Professional Documents
Culture Documents
Klantorderontkoppelpunt (KOOP)
Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een klantorder doordringt in het
productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst. Dus hoeveel invloed een klant heeft op
het productieproces.
- Gekoppeld: proces van producten
produceren aan wensen/vraag klant.
- Ontkoppeld: Vr klantorder alles op
basis van prognose/voorspelling m.b.t.
productie, als klantenorder binnen is
vinden er allerlei klantgerichte
activiteiten plaats.
- PUSH (westerse systeem): is
gebaseerd op prognoses (en orders die
je al hebt) Dit is KOOP 1 en 2 en
hiervan is sprake bij massaproductie.
- PULL (oosterse systeem): pas
produceren als er vraag is JIT. Hierbij
loop je veel minder risico mee.
Het goederenstroom-traject voor KOOP (op planning gebaseerde activiteiten) wordt aangestuurd op basis van een
prognose, vaak een voorspelling (voorraadrisico). Met producten die na KOOP geproduceerd worden (klantgerichte
activiteiten), loopt de ondernemer geen risico. Deze producten hoeven pas aangeschaft te worden als de klantorder
binnen is.
KOOP 1 = maken en zenden voor een lokale voorraad. Producten worden gefabriceerd en gedistribueerd
naar voorraadpunten die verspreid en dichtbij de nog onbekende klant liggen. (Bijv. consumentenproducten
en industrile standaardgereedschappen)
KOOP 2 =maken voor een centrale voorraad. Het eindproduct wordt in voorraad gehouden aan het einde
van het productieproces en van daaruit direct verzonden naar vele geografische verspreide klanten (Bijv.
medische apparatuur, kopieerapparaten en duur installatiemateriaal)
KOOP 3 = assembleren op order (maken voor een specifieke klant).Men heeft hierbij alleen die producten in
voorraad, waarvan de productie, samenstelling en aflevering langer duren dan gewenste levertijd, de rest
wordt specifiek op order aangemaakt. (Bijv. inbouwkeukenapparatuur, leren zitmeubels, eenvoudige autos)
KOOP 4 = maken op order (bij een bekend ontwerp) de grondstoffen en onderdelen worden alleen op
voorraad gelegd. Elke order is een klantspecifiek project. (Bijv. rntgenapparatuur, ketelbouw, vliegtuigen)
KOOP 5 = inkopen en maken op order. Er wordt geen voorraad aangehouden. Alle verwerving gebeurd op
basis van specifieke klantenorders en worden vaak voor slechts n klant uitgevoerd. (Bijv. onder
architectuur gebouwde huizen, containerschepen, booreilanden)
Met het onderstaande overzicht kan gemakkelijk worden bekeken in welke KOOP een bedrijf zich vindt.
Productielogistiek
Logistiek concept bij productielogistiek:
- Grondvorm productielogistiek (fysieke inrichting)
- Besturingssysteem productielogistiek (beheersing)
- Informatiesysteem productielogistiek
(informatievoorziening)
- Personele organisatie productielogistiek (realiseren
van effectieve cordinatie tussen logistiek en andere
functies in de organisatie)
Productterminologie
- Product: een voorwerp of dienst, al dan niet in de eigen onderneming vervaardigd of van derden betrokken, die
bedoeld is om met een meerwaarde te worden verkocht. Ook wel artikel, stock keeping units (SKUs) of
stocknummer genoemd (verhandelbare eenheden)
- productnummer: Entiteit van het product. Hiermee wordt het product op een unieke wijze gedentificeerd. Van het
product liggen form, fit en function (FFF) vast.
- Form: uitwendige vorm
- Fit: mogelijkheid tot aansluiting op andere producten (bijv. stekker of aansluitingsgaten)
- Function: wijze van presenteren van het product (bijv. 220V omzetten in bep. warmtehoevh.)
- European Article Numbering (EAN): een gestandaardiseerde code die wereldwijd wordt toegepast als
artikelcodering en opmaak van labels in de supply chain voor onder andere winkels ten behoeve van kasafhandeling
en voorraadadministratie. Meestal is dit gekoppeld aan een verwerking met barcode.
- Entiteit van product: kenmerkende en identificerende gegeven dat een product eenduidig vastlegt.
- Onafhankelijke vraag: vraag naar een eindproduct. ( op basis van verkoop en prognose)
- Tijdsfasering: hoelang het duurt voor het besteld en geproduceerd is van de producten per dag/week/maand (ook
wel buckets) etc.
- Afhankelijke vraag: de vraag naar grondstoffen en materialen
Welke informatie is benodigd om een MRP-run (systeemberekening) te laten plaatsvinden?
