You are on page 1of 66

Agentschap

Plantentuin
Meise
Jaarverslag
2014

Voorwoord

2014 was voor Plantentuin Meise een historisch


jaar. Op 1 januari 2014 werd de Nationale Plantentuin van Belgi een agentschap van de Vlaamse
Gemeenschap. Hiermee werd de overheveling van
het federale instituut naar Vlaanderen, besloten
in 2001 als deel van de Vijfde Staatshervorming,
een feit. Deze overheveling brengt met zich mee
dat Vlaanderen uiteindelijk de volle verantwoordelijkheid kreeg over deze wereldvermaarde wetenschappelijke instelling.
Verspreid over een domein van 92 ha huisvest
de Plantentuin een collectie van meer dan 18.000
plantensoorten, in serres en in openlucht, in tuinen en in arboreta. Deze waardevolle collectie is
een van de belangrijkste plantenverzamelingen
wereldwijd, die de meest diverse soorten samenbrengt in een enkele tuin.
Het wetenschappelijk patrimonium van de
Plantentuin, de verzameling levende planten, het
waardevolle herbarium en de belangrijke bibliotheek blijven eigendom van de Belgische Staat,
maar zijn voor onbepaalde duur aan de Vlaamse
Gemeenschap toevertrouwd. Dit belangrijk akkoord zorgt ervoor dat de collecties bijeen blijven
en niet verdeeld worden over de verschillende gemeenschappen.

In maart werd een nieuwe Raad van Bestuur opgericht, die het instituut terug wil doen opleven.
Ik ben ervan overtuigd dat we met hun expertise
en competenties de collecties, de medewerkers
en de bezoekers een groene thuis aan de rand van
Brussel kunnen bieden. Wij staan niet alleen om
dit ambitieuze doel te bereiken. We worden ook
ondersteund door de Wetenschappelijke Raad,
die is samengesteld uit vertegenwoordigers van
universiteiten van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, gespecialiseerde wetenschappers en
buitenlandse experten. De Raad van Bestuur heeft
dan ook de garantie van de beste wetenschappelijke raadgeving om de besluitvorming te ondersteunen.
De Plantentuin heeft ook een nieuwe administrateur-generaal aangeworven, Steven Dessein.
Zijn ervaring en expertise staan ervoor garant
dat we een voortreffelijk manager hebben voor
een van de belangrijkste botanische tuinen van
Europa. Zo is ons instituut goed uitgerust om wetenschappelijk onderzoek van het hoogste niveau
te blijven uitvoeren, een uitstekend educatief programma aan te bieden en een van de meest gewaardeerde toeristische bestemmingen van Vlaanderen te worden.
Deze dromen komen alleen uit als we kunnen
rekenen op onze ervaren medewerkers, ondersteund door een toegewijde groep vrijwilligers. Al
deze mensen bewijzen dagelijks hun betrokkenheid om samen met u en met al onze bezoekers,
de Plantentuin weer te laten schitteren als een wereldvermaard huis voor wetenschappelijke ontdekkingen, educatie, conservatie en toerisme.
Dr. Jurgen Tack
Voorzitter Raad van Bestuur

Inhoud
Biodiversiteit ontdekken en optekenen
6 - 13
Plantendiversiteit veiligstellen
14 - 18
Ecosystemen begrijpen
19 - 21
Planten en mensen (opnieuw) verbinden
22 - 23
Inspireren en informeren
24 - 29
Ons patrimonium valoriseren
30 - 36
Organisatie
37 - 41
De Plantentuin in cijfers
42 - 63

Inleiding

De Plantentuin is de enige Belgische wetenschappelijke instelling gefocust op de taxonomie


van de plantkunde. Het beschrijven van nieuwe
soorten en het begrijpen van de rol die ze spelen in
de ecosystemen staat hierbij centraal. In 2014 was
de wetenschappelijke productiviteit erg hoog. In
totaal werden 99 nieuwe taxa ontdekt: naast vele
nieuwe soorten planten, schimmels en wieren werden zelfs een nieuwe orde en een nieuwe familie
van korstmossen beschreven! Expedities naar onder meer Thailand en Mozambique hebben eveneens nieuwe soorten opgeleverd die in de loop van
de komende jaren zullen worden beschreven. De
Plantentuin neemt ook zijn verantwoordelijkheid
in de wereldwijde documentatie van de plantendiversiteit en wordt samen met Naturalis Biodiversity Center in Leiden verantwoordelijk voor de
uitgave van de Flora van Gabon, terwijl de productie van volumes van de Flora van Midden-Afrika
op kruissnelheid komt. Onze wetenschappers zetten zich tegelijk in om de plantendiversiteit te beschermen. Zo loopt er een studie om de impact na
te gaan van de klimaatverandering op de submontane soorten die voorkomen in Belgi. Onze kennis wordt ook gedeeld met andere organisaties,
onder andere voor de realisatie van een educatief
centrum in het nationaal park Virunga in de Democratische Republiek Congo.
In 2014 mocht de Plantentuin meer dan 126.000
bezoekers verwelkomen, een absoluut record en
in vergelijking met het jaar 2000 is dit meer dan
een verdubbeling van het aantal. Het mooie weer
speelde zeker zijn rol, maar ook de vele initiatieven die werden genomen om de bezoekerservaring te verbeteren beginnen hun vruchten af te
werpen. Zo konden de bezoekers in 2014 genieten
van de opening van twee nieuwe regenwoudkassen
en opende eind oktober de orchideenshow Flori
Mundi. Deze nieuwe initiatieven, gecombineerd
met het versterken van de bestaande collecties zoals de rododendronverzameling, moeten de Plantentuin zowel nationaal als internationaal versterken als toeristische bestemming.

In 2014 kon ook eindelijk gestart worden met


de dringende renovatiewerken. De buitenschil
van een van de meest emblematische gebouwen
van de Plantentuin, de Balatkas, werd gerenoveerd. In samenspraak met de raad van bestuur en
het Facilitair Bedrijf werd eveneens een planning
opgesteld voor de uitvoering van het masterplan
voor de Plantentuin, die gespreid zal worden over
12 jaar. Een aantal dringende ingrepen werden al
in 2014 gerealiseerd.
Terugblikken op 2014 is ook geconfronteerd
worden met het plotse verlies van Gert Ausloos,
diensthoofd van de publiekswerking van de Plantentuin. Zijn visie was toekomstgericht en ambitieus, zijn inzet en enthousiasme erg groot. Zijn
ideen blijven echter verder leven en zullen nog
vele jaren de medewerkers van de Plantentuin inspireren.
De vele realisaties van de Plantentuin waren enkel mogelijk door de inzet van alle medewerkers,
vrijwilligers en gidsen van de Plantentuin. Ook
de ondersteuning door Bestuurszaken, Financin
en Begroting en de managementondersteunende
diensten van EWI/WSE/RWO, was belangrijk om
het eerste jaar onder Vlaams bestuur goed door te
komen. Samen met de wetenschappelijke raad en
de raad van bestuur kan er verder gebouwd worden aan de veelbelovende toekomst van de Plantentuin Meise.
Dr. Steven Dessein
Administrateur-generaal

Biodiversiteit
ontdekken en optekenen
Tot op vandaag blijft het totale aantal soorten
van onze planeet onbekend. Veel soorten moeten
nog ontdekt worden, vooral in de tropen en in bepaalde groepen, zoals de schimmels en algen. Dit
gebrek aan wetenschappelijke kennis draagt een
groot risico in zich. Soorten zijn immers de fundamentele bouwstenen van ecosystemen en een
grondige kennis van de soorten is essentieel om te
kunnen begrijpen hoe onze levende planeet werkt.
Soorten ontdekken, beschrijven, benoemen en
classificeren vormt de kern van ons wetenschappelijk onderzoek. Onze taxonomen combineren
klassieke methodes zoals morfologie, histologie
en anatomie met moderne technieken zoals raster
elektronenmicroscopie, digitale beeldvorming en
DNA-barcodering. Hun werk draagt bij tot een wereldwijd aanvaarde, stabiele en wetenschappelijke
indeling van alle levensvormen in een systeem dat
de evolutionaire oorsprong weerspiegelt. De taxonomische gegevens en identificatiemiddelen zoals
floras, ontwikkeld door onze specialisten, zijn
cruciaal voor vele andere onderzoeksdomeinen
en ook voor commercile doeleinden.

Onderzoekers van de Plantentuin


beschrijven 99 nieuwe taxa in 2014
Het verkennen van s werelds meest bedreigde ecosystemen en
het ontdekken van nieuwe soorten is een onderdeel van het spannende werk uitgevoerd door onze onderzoekers. In 2014 beschreven onze wetenschappers maar liefst 99 nieuwe taxa die tot dan toe
onbekend waren voor de wetenschap: 54 diatomeen, 24 bloeiende
planten, 15 korstmossen, 3 schimmels en 3 varens.
Tegenwoordig worden de traditionele taxonomische studies ondersteund door DNA-gebaseerd onderzoek. Dit kan onverwachte
verbanden tussen soorten openbaren en bewijzen leveren voor het
afbakenen van taxa van een hoger niveau. In 2014 leidden zulke moleculaire studies uitgevoerd in de Plantentuin tot de beschrijving van
tien nieuwe geslachten, n nieuwe familie (Lecanographaceae Ertz,
Tehler, G.Thor & Frisch) en, zeer ongebruikelijk, een nieuwe orde
van korstmossen (Lichenostigmatales Ertz, Diederich & Lawrey).
Een belangrijke taak voor de onderzoekers van de Plantentuin is
het bestuderen van de duizenden collecties gemaakt tijdens de drie
maanden durende Congostroom Expeditie in 2010. Deze collecties
bleken acht nieuwe soorten korstmossen te bevatten. Geleidelijk
aan verbeteren deze wetenschappelijke ontdekkingen onze kennis
over de biodiversiteit in de rivierwouden van de Democratische Republiek Congo. Ons korstmossenteam beindigde het jaar met de
beschrijving van Trapelia antarctica Ertz, Aptroot, G.Thor & vstedal, een soort die voorkomt op een granieten bergkam in de buurt
van het Belgische Prinses Elisabethonderzoeksstation op Antarctica.
Dit korstmos is een van de weinige levende organismen die in staat
zijn om de extreme antarctische klimatologische omstandigheden te
overleven.
Het subantarctische gebied is een hotspot voor de diversiteit
van kiezelwieren, die van bijzonder belang zijn voor biogeografische
studies. Onder de talrijke nieuwe zoetwatersoorten die in 2014 verzameld en beschreven werden uit dit gebied, is Halamphora ausloosiana Van de Vijver & Kopalov een vermelding waard. Deze soort
werd genoemd naar onze overleden collega Dr. Gert Ausloos.

Sabicea bullata Zemagho, O.Lachenaud & Sonk,


een nieuwe Rubiaceae-soort uit Kameroen.

De Rubiaceae (koffiefamilie) is een van de meest diverse, wereldwijd verbreide plantenfamilies. Ze vormt al decennia een speciaal onderzoeksonderwerp in de Plantentuin. In 2014 werden acht
nieuwe Ixora-soorten uit Madagaskar beschreven in internationale
wetenschappelijke tijdschriften. Het inzamelen van plantenmateriaal in Afrika, en dan vooral in berggebieden, levert nog vaak nieuwe
ontdekkingen op. De recent ontdekte Rubiaceae Sabicea bullata Zemagho, O.Lachenaud & Sonk, is endemisch in de hooglanden in
West-Kameroen, waar hij lokaal overvloedig aanwezig is.
Nieuwe soorten worden meestal ontdekt in het herbarium.
Taxonomen die herbariummateriaal van Begonia clypeifolia bestudeerden, ontdekten niet enkel twee nieuwe ondersoorten van deze
soort, maar ook twee nieuwe Begonia-soorten. Deze ontdekkingen
zijn belangrijk omdat de nieuwe soorten en ondersoorten bedreigd
zijn in Equatoriaal-Guinea, Gabon en de Democratische Republiek
Congo. Afrikaanse nieuwigheden uit de geslachten Combretum en
Cyperus werden ook voor het eerst gepubliceerd in 2014. Publicaties
van nieuwe soorten zijn een eerste stap alvorens regionale floras
kunnen geproduceerd worden. 2014 was een uitzonderlijk ontdekkingsjaar voor onze wetenschappers.

Geleidelijk aan verbeteren deze wetenschappelijke ontdekkingen onze kennis over de


biodiversiteit
Het zeer variabele Begonia-clypeifolia-complex werd
taxonomisch bestudeerd (B. clypeifolia Hook.f. subsp.
clypeifolia). Foto Jacky Duruisseau.
7

Myxomyceten in
de Democratische Republiek Congo
Myxomyceten of plasmodiale slijmzwammen zijn een fascinerende groep reuzenamoeben. Hun levenscyclus omvat een mobiele,
amoebode fase waarin ze over het substraat glijden terwijl ze zich
voeden met bacterin. Om zich voort te planten, vormen ze immobiele vruchtlichamen die sporen bevatten. Myxomyceten kunnen in
alle terrestrische ecosystemen voorkomen op rottend hout en ander
plantaardig afval. Sommige zijn kosmopolieten, terwijl andere gebonden zijn aan specifieke milieus, zoals bijvoorbeeld de schors van
levende bomen of de rand van smeltende sneeuwplekken in (sub)alpiene gebieden.

Perichaena pulcherrima op twijgen en hangend bladafval,


nieuw voor Midden-Afrika, verzameld in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi.

Myxomyceten zijn relatief goed gekend in de gematigde klimaatzones van het noordelijk halfrond. Tijdens de laatste dertig jaar
is er meer veldwerk in tropische streken verricht. In de in 2009 in
Mycotaxon gepubliceerde soortenlijst van Afrikaanse myxomyceten, gebaseerd op literatuurgegevens, werden slechts negen soorten
vermeld voor de Democratische Republiek Congo. Nochtans zijn 21
soorten van dat land al vermeld in de twee volumes van de Flore Illustre des Champignons dAfrique centrale, door de Plantentuin uitgegeven
in de vroege jaren 80. In 2014 is het verzamelen van gegevens gestart
om een volume uit te geven over myxomyceten in de reeks Fungus
Flora of Tropical Africa van de Plantentuin.
Het herbarium van de Plantentuin bevat 1094 specimens van
myxomyceten afkomstig van Afrika; 407 (84 soorten) daarvan komen uit de Democratische Republiek Congo. De meeste Congolese
specimens werden verzameld in de provincies Katanga, Noord-Kivu
en Zuid-Kivu in de periode 1980-1990.
Door deelname aan de Boyekoli-Ebale-Congo-2010-expeditie
werden 159 veldcollecties (50 soorten) toegevoegd aan de verzameling. In het bezochte gebied, dat zich bevindt in het westen tot
noordwesten van Kisangani, werd nooit eerder naar myxomyceten
gezocht. Verschillende habitats zijn onderzocht in 2010, van kaalgekapte stukken tot primair laaglandregenwoud. De substraten die
meer dan 60 % van de veldspecimens opbrachten waren dode stronken, stammen en stengels van verschillende plantensoorten, inclusief oliepalmen waarop dikwijls zeer grote kolonies vruchtlichamen
van myxomyceten tot ontwikkeling waren gekomen. Afgevallen
bladeren bleken ook een productief substraat te zijn dat interessante
soorten opbracht.
In 2013 is veldwerk uitgevoerd in the kader van het COBIMFO
(Congo Basin Integrated Monitoring for Forest Carbon Mitigation
and Biodiversity) project in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi. Deze recente studie genereerde 305 specimens die 100 soorten vertegenwoordigen. Het belangrijkste substraat, met 55 % van de
vondsten, was hier bladafval.

Physarum sp. op bladafval, mogelijk een nieuwe soort,


verzameld in het Mens-en-Biosfeerreservaat in Yangambi.

Het herbarium van de Plantentuin


bevat 1094 specimens van myxomyceten
afkomstig van Afrika

Door de veldcampagnes van de Boyekoli-Ebale-Congo2010-expeditie en het COBIMFO-project in 2013 werden 45 soorten toegevoegd aan de soortenlijst van de Democratische Republiek Congo, zodat het totaal op 129 soorten kwam. Hiermee komt
dit land samen met Madagaskar op de tweede plaats in de lijst met
meest soortenrijke landen van Afrika op gebied van plasmodiale
slijmzwammen, net na Tanzania (133 soorten). Uit de eerder gepubliceerde checklist van Afrika blijkt dat in 49 % van de landen minder dan 20 soorten gekend zijn, terwijl de omstandigheden meestal
ideaal zijn voor myxomyceten. Door degelijke inventarisaties zal
blijken dat in werkelijkheid deze landen een veel grotere soortenrijkdom bevatten. Hier kan de Plantentuin een belangrijke rol spelen
door veldstudies uit te voeren en lokale specialisten op te leiden.

Om de biodiversiteit van fungi (schimmels) in te schatten zou


men in principe soorten moeten kunnen onderscheiden op basis van
hun zwamvlok. Omdat zwamvlokken zeer weinig bruikbare morfologische kenmerken hebben, maken onderzoekers noodgedwongen
gebruik van vruchtlichamen (paddenstoelen) om de diversiteit van
schimmels te bepalen.
Overal ter wereld worden soortenlijsten en andere biodiversiteitsgegevens gebruikt om de verhouding in de aantallen planten en
schimmels te berekenen. Doorgaans, en afhankelijk van de regio,
toont deze verhouding aan dat er per plantensoort ongeveer vier
tot zes schimmelsoorten zijn. Ondanks het feit dat deze verhouding
gebaseerd is op lokale, maar zeer grondige analyses, werd ze ook
gebruikt om de mondiale diversiteit van fungi af te kloppen op 1,5
miljoen soorten. Omdat vruchtlichamen (paddenstoelen) kortstondig en onregelmatig tevoorschijn komen leidt dit echter tot een onderschatting. Onderzoekers zijn daarom steeds blijven zoeken naar
een betere en vooral directere manier om de diversiteit van schimmels te bepalen.
Dankzij de DNA-metabarcodingtechniek en taxonomisch geannoteerde bestanden met DNA-sequenties, zijn recent nieuwe
mogelijkheden ontstaan om de biodiversiteit te meten. In Estland
startte een internationaal project met 35 onderzoekers die allemaal
bereid waren om de mondiale diversiteit van schimmels te herbekijken. Een van de mycologen van de Plantentuin vervoegde dit project
en in twee jaar tijd verzamelde het hele team wereldwijd bodemstalen en gegevens uit 365 verschillende ecosystemen. Hierbij nam de
Plantentuin een aantal bostypes uit de Democratische Republiek
Congo voor zijn rekening.

De resultaten van dit project tonen aan dat plantenrijkdom geen


eenduidige indicator is voor de diversiteit van schimmels. Op wereldschaal zijn klimaat (gemiddelde neerslag per jaar, seizoenaliteit),
gevolgd door bodemtype (calcium, fosfor, pH), ruimtelijke aspecten
(afstand tot de evenaar) en bosbrand (frequentie) allemaal sterkere
factoren om de diversiteit en de gemeenschappen van bodembewonende fungi te voorspellen.
Met uitzondering van ectomycorrhizavormende symbionten, is
de soortenrijkdom in alle functionele groepen van fungi (saprotrofen, symbionten, parasieten) onafhankelijk van de plantenrijkdom.
Dit veronderstelt ook dat plantgenduceerde veranderingen in de
bodem geen of weinig effect hebben op de diversiteit van bodembewonende fungi.
De onderzoeksploeg ontdekte ook dat de verhouding in de aantallen planten en zwammen geografisch niet constant is en duidelijk
afneemt naar de polen. De graad van endemisme is zeer hoog in de
tropische gebieden en neemt exponentieel af naar de polen toe. Veel
taxonomische groepen hebben daarenboven vertegenwoordigers in
ver uiteen liggende continenten. De sterke biogeografische link tussen continenten suggereert dat fungi veel efficinter verspreid worden dan andere organismen.
Dit onderzoek heeft ons algemeen beeld over de diversiteit en
het verspreidingspatroon van fungi op wereldschaal fundamenteel
veranderd. We weten nu ook dat de aantalsverhoudingen tussen
planten en zwammen de soortenrijkdom van fungi overschatten met
een factor 1,5 tot 2,5.
Deze gemeenschappelijke studie werd gepubliceerd in: L. Tedersoo et al., Global diversity and geography of soil fungi. Science
346, 1256688 (2014). DOI: 10.1126/science.1256688.

Termitomyces reticulatus (ADK6069) behoort tot


een groep symbiontische schimmels die rechtstreeks geassocieerd zijn
met termieten en niet met planten.

Een nieuwe methode


om de mondiale diversiteit van
bodemschimmels beter in te schatten

Olivier Rasp verzamelt en fotografeert


boleten in Xishuangbanna, provincie Yunnan, China.

DNA-analyses onthullen
een hoge Boletalesdiversiteit in
Noord-Thailand en Yunnan (China)
De Boletales zijn een groep van schimmels met een wereldwijde
verspreiding. De meerderheid ervan vormt symbiotische relaties
met bomen (ectomycorrhizaschimmels). Er werden veel soorten
beschreven uit de gematigde regios, maar er is slechts weinig onderzoek gedaan naar tropische boleten. Toch zijn deze laatste zeer
divers. Het classificeren van tropische soorten is niet altijd eenvoudig omdat de classificatie van de boleten voor het grootste deel gebaseerd is op taxa uit gematigde regios.
In Zuidoost-Azi vinden we drie van de 25 belangrijkste hotspots van biodiversiteit in de wereld. Met name in het noorden van
Thailand en Yunnan is de biodiversiteit erg groot, omdat deze regio
een overgang is tussen gematigde en tropische gebieden. Het landschap ter plaatse is bergachtig, wat een mozaek van diverse boshabitats creert.
Olivier Rasp, onderzoeker in de Plantentuin, verzamelt Boletales in Noord-Thailand en Yunnan sinds 2010. In 2014 voltooide hij
DNA-analyses die aantoonden dat het bemonsterde gebied meer
dan 230 Boletales huisvest. Veel van de waargenomen soorten waren
nieuw voor de wetenschap. Zo werden in het noorden van Thailand
vijf nieuwe soorten ontdekt uit het geslacht Sutorius, een onlangs
gepubliceerd geslacht met slechts twee beschreven soorten (n
uit Amerika en Japan, en n uit Australi). Verdere fylogenetische
analyses onthulden dat in het gebied verschillende nieuwe geslachten voorkomen. De studie van de diversiteit van Boletales in Zuidoost-Azi heeft bijgedragen tot een beter begrip van de evolutie en
de systematiek van deze groep en toont aan dat nog veel meer taxa
wachten om ontdekt te worden. Uit statistische analyses blijkt dat
300 soorten te verwachten zijn in Noord-Thailand alleen, waardoor
dit gebied een belangrijke potentile hotspot is.

Pulveroboletus fragrans sp. nov., een nieuwe soort die een sterk aromatische
geur produceert, een zeldzaam kenmerk binnen de boleten. De soort werd
gevonden in n enkele vindplaats in Noord-Thailand.

Veel van de waargenomen soorten waren nieuw


voor de wetenschap

Botanische diversiteit
in de Chimanimanis, Mozambique
De Chimanimanis zijn een grensoverschrijdende bergketen
tussen Zimbabwe en Mozambique. Zij vormen een gesoleerde keten die vanuit de Mozambikaanse kustvlakte in het oosten oprijst
naar de piek van Mt. Binga, die met 2436 m de hoogste top is. De
bergen bestaan voornamelijk uit kwartsietzandsteen die verweert
tot nutrintenarme bodems. Combineer dit met het isolement van
deze streek en je verkrijgt een gebied dat gekenmerkt wordt door
een hoog percentage aan endemische soorten. Dit is zeker waar voor
graslanden, hellingen en moerassen van het hoogland.
Het merendeel van het botanisch onderzoek en de collecties is
gekend van de Zimbabwaanse zijde van deze bergen. Dit gebied, beschermd als een Nationaal Park, maakt echter slechts ongeveer 20%
uit van de totale bergketen. Verder zijn de gegevens van dit gedeelte
van de Chimanimanis niet meer up-to-date; in de laatste 50 jaar zijn
weinig nieuwe data toegevoegd. De beschikbare informatie over de
Mozambikaanse kant van dit gebied is gefragmenteerd en zeer onvolledig. Van vele zeldzame en endemische soorten is geweten dat
ze hier ook moeten voorkomen, maar dit werd nog nooit officieel
vastgelegd.
Een recente goudkoorts vormt een significante bedreiging in
delen van de onbeschermde bergketen aan de Mozambikaanse kant.
In april en oktober 2014 organiseerden de Royal Botanic Gardens Kew, MICAIA (een in Chimoio gevestigde lokale ngo), de Plantentuin Meise, het Nationaal Herbarium van Zimbabwe en het Herbarium van Maputo twee botanische expedities. De doelstellingen
van deze expedities waren het ontwikkelen van een aangepaste inventaris van de zeldzame en endemische plantensoorten en hun bedreigingsstatus en verspreiding, met name aan de Mozambikaanse
zijde van de bergketen; het zoeken naar specifieke gebieden met een
hoge botanische of ecologische waarde; het onderzoeken wat de bedreigingen en langetermijngevolgen zijn van het delven van goud op
de botanische diversiteit, specifiek op de zeldzame en endemische
soorten en het vastleggen en fotograferen van plantensoorten voor
een website (www.mozambiqueflora.com).
Gedurende een periode van vier weken werden 580 plantenstalen verzameld. Waar mogelijk werden duplicaten ingezameld voor
de vier deelnemende herbaria (K, BR, SRGH, LMA). In de meeste
gevallen werden silicagelstalen genomen voor DNA-analyse. Gedurende deze periode werd meer dan 70% van de gezochte planten ingezameld; vele ervan werden voor het eerst opgetekend voor
Mozambique. Daarenboven werden 65 specimens van schors- en
steenbewonende lichenen ingezameld voor verder onderzoek in de
Plantentuin.

Veldcollecties.

De identificatie en confirmatie van de ingezamelde plantensoorten is bijna volledig afgewerkt. Alle aantekeningen en fotos van de
eerste expeditie zijn beschikbaar online:
http://www.mozambiqueflora.com/speciesdata/outingdisplay.php?outing_id=32,
https://www.flickr.com/photos/zimbart/
sets/72157644203545549/,
-https://www.flickr.com/photos/62615101@N02/
sets/72157644547376913/
Onder de voorlopige resultaten bevinden zich mogelijk vijf of
zes plantensoorten die nieuw zijn voor de wetenschap. De resultaten van de tweede expeditie en van de lichenencollecties worden
momenteel verwerkt door wetenschappers. De resultaten en bevindingen van de twee expedities zullen uiteindelijk samen gebundeld
worden in een rapport dat bedoeld is als opvolger van de originele
publicaties door Goodier & Phipps (Kirkia 1: 44-66, 1960) en Wild
(Kirkia 4: 125-157, 1963).

De veldpersen drogen in de zon.

11

Een nieuwe Flora in Meise


Met een geschatte 7.000 plantensoorten bezit het MiddenAfrikaanse land Gabon het meest soortenrijke laaglandregenbos
van Afrika. De meerdelige Flore du Gabon biedt essentile handvatten
om deze planten te identificeren en is als zodanig cruciaal voor een
breed publiek, zoals onderzoekers, natuurbeschermers of genteresseerde amateurs. Deze Flora levert ook de basisinformatie voor het
goed ontwikkelde natuurbeschermingsprogramma in dit land, dat
dertien Nationale Parken telt en 11% van haar oppervlakte heeft beschermd. De serie Flore du Gabon werd al in 1960 opgestart door het
Musum national dHistoire naturelle in Parijs, en in 2005 overgenomen door de Wageningse vestiging van het Nationaal Herbarium
Nederland. Maar, met de recente verhuis van die laatste naar Leiden,
om op te gaan in het Naturalis Biodiversity Center, en het vertrek
van de cordinerend redacteur, Marc Sosef, naar Meise om daar de
Flore dAfrique centrale nieuw leven in te blazen, werd haar toekomst
onzeker. Echter, in 2014 tekende de Plantentuin een overeenkomst
met Naturalis om de Flore du Gabon gezamenlijk verder te zetten en
zelfs proberen af te ronden binnen vijf jaar. Daarmee hebben we
onze positie als kenniscentrum op het gebied van de Midden-Afrikaanse regio versterkt en leveren we een significante bijdrage aan de
bescherming, het onderzoek en het duurzaam gebruik van Gabons
uitzonderlijk rijke botanische diversiteit.

European Journal of Taxonomy


publiceert zijn honderdste nummer
Op 24 oktober 2014 kondigde de redactie van European Journal
of Taxonomy met trots het honderdste nummer van het tijdschrift
aan, een prachtig gellustreerde monografie over Afrikaanse miljoenpoten geschreven door Henrik Enghoff. De publicatie bevat de
beschrijving van niet minder dan twintig nieuwe soorten.
European Journal of Taxonomy (EJT) is een peer-reviewed internationaal tijdschrift voor beschrijvende taxonomie. De inhoud ervan
is volledig elektronisch en beschikbaar door middel van open access via het internet (www.europeanjournaloftaxonomy.eu) zonder
financile, juridische of technische belemmeringen. EJT is het enige
taxonomische tijdschrift dat zowel zologie, mycologie als botanie
behandelt, met inbegrip van fossielen.
Het tijdschrift werd gelanceerd in september 2011 en heeft sindsdien 3.500 paginas gepubliceerd, met daarin meer dan 400 nieuw
beschreven soorten, geslachten en hogere taxa. Het tijdschrift past
het Diamond model van Open Access publiceren toe en is daardoor
uniek in zijn soort: de hele inhoud is vrij consulteerbaar en het publiceren is gratis. De kosten van het online tijdschrift worden gedragen
door de natuurhistorische onderzoeksinstellingen die deel uitmaken
van het EJT consortium. Dit consortium bestaat uit de Plantentuin
(Belgi) en de natuurhistorische musea van Parijs (Frankrijk), Kopenhagen (Denemarken), Brussel en Tervuren (Belgi) en Londen
(Verenigd Koninkrijk).

Cover van het honderdste nummer van European Journal of Taxonomy. Foto
op de cover door David Koon-Bong Cheung: Sanje Falls, Mwanihana Forest
Reserve, Udzungwa Mountains, Tanzania.
Boven: Omslag van het eerste nieuwe volume dat gezamenlijk door Naturalis Biodiversity Center en de Plantentuin wordt gepubliceerd. Afgerond
in 2014, zal het begin 2015 worden gedrukt.
Onder: Flore du Gabon cordinerend redacteur Marc Sosef (rechts) met
een van de Gabonese redacteuren, Henri-Paul Bourobou Bourobou (links).

De hele inhoud is vrij consulteerbaar


en het publiceren is gratis

Uitgestorven grassoort
groeit in het domein
van de Plantentuin in Meise

Hernieuwde productie
van Flore dAfrique centrale
In 2013 rekruteerde de Plantentuin een nieuwe redacteur om de
productie van de serie Flore dAfrique centrale te intensiveren. Dit veeldelige werk zal uiteindelijk de meer dan 10.000 soorten omvatten
die voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en
Burundi. Het vormt daarmee een essentieel stuk gereedschap voor
plantenidentificatie, onderzoek en bescherming in die regio.
Gedurende 2014 zette de nieuwe redacteur een sterk internationaal netwerk op. Meer dan 40 specialisten doen mee en gaven aan
bereid te zijn hun kennis ter beschikking te stellen van dit streven.
Onder hen zijn zeven botanici uit de regio, zowel enkele met een
goed kennisniveau als enkele jonge, veelbelovende plantenwetenschappers. Een belangrijk doel van de Plantentuin is om training en
opleidingsactiviteiten in Midden-Afrika te intensiveren en zo jonge
botanici te ondersteunen en de regionale botanische capaciteit toe
te laten nemen.
De serie Flore dAfrique centrale had in 2014 een zeer succesvol jaar,
met het verschijnen van vijf nog niet eerder behandelde families (Caricaceae, Colchicaceae, Ericaceae, Flagellariaceae en Restionaceae)
en diverse andere manuscripten in bewerking. Dit vertegenwoordigt de start van een gecordineerde actie om het monumentale
werk Flore dAfrique centrale binnen 15 jaar af te ronden.

Tijdens de inventarisatie van de spontane flora van de Plantentuin vonden we een onbekend gras van het Festuca ovina-complex
(schapengras). Het werd verstuurd naar buitenlandse specialisten,
die het tot onze grote verbazing identificeerden als Festuca valesiaca
(Walliserzwenkgras). De standplaats van F. valesiaca in de Plantentuin is beperkt tot het warme en droge microclimaat van een eerder
steile, zuidgerichte helling aan de voet van een grote beuk.
F. valesiaca is een gras met fijne bladeren dat van Midden-Europa
oostwaarts tot in Noordwest-China groeit. Binnen Europa worden
de populaties aanzien als zeldzaam of bedreigd. Officieel ligt Belgi buiten het verspreidingsgebied, ondanks vermeldingen van deze
soort op zinkhoudende bodems in het zuidoosten van het land. De
precieze identiteit van deze waarnemingen is echter meermaals in
twijfel getrokken door wetenschappers, want soorten van het F.
ovina-complex zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Door planten uit het herbarium van de Plantentuin te gebruiken, hebben we
echter de identiteit van Festuca-soorten van zinkhoudende gronden
als F. valesiaca bevestigd. Hieruit blijkt dat er enkele keren vr 1860
exemplaren ingezameld zijn in het zuidoosten van Belgi, waarna de
soort in die regio verdween.
Maar hoe is deze soort dan terechtgekomen in de spontane begroeiing van de Plantentuin? Daarover werden twee hypothesen geformuleerd. Dit gras vormt een kleine populatie van ongeveer een
dozijn planten die groeien op n plek onder een oude beuk. Het
staat er samen met een ander zeldzaam gras, Festuca brevipila (hard
zwenkgras). Van deze soort wordt aangenomen dat ze ongewild ingevoerd is met graszaden die in het wild ingezameld werden voor
gebruik bij het zaaien van bosgazons tijdens de aanleg van de Engelse landschapstuinen in het domein van de Plantentuin in Meise in
de 19de eeuw. De zaden werden waarschijnlijk ingezameld in ZuidDuitsland, waar inderdaad in een klein gebied natuurlijke populaties
van F. valesiaca voorkomen. En dus is de eerste hypothese dat beide
soorten zwenkgrassen tegelijk werden gentroduceerd en beide als
bosgazonneofyt kunnen bestempeld worden. Indien dit klopt, betekent het dat beide grassoorten ongeveer 150 jaar in de Plantentuin
hebben overleefd. Door het natrekken van het natuurlijk verspreidingsgebied van alle bosgazonneofyten in de Tuin, hebben we het
gebied waar de zaden oorspronkelijk zijn ingezameld precies kunnen lokaliseren.
De alternatieve hypothese voor de aanwezigheid van F. valesiaca
is dat het gras ontsnapt is uit de botanische collecties in de Plantentuin, want deze soort was er gedurende 25 jaar in cultuur in de openluchtverzamelingen. Er zijn echter meer argumenten ten voordele
van de eerste hypothese.

Groeiplaats van Festuca valesiaca in de Plantentuin.


13

Plantendiversiteit
veiligstellen
Naar schatting een derde van alle plantensoorten is bedreigd of staat op het punt uit te sterven
in het wild, hoofdzakelijk als gevolg van de fragmentatie en vernietiging van hun habitat, gecombineerd met klimaatveranderingen. Elke plant
speelt nochtans een cruciale rol in een gezond
functionerend ecosysteem. Sommige kunnen
bovendien ongekende schatten bevatten zoals
moleculen met nuttige medische eigenschappen.
Daarom is het veiligstellen van plantensoorten
essentieel.
Ons onderzoek draagt bij tot de ontwikkeling van instrumenten voor in situ conservatie in
waardevolle natuurgebieden, zowel nationaal als
internationaal. Maar soorten kunnen ook buiten
hun natuurlijk verspreidingsgebied, of ex situ,
beschermd worden. We verzamelen plantenmateriaal in het wild om het te bewaren en te vermeerderen in onze eigen levende collecties of in deze
van partnertuinen. Onze zadenbank bevat zaden
van verschillende zeldzame en bedreigde soorten
waardoor we kritieke genetische variatie van een
soort vrijwaren. Door onze expertise en collecties
te combineren zijn we in staat om te helpen bij het
opnieuw introduceren van soorten in hun natuurlijke habitat, vandaag al maar ook in de toekomst.

Reproductieve kenmerken
van planten kunnen een rol spelen
bij hun achteruitgang
Habitatvernietiging, -vermesting en -versnippering worden
algemeen beschouwd als de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang en het uitsterven van populaties. Het uitsterven van planten is een complex fenomeen waarvoor we niet altijd de waarschuwingssignalen kennen. Het is daarom essentieel om te onderzoeken
in welke mate de intrinsieke kenmerken van plantensoorten hun
kwetsbaarheid benvloeden. Indien bepaalde kenmerken gecorreleerd zijn met de mate van kwetsbaarheid van een soort, dan zou een
nieuwe kritische evaluatie beschikbaar zijn die wetenschappers toelaat om de gevoeligheid voor lokaal of globaal uitsterven te helpen
voorspellen.
De intrinsieke eigenschappen van plantensoorten zijn talrijk en
hebben onder meer betrekking op de voortplanting. Dit betreft bijvoorbeeld een beperkt verspreidingsvermogen, een lage zaadproductie of een gebrek aan zaadbank in de bodem. Wetenschappers
van de Plantentuin onderzochten in welke mate sommige reproductieve kenmerken een rol kunnen spelen in de achteruitgang van
plantenpopulaties.
Tien reproductieve kenmerken werden vergeleken met de trend
van de soorten (een index van afname of toename van de verspreiding) in twee sets van geografisch gescheiden gegevens, samengesteld uit een deel van de Belgische en Britse flora (respectievelijk
1.055 en 1.136 soorten). Van de 10 beschouwde kenmerken toonden
het voortplantingstype (zaden of vegetatief) en pollenvector (insecten of wind) de beste relatie met de soorttrend (stijging of daling).
Deze resultaten zijn significant in de beide gebieden, maar de grootte en richting van de waargenomen verhoudingen verschillen bij
de Belgische en Britse gegevens. In Groot-Brittanni zijn de windbestoven planten meer succesvol dan de insect-bestoven planten,
terwijl bij de Belgische gegevens de zelfbestuivers minder bedreigd
zijn dan de door insecten bestoven soorten.
Andere kenmerken, zoals bloemmorfologie, spelen ook een rol
in de achteruitgang van plantensoorten, maar deze resultaten variren van land tot land. In de Belgische flora is er bijvoorbeeld geen
direct verband tussen de vorm van de bloemen en de trend van plantensoorten, terwijl in de Britse flora planten met een diepe bloemkroon meer bedreigd zijn dan die met een ondiepe bloemkroon. Een
mogelijke verklaring is de achteruitgang van bestuivers die aan diepe bloemkronen aangepast zijn, zoals vlinders. Onze analyse heeft
ook aangetoond dat bij de Belgische flora de zelfbestuivers meer
succesvol zijn dan de kruisbestuivers. Dit kan ook te wijten zijn aan
een gebrek aan bestuivende insecten. Voor de Belgische flora wordt
ook opgemerkt dat soorten die zich vegetatief voortplanten meer
bedreigd zijn dan deze die zaden produceren. Dit kan worden verklaard door het feit dat vegetatieve voortplanting identieke klonen
produceert die minder in staat zijn om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Arnica montana (valkruid) is zelf-incompatibel en dus volledig afhankelijk van


bestuivers voor de voortplanting. De soort is bedreigd in Belgi.

De studie toont het belang aan om correlaties tussen plantenkenmerken en de soorttrend in verschillende geografische gebieden
te vergelijken. Hieruit blijkt voor het eerst dat de resultaten contextafhankelijk zijn, met als consequentie dat een betrouwbare identificatie van de meest bedreigde soorten uitsluitend via hun reproductieve kenmerken erg moeilijk blijft.

Andromeda polifolia (lavendelhei) kan zich voortplanten via zaad, maar de


zaailingen overleven zelden in het wild. De vegetatieve vermeerdering
is dus belangrijker, wat deze soort minder in staat stelt om zich aan te
passen aan veranderende omstandigheden. Ze is in Belgi met verdwijnen
bedreigd. Foto Maarten Strack Van Schijndel.
15

Onze sparrencollectie in de kijker


op de studiedag van de Belgische
Dendrologische Vereniging
De jaarlijkse studiedag van de Belgische Dendrologische Vereniging werd op 7 september 2014 gehouden in de Plantentuin en had
dit jaar als onderwerp het genus Picea of de sparren.
Als voorbereiding op deze dag werden alle sparren in de collectie opgezocht, gemeten en gegeoreferencet. De identificatie van
elke accessie werd nagezien. De collectie omvat 66 accessies behorend tot 43 taxa. De database van levende planten LIVCOL bevat 105
namen voor Picea die allemaal nagekeken en geactualiseerd werden.
Alle geldige/aanvaarde taxa kregen een Nederlandse en Franse
naam en alle plantetiketten werden vernieuwd. De gegevens werden
toegevoegd aan de Belgische Champion Trees-databank (Beltrees),
waardoor enkele kampioenbomen voor het voetlicht kwamen. Onze
plant van Picea asperata had de grootste omtrek (148 cm) voor deze
soort in Belgi, net zoals P. meyeri (135 cm) en P. smithiana (36 cm) die
eveneens als dikste exemplaren geregistreerd werden voor Belgi.
Als organisator van de Picea studiedag planden we een voorbereidend dagbezoek aan het Pinetum Anthoine te Jamioulx. Dit is een
vermaarde coniferencollectie met misschien wel het beste sortiment
van het land met meer dan 1700 verschillende soorten en cultivars.
Die dag hadden de deelnemers de gelegenheid om hun kennis van
Picea op te frissen, een weinig bekend en onpopulair genus, door te
proberen de verschillende taxa te lokaliseren en te identificeren.
De volgende dag kwamen 46 leden van de Vereniging terug
bijeen in de Plantentuin. In de voormiddag genoten de deelnemers
van boeiende uiteenzettingen door Prof. P. Goetghebeur (fylogenie & morfologie), Ph. de Spoelberch (sparren in de wereld), J. De
Langhe (identificatiesleutel) & M. Herman (houttechnologie). Tijdens de pauze was er gelegenheid om een rijke collectie kegels (van

Bezoek van de Belgische Dendrologische Vereniging: duiding van


onze coniferencollectie. Foto Koen Camelbeke.

Arboretum Wespelaar) en houtstalen (van W. Wessels) van sparren


te bewonderen.
De namiddag was voorbehouden aan een bezoek aan de Picea
collectie met een workshop in het veld: hoe de verschillende soorten
in collectie herkennen aan hun vegetatieve kenmerken op basis van
een sleutel ontwikkeld door J. De Langhe. Het identificatieproces
focust meer bepaald op de naalden (twee- of eenkleurig, voorwaarts
of zijwaarts gericht, hoekig of vlak, scherp of zacht), de scheuten
(behaard of kaal, geel-, ivoor- of bruinkleurig) en de knoppen (al dan
niet harshoudend). We bespraken ook andere veldkenmerken en interessante topics waaronder het natuurlijk verspreidingsgebied, de
conservatiestatus, winterhardheid, teelttechnische en horticulturele
aspecten.
Het grootste deel van onze sparren bevindt zich in het Coniferetum en werd aangeplant in de laatste 40 jaar. Andere, waaronder de
gewone fijnspar, werden geplant als onderdeel van het landschapspark in het begin van de 20e eeuw. Een derde categorie dateert van
net na de Tweede Wereldoorlog. Deze werden aangeplant als een
groen scherm rond gebouwen terwijl een laatste groep, gesitueerd
op een verlaten stuk kwekerij, dateert van begin de jaren 1960.
Naast de hoger vermelde soorten vinden we volgende taxa de
moeite waard om meer gekweekt en aangeplant te worden: P. abies
Acrocona met eindstandige rode kegels, P. orientalis met kleine,
donkergroene naalden en P. torano met prachtige kegels.
Picea abies Acrocona: jonge eindstandige kegels,
vandaar de cultivarnaam (acro + cona).

De Plantentuin draagt bij aan een


milieu-impactstudie voor mijnbouw en
aan de inventarisatie van een Ramsar-site
in Gabon
Gabon, een land ongeveer half zo groot als Frankrijk, heeft de
best bewaarde bossen in Afrika. Zon 80% van het land is bedekt met
bos. De interesse in de flora van Gabon neemt toe bij de onderzoekers van de Plantentuin. Sinds kort is de Tuin mede-uitgever van de
Flore du Gabon. In 2013 en 2014 bezocht Olivier Lachenaud, onderzoeker in de Plantentuin, tweemaal Gabon voor een totale duur van
zes weken. Deze expedities werden georganiseerd door Missouri
Botanical Garden (VS) in het kader van twee gemeenschappelijke
projecten met het Nationaal Herbarium van Gabon en de IRD (Institut de Recherche pour le Dveloppement; Montpellier, Frankrijk).
Het eerste project had als doelstelling het opstellen van een milieu-impactstudie voor een potentile mijnsite in Mabouni, waar het
bedrijf Eramet prospecteert. Dit gebied heeft afzettingen van zeldzame elementen zoals niobium, een metaal dat essentieel is voor de
elektronica-industrie. De bezochte site heeft een oppervlakte van
20.000 ha en bestaat uit bebost, heuvelachtig terrein dat nog niet
eerder bestudeerd werd. Het streven was om de flora te documenteren en te bepalen welke plantensoorten extra bescherming nodig
hebben. Er werden ongeveer 30 bedreigde soorten gedentificeerd,
waaronder vijf nieuwe soorten die blijkbaar endemisch zijn in het
gebied van de mijnsite. Veel van deze soorten groeien langs riviertjes
in het bos die kwetsbaar zijn voor veranderingen in de sedimentatie
als een gevolg van mijnbouwactiviteiten. Er werden zones geselecteerd om het effect van de mijnbouw op te volgen. Verder werden
stekken genomen van de meest bedreigde soorten voor ex-situconservatie en vermeerdering. Hierbij werden de onderzoekers geholpen door Jean-Philippe Biteau, directeur van Jardi-Gab in Libreville.

Rotsige oever van een bosrivier in Mabouni, Gabon. Deze habitat is


belangrijk omdat ze zeldzame endemische soorten een thuis biedt.

Het tweede project werd uitgevoerd op vraag van WWF-Gabon en het ministerie van Waters en Bossen (Ministre des Eaux et
Forts). Het ging om een eerste botanische inventarisatie van het
Bas-Ogoou Ramsar-gebied. Deze uitgestrekte waterscheiding
werd in 2009 geklasseerd als wetland van internationale betekenis onder de Ramsar-conventie. Het gebied beslaat 862.000 ha en
bezit een verbazingwekkende diversiteit aan habitats, waaronder
drijvende graslanden, savannes, hooglandbossen en verschillende
types overstroomd bos. Toch is de flora van dit interessant gebied
heel slecht gekend. De onderzoekers bezochten vijf locaties in het
gebied en vonden ten minste drie nieuwe soorten die blijkbaar enkel
in dit wetlandgebied voorkomen. Andere interessante ontdekkingen
waren Macaranga letestui en Strombosia fleuryana, taxa die niet meer in
het wild gezien werden na respectievelijk 1908 en 1912.
De reizen naar Gabon hebben ons veel geleerd over de flora van
dit land, en geven ons een glimp van de wonderen die verborgen blijven in deze tropische bossen.

Bloem van Whitfieldia letestui, een endemische soort


uit het zuidwesten van Gabon. Deze soort wordt
bedreigd door het mijnproject in Mabouni. Deze
grote, kruidachtige plant met mooie bloemen groeit op
de oevers van bosriviertjes. De soort is enkel gekend
van vier vindplaatsen, al kan ze lokaal soms algemeen
voorkomen. Foto Ehoarn Bidault.

Bepalen welke plantensoorten extra


bescherming nodig hebben

Mozaek van bos en savanne bij het Alombimeer, Bas-Ogoou Ramsar-site.


17

Hoe reageren planten op veranderingen


van het klimaat?
Een zeer snelle verandering van het klimaat vormt momenteel
een van de belangrijkste bedreigingen voor de diversiteit van planten en dieren wereldwijd. Sommige studies tonen aan dat 10 tot 30%
van de Europese plantensoorten kunnen uitsterven tegen het einde
van deze eeuw als een gevolg van klimaatverandering. De Plantentuin onderzoekt hoe verschillende plantensoorten op deze veranderingen reageren. De resultaten van dergelijk onderzoek laten toe
om gepaste beheermaatregelen te nemen en om de meest gevoelige
soorten te identificeren en de zaden ervan te bewaren in de zadenbank. Gefinancierd door een Belspo-terugkeermandaat werd een
studie opgestart om verschillende aspecten van klimaatverandering
op enkele inheemse plantensoorten na te gaan.
Bergvenkel is een submontane soort die in Belgi alleen in de
hoogst gelegen gebieden gedijt. Omdat deze soort bij een opwarming van het klimaat in Belgi niet verder noordwaarts kan migreren, zou ze zeer gevoelig kunnen zijn voor een eventuele opwarming
van het klimaat. Om de effecten van de opwarming na te bootsen
werden open top chambers rond een aantal individuen van bergvenkel geplaatst. Dit zijn kleine serres vervaardigd uit plexiglas en
zonder dak die ervoor zorgen dat de temperatuur voor de planten
gemiddeld ongeveer 1C stijgt. Aan de hand van dit experiment
kunnen we de gevolgen van een verhoogde temperatuur voor bloei,
groei en kieming van bergvenkel bestuderen.
Plantensoorten met een groot verspreidingsgebied bestaan
meestal uit populaties die aangepast zijn aan het plaatselijk klimaat.
Om na te gaan of dit ook het geval is voor de in Belgi beschermde
klokjesgentianen, werden vruchten van 35 verschillende populaties
doorheen gans Europa ingezameld. Ongeveer 3.000 nakomelingen
van deze klokjesgentianen zullen onder gelijke omstandigheden
opgekweekt worden in de Plantentuin. Dit experiment laat ons niet
alleen toe na te gaan hoe planten aangepast zijn aan het plaatselijke
klimaat, maar ook om te kijken of alle populaties voldoende genetisch divers zijn om voldoende snel te kunnen reageren op een veranderende omgeving.
We kunnen niet alleen trachten te voorspellen hoe klimaatsverandering de planten zal benvloeden. De zadenbank van de Plantentuin biedt ook een unieke gelegenheid om te kijken of planten zich
reeds aangepast hebben aan de veranderde omstandigheden. In de
voorbije twee decennia steeg de temperatuur in Belgi met gemiddeld 0,4C per decennium, terwijl de neerslag nagenoeg constant
bleef. Voor een vijftal eenjarige soorten die al 25 jaar bewaard worden in de zadenbank van de Plantentuin onderzoeken we of deze
temperatuurstijging reeds een effect heeft gehad op het bloeitijdstip, het tijdstip van kieming en een aantal bladkenmerken. Dit doen
we door planten van deze oude zaden op te kweken en te vergelijken met planten van zaden die we nu, 25 jaar later, op exact dezelfde
plaats verzameld hebben.

Bloeiende Gentiana pneumonanthe in de Serra da Estrela, Portugal.

Rijpe vruchten van Gentiana pneumonanthe in


het Kranzbachvenn, Duitsland.

Opstellen van open top chambers om de temperatuur in de omgeving van


Meum athamanticum kunstmatig te verhogen.

Ecosystemen
begrijpen
In een wereld waarin het milieu steeds meer
onder druk staat, moeten planten, ecosystemen
en de diensten die zij leveren behouden worden om de planeet gezond te houden. Ze spelen
bijvoorbeeld een belangrijke rol in de globale
watercyclus, helpen woestijnvorming tegengaan
en matigen de effecten van broeikasgassen.
Het werk van onze onderzoekers helpt ons
begrijpen hoe ecosystemen functioneren en hoe
ze beschreven en opgevolgd kunnen worden. Ook
onderzoeken ze de invloed van invasieve soorten op inheemse soorten. Over heel de wereld, in
Afrika zowel als in Belgi, is de mensheid volledig
afhankelijk van gezonde ecosystemen.

19

Reconstructie van historische en


recente klimaatsveranderingen in
Oost-Afrika op basis van diatomeen
lijkse neerslag en ENSOgebeurtenissen aan de waargenomen veranderingen in de fossiele diatomeengemeenschappen, zal een meer
gedetailleerd beeld opleveren van de invloed van de toegenomen
jaarlijkse neerslagvariabiliteit en windcondities in Oost-Afrika als
een gevolg van antropogene klimaatsverandering. Het doel van het
PAMEXEA project is om de ontwikkelingslanden en hun beleidsmakers te voorzien van elementaire richtlijnen voor een duurzame
agrarische economie en een geschikt watermanagement in een toekomst die zal gekenmerkt worden door klimaatsverandering, groeiende demografische druk, en schaarse natuurlijke watervoorraden.

Staalname van de sedimentboorkern


uit het Challameer met een jaarlijkse resolutie.

Het Challameer, aan de voet van de Kilimanjaro,


op de grens van Kenia en Tanzania.

Extreme weersomstandigheden, zoals catastrofale droogte en


zware overstromingen, hebben de laatste tijd verschillende regios
in Oost-Afrika getroffen en hebben een grote invloed gehad op het
welzijn van de lokale bevolking en hun sociaal-economische systemen. In de streek van het Challameer, een kratermeer aan de voet
van de Kilimanjaro, heeft de El Nio Southern Oscillation (ENSO)
een sterke invloed op het regionale klimaat: hevigere regens en
overstromingen in El-Niojaren en intense en langdurige droogte
tijdens La-Niajaren. Gebaseerd op analyses van dunne secties van
een sedimentboorkern uit het Challameer met een gelaagdheid met
jaarlijkse resolutie, rapporteerde Wolff et al. (2011) een sterke relatie
tussen de jaarlijkse neerslagvariabiliteit en de dikte van de varven
(fijne laagjes van jaarlijkse sedimentatie). Dikkere varven komen
overeen met drogere omstandigheden met meer wind, terwijl dunnere varven overeenkomen met natte jaren met minder wind. De
dikte van de varven wordt voornamelijk bepaald door variatie in
de abundantie van diatomeen, eencellige algen met een silicaskelet. Perioden met wind leiden tot meer menging in de waterkolom,
wat leidt tot een betere groei van de algen in het meer als een gevolg
van de opwelling van dieper voedselrijk water. Als onderdeel van het
project PAMEXEA (Patterns and Mechanisms of Extreme Weather
in East Africa), gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid
(Belspo), bestuderen we met een hoge resolutie de veranderingen
in soortensamenstelling van de diatomeen die bewaard zijn in het
sediment van het Challameer. Op die manier bekomen we meer
gedetailleerde informatie over de seizoenale veranderingen en het
optreden van klimaatextremen in de voorbije 500 jaar. Voor dit doel
werd bijna elke varve bemonsterd en werden permanente diatomeenpreparaten gemaakt en geanalyseerd. Om de interpretatie van de
sedimentanalyses te ondersteunen, werd het recente fytoplankton
van het Challameer geanalyseerd op basis van een maandelijkse bemonstering gedurende n jaar. Bovendien werden sinds december
2006 stalen van sedimentvallen maandelijks bemonsterd en onderzocht. Zo kunnen maandelijkse veranderingen in de fytoplanktonsamenstelling worden nagegaan over een langere periode van 10 jaar
of meer. Het koppelen van de gegevens van het recente fytoplanktononderzoek en de historische informatie over de variatie in jaar-

Aliens in Antarctica
Een van de meest ongerepte gebieden op aarde, Antarctica,
wordt bedreigd door niet-inheemse planten en dieren die ongewild
meeliften naar het Witte Continent in de bagage en kleding van bezoekers. Elk jaar bezoeken 33.000 toeristen en 7.000 wetenschappers Antarctica en veel van hen vervoeren zaden en sporen opgepikt
uit andere landen die ze voorafgaand aan hun Antarcticareis bezochten. Invasieve exoten zijn wereldwijd een van de voornaamste
oorzaken van veranderingen in de biodiversiteit. Bovendien maakt
het veranderende klimaat het gemakkelijker voor deze soorten om
zich te vestigen, invasief te worden en uiteindelijk om de natuurlijk
voorkomende Antarctische ecosystemen te vernietigen.
De Plantentuin heeft deelgenomen aan het internationale project Aliens op Antarctica. Het idee achter dit project was om de
milieurisicos voor Antarctica te beoordelen door te onderzoeken
hoe zaden worden gentroduceerd, waar ze vandaan komen en waar
ze de grootste kans hebben om zich te vestigen. Onderzoekers uit
meer dan 10 landen controleerden 850 toeristen en wetenschappers
die Antarctica bezochten tijdens het eerste seizoen van het International Polar Year (2007). De onderzochte personen werden uitgebreid bevraagd naar hun vorige reizen. Het bemonsteringsproces
omvatte het uitkammen en stofzuigen van cameratassen, bovenkleding, schoenen en rugzakken om ongewild vervoerde zaden te
verzamelen.
De resultaten werden gepubliceerd in 2012 en 2014. Gemiddeld
werden per persoon tien zaden gevonden. Wetenschappers bleken
meer ongewilde zaden met zich mee te dragen dan toeristen. Met
behulp van fotos in zaadatlassen en online databases, was het mogelijk om de meeste van de 2.600 zaden te identificeren. De resultaten
gaven aan dat de helft van de verzamelde zaden en sporen afkomstig
was uit andere koude regios over de hele wereld en dat ze al eerder
gebieden met een koud klimaat, zoals de arctische en sub-Antarctische regios, waren binnengedrongen.

Bart Van de Vijver en Marc Lebouvier (IPEV) tijdens het


stofzuigen van de kleding van een passagier aan boord van
het onderzoeks- en ondersteuningsschip Marion Dufresne.
Foto Maurice Hull.

De studie leverde duidelijke bewijzen die nodig zijn voor toekomstige beheerbeslissingen om het kwetsbare Antarctische gebied
in zijn eigenheid te bewaren. Overheden kunnen deze risicobeoordeling gebruiken om te bepalen welke delen van Antarctica de meeste aandacht vereisen wat betreft bescherming en monitoring. Aan
bezoekers wordt gevraagd om eenvoudige en goedkope maatregelen in acht te nemen, zoals het zorgvuldig schoonmaken van laarzen, tassen en kleding voor aanvang van hun Antarcticareis, om op
die manier de introductie van uitheemse soorten zo veel mogelijk te
vermijden. Zonder deze maatregelen zal de kwaliteit en het uitzicht
van de lokale Antarctische ecosystemen voor altijd onherroepelijk
worden veranderd.

Veldwerk in het Atlantisch regenwoud


van Brazili: de Nieuwe Wereld brengt
nieuwe onderzoeksmogelijkheden
De Plantentuin heeft een lange traditie in het bestuderen van
de Afrikaanse plantendiversiteit, maar ook de flora van de Nieuwe
Wereld is goed vertegenwoordigd in onze collecties en het welbekende von Martiusherbarium is daar een voorbeeld van.
Begeesterd door vervlogen expedities van beroemde ontdekkingsreizigers besloten we om zelf een reis naar de Nieuwe Wereld
aan te vatten en we reisden naar Bahia in Brazili. Het team bestond
uit twee onderzoekers van de Plantentuin, n van de KU Leuven en
n van Naturalis.
Onze aandacht ging uit naar het Atlantisch regenwoud, een zeer
soortenrijk gebied dat een grote oppervlakte beslaat langsheen de
Braziliaanse kust. Jammer genoeg blijft er vandaag slechts weinig
over van het oorspronkelijke woud, maar niettemin blijft het een van
de biologisch meest diverse ecosystemen op aarde, met een uitzonderlijk hoog aantal endemische soorten. Deze endemen bieden uitgelezen kansen om de oorsprong en de evolutie van het Atlantisch
regenwoud te bestuderen. Op basis van de interesses van de deelnemende expeditieleden werd de nadruk gelegd op het inzamelen van
soorten uit de families van de Rubiaceae en Lauraceae en van mycoheterotrofe planten; deze laatste zijn planten die hun nutrinten
verkrijgen door te parasiteren op schimmels in plaats van zelf aan
fotosynthese te doen. Door de endemen van deze drie verschillende
groepen te bestuderen en door na te gaan wanneer ze ontstaan zijn,
is het mogelijk om de leeftijd van het Atlantisch regenwoud te achterhalen.

De bloemen van Rubiaceae


kunnen spectaculaire kleuren vertonen.

21

Planten en mensen
(opnieuw) verbinden
Overal ter wereld voorzien specifieke plantensoorten de lokale bevolking van voedsel, energie,
gereedschap en werkinstrumenten, vezels voor
kleding en natuurlijke geneesmiddelen. In vele
delen van de wereld zijn planten cruciale elementen in de strijd tegen honger, ziekte en extreme
armoede. Planten spelen ook vaak een rol in cultuur en religie. Vandaag de dag gaat de cultuurgebonden kennis van planten verloren en daarmee
ook de vitale band die we hebben met planten en
paddenstoelen.
Onze onderzoekers registreren hoe planten en
paddenstoelen worden gebruikt, zodat deze kennis gedeeld en verspreid kan worden. Door het
feit dat onze onderzoekers er in slagen planten
exact te identificeren, zelfs op basis van minuscule of oeroude overblijfselen, dragen zij bij aan
diverse onderzoeksdomeinen zoals forensisch
onderzoek en archeologie, waarbij ze constant
de banden tussen mensen en planten aan het licht
brengen.

Capaciteitsopbouw en
landschapsontwikkeling in
de Democratische Republiek Congo
Sinds enige tijd onderhoudt de Plantentuin nauwe banden met
instellingen die zich richten op in-situconservatie in de Democratische Republiek Congo.
Het Nationaal Park Virunga in Oost-Congo, gerund door het
ICCN (Institut congolais pour la Conservation de la Nature), is erkend als UNESCO-werelderfgoed . Het beslaat 7.800 km2 en is Afrikas oudste nationale park en een van de biologisch rijkste gebieden
van het continent. In 2013, na jaren van onzekerheid, lanceerde het
park een post-conflictprogramma waarbij elektrische stroom werd
gebracht naar het platteland en afgelegen gebieden als katalysator
voor armoedebestrijding en het scheppen van werkgelegenheid.
Het doel van het programma is om duurzame energiealternatieven te bieden en om zo de druk op de natuurlijke hulpbronnen te
verminderen. In 2015 zal de Virunga-stichting de bouw van een 14
megawatt waterkrachtcentrale in de regio Rutchuru, in Noord-Kivu
voltooien. Het Matebe-station zal een onmiddellijke positieve impact hebben op de ontwikkeling van de regio, maar het station moet
worden geharmoniseerd met het natuurlijke landschap. ICCN en de
Virunga-stichting doen een beroep op de expertise van de Plantentuin voor het botanische onderzoek, de landschapsarchitectuur en
de milieueducatie.
De eerste doelstelling van het project was om de waterkrachtcentrale in het bestaande landschap te integreren. Om dit te realiseren werden kwekerijen van inheemse planten opgezet die uiteindelijk de site zullen transformeren in een opleidings- en toeristisch
centrum.
Het project richt zich op acties die de lokale bevolking, in het
bijzonder de jeugd, bij het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden als historisch en cultureel erfgoed betrekken. Dit is een zeer
interessante en moeilijke uitdaging aangezien de Virunga-stichting
en de Plantentuin werken in een post-conflictzone waar de meeste
mensen in vluchtelingenkampen leven.

Heropening van
het Lisowski-Arboretum in Kisangani
Sinds februari 2012 is de Plantentuin partner van de Universiteit
van Kisangani en het REFORCO (Congo Forestry Research) programma om het curriculum van de masteropleiding bosbouw te versterken op het gebied van ex situ conservatie en om de groene ruimten van de Faculteit Wetenschappen te herstellen en te verbeteren.
Dit laatste omvat ook de rehabilitatie van het Lisowski-Arboretum.
Professor Stanislaw Lisowski, hoogleraar systematische plantkunde en plantensociologie aan de Universiteit van Kisangani, creerde het arboretum in 1975 om de studenten en docenten botanisch
referentiemateriaal te bezorgen voor hun studie. Oorspronkelijk
was de tuin (7.800 m2) verdeeld in percelen met planten uit de regio
van Kisangani. Vandaag is deze zone uitgegroeid tot een volwaardig
arboretum in het hart van de campus.
Om het arboretum te rehabiliteren opdat het zijn educatieve,
ecologische en recreatieve functies beter zou kunnen vervullen,
moesten grote onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd worden. Het
terrein werd vervolgens omheind om het te beschermen tegen oneigenlijk gebruik en er werden banken voorzien voor de bezoekers.
De bomen werden gelabeld en bij de belangrijkste soorten werden
beschrijvende panelen geplaatst.
De administrateur-generaal van de Plantentuin Meise, de decaan van de faculteit en de belangrijkste vertegenwoordigers van
Kisangani openden het gerehabiliteerde arboretum op 14 juni 2014.
Het Lisowski-Arboretum biedt nu een unieke kans aan studenten en bezoekers om de meest representatieve soorten van het tropische bos rond Kisangani te ontdekken. Dit is belangrijk voor het
onderzoek, het behoud en de doeltreffende bescherming van het
natuurlijke en culturele erfgoed van de regio.

De tweede doelstelling van het project, waarmee de Plantentuin


werd belast, is om de bijzondere rol van het Park in het behoud van
een van de rijkste Afrikaanse regios voor biodiversiteit te belichten.
Ze wil dit bereiken door milieueducatie op scholen, via maatschappelijke organisaties en in de media in Noord-Kivu.
Verwacht wordt dat de acties, ter verbetering van de levensomstandigheden van de gemeenschappen die leven in het randzones
van het beschermde gebied, de menselijke druk op het park zal doen
verminderen. Dit zou dan weer de inspanningen van het ICCN om
de biodiversiteit te beschermen moeten versterken.

Werklieden aan de waterkrachtcentrale van Matebe.

Studenten in het Lisowski-Arboretum.


23

Inspireren
en informeren
De Plantentuin huisvest 18.000 verschillende
soorten planten verspreid over een historisch domein van 92 hectaren. Het is een prachtige en gevarieerde groene zone en een bron van vreugde,
bewondering en inspiratie die elk jaar ongeveer
100.000 bezoekers aantrekt.
Door het inzetten van een breed gamma aan
plantenpresentaties, tentoonstellingen, webpaginas, wetenschappelijke communicatie-instrumenten, evenementen, informele leeractiviteiten,
sensibilisatie-instrumenten en ervaringsgerichte
educatieve activiteiten heeft de Plantentuin het
potentieel om de opvattingen van mensen over
het belang van planten voor het menselijke welzijn te veranderen en het vitale belang van plantensoorten te benadrukken. Voortbouwend op
dit inzicht kunnen burgers verder gestimuleerd
worden om op een duurzame en verantwoorde
wijze te handelen.

Een reis door het tropisch regenwoud


De publieke kassen van het Plantenpaleis ondergingen tijdens
het voorbije decennium een ware metamorfose. Waar planten vroeger getoond werden in grote potten langs aarden paden, liggen nu
weelderig aangeplante tuinen langs een zorgvuldig ontworpen stenen parcours. In de displays ligt een belangrijkere focus op educatieve themas die de rol van de Tuin ondersteunen. In april 2014 werden
twee heraangelegde kassen weer geopend voor het publiek. Deze
tonen verschillende aspecten uit de wereld van het tropisch regenwoud. Hiermee zijn acht van de dertien grote, onderling verbonden
kassen van het Plantenpaleis gerenoveerd.
De rijke tropische displays met meer dan 600 plantensoorten
werden geopend onder begeleiding van pygmeenliederen en voor
de kinderen gezichtstekeningen met verf uit het Amazonewoud. De
eerste van de twee nieuwe tropische regenwoudkassen bevindt zich
meteen achter de koele, klamme Evolutiekas. Bij het verlaten van de
Evolutiekas wordt de aandacht van de bezoekers meteen gegrepen
door een veel warmere en vochtige omgeving. Een kleine hut met
golfplaten dak verwelkomt hen in een tropische tuin vol eetbare,
medicinale en andere etnobotanische planten uit de vochtige tropen.
Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om de waterplas over
te steken over een wiebelende hangbrug.
De volgende veel lagere serre toont een dichte, secundaire
woudvegetatie die typisch is voor wegkanten, waterlopen en kapvlakten in het bos. Hier tonen reuzenkruiden zoals spiraalgembers
en bananen hun grote prachtige bloemen, terwijl snelgroeiende
bomen met steltwortels en doorns het zicht blokkeren. Vele reisverhalen vermelden deze ondoordringbare en gevaarlijke bossen,
maar wees gerust, in Meise hebben wij de slangen niet inbegrepen.
In een hoek van de kas werd een reeks fascinerende myrmecofyten
samengebracht. Deze planten zijn samen met mieren gevolueerd,
met wederzijdse voordelen. Zo bieden de planten de mierenkolonie
huisvesting en bescherming en krijgen ze voeding terug via het afval
van de diertjes.
De tocht wordt tijdelijk onderbroken in afwachting van de
voltooiing van de volgende fase van tropische ontwikkeling in het
Plantenpaleis. Uiteindelijk, tegen eind 2017, zullen de vijf kassen in
de noordelijke vleugel van het Plantenpaleis volledig gevuld zijn met
tropisch regenwoud. Na het doorkruisen van de etnobotanische en
secundaire regenwoudaanplantingen, zullen de bezoekers hun reis
verder kunnen zetten in het primair regenwoud, voorbij palmbomen
en doorheen boomtoppen gedrapeerd met epifyten, om uiteindelijk
het Midden-Afrikaanse regenwoud te bezoeken. Op de flora van
deze regio verricht de Plantentuin een belangrijk deel van haar wetenschappelijk onderzoek.

Avontuurlijke bezoekers worden uitgenodigd om


de waterplas over te steken over een wiebelende hangbrug.
Foto Lies Engelen.

In de displays ligt een belangrijke focus op


educatieve themas

Pygmeenliederen tijdens het openingsweekend.

25

Flori Mundi, de orchideenshow


Op 25 oktober 2014 opende de Plantentuin het extravagante
evenement met meer dan 10.000 bloeiende orchideen, bromelias
en andere tropische verrukkingen. Na maandenlange voorbereiding
door de medewerkers en vrijwilligers van de Tuin, lagen de rode en
graslopers eindelijk uitgerold en werden de schijnwerpers aangestoken. Dit beloofde het grootste evenement van het jaar te worden!
Het doorknippen van het lint tijdens de galanocturne betekende
het begin van het n maand durende tropische festival. Jong en oud
smaakten het weelderige bloemenspektakel in de tropische en subtropische kassen van het Plantenpaleis. Een grote piramide met Cymbidium-orchideen in de Lentekas was de eerste blikvanger, gevolgd
door een gracieus vrouwelijk standbeeld dat voor de gelegenheid
gekleed ging in een prachtige jurk van cyclamen. Het sprookjesachtige pad slingerde voort langs levende schilderijen en bloemstukken, onder hemels van Vanda-orchideen, decoratieve bogen en
een luchter bezet met betoverende bromelias. Afgewisseld met de
ornamenten werden, in glazen vitrines, bloeiende planten uit onze
eigen, rijke bromelia- en orchideencollecties tentoongesteld. Naast
levende planten werden ook fotografische meesterwerken van de
wonderbaarlijkste bloemen uit de Plantentuin getoond.
De pice de rsistance van Flori Mundi was ongetwijfeld de grote
bol boven de Victoriavijver, getooid met mini Phalaenopsis-orchideen. Omringd door waterlelies en drijvende kaarsen leek dit ornament wel te zweven net boven de waterspiegel. De tocht doorheen
het Plantenpaleis werd voltooid met een prieel overdekt met witte
en gele bloemen, waaronder de bezoekers konden poseren voor
een romantische foto. Na het verlaten van het Plantenpaleis was het
mogelijk om aan boord te stappen van een elektrisch treintje dat de
bezoekers rondreed langs het kasteel van Bouchout en door het park
dat op dat moment getooid was in de mooiste herfstkleuren.
Flori Mundi 2014 werd een succes! Gedurende de periode van
vijf weken trok de festiviteit meer dan 27.000 bezoekers. Terwijl de
bloemen op de ornamenten begonnen te verwelken, werden reeds
druk plannen gesmeed voor de editie 2015.

In de Victoriakas bewonderden meer dan 27.000 bezoekers


een prachtige bol bezet met duizenden Phalaenopsis-orchideen.

Het standbeeld in de Lentekas ging


voor de gelegenheid gekleed in een galajurk
van cyclamen.

Het aankleden van de bol door tuiniers en vrijwilligers


was een huzarenstukje.

De opbouw van Flori Mundi:


met dank aan veel vrijwilligershanden
Het schitterende orchideenspektakel dat het Plantenpaleis in
2014 opsierde kreeg de naam Flori Mundi. Dit succesrijke festival
werd mogelijk gemaakt door de toewijding van ons trouw team van
vrijwilligers. Zij kregen ook versterking van een 15-tal jongeren in
burgerdienst, via een nieuwe samenwerking met het platform Jongeren voor de Samenleving.
Achter de schermen werd heel wat werk verzet voor de opbouw
en het onderhoud van het immense kleurenspel waarmee we ons publiek met overtuiging konden boeien. Eerst werden de displayzones
en de opstellingen voorbereid om de orchideen op hun mooist te
kunnen presenteren. Wanneer een levering orchideen toekwam,
werden ze uitgepakt en gesorteerd volgens soort, kleur en de aankleding van de verschillende ornamenten. Een aantal vrijwilligers
nam de voorbereidingen voor de plaatsing van niet minder dan
2.800 mini Phalaenopsis-orchideen op zich. In elk potje werd een
gaatje geboord met een bindbandje erdoor om de orchideen vast
te hechten op de gigantische bol en balk boven de vijver in de Victoriakas; ook werd al het loszittend substraat uit de potjes verwijderd.
Na meer dan een week hard werken was de bol opgeluisterd met de
overvloedige orchideenbloei. Het resultaat was een van de meest
majestueuze opstellingen van de orchideenshow.
Intussen werden ook de Vanda-orchideen en de Guzmania-,
Bromelia- en Tillandsia-soorten aangebracht op de bogen en andere
displays in de regenwoudkassen. Sommige van de bloemschikcomposities werden volledig bedacht en uitgewerkt door onze gedreven vrijwilligers. De vrijwillige hulp voor deze korte periode kwam
overeen met 6 maand fulltime werkzaamheden. Wij, en al wie kon
genieten van dit prachtige evenement, zijn de vrijwilligers dankbaar voor de fijne en professionele samenwerking temidden van een
weelde aan betoverende bloemen waaruit Flori Mundi ontstond.

Voorbereiding door vrijwilligers van het APM en


jongeren in samenlevingsdienst.

Een nieuwe samenwerking met het Platform


Jongeren voor de Samenleving

27

Aanplanting van een recordaantal


rododendrons in 2014 verhoogt
de bezoekerservaring
Na de uitbreiding van onze magnoliacollectie in 2013, gingen we
in 2014 door met de verhoging van de aantrekkelijkheid van onze
buitencollecties door te focussen op Rhododendron. Rododendrons
spreken tot de verbeelding van de bezoekers en doen de tuin van
begin maart tot juni oplichten door hun heerlijke bloemen in alle
kleuren van de regenboog.
In de periode 1984-1987 werd een eerste collectie aangelegd in
het centrum van de botanische tuin, nu Rododendronbos of Bostuin genoemd. De oorspronkelijke selectie van 480 soorten en cultivars werd gekozen op basis van winterhardheid, lichtvereisten,
kalktolerantie, bloemvorm en -kleur, bladvorm en beschikbaarheid
in de handel of via uitwisseling met andere botanische tuinen.
Eind 1987 omvatte de verzameling 140 planten. Aanvullende beplantingen in 1988 breidden de collectie uit tot het grootste genus
van de buitencollecties met 119 soorten en 191 cultivars en hybriden.
Een daling van beschikbare middelen om de collectie te beheren
en het optreden van ziekten (honingzwam, Phytophthora-wortelrot)
en plagen (zoals de rododendroncicade) resulteerden in een geleidelijke neergang van de verzameling. Actie was daarom nodig en met
een nieuw elan van staf en medewerkers n bijkomende financiering
werd in 2014 een herstelprogramma uitgewerkt. Het Rododendronbos werd met 193 planten uitgebreid tot een totaal van 500 stuks,
behorend tot 341 taxa en 386 accessies. Rododendrons aangeplant
in andere delen van de tuin brachten voor dit genus het totaal aantal taxa op 485 (waarvan 145 botanische en 340 sierteelttaxa) en het
aantal accessies op 670.
De focus lag op de uitbreiding van de groep van groenblijvende, grootbladige hybriden (93 specimens), Williamsianum- en
Yakushimanum-hybriden (resp. 8 en 11 specimens) en azaleas van
de Gandavense-, Knap Hill- en Mollis-groep (resp. 51, 13 en 8 specimens).

Nieuwe aanplanting van een collectie harde Gentse azaleas.

Bloeiende rododendrons kunnen heel wat bezoekers aantrekken. Daarom verhoogden we de toegankelijkheid van het Rododendronbos door de heraanleg van de paden. Ook de informatie werd
verbeterd door vernieuwde etiketten en kaarten met geolokalisering van onze planten. Zonder de toewijding, de expertise en het
doorzettingsvermogen van de staf, de tuiniers en de vrijwilligers
zou deze upgrade van de collectie niet mogelijk geweest zijn.
Volgende lente kunnen de bezoekers genieten van een magnifiek spektakel en rododendrons ontdekken genoemd naar adellijke personen (Chevalier Felix de Sauvage, Countess of Athlone,
Comte de Papadopoli), befaamde veredelaars (Souvenir of Anthony Waterer, Koichiro Wada, Van Houtte Flore Pleno) en schitterende bloemkleuren (Goldsworth Yellow, Lees Dark Purple,
Loders White, Mosers Maroon, Pink Pearl).
We verwachten dat het Rododendronbos zal uitgroeien tot een
van de vele botanische hoogtepunten van de tuin en van de regio.

Grootbladige rododendrons (R. Gladys rose)


met schitterende bloemen: een magnifieke bezoekersattractie!

Rhododendron insigne

Bronzen model verhoogt


de toegankelijkheid van de Plantentuin
voor slechtzienden en blinden

Daarom werd in het kader van de 180ste verjaardag van het Braille-schrift in 2009 besloten om fondsen te zoeken om een bronzen
maquette van het kasteel te ontwerpen. Het duurde uiteindelijk
meer dan vier jaar om de financile middelen te vinden en de bronzen maquette te realiseren. De Rotary Club Meise-Bouchout financierde de maquette, die in het kasteel werd genstalleerd door de
technische dienst van de gemeente Meise.
Op 27 september 2014 werd het bronzen model officieel ingehuldigd. Het kasteel kan nu door iedereen gewaardeerd worden.
Het wordt opgenomen in een speciale rondleiding ontwikkeld voor
slechtzienden en blinden. Deze rondleiding omvat verder een driedimensionaal model van het Plantenpaleis, kaarten in braille die de
vegetatietypen van de wereld weergeven en een beplante zone die
de tast- en reukzin prikkelt. Dankzij deze ontwikkelingen wordt de
Plantentuin nog meer toegankelijk voor de verschillende groepen in
de samenleving.

Weven met palmbladeren.

Op ontdekking in het regenwoud


met kinderen van het basisonderwijs
In 2014 ontwikkelden we een atelier rond het regenwoud voor
kinderen van 6 tot 12 jaar. Tijdens dit atelier ontdekken de kinderen
hoe mensen en dieren de immense botanische rijkdom van het regenwoud gebruiken als bron van voedsel en als veilige schuilplaats.
De leerlingen maken ook kennis met tal van planten die tropische
producten leveren die wij dagelijks gebruiken. De in 2014 geopende
hernieuwde tropische kassen vormen een ideaal kader om kinderen
in een schoolse context op een boeiende en creatieve manier kennis
te laten maken met deze thematiek.
In deze workshop wordt de problematiek rond het duurzaam
gebruik van grondstoffen uit het regenwoud aangeboord. De ietwat
bizarre vraag Bestaat de hamburgerplant? leidt de kinderen via sojabonen, oliepalmen en vegetarisme naar het inzicht dat we elk voor
onszelf keuzes kunnen maken die bijdragen tot het beperken van
onze negatieve impact op het regenwoud.
In 2014 woonden verschillende Nederlandstalige, Engelstalige
en zelfs Duitstalige scholen de workshop bij. Zij discussieerden op
een gengageerde manier over duurzaamheid. Zowel de kinderen
als de leerkrachten uitten hun appreciatie voor de actieve en creatieve werkvormen. De verworven kennis en inzichten waren een
stimulans voor verdere discussies tijden een themaweek rond het
regenwoud op school.

Observeren en tekenen
van de plantendiversiteit van het regenwoud.

Het Kasteel van Bouchout is het meest iconische gebouw van


de Plantentuin. De oudste delen van het gebouw dateren uit de 12de
eeuw. In de vorige eeuw was het kasteel de thuisbasis van de Keizerin Charlotte van Mexico (vrouw van aartshertog Maximiliaan van
Oostenrijk), tot haar dood in 1927. Het kasteel is een lust voor het
oog, maar dat was niet gemakkelijk over te brengen op slechtzienden en blinden.

29

Ons patrimonium
valoriseren
Doorheen zijn lange geschiedenis heeft de
Plantentuin constant gewerkt aan het bijeenbrengen en ontwikkelen van een uitgebreid patrimonium van botanische collecties: levende planten,
boeken, voorwerpen en instrumenten, maar ook
gebouwen, serres en landschappen. Deze elementen spelen tot op vandaag een rol in de werking
van de Plantentuin. Boeken en archieven worden
door wetenschappers gebruikt, historische serres
beschermen plantenverzamelingen en de gebouwen en het landschap van het Domein worden
door onze bezoekers bezocht en gewaardeerd.
Dit unieke patrimonium vraagt een permanente gespecialiseerde zorg maar is ook een onvervangbare bron van nieuwe inzichten om de missie
van de Plantentuin uit te voeren in een constant
veranderende wereld.

DNA-barcoding als middel


om tropische woudreuzen in de
Democratische Republiek Congo
te identificeren
Voor de opkomst van het moleculaire tijdperk, 20 jaar geleden,
was het enkel mogelijk om tropische bomen op naam te brengen
door gebruik te maken van morfologische kenmerken zoals grootte
en vorm van de bladeren, bloemen en vruchten. Hoewel identificatiesleutels een interessant middel zijn om soorten op naam te brengen, is de expertise van een specialist van groot belang om soorten
te identificeren die nog niet in bloei of vrucht staan. Tegenwoordig
laat de DNA-barcodingtechniek ons toe om moeilijk te identificeren soorten toch op naam te brengen. DNA-barcoding maakt gebruik van een korte maar unieke DNA-sequentie om de naam van
een onbekende soort te achterhalen. Voor deze techniek heeft men
slechts een klein bladfragment nodig. De meest gebruikte DNAbarcoding regios om planten van mekaar te onderscheiden zijn de
matK- en rbcL-genen. Door gebruik te maken van deze moderne
techniek was het voor onderzoekers in de Plantentuin mogelijk om
verschillende bomen in de omgeving van Yangambi (Democratische
Republiek Congo) op naam te brengen. Aangezien een groot deel
van de bomen niet in bloei stond, was het zeer moeilijk om ze correct
te identificeren door middel van traditionele identificatiemethodes.
Het gebruik van moderne technologie genereerde bijgevolg waardevolle inzichten in de enorme soortenrijkdom van het Afrikaanse
regenwoud. In totaal werden 7.835 Afrikaanse bomen correct gedentificeerd, wat meteen duidelijk maakt dat DNA-barcoding een
zeer waardevolle aanvulling is voor de traditionele taxonomie.
Een herbariumspecimen van Trichilia gilletii De Wild. verzameld in Yangambi
(Democratische Republiek Congo).

Het gebruik van moderne technologie


genereerde waardevolle inzichten
in de enorme soortenrijkdom

Silicagel-gedroogd bladmateriaal gebruikt voor DNA-barcoding.

31

Herbariumspecimens onthullen
historische uitwisselingsnetwerken
tussen Britse en Ierse botanici
Het gebruik van sociale netwerken zoals Facebook en Twitter
voor wetenschappelijke doeleinden is vandaag de dag heel gewoon,
maar dergelijke netwerken zijn geen nieuwe uitvinding. In het midden van de 19de eeuw verminderden de kosten voor het verzenden
van brieven spectaculair als een gevolg van de uitbreiding van het
spoorwegennet. Botanici profiteerden van deze ontwikkelingen om
verenigingen op te richten om herbariumspecimens uit te wisselen.
Twee van zulke verenigingen waren de Botanical Exchange Club
van de Britse eilanden en de Watson Botanical Exchange Club. Deze
verenigingen vormden de wetenschappelijke sociale netwerken van
die periode. Botanici, zowel professionelen als amateurs, maakten
gebruik van deze netwerken om plantkunde in een internationaal
kader te bestuderen.
Het verzamelen van herbariumspecimens was een populaire
hobby in de 19de en vroege 20ste eeuw. Het werd gezien als een gezond
en onschuldig wetenschappelijk tijdverdrijf waaraan ook vrouwen
of geestelijken konden deelnemen, met als gevolg honderdduizenden ingezamelde herbariumspecimens verdeeld over honderden
herbaria over de hele wereld. De uitwisseling van deze specimens
hielp botanische kennis verspreiden, maar het is moeilijk om het
gebruikte netwerk te reconstrueren en de bijdragen van individuele
botanici in het netwerk te bepalen.
In samenwerking met het Herbarium@home project in het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn we erin geslaagd om het netwerk
van de 19de- en begin 20ste-eeuwse botanici gedeeltelijk te reconstrueren. Herbarium@home is een website die iedereen toelaat bij te
dragen aan het documenteren van specimens uit herbaria. De website heeft ondertussen bijna 150.000 exemplaren uit 19 verschillende
herbaria gedocumenteerd. Een van de belangrijke resultaten, naast
het openbaar maken van botanische gegevens, was de evaluatie van
de rol die vrouwen speelden in dit historisch netwerk. Het blijkt dat
zij een belangrijke rol hadden in het verzamelen van herbariumspecimens, dit in tegenstelling tot hun beperkte bijdrage aan de botanische literatuur in die tijd.
Over de onderzochte periode, steeg het aantal vrouwen dat lid
was van de Botanical Exchange Club van de Britse eilanden en van
de Watson Botanical Exchange Club van 10% naar 20%. Deze deelnamepercentages zijn veel hoger dan die van vrouwen in andere wetenschappelijke verenigingen in die periode, zeker omdat sommige
daarvan de vrouwen het lidmaatschap ontzegden.

De Verklaring van Bouchout:


vrije toegang tot
biodiversiteitsinformatie bevorderen
In 2014 vond in de Plantentuin het slotevenement plaats van het
Pro-iBiosphereproject. Dit project was gericht op het wereldwijd
bekend maken van biodiversiteitsinformatie en het bevorderen van
de integratie ervan. Pro-iBiosphere voorziet een toekomst waarin
deze kennis niet beperkt is tot de weinige mensen die toegang hebben tot een gespecialiseerde bibliotheek, maar waarin ze elektronisch vrij toegankelijk is voor iedereen. Om dit te stimuleren, lanceerde het project de Verklaring van Bouchout, genoemd naar het
Kasteel van Bouchout in het hart van het domein van de Plantentuin
(www.bouchoutdeclaration.org). De verklaring promoot de vrije
toegang tot informatie over biodiversiteit, maar stimuleert ook een
eerlijke erkenning van diegenen die deze informatie produceerden.
Tot nu toe hebben 90 instellingen, waaronder enkele van de grootste
musea en herbaria ter wereld, de verklaring ondertekend. Hoewel
het Pro-iBiosphereproject nu afgelopen is, hopen we dat de Verklaring van Bouchout zal blijven doorwerken en dat de vrije toegang tot
biodiversiteitsinformatie voor iedereen snel een feit zal zijn.

Meerdere versies van het logo van de Verklaring van Bouchout kunnen hier
worden gedownload: http://www.bouchoutdeclaration.org/downloads/

De aanwezigen op het slotevenement van het Pro-iBiosphereproject,


gehouden in het Kasteel van Bouchout in juni 2014, waar
de Verklaring van Bouchout werd gelanceerd.

Een voorbeeld van een botanisch netwerk voor de uitwisseling van


herbariumspecimens verzameld tussen 1878 en 1888. Elke stip staat voor
een persoon; de grootte van de stip geeft het aantal exemplaren aan dat
die persoon heeft uitgewisseld. De lijnen geven de verbindingen aan tussen
mensen, gedistilleerd uit de namen op herbariumspecimens.

Bokalen met verzamelstukken uit 1870.

Onderzoek naar historisch lakwerk:


bemonstering van harsen uit
het Kabinet van Botanische Curiosa
De Plantentuin beschikt over een breed scala aan verzamelingen, die gebruikt kunnen worden voor zeer uiteenlopende doeleinden. In de loop van 2014 werden wij gecontacteerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium om hen bij te staan in de
identificatie van ingredinten uit recepten voor oud lakwerk. Harsen
werden in lakwerk veelvuldig gebruikt als beschermende, soms zelfs
gepigmenteerde laag, na oplossing in niet-waterige solventen en
na droging. In onze contreien werden vanaf de 16de eeuw meubelen
en andere objecten afgewerkt met Europese lakken omdat er een
strikt verbod was ingesteld op de uitvoer van Aziatische lakboomhars (vooral van Toxicodendron vernicifluum).
De Plantentuin was maar al te blij met de vraag van het Koninklijk Instituut die ons de gelegenheid gaf een gericht onderzoek
te doen in het Kabinet van Botanische Curiosa. Deze verzameling
omvat een verbazingwekkende verscheidenheid aan vooral plantaardige producten (ongeveer 15.000 stuks), in bokalen en dozen, die
het Herbarium aanvullen. Het oudste exemplaar behoort tot de producten- en zadenverzameling van het befaamde Herbarium Martii,
dat aangekocht werd bij de oprichting van de Rijksplantentuin van
Belgi in 1870.
Het onderzoek naar de lakwerkingredinten ging van start met
een voorafgaande selectie van 150 specimens. Hiervan werden er
50 bemonsterd (vooral harsen) als ingredint van oude lakwerkrecepten. Niet al deze harsachtige producten waren van plantaardige
oorsprong. Er werden veel kopalharsen ingezameld, waaronder
Oost-Afrikaans of Zanzibarkopal, beschouwd als het hardste binnen de belangrijkste gecommercialiseerde kopals; West-Afrikaans,
Sierra Leone- of Congokopal, ooit de universele hars van vernisfabrikanten; Amerikaans kopal; en het waardevolle Australisch kaurikopal. Andere plantenharsen en -gommen die uitgekozen werden,

Tragacant, een gom die in gedraaide linten of vlokken


door Astragalus sp. wordt afgescheiden.

hebben tot de verbeelding sprekende namen als mastiek, guttegom,


sandarak, barnsteen en drakenbloed. Schellak was bijzonder in het
rijtje omdat dit product afgeleid was van lakinsecten die zich voeden op een aantal boomsoorten en de harsachtige afscheiding van
de waardplant gebruiken om hun larven te beschermen. Alweer een
geheim van het natuurfabriekje onthuld.
Dit onderzoek beklemtoonde het belang van het originele etiket; de daarop voorkomende informatie leverde het bewijs om de
oorspronkelijke ingredinten te kunnen koppelen aan het overeenkomstige plantentaxon.
Het identificeren van de lakwerk-ingredinten, gebruik makend
van het Kabinet van Botanische Curiosa, oude von Martiusmanuscripten en informatie uit de bibliotheek, toonde het belang aan van
het brede scala aan verzamelingen binnen de Plantentuin. En, voor
het eerst, hebben manuscripten en bibliotheek bijgedragen tot het
naar waarde schatten van het Kabinet van Botanische Curiosa, nog
zelfs voor het inbrengen van de specimens in de gegevensbank.
33

Een verborgen
erfgoedschat herontdekt
Een foto zegt meer dan duizend woorden is een spreekwoord
dat zeker opging toen we circa 2.000 glasplaten terugvonden in een
opslagplaats in de Plantentuin. Deze fotografische opnames zijn decennialang onaangeroerd gebleven. De collectie bevat afbeeldingen
van de Plantentuin op zijn vorige locatie in Brussel: de tuin, serres,
gebouwen, levende planten en herbariumspecimens. De fotografen
van deze opnames blijven meestal onbekend. We kunnen slechts
20 opnames toeschrijven aan twee Belgische fotografen: Leon Gois
(1877-1931) en Felix Lambert.

Gezien de opmerkelijke beeldinhoud van deze glasplaten startten we een conservatie- en digitalisatiecampagne. De negatieven
zijn gelijktijdig gereinigd, opgeborgen in nieuwe zuurvrije verpakking, ingescand en beschreven in de bibliotheekcatalogus. In de beschrijving werden de oude aantekeningen die bij de glasplaten horen
toegevoegd.

De Italiaanse tuin in de Plantentuin in Brussel.

Deze fotografische opnames op glas, daterend uit de periode


1880-1930, hebben een grote erfgoedhistorische en documentaire
waarde. Verschillende beelden werden reeds gebruikt in een publicatie over de geschiedenis van de Plantentuin, The Botanic Garden of
Brussels (1826-1913). Deze opnamen zijn niet alleen waardevol voor
ons instituut, maar ook voor iedereen met interesse voor de geschiedenis van Brussel, botanische tuinen, Afrika tijdens de koloniale
tijd, architectuurgeschiedenis, de evolutie van het landschap en de
geschiedenis van de fotografie in Belgi. Alle beelden zullen via de
bibliotheekcatalogus online beschikbaar zijn op de website van de
Plantentuin.

Een tuinier in de serre met varens in


de voormalige locatie van de Plantentuin in Brussel, circa 1886.

Naast deze collectie glasnegatieven ontdekten we twee andere


reeksen. En reeks bevat zowat 200 beelden van vegetaties in Belgi, gefotografeerd door Jean Massart (1865-1925). Deze beelden zijn
waarschijnlijk gemaakt naar aanleiding van een grote fotografische
campagne tussen 1904 en 1911. Enkele ervan vonden we terug in publicaties, waaronder Les Aspects de la vgtation en Belgique. De andere
reeks bevat 160 glasnegatieven met beelden van de natuur en het
dagelijkse leven in Congo, Sierra Leone en Guinea tijdens de koloniale periode. Deze beelden zijn opgenomen tijdens de expedities van
de apotheker en verzamelaar Albert-Louis Sapin (1869-1914) tussen
1905 en 1914.

Geschiedenis in de Plantentuin:
een aantrekkelijk en nuttig hulpmiddel
De Plantentuin bezit een schat aan historische bronnen, zoals
archieven, oude tijdschriften en fotos. Het hoeft daarom niet te verbazen dat medewerkers van deze instelling in het verleden bijdragen
publiceerden over de geschiedenis van de plantkunde.
Deze traditie is vandaag springlevend. De Plantentuin speelt
op het vlak van de geschiedenis van de wetenschappen nationaal en
internationaal een rol van betekenis. Innovatief onderzoek over het
darwinisme in Belgi en over de spanningen binnen de Koninklijke
Botanische Vereniging tussen professionele en amateur botanici
leidde in 2014 tot twee publicaties.
Plantentuinmedewerkers verzorgden presentaties over de geschiedenis van de Plantentuin en de Koninklijke Botanische Vereniging voor het Arboretum Gaston Allard (Frankrijk) en de internationale conferentie van de European Society for the History of Science
(Portugal). Verder gaven zij een lezing over het prille ecologische
bewustzijn in Belgi in de 19de eeuw (Brussel, ULB). Al die activiteiten brachten het historisch onderzoek in de Plantentuin onder de
aandacht.
De Plantentuin heeft een afgevaardigde in het comit dat Belgi
vertegenwoordigt in de International Union of the History and Philosophy of Science. Deze wetenschapper-archivaris, Denis Diagre,
is ook actief in de academische onderzoeksgroep Mondes modernes
et contemporains van de ULB, een instelling waaraan hij ook als wetenschappelijk medewerker verbonden is. Aan de Universit catholique de Louvain begeleidt hij een masterthesis over de geschiedenis
van de mycologie.
Op een aantrekkelijke manier biedt het wetenschapshistorisch
onderzoek zowel leken als wetenschappers uitgelezen kansen om de
mens achter de wetenschapper beter te leren begrijpen. Met dit doel
werden meer dan vijftien presentaties gegeven over onder andere de
geschiedenis van de Plantentuin, de 19de-eeuwse plantenverzamelaars en de geschiedenis van het ontluikend ecologisch bewustzijn.
In 2014 speelde de Plantentuin een rol in de organisatie van verschillende evenementen met een grote weerklank, zoals Viva Brasil!
Belgians in Brazil (Brussel, BELvue Museum, 12.631.8) en de gevarieerde programmas van Year of Flora (Brussel, maart 2014maart
2015) en Brussels, capital of Flora (Brussel, Halles Saint Gry, december 2014februari 2015).
Denis Diagre zegde zijn medewerking toe aan de organisatoren
van de tentoonstelling Orchides, cacao et colibris, Explorateurs et
chasseurs de plantes luxembourgeois en Amrique latine, die in 2015
doorgaat in het natuurhistorisch museum van het Groothertogdom
Luxemburg. De vergaarde kennis betreffende de plantenverzamelaars, botanie en sierteelt was het onderwerp van een lange bijdrage
in Hommes et Plantes, het tijdschrift van de Conservatoire des Collections Vgtales Spcialises in Frankrijk. De verzameling vetplanten van de Plantentuin was het onderwerp van een bijdrage in het
tijdschrift van Les Amis du Jardin exotique de Monaco.

A NNE DE FLOR E JA AR VA N FLOR A

YEAR
OF
FLORA

BRUSSELS,
MARCH 2014 - MARCH 2015
EXPO BALADES WANDELINGEN
HALLES SAINT-GRY / GALERIES ROYALES SAINT-HUBERT
SINT-GORIKSHALLEN / KONINKLIJKE SINT-HUBERTUSGALERIJEN

1664-2014, 350 ANS DE PASSION POUR LHORTICULTURE ! L ANNE DE FLORE ASBL


VOUS INVITE PENDANT UN AN EXPLORER LE GLORIEUX PASS DE BRUXELLES.
1664-2014, 350 JA AR PASSIE VOOR TUINBOUW! DE VZW JA AR VAN FLOR A NODIGT U UIT
OM GEDURENDE N JAAR HET ROEMRIJKE VERLEDEN VAN BRUSSELS TE ONTDEKKEN.
1664-2014, 350 YEARS OF PASSION FOR HORTICULTURE! YEAR OF FLOR A INVITES YOU
DURING A FULL YEAR TO EXPLORE THE GLORIOUS PAST OF BRUSSELS:

WWW.YEAR-OF-FLORA.BE

BUT CULTUREL EXEMPT DE TIMBRE / ILLUSTRATION : DENDROBIUM PHALAENOPSIS PAR ALPHONSE GOOSSENS (IN DICTIONNAIRE ICONOGRAPHIQUE DES ORCHIDES PAR ALFRED C. COGNIAUX ET A. GOOSSENS. BRUSSELS, F. HAVERMANS, 1841-1916, CROMOLTH. J.I. GOFFART). AVEC L'AIMABLE AUTORISATION DE HRITIERS D'A. GOOSSENS. / ED. RESP. PAUL GROSJEAN, CHSE DE LOUVAIN, 422 1380 LASNE / DESIGN : ANOUK & CO.

Voor het project Year of Flora werd uitgebreid een beroep gedaan
op de verzamelingen en expertise van de Plantentuin. Het succes van
het project blijkt uit de ruime weerklank ervan in de media,
zowel radio en televisie als dagbladen.

Door al die activiteiten geniet de bibliotheek van de Plantentuin


een groeiende belangstelling. Een stijgend aantal bezoekers, zowel
academici, onderzoekers en studenten als amateurs, vindt de weg
naar de historische collecties van de bibliotheek. De beschikbare informatie is interessant voor botanici, maar ook voor onderzoekers
uit de menswetenschappen. Een voorbeeld hiervan is de oogst aan
gegevens met betrekking tot het voormalige bosbouwmuseum, die
eind 2014 aan het licht kwamen na het zorgvuldig uitkammen van de
Plantentuinarchieven.
Historicus en archivaris van de Plantentuin Denis Diagre gidst een groep
bezoekers in de tentoonstelling Brussels, Capital of Flora, die
het orgelpunt vormde van het project Year of Flora.
35

Het wordt koud in de collecties


De Plantentuin bezit ongeveer 4 miljoen botanische collectiestukken, in hoofdzaak gedroogde en op papier gemonteerde planten. Deze planten komen van over de hele wereld. Herbariumspecimens kunnen, als ze op de juiste manier bewaard worden, gedurende
eeuwen beschikbaar blijven voor onderzoek. Het bewaren en toegankelijk maken van dit rijke erfgoed is dan ook een van de voornaamste opdrachten voor de Plantentuin.
De conservatie van deze collecties is geen eenvoudige zaak. Insecten zijn het grootste probleem waarmee herbaria geconfronteerd
worden. Wereldwijd moeten herbaria de strijd aangaan met deze
kleine wezentjes en probeert men om de broodkever (Stegobium paniceum) uit de collecties te krijgen of te houden. Het is evenwel uiterst
moeilijk om deze insecten uit te roeien.
De meest efficinte manier om insecten uit de collecties te houden is het bewaren ervan in een omgeving met een permanent verlaagde temperatuur en luchtvochtigheid. Helaas is dit geen optie in
ons huidig herbariumgebouw. Intussen is een beheer als een goede
huisvader zeer belangrijk.
Na een evaluatie van de mogelijke methodes om insecten in de
collecties te doden, bleek invriezen in de gegeven omstandigheden
de meest aangewezen methode te zijn. In het najaar van 2013 werd
een grote vrieskamer (ca. 60 m2) genstalleerd. Hierin worden gedurende n week de herbariumspecimens uit 12 kasten ingevroren.
Dit is voldoende om de insecten te doden.
Deze methode is zeer arbeidsintensief en vereist het equivalent
van ruim n voltijdse werknemer. Het werk houdt het volgende in:
verwijderen van de specimens uit de kasten, laden van de specimens
op karren, overbrengen naar de vrieskamer en een week later alles
opnieuw in het herbarium opbergen. Intussen worden de lege kasten grondig gereinigd en behandeld met een insecticide met lange
nawerking en lage toxiciteit voor de mens. Om het hele vaatplantenherbarium op die manier te behandelen zal ongeveer twee jaar nodig
zijn. Eens voltooid, zal het hele proces nogmaals moeten overgedaan
worden om ontsnapte insecten te onderscheppen. Dit alles heeft
een zeer grote impact op de werking van het herbarium, waardoor
bepaalde delen van de collecties tijdelijk niet beschikbaar zijn. De
wekelijkse vriescyclus vereist veel energie, maar dit is de prijs die we
moeten betalen voor het bewaren van onze historisch, cultureel en
wetenschappelijk erfgoed. Tegen eind 2014 was reeds ongeveer 60%
van de collecties behandeld. De eerste resultaten zijn zeer positief:
na acht maanden is de zaal die als eerste volledig behandeld werd
nog steeds insectenvrij.

Wekelijks worden ca. 25.000 specimens uit de kasten gehaald


om ingevroren te worden, een teamwerk!

Met 86 endemische soorten (en 19 subspecifieke taxa) bezit het geslacht


Crotalaria (Fabaceae) het grootste aantal endemische taxa in Midden-Afrika.
Van links naar rechts: C. germainii, C. andromedifolia en C. minutissima.

De endemische soorten
van Midden-Afrika
Endemische taxa zijn taxa die van nature voorkomen in een welbepaald gebied en nergens anders. Hoewel endemisch een subjectief begrip is alle bekende levende wezens zijn immers endemisch
op aarde wordt deze term meestal gebruikt om te verwijzen naar
organismen die alleen voorkomen in een bepaald continent of land
of op een welbepaalde plaats. Endemische plantensoorten zijn van
bijzonder belang voor botanici. Vaak zijn ze prioritair in conservatieprogrammas omdat hun beperkte verspreiding hen bijzonder
kwetsbaar maakt voor habitatverlies en veranderingen in het milieu.
De Plantentuin werkt aan een lijst van endemische vaatplantentaxa (soorten en sub-specifieke taxa) van Midden-Afrika. Deze
lijst, opgestart in 2011, omvat alle inheemse bloeiende planten, palmvarens, varens en verwanten die enkel voorkomen in de Democratische Republiek Congo, Rwanda, Burundi en hun buurlanden
(Volksrepubliek Congo, Centraal-Afrikaanse Republiek, Soedan,
Oeganda, Tanzania, Zambia en Angola inclusief Cabinda). De lijst
van endemische vaatplanten zal gebruikt worden voor het opstellen
van een Rode Lijst voor Midden-Afrika, waarin de meest bedreigde
taxa worden gedentificeerd.
Het opstellen van de lijst van endemen is geen eenvoudige zaak,
maar een langdurig en dynamisch proces. Taxonomen herdefiniren
taxa op basis van nieuw beschikbaar gekomen informatie, terwijl
extra veldwerk nieuwe vindplaatsen van een taxon aan het licht kan
brengen. Midden 2014 werd een belangrijke mijlpaal bereikt: alle
herbariumspecimens van endemische taxa voor het geselecteerde
gebied werden gencodeerd in een database. Het ging daarbij om
meer dan 30.000 exemplaren, waaronder 22.000 specifiek voor dit
project nieuw aangemaakte records. In totaal vertegenwoordigen
deze 30.000 records meer dan 2.800 taxa. De gencodeerde gegevens worden gebruikt om plantengroepen en geografische regios
met een grote rijkdom aan endemen te identificeren. Zo zijn bijvoorbeeld de Oost-Afrikaanse Grote Slenk in het oosten en Katanga in
het zuiden van de Democratische Republiek Congo zeer rijk aan endemische soorten. De publicatie van de definitieve lijst van inheemse
planten van Midden-Afrika wordt verwacht in 2015.

Organisatie
Het Agentschap Plantentuin Meise is een
steeds veranderende organisatie met ongeveer
180 personeelsleden, 70 vrijwilligers en 20 gidsen.
Het Domein beslaat 92 hectaren en herbergt ongeveer 50 gebouwen waar mensen werken, elkaar
ontmoeten en plantencollecties in stand houden.
Net als de rest van de maatschappij dient de
Plantentuin minder afhankelijk te worden van
fossiele brandstoffen om zo zijn impact op het
milieu te verkleinen. De Plantentuin doorheen die
transitieperiode loodsen is een van de grootste
uitdagingen voor de nabije toekomst en daaraan zal op verschillende niveaus gewerkt moeten
worden.

In Memoriam Gert Ausloos


Op zondag 2 maart 2014 overleed, totaal onverwacht, Dr. Gert
Ausloos, hoofd van de educatieve dienst, lid van het directiecomit
en de wetenschappelijke raad van de Plantentuin.
Gert Rene Jos Ausloos werd geboren in Tienen op 24 februari
1967 en groeide op in het landelijke Oplinter, een groene gemeente
in het Hageland. Hij was van kindsbeen af gefascineerd door de natuur. In zijn laatste jaar aan het O.L.V. College van Tienen, werd hij
geselecteerd voor de Jacques Ketsprijs voor Biologie. Het was dan
ook logisch dat hij zijn studies in die richting verder zette.
In 1985 begon hij zijn studies biologie aan de KU Leuven, die hij
met Grote Onderscheiding beindigde. Zijn licentiaatsverhandeling
over wondgenduceerde signaaloverdracht bij Lycopersicon stuwde
hem in de richting van de plantenfysiologie. Met zijn onderzoek
in het labo van Prof. J. C. Vendrig naar de functie van protenaseinhibitoren bij het verdedigingssysteem en de bloei van Solanaceae,
behaalde hij in 1996 de graad van Doctor in de Biologie, Plantkunde
met Grootste Onderscheiding.
Tijdens zijn doctoraatsonderzoek heeft hij, als practicumassistent menig startend biologiestudent de liefde voor de plantkunde
bijgebracht via microscopieoefeningen en excursies naar de Nationale Plantentuin van Belgi. Deze prachtig uitgewerkte excursies
en Gerts bijdrage aan de permanente tentoonstelling Plantaardig/
Plantbeeldig in de Gentse Hortus Michel Thiery moeten de directie
van de Plantentuin niet zijn ontgaan, want toen de Plantentuin besloot meer in te zetten op de educatieve taken die bij een botanische
tuin horen, werd Gert als beste kandidaat geselecteerd.
Zo kwam hij op 20 januari 1997 in dienst. Je kan gerust stellen dat
Gert de educatieve dienst van de Plantentuin uit de grond gestampt
heeft en heeft weten uit te breiden tot een team van medewerkers
die naast de pure educatie, ook communicatie, toeristisch onthaal,
events, grafische vormgeving en vrijwilligerswerking voor hun rekening nemen. In de 17 jaar dat hij voor de Plantentuin zijn hart heeft
ingezet, wist hij prachtige tentoonstellingen te realiseren over de
verborgen geschiedenis van de roos, over botanisch tekenaar Albert
Cleuter, over orchideen, ikebana, bonsai, aquariumplanten, te
veel om op te noemen.
Hij was de enthousiaste trekker van de renovatie van het Plantenpaleis en ook een graag geziene gast op internationale bijeenkomsten van de gemeenschap van botanische tuinen. Voor het Belgische netwerk van botanische tuinen was hij de trekkende kracht
achter de opleiding plantentuingids die hij voor VBTA (de Vereniging van Botanische Tuinen en Arboreta) vier keer organiseerde.
Gert hield ervan mensen te overtuigen dat planten dynamische
organismen zijn die een essentile rol spelen in ons dagelijks leven.
De schokgolf die door de Plantentuin ging bij zijn plotse heengaan,
zal nog lang nazinderen.

Onderzoekers van
de Plantentuin gelauwerd
Het uitstekende werk over de Belgische bedreigde vegetaties
van Fabienne Van Rossum, onderzoeker aan de Plantentuin, werd
erkend door de toekenning van de felbegeerde Franois Crpinaward door de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging. Deze
prijs, genoemd naar de beroemde Belgische botanicus en voormalig
directeur van onze instelling, wordt uitgereikt voor buitengewone
prestaties. Dr. Van Rossum ontving haar onderscheiding voor haar
studies over bestuivingspatronen in gefragmenteerde plantenpopulaties; zij toonde aan dat het herstel van de verspreiding van pollen een belangrijke factor is voor het op lange termijn beschermen
van taxa met een gefragmenteerde verspreiding. De oprichting van
biologische corridors vermindert ook de ruimtelijke isolatie tussen
plantenpopulaties door het verstrekken van nestgelegenheid voor
bestuivende insecten.
Emiel Van Rompaey was een bekende amateur-botanicus en
mede-oprichter van het IFBL (Instituut voor de floristiek van Belgi en Luxemburg), een vereniging voor veldfloristen. De Emiel Van
Rompaey-prijs bekroont om de twee jaar botanische studies over
de flora van Belgi en Luxemburg en de aangrenzende gebieden. In
2014 werd de prijs uitgereikt aan drie onderzoekers van de Plantentuin. Arthur Vanderweyen en Andr Fraiture kregen de prijs voor
hun checklist van de Belgische brandschimmels (Ustilaginales). Zij
noteerden 88 soorten, waarvan er 18 voordien niet gekend waren in
Belgi. Brandschimmels zijn belangrijke ziekteverwekkers; ze zijn
verantwoordelijk voor plantenziekten bij bijvoorbeeld granen, wat
gepaard gaat met verlies in opbrengst en economische schade.
Ook Dries Van den Broeck kreeg de Emiel Van Rompaey-prijs
voor een overzicht van de epifytische korstmossen en lichenicole
schimmels van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zijn onderzoek
toonde aan dat de omtrek van de bomen waarop de korstmossen
groeien en de luchtvervuiling de grootste invloed hebben op de
soortenrijkdom en de distributie van deze korstmossen. Korstmossen zijn betrouwbare bio-indicatoren en worden gebruikt voor het
monitoren van stedelijke luchtvervuiling. Dries Van den Broeck
vond 146 soorten, ongeveer 65% van de epifytische korstmossenflora in Vlaanderen.

Micheline Wegh en Dries Van den Broeck, laureaat van


de Emiel Van Rompaey-prijs, bestuderen korstmossen in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Foto Danil De Wit.

De Plantentuin is trots op zijn bekroonde onderzoekers.

De laureaten van de in 2014 toegekende botanische prijzen.


Van links naar rechts: Andr Fraiture, Kenny Helsen, Fabienne Van Rossum,
Dries Van den Broeck en Arthur Vanderweyen.

Een wilde bij (Lasioglossum sp.) verzamelt stuifmeel.


Foto Daniel Parmentier.
39

De eerste ontmoetingsdag
voor de vrijwilligers en gidsen
van het VBTA-netwerk
In 2014 was de Plantentuin gastheer voor de allereerste bijeenkomst van de vrijwilligers en gidsen van de Vereniging voor Botanische Tuinen en Arboreta in Belgi. Er waren enthousiaste deelnemers vanuit de arboreta van Kalmthout, Hof ter Saksen, Robert
Lenoir, Wespelaar en de Plantentuinen van Antwerpen, Gent, Leuven en Meise.
De dag begon met een presentatie over de verschillende vrijwilligersactiviteiten in onze Plantentuin. Hierop volgde een kennismakingsactiviteit waarbij de participanten hun allereerste plantenherinneringen met elkaar konden delen. Daarna stond er een
rondleiding op het programma, waarbij het traject door Flori Mundi,
het orchideenspektakel, niet mocht ontbreken. Tijdens de rondleiding konden de vrijwilligers en gidsen van de Plantentuin hun
belangrijke taken uit de doeken doen, zoals de montage van herbariumspecimens, het aanplanten van bodembedekkers in het Fruticetum, het geolokaliseren en opmeten van meer dan 2.600 bomen en
het animeren van het atelier Planten in ons leven voor scholieren.
Een hele rits realisaties om trots op te zijn! Bij de afsluitende receptie
van deze leerrijke verbroederingsdag was er volop gelegenheid tot
levendige discussie en netwerken.

De nieuwe mastiek is mooi om te zien.

De Balatkas, een nationaal monument,


wordt gerestaureerd
In 1854 liet de hofarchitect van Koning Leopold II, Alphonse
Balat, een kleine kas bouwen om de Victoriawaterlelie (Victoria amazonica) in onder te brengen. Deze plant was toen net ontdekt in tropisch America. De kas werd eerst gebouwd in de zoo van Brussel, in
het Leopoldpark, en werd nadien tweemaal verhuisd, eerst naar de
vroegere Botanische tuin in het centrum van Brussel, en in 1941 naar
de Plantentuin in Meise. Men kan stellen dat dit een van de belangrijkste serres is in Belgi.
Door een gebrek aan fondsen en specialistische zorg in de voorbije 30 jaar bevond de Balatkas zich in een zeer slechte staat. Het
geraamte van de kas moest dringend gerestaureerd worden. De
voornaamste beschadiging was de oxidatie van de metaalconstructie door onthechting en scheurvorming van de bestaande verflagen.
Siliconenpasta en mastiek die in het verleden gebruikt waren om
het glas vast te zetten, waren verweerd en op verschillende plaatsen
aangetast.

Rondleiding in het Fruticetum bij de aanplantingen van bodembedekkers


door vrijwilligers.

In 2014 begon een firma die gespecialiseerd is in oude technieken met de restauratie. Dit gebeurde onder supervisie van de technische dienst en de landschapsarchitect van de Plantentuin. Zij stelden
het lastenboek op, schreven de overheidsopdracht uit en volgden de
werken op.
De restauratieprocedure omvatte het wegnemen van het glas en
het zandstralen van de metaalconstructie. Daarna werd de constructie geverfd met drie verschillende lagen verf en werden de glasroeden bedekt met een nieuwe laag speciale witte mastiek. Deze mastiek bestaat uit een specifieke mix van lijnolie en krijt om zo flexibel
mogelijk te blijven. Het resultaat is dat deze kas, vroeger in een erbarmelijke staat, nu een mooi kunstwerk is middenin het Herbetum
en dat ze zonder twijfel een van de belangrijkste serres in Belgi mag
genoemd worden.

Demonstratie van de montage van herbariumspecimens


door een vrijwilligster.

Infrastructuurwerken geven
de bezoeker nieuwe ervaringen en
beschermen de collecties
De technische dienst van de Plantentuin werkt achter de schermen om ervoor te zorgen dat de Plantentuin een fijne, veilige en geschikte omgeving is voor bezoekers, werknemers en planten. Net
zoals in de voorbije jaren, was 2014 een druk jaar met een grote variatie aan opgestarte en afgeronde projecten.
De Plantentuin heeft het geluk dat er een historisch kasteel in
het domein staat. Het dak van het kasteel biedt een mooi panorama. Vroeger was dit uitzichtspunt niet toegankelijk voor bezoekers
wegens te gevaarlijk. De technische dienst heeft hieraan verholpen
door de gladde loopplanken weg te halen en te vervangen door betontegels op tegeldragers en door het plaatsen van een veiligheidshek. Bezoekers kunnen nu genieten van een mooi panoramisch zicht
op het historische park.
Het kasteel heeft specialistisch onderhoud nodig. In 2014 werd het
houten buitenschrijnwerk geschilderd en 96 ramen en 16 deuren hersteld. Het Kasteel van Bouchout staat nu weer te pronken in het midden van het domein voor het oog van de bezoekers en werknemers.
Het publiek moet probleemloos kunnen wandelen in het park en
de collecties. Maar de paden rond de bomen- en struikencollectie
van het Fruticetum waren jarenlang slecht gedraineerd, waardoor na
regenval water bleef staan op de paden. Dan konden bezoekers deze
mooie collectie niet bezichtigen. Een nieuw drainagesysteem werd
genstalleerd om overtollig water te laten weglopen ten voordele van
de bezoekers en ook de planten die daar groeien.

De bezoekers zijn welkom op het dak van het kasteel!

Het Plantenpaleis is voor vele bezoekers de belangrijkste attractie. De technische dienst startte met de infrastructuurwerken die
nodig zijn om de serres met het tropische regenwoudklimaat verder
uit te werken. Zo werden er naast drainagekanalen ook wandelpaden en plantenbakken aangelegd.
Een andere publiekstrekker is de orangerie. De orangerie vormt
een deel van de zuidelijke muur van de ommuurde orangerietuin die
tot 2014 niet zichtbaar was van binnenuit de orangerie. Dit is nu wel
mogelijk geworden door de installatie van een nieuwe grote deur
zodat de bezoekers vanuit het restaurant een mooi zicht hebben op
de binnentuin.
Het herbariumgebouw is een zeer belangrijke bewaarplaats
voor miljoenen gedroogde plantenspecimens die gebruikt worden
in het wetenschappelijk onderzoek. Het is daarom van het grootste
belang dat deze collecties beschermd worden. Het platte dak moest
dringend gerenoveerd worden om insijpeling van water in het gebouw te voorkomen. In samenwerking met een aannemer werden de
schoorstenen verwijderd en werd het dak gedicht en bedekt met een
isolatielaag van 10 cm. Deze werken zouden de energiekosten van
dit gebouw moeten verlagen met zon 10% per jaar.

Het Fruticetum kan je voortaan weer bezoeken zonder natte voeten.

De Balatkas is gerestaureerd
in haar oude glorie

Het dak van het herbariumgebouw wordt gerenoveerd


om lekkage te voorkomen en de energiebesparing te vergroten.

De Plantentuin
in cijfers

Financin

Evolutie eigen inkomsten

Budgettair resultaat (K)


Het beschikbare budget in 2014 bedroeg 12.064 K waarvan in
2014 11.535 K werd aangewend.

2010

2011

2012

2013

2014

1.170

1.449

1.002

1.181

1.288

Eigen inkomsten

2014
1.600

Ontvangsten

12.064

Uitgaven

11.535

Budgettair saldo boekjaar

529

1.400
1.200
1.000
800
600
400
200

Opsplitsing ontvangsten

0
2010

De ontvangsten zijn samengesteld uit een dotatie van de Vlaamse overheid van 10.776 K en eigen inkomsten voor in totaal 1.288
K. De eigen inkomsten komen vooral uit externe projecten, consultancy opdrachten en ticketverkoop. In vergelijking met de voorbije twee jaren zijn de eigen inkomsten verder gestegen. Dit is vooral
te wijten aan de stijging van de inkomsten uit ticketverkoop. De inkomsten uit projecten is gedaald wegens het stopzetten van het digitalisatieproject door de Mellon foundation waarvoor de Plantentuin
jaarlijks ongeveer 200 K ontving.
Opsplitsing eigen inkomsten

Verhuur
Inkom
Tuinwinkel

129.044

Projecten en consultancy

45.901
601.854

Concessie oranjerie

11.800

Verzekeringen

13.770

Totaal

2012

2013

2014

Uitgaven
De loonkosten nemen iets meer dan 70% van het totale budget
in. In 2014 konden enkele belangrijke onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd dankzij de extra middelen voor investeringen en
herstellingen. De energiekosten nemen bijna 5% van het budget in.
Voor collecties, onderzoek en publiekswerking was respectievelijk
449 K, 310 K en 239 K beschikbaar.

73.455
412.532

Personeelskantine

2011

1.288.356

Uitgaven

Loonkost

8.264

Collecties

449

Onderzoek

310

Publiekswerking

239

Werking

808

Investeringen en herstellingen

700

Energiekosten

556

ICT

209

Totaal

11.535

Verhuur
Inkom
Loonkost

Tuinwinkel

Collecties

Personeelskantine

Onderzoek

Projecten en
consultancy

Publiekswerking

Concessie oranjerie
Werking

Verzekeringen
Investeringen en
herstellingen
Energiekosten
ICT

43

Opsplitsing personeel volgens


inkomstenbron
(situatie op 1 januari 2014)

Personeel

Personeel van de Plantentuin wordt betaald op de dotatie van de


Vlaamse Gemeenschap (129 personeelsleden, 69%), op de eigen inkomsten (27 personeelsleden, 14%) en op de middelen van de Franse
Gemeenschap (31 personeelsleden, 17%).

Personeelssituatie
(situatie op 1 januari van elk jaar)

2014

Het aantal personeelsleden (inclusief vervangingscontracten)


steeg lichtjes en is terug op het niveau van 2012. Er was een aanzienlijke stijging in het aantal statutaire personeelsleden.

Vlaamse Gemeenschap

129

Franse Gemeenschap

31

Eigen inkomsten

27

Totaal
2010

2011

2012

2013

2014

Statutaire wetenschappers

17

16

14

13

21

Statutaire niet wetenschappers


Contractuele wetenschappers
Contractuele niet wetenschappers

71

66

85

81

92

15

18

16

18

13

85

79

70

69

61

188

179

185

181

187

Totaal

2010

2011

2012

2013

187

27
(14%)
Vlaamse gemeenschap

31
(17%)

Franse gemeenschap
129
(69%)

2014

Eigen inkomsten

100
90
80
70
60
50
40

Opsplitsing personeel volgens


gemeenschap en functie
(situatie op 1 januari)

30
20
10
0
Statutaire
wetenschappers

Statutaire niet
wetenschappers

Contractuele
wetenschappers

Contractuele niet
wetenschappers

Vierendertig personeelsleden (18%) zijn wetenschappers waarvan n derde betaald wordt door de Franse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap betaalt ook 19 personen (10%) die betrokken zijn in
andere processen van de Plantentuin.
2014

Wetenschappers Franse Gemeenschap

12

Wetenschappers Vlaamse Gemeenschap

22

Niet wetenschappers Franse Gemeenschap

19

Niet wetenschappers Vlaamse Gemeenschap

134

12
(6%)

22
(12%)
19
(10%)

134
(72 %)

Wetenschappers
Franse gemeenschap
Wetenschappers
Vlaamse gemeenschap
Niet wetenschappers
Franse gemeenschap
Niet wetenschappers
Vlaamse gemeenschap

Franse Gemeenschap

Leeftijdspiramide
Bijna twee derde van de personeelsleden zijn jonger dan 50 en
10% is ouder dan 60. Het personeel van de Franse Gemeenschap is in
het algemeen jonger dan dat van de Vlaamse Gemeenschap met n
derde tussen de 35 en 44. Ongeveer 40% van het personeel is vrouw,
maar de verdeling tussen de verschillende diensten is erg ongelijk,
zo zijn bijvoorbeeld de meeste tuiniers mannen.

Vrouