd op grond
van het plaatsvervangend lijden en sterven van Jezus Christus.
11. Wie op die wijze in Jezus de verlossing heeft ontvangen wordt het eigendom van Jezus
als zijn Heere, is geborgen in Gods liefde voor tijd en eeuwigheid en ontvangt de heilige
Geest als de verzegeling van de ontvangen vrijspraak en genade.
12. De ontvangen genade is werkzaam in de wedergeboorte want de gelovige is een
nieuwe schepping in Christus en ontvangt het eeuwige leven, hetgeen voornamelijk
betekent dat hij God nu als Vader kent en erkent, en alles wat daaruit voor het praktische
leven voortvloeit.
13. Vanuit het herstel van deze relatie met God en op grond van de Geest die in ons woont
en die geen ander doel heeft dan Christus in ons te verheerlijken en voor de aandacht te
stellen en het Woord aan ons hart te verhelderen, moeten wij ook het verstand aan ons
geloof onderwerpen, alle gedachten gevangen nemen in Christus.

14. Dat het verstand zichzelf mag zien als een werktuig van het geloof wordt fraai
uitgedrukt in de oude theologische definitie van het geloof als met instemming denken
wat betekent dat het verstand begrijpen kan wat in geloof is aangenomen.
15. Alleen het verstand dat door de heilige Geest ertoe gebracht is om Jezus Christus te
aanvaarden kan indringen in de waarheid van het evangelie, omdat het evangelie op zich in
geen mensenhart is opgekomen en niet uit de mens begrepen kan worden.
16. Wanneer verstand en geloof met elkaar in tegenspraak zijn, is de gelovige aanname
beter dan de verstandelijke kritiek, hoewel het doel blijft God lief te hebben met heel mijn
verstand en heel mijn ziel en met heel mijn vermogen.
17. Denken is op de waarheid betrokken omdat en inzoverre het zich conformeert aan de
Logos, d.i. Jezus Christus, het vleesgeworden Woord (logos), in Wie God de werelden
geschapen heeft.
18. Geloof en denken zijn beide geheel en al betrokken op de Persoon van Jezus Christus,
als het voorwerp van het volkomen welbehagen van God de Vader.
19. Alleen degene die de Zoon gelooft en gehoorzaamt, gelooft en gehoorzaamt God, en
buiten Jezus Christus om kan niemand tot God naderen; immers, Jezus Christus is de weg, de
waarheid en het leven in Zijn Persoon.
20. Wie de Zoon niet heeft, die heeft ook de Vader niet.
21. Maar niet alleen het geloof en het verstand van een Christen zijn uitsluitend op
Christus betrokken, ook geheel ons persoonlijke leven staat onder Zijn gezag en leiding.
Zonder Hem kunnen wij niets doen.
22. Het dagelijkse zoeken naar de leiding van Christus in ons leven geschiedt door middel
van het biddend lezen van Gods Woord en het voortdurende gebed om de verlichting met
de heilige Geest om Zijn wil te mogen verstaan in het besef dat niet in eigen kracht, maar
alleen in de kracht van de heilige Geest wij de werken mogen doen die de Vader voor ons al
heeft gereed gemaakt opdat wij daarin zouden wandelen.
23. Het is onmogelijk diegenen als mede-christenen te aanvaarden die loochenen dat de
mens zondig is tegenover God, Gods genade nodig heeft, dat Christus voor onze zonden, ja,
voor de zonden van de gehele wereld gestorven is en op het kruis van Golgotha volkomen
genoegdoening voor al onze zonden heeft bewerkstelligd.
24. Het is onmogelijk hen als mede-christenen te erkennen in praktische zin, wanneer zij
Christus niet eren als hun Heer en Verlosser, en wanneer zij een leer verkondigen en in het
openbaar belijden dat Christus niet in het vlees gekomen is roept de apostel Johannes ons
zelfs op met dergelijke mensen geen contact te onderhouden. (Zie 2 Johannes)
25. Het is onmogelijk om diegenen als mede-christenen te erkennen die belijden dat niet
Gods Woord, maar de eigen ervaring, toeval, redelijkheid, of persoonlijke mythologie het
fundament is van geloof en leven.
26. Een oecumenisch project, een samenwerking tussen kerken, die het fundament van de
eenheid niet zoekt in Jezus Christus als het enige, waarachtige Fundament, maar in
organisatorisch eenheidsstreven of de politieke, neo-liberale waarde van religieuze
tolerantie of van onverschilligheid tegenover de scherpe contouren van de waarheid, is niet
uit God en berust niet op het gebed voor de eenheid van de Christenen dat de Heer Jezus in
Johannes 17 gebeden heeft.
27. En dat vooral niet wanneer in de uitvoering van het oecumenisch project principieel de
waarheid van het evangelie uit verdraagzaamheid wordt losgelaten en vervangen door
bedrijfstechnische of politieke procedures.

28. De ware oecumene is een uitvloeisel van de eenheid van de kinderen Gods, d.w.z. van
diegenen voor wie Jezus Christus gestorven is en die de waarheid van Zijn evangelie hebben
aangenomen.
29. Zij is een poging om los te laten wat bijzaak is en scheidsmuren te slechten die slechts
berusten op menselijke voorkeuren in liturgie en taalgebruik.
30. Elk verschil tussen christenen dat tot een kerkelijke scheiding kan leiden of al geleid
heeft is voorwerp van dialoog, en niet een eigenaardigheid die genegeerd mag worden.
31. Er zijn wezenlijk maar vier soorten van ketterij die door Gods Woord worden
uitgesloten: liberalisme, activisme, burgerlijk christendom en rooms-katholicisme.
32. Het liberalisme of vrijzinnigheid in de theologie loochent de waarde van de Persoon
van Christus, geeft de menselijke rede en ervaring de voorrang boven Gods openbaring in
het Woord en laat de mondige mens het laatste woord hebben tegenover de Geest van
God zelf.
33. Het liberalisme in het christendom is aldus een religieuze filosofie of een religieus
humanisme dat de taal van het christendom gebruikt om een wezenlijk onchristelijke leer te
verkondigen.
34. Het activisme berust op de houding, dat nu eenmaal door Christus de vergeving is tot
stand gebracht de mens verder in eigen kracht het goede kan verstaan en doen en nu dan
ook moet gaan bijdragen aan de verbreiding en komst van het Koninkrijk van God, alsof dat
in onze handen gelegd is.
35. Het burgerlijke christendom identificeert waarden en structuren van de moderne
westerse samenleving met Gods wil en loochent daarmee bij voorbeeld dat God alle geweld
afwijst, economische en sociale gerechtigheid geboden heeft, menselijke machten alleen tot
de instandhouding van een vreedzame orde heeft toegelaten en niet als dienaren van Gods
wil, een en ander in een volkomen verkeerde lezing van Romeinen 13.
36. Het rooms-katholicisme overdrijft de waardigheid, het gezag en betekenis van de kerk
en verzelfstandigt het kerkelijk ambt door het alleen indirect en niet langer praktisch te
verbinden aan de ambten van Christus zelf.
37. De enige vorm van de kerk die in de moderne tijd zal overleven is de kerk als een
verzameling van kleine celgroepen die met elkaar in horizontale verbinding staan, omdat
alleen zo de familieband tussen zusters en broeders gestalte kan krijgen. Ook zeer grote
geloofsgemeenschappen zullen intern deze organisatievorm moeten krijgen.
38. De inhoud en stijl van dergelijke groepen moet noodzakelijkerwijs charismatisch zijn in
zoverre de vrije uitoefening van de gaven van de Geest de enige manier is om de nodige
orde en samenhang te bereiken.
39. De opdracht van de kerk tegenover de samenleving is samen te vatten als voorbede,
profetische kritiek en verkondiging.
40. In de voorbede van de kerk wordt gebeden om de bekering van allen die in aanzien zijn
en macht en invloed hebben. Bidden voor koningen en stadhouders betreft hun bekering,
omdat alle mensen tot inzicht in de waarheid moeten komen.
41. In de voorbede van de kerk wordt gebeden om het volvoeren van Gods wil op aarde,
zoals Gods wil zonder beperking in de hemel wordt gedaan. Dat sluit uit dat we aannemen
dat alles op aarde conform Gods wil geschiedt en de hemel al onze handelingen automatisch
ratificeert.
42. In haar profetische kritiek laat zij zien wat de verhouding is tussen Gods gebod en
verbod en de keuzes in de menselijke samenleving, zonder de on-Bijbelse aanname te

hanteren dat aan een ongelovige meerderheid de gehoorzaamheid aan Gods wil kan worden
gevraagd.
43. Tegenover de samenleving moet de kerk vooral kerk blijven, want alleen aan een kerk
als onpolitieke gesprekspartner kan de staat baat hebben. Zodra zij zich partijpolitiek opstelt
of zich als partijganger voor een specifieke kwestie of maatschappelijk vraagstuk inzet,
wordt zij actiegroep en is zij niet langer kerk.
44. Het zingen van het Wilhelmus, eerste couplet is een vorm van afgoderij omdat daarin
de trouw aan het vaderland als hoogste waarde geldt, terwijl dat vaderland net als andere
naties in een staat van zonde en rebellie tegenover God verkeert.
45. Tegenover alle afgoden van deze tijd, moet de kerk zich teweer stellen door daar haar
belijdenis tegenover te stellen dat alleen Jezus Christus de weg, de waarheid en het leven is.
46. Isral is Gods uitverkoren volk en Zijn beloften aan dat volk zijn onberouwelijk.
47. Historisch gezien kwam Jezus Christus uit het joodse volk als zoon van Abraham en
Zoon van David, profetisch gezien kwam Hij voor Zijn eigen volk en is haar Messias.
48. De kerk kon ontstaan door de tragedie van de verwerping van de Messias, waardoor op
verrassende wijze het evangelie buiten Isral om tot de heidenen gekomen is. Een kerk
ontstond waarin het onderscheid van jood en niet-jood werd overbrugd door de
aanvaarding van de Messias van de wereld.
49. Bij de terugkeer van de messias zal Zijn volk Hem aannemen en zo zal heel Isral
behouden worden.
50. In onze tijd is de verhouding van kerk en Isral dubbelzijdig: als onderscheiden religies
staan Isral en de gemeente naast elkaar als getuigen van de God van Abraham, Izak en
Jakob.
51. De gemeente van Christus moet echter de bekering van joden tot hun eigen messias
niet verhinderen door haar eigen ongeloof en moge God ons vergeven ons steeds weer
opduikende antisemitisme. De zending onder joden is principieel een zendingsopdracht van
joodse christenen.
52. Principieel anders is de verhouding tussen kerk en islam. De Islam is als religie een
religie van openbaring en in naam een religie van de kinderen van Abraham. Als religie is
opvallend hoe sterk zij is gebaseerd op de verwerping van de triniteit en de kruisdood van
Christus, maar tevens dat zij Jezus als profeet wil eren.
53. Tegenover het evangelie van Jezus Christus is de Islam niets anders dan een vervalsing
van de waarheid. Zoals het jodendom een ontkenning van de waarheid is, hoe historisch
begrijpelijk ook.
54. Als indirecte weerspiegeling van de waarheid leert de Islam dat Jezus zal terugkeren op
aarde als de profeet die het laatste oordeel aankondigt.
55. Alle theorie over de relatie tussen christendom, jodendom en Islam die uitgaat van de
notie van religie kan niet anders dan de grote onderlinge overeenkomst schetsen en zo
iemand zal vrede kunnen vinden in de overtuiging dat ooit Jezus zal terugkeren en door
joden zal worden erkend, door christenen herkend, en door moslims abusievelijk met
Mohammed zal worden aangesproken.
56. Daarom is het van belang om het evangelie van Jezus Christus te zien als de grote
weerlegging van elke religie, inclusief de religie van het christendom. Religie is een door
mensen gemaakte poging om de goddelijke werkelijkheid vanuit de mens te benaderen.
Daarom zegt Karl Bart terecht dat religie de aangelegenheid bij uitstek is van de goddeloze
mens.

57. Onze kritiek op de religies van jodendom en Islam wordt dus pas volkomen in een
kritiek op het christendom als religie.
58. De maatstaf van die kritiek is het evangelie dat ons door de apostelen en profeten is
verkondigd en dat tastbaar is geworden en hoorbaar in Jezus Christus en alleen in Hem.
59. Wij zeggen op zeer goede, Bijbelse gronden, dat aan de gemeente door haar Heer de
sleutelmacht is toevertrouwd. Wat de gemeente, onder het gezag van Christus en in
eenstemmigheid, beslist, wordt in de hemel aanvaard.
60. Deze sleutelmacht heeft vooral betrekking op de gevallen waarin beslist wordt over
uitsluiting of opname van iemand in de gemeente.
61. De sleutelmacht veronderstelt dat de gemeente is geroepen om onderling te
overleggen over de wijze waarop zij als geheel Christus haar Heer moet dienen, en dat haar
met consensus bereikte beslissing geldigheid heeft voor al haar leden.
62. Het veronderstelt tevens dat aan de gemeente de macht van de vergeving en de
opdracht en de bediening van de verzoening is toevertrouwd.
63. Door de daad van vergeving tegenover iemand die het evangelie of de gemeente of
een broeder of zuster heeft geschaad, verkondigt de gemeente dat zij daadwerkelijk ernst
maakt met de vergeving die haar geschonken is. Vergeeft elkander, zoals Christus u
vergeven heeft.
64. In de opdracht van de verzoening toont de gemeente dat zij ernst maakt met de
noodzaak alle vijandschap, haat en wrok te laten varen tegenover anderen.
65. Het voor de seculiere rechter brengen van een conflict tussen broeders en zusters is
een verkeerd getuigenis tegenover de wereld. Daarbij geldt het woord van de apostel:
waarom lijdt u niet liever onrecht?
66. In de bediening van de verzoening richt de gemeente zich op een van haar kerntaken;
tegenover de gehele wereld doet zij met de apostelen de dringende oproep: laat u met God
verzoenen.
67. Vergeving en verzoening veronderstellen het gezamenlijke gebed van
verootmoediging, waarin de leiding van de Heer Jezus Christus gezocht wordt.
68. De Heer belooft te schenken wat de gemeente eenparig aan Hem vraagt. Daarbij geldt
het woord van de apostel, dat elk gebed dat in overeenstemming met Zijn wil wordt
gebeden, al verhoord is.
69. Wie verneemt dat een ander iets tegen hem heeft wordt opgedragen door de Heer
Zelf om aan die ander te vragen het conflict uit te spreken met het oog op verzoening.
70. Wordt die verzoening geweigerd en wordt geen consensus bereikt, dan wordt de
bemiddeling van een ervaren broeder of zuster ingeroepen.
71. Heeft ook dit tripartite gesprek geen resultaat dan wordt de kwestie voor de gehele
gemeente gebracht die het laatste woord heeft door consensus, want Christus regeert niet
door middel van meerderheidsbesluiten.
72. Wordt het eenparige besluit van de gemeente niet geerbiedigd, dan wordt degene die
verzoening weigert behandeld als een heiden of tollenaar, d.w.z. als een buitenstaander of
als een moedwillige zondaar uit eigenbelang.
73. Het Woord van God is de waarheid en de enige norm voor belijden en levenswandel,
van de gemeente als geheel net zozeer als van de enkeling.
74. Het Woord van God is in de eerste plaats Christus Zelf, vervolgens het woord van Zijn
apostelen en profeten, en ten slotte ook het woord van de gemeente in de prediking die
trouw tot uitdrukking brengt in haar eigen situatie en tijd, wat de apostelen van Christus
hebben verkondigd.

75. Een sacrament is een concrete praktijk waarin de genadige vernieuwing van de
gemeente en de presentie van de Heilige Geest wordt zichtbaar gemaakt. Het is een
menselijk handelen waarin God Zelf handelt of een handelen van God wordt zichtbaar
gemaakt.
76. De gemeente van Christus kent vijf verschillende sacramenten.
77. Het eerste sacrament is het proces van binden en ontbinden, wat zowel slaat op de
ethische dialoog binnen de gemeente als de losmaking of verbinding van leden aan de
gemeente op grond van hun levenswandel.
78. Het tweede sacrament is de doop, die gegeven moet worden in een eenstemmig
besluit van de gemeente aan degenen die getuigenis hebben afgelegd van van hun geloof,
conform het belijden van de kerk.
79. Zowel de doop door besprenkeling (symbool voor de gave van de Heilige Geest) als de
doop door onderdompeling (symbool van het met Christus gestorven zijn) zijn aanvaardbare
vormen van de doophandeling, waarin de strekking van de doop, nl. bevestiging van de doop
met de Heilige Geest, voldoende tot zijn recht komt.
79. Dat belijden van de kerk is universeel aanvaard in de vorm van de apostolische
geloofsbelijdenis.
80. Het derde sacrament is wat wij noemen de maaltijd van de Heer, of de eucharistie,
waarin wij in een tafelgemeenschap brood en wijn delen tot Zijn gedachtenis en Zijn dood
verkondigen totdat Hij komt.
81. Wij nemen deel aan brood en wijn aan de Tafel van de Heer, zodat alleen Hij onze
gastheer is. Daarom mag een ieder die Christus als zijn Heer en Heiland belijdt in zijn leven,
aanzitten.
82. Alleen wie leven in openbaar kwaad, bij voorbeeld zij die openlijk leren dat Christus
niet in het vlees gekomen is, moeten wij weren van deze Tafel.
83. Het is ieders eigen verantwoordelijkheid erop toe te zien, dat zijn deelname oprecht is
en uit geloof wordt begeerd in een rein hart, maar daarbij moet iedereen zichzelf
beproeven.
84. De vorm van het avondmaal is bij voorkeur het aanzitten aan een Tafel, anders het
doorgeven van brood en beker in een kring, zodat de symboliek van een tafelgemeenschap
zoveel mogelijk wordt benaderd. De kerkelijke leiding mag daarin geen positie van voorrang
innemen.
85. Het vierde sacrament is de veelheid van de gaven in de gemeente, van mensen dus die
door God met Zijn Geest tot een dienst in de gemeente geroepen zijn, en allen deelhebben
aan het ene grote charisma van de Geest van Christus Zelf en daaraan dienstbaar zijn.
86. Het vijfde sacrament is de vergadering van de gelovigen waarin het zoeken naar
eenstemmigheid en de nederige openheid voor de Geest het zichtbare teken zijn van de
presentie van Christus te midden van de Zijnen.
87. Het vijfde sacrament is eenvoudig uitgedrukt in de regel van Paulus in 1 Kor. 12. Wie
wat te zeggen heeft in de vergadering van de gemeente, zegt dit en de anderen luisteren en
spreken daarna op hun beurt. Consensus is het teken dat de Geest door de gemeente
gesproken heeft en Gods wil heeft duidelijk gemaakt.
88. De gemeente van nu doet er verstandig aan, in navolging van de schets van de eerste
gemeente in Handelingen 1, de eredienst en avondmaalsviering, de gebedsdienst en de
Bijbelstudie tot bijeenkomsten van gelijkwaardige rang te maken.
89. De belangrijkste opdracht in de eredienst is het brengen van het lofoffer van de lippen.
Gebed en gemeentezang, Schriftlezing en Schriftuitlegging zijn daaraan ondergeschikt.

90. Opgezweepte emoties zijn geen hulpmiddel in de aanbidding; het nastreven van
ekstase is een vorm van heidendom zoals de Baalpriesters bij Elia laten zien.
91. De verschillende niveaus van onze eredienst kunnen worden vergeleken met de
omgekeerde volgorde van de offeranden in Leviticus 1 5.
92. In het brandoffer eren wij de Heer in Zijn volmaakte Persoon en Offerande. In het
schuldoffer ligt de nadruk op het feit dat Hij de gevolgen van onze zonden heeft gedragen.
En daarvoor heeft geboet door de verwijdering te moeten ervaren door God Zijn Vader.
93. In het zondoffer gedenken wij vooral dat Hij, de Heilige, tot zonde werd gemaakt zodat
deze door Zijn dood kon worden weggedaan.
94. In het spijsoffer gedenken wij, dat door Zijn verzoenend lijden de gemeenschap tussen
God en ons is hersteld.
95. Men moet alle christenen aansporen om met elkaar Bijbelstudie te doen en met elkaar
te bidden en met elkaar het avondmaal te vieren in de verwachting dat op Zijn tijd de Heere
God de ware Kerk van de Heer Jezus Christus zal herstellen.
Gespijkerd op mijn website en op Facebook op woensdag 25 maart, in het Jaar van onze
Heer Jezus Christus 2015.

You might also like