BOM, voorraad grondstoffen, levertijd leverancier, productietijd, bestelhoeveelheid (Q), veiligheidsvoorraad,
bestelde orders.
Nadeel MRP-I
- De berekening leidt alleen tot het afstemmen van de benodigde materialen. Er wordt geen rekening
gehouden met de mensen en middelen die aanwezig zijn. Hierdoor kunnen ophopingen ontstaan. Daarom is
MRP-II ontwikkeld.
Verschil MRP-I en voorraadaanvulsysteem
Ink-model (EFQM-model)
Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg
Er zijn binnen een organisatie 10
aandachtsgebieden.
1 t/m 5 - zijn organisatiegerichte elementen
6 t/m 9 - zijn resultaat blokken
10 - vanuit resultaat verbeteren en
vernieuwen
Door middel van vragenlijsten wordt
bepaald in welk organisatiegebied het
bedrijf zit.
Ook hier is PDCA in te checken:
1 t/m 2 Plan
3 t/m 4 Do
6 t/m 9 Check
10 Act
5 fasen van het INK-model waarin een bedrijf zich kan bevinden
Product/activiteitgeorinteerd: output (resultaat)
staat centraal ( bewustwordingsfase)
Procesgeorinteerd: er wordt alleen gekeken naar
de primaire processen ( interne fase)
Systeemgeorinteerd: gehele
organisatieprocessen staan centraal ( interne
fase) De pijl die onderin doorloopt houdt in dat er
aan de klant gevraagd wordt of het goed is, dit
wordt achteraf gedaan)
Ketengeorinteerd: maximaal gebruik van kennis
en capaciteiten uit keten. Van te voren wordt
gevraagd wat de klant wil ( integratie fase)
Totale zorg voor kwaliteit: visie en beleid
gebaseerd op verantwoording in maatschappij
(dus niet alleen de klant en leverancier wordt
rekening mee gehouden, maar ook met de
maatschappij (milieu/mens).
ISO-normen
= Bedoeld om organisatie van een bedrijf vast te leggen en anderzijds om de processen te verbeteren. Voor een
organisatie is het zinvol om de bereikte kwaliteit vast te leggen, ook wel borgen. Dat borgen wordt gedaan door
standaards aan te leggen zoals NEN-ISO. Het behalen van n van deze certificaten is vaak van belang omdat de
klant dit vereist. Een ISO-certificaat is te zien als een diploma, het zegt niets over het daadwerkelijk presteren van
bedrijven.
Kwaliteitszorg: is het zodanig afstemmen van de eigenschappen en kenmerken van het te leveren product of dienst
en van de organisatie die deze voortbrengt op de eisen van afnemers, dat continu tegen acceptabele kosten aan
deze eisen tegemoet kan worden gekomen.
Lean
De kern waar het omdraait bij lean is dat de onderneming
waarde weet toe te voegen voor de klant. Het lean-concept
is gebaseerd op 5 stappen:
1. Value: Wat is de rol van waarde in de ogen van de klant?
En wat in de ogen vd klant verspilling is?
2. Value stream: Waar wordt in jouw eigen proces waarde
toegevoegd volgens de klant(value creating)
3. Flow: bepaal de verspillingen in het proces en verwijder
ze. Zorg voor doorstroming.
4. Pull: in plaats van de order het proces in te duwen wordt
deze erdoor getrokken, dus alleen producten die klanten
direct willen betalen. Er mag pas geproduceerd worden als
er een product is afgelverd. Dit kan gebeuren door het two-bin systeem (kanban)
5. Perfection: zorg ervoor dat de verspillingen nooit meer terug kunnen komen in het proces.
Je gaat op zoek naar die dingen waar de klant voor wil betalen.
Dingen waar de klant niet voor wil betalen haal je weg uit de keten.
Hierdoor voorkom je verspilllingen.
Het verschil met Kaizen is dat bij Lean gekeken wordt naar de
volledige waardeketen.
Wanneer het voorraadniveau zakt, dan worden problemen
zichtbaar. The slide presents Figure 16.2, the classic rocks in the
water approach to describing the role of inventory in lean systems.
Agile-model
Past bij bedrijven die veel verschillende producten in kleine series
maken, waardoor het vraagpatroon moeilijk te voorspellen is. Daarom
wordt het accent gelegd op snel en proactief kunnen handelen, korte
doorlooptijden, flexibel inzetbare capaciteit en inspelen op de klant.
Agility = de mogelijkheid om snel te reageren op onverwachte
veranderingen.
Een bedrijf wordt agile als er een verschuiving plaatsvindt van het
klantorderontkoppelpunt (KOOP) in de richting van de klant/markt. Het
proces van orderverwerking tot klantenlevering moet in een korte
doorlooptijd gebeuren. Het doel van de agile-leveringsketen zou
moeten zijn dat de voorraad bestaat uit half afgewerkte producten die
op definitieve assemblage of toewijzing wachten, die pas plaats zal
vinden als de marktbestemming en/of klant bekend is.
Het verschil tussen Agile en Lean:
Lean: zorg dat verspilling uit het proces gehaald wordt. Lean werkt het best in een hoog-volumineuze omgeving
met regelmaat en voorspelbare omgevingen.
Agile: snel in beweging met een hoge wendbaarheid. Agility is passend in een minder voorspelbare omgeving
waar de variatie in de vraag groot is.
Six Sigma
= Raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed beheersen als je weet hoe elk proces verloopt en
om dat te weten moet er gemeten worden. Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiren),
Measure (meten), Analyze (analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren).
Met Six Sigma streef je naar zero defects. Het centrale idee achter Six Sigma is, dat indien een onderneming kan
meten hoeveel tekortkomingen er in hun proces zijn, men systematisch kan berekenen hoe er te werk moet worden
gegaan om deze tekortkomingen te elimineren teneinde zo dicht mogelijk bij nul fouten te komen.
Probleem: voorraadpunten
communiceren niet met elkaar wat er op
voorraad ligt.
Distributie en transport
- Transportmodaliteiten: een onderneming die goederen
verzend kan over het algemeen kiezen uit 5
transportmiddelen of mogelijkheden, ook genoemd
transportmodaliteiten. (per spoor, via de weg, over
water, door de lucht, door een pijpleiding)
Voor- en nadelen van de alternatieve transportmogelijkheden op basis van bep. Aantal criteria:
- Snelheid: de tijd die gemiddeld nodig is om de afstand tussen fabrikant en afnemer, fabriek en distributiecentrum
of distributiecentrum en afnemer te overbruggen. (vliegtuig = meest gunstige)
- Bereikbaarheid: of het transportmiddel elke locatie kan bereiken. (via weg = meest gunstige)
- Variabiliteit: mogelijkheid dat transport begint/eindigt op een afgesproken tijdstip, oftewel de kans op vertraging in
het transport ten gevolge van onvoorziene omstandigheden(pijpleiding = meest gunstige)
- Bruikbaarheid: in hoeverre het transportmiddel te gebruiken voor de meest uiteenlopende soorten goederen en
meest uiteenlopende afmetingen (Schip = meest gunstige)
- Frequentie van aflevering: met welke frequentie kan een transportmiddel worden ingezet. (pijpleiding = meest
gunstige, omdat deze 24/7 beschikbaar is)
- Risico: welk transportmiddel vertoont het meeste risico m.b.t. beschadiging/verliezen van goederen (=pijpleiding is
het meest veilig)
- Transportkosten: welke transportkosten zijn per tonkilometer verbonden aan transportmiddel? Hangt uiteraard
samen met de afstand, het gewicht en de snelheid waarmee het vervoer plaatsvindt. Van hoog naar laag is: vliegtuig,
vrachtwagen, trein, pijpleiding, schip.
Waardedichtheid Verpakkingsdichtheid = Belangrijk bij beslissingen t.a.v Fysieke distributie.
Waardedichtheid
= geldwaarde vh product per kubieke meter
Verpakkingsdichtheid
= aantal producten per kubieke meter
X (Lage WD en VD): Opslag en transport (bv.
goedkope meubelen)
-volumineus transport
-beperking voorraad/ slimme opslagmethoden
(ruimtekosten)
-bulk-en blokstapeling
-standaardisatie van verpakking
Combinatie van supply en demand werkt het beste Demand en supply chain management (blz. 436)
- Advanced planning (and scheduling) systems (APS): voor de integratie tussen de schakels van een supply chain. APS
is een systeem dat als een paraplu boven de supply chain heen ligt en daardoor realtime-informatieuit die supply
chain kan halen om hiermee een uitvoerbare planning te berekenen hetgeen resulteert in een betrouwbare en
snelle respons naar de klant.
OVERIGE
- Logistieke tekenvormen
Van welke koop is hier sprake: koop 3, de eindassemblage moet nog plaats vinden.
Van welke productiegrondvorm: functioneel of groepsgewijs, sowieso geen continue, vanwege de voorraden
tussendoor.
De rode pijl onderin = geen reverse logistics! Het product is nog niet bij de klant geweest.
product voldoet nog niet aan de eisen van de klant. De klant wil nog iets anders eraan toevoegen. (bijv. stoel ipv 4
poten, 5 poten eraan), dus op klantorder wordt er nog iets aangepast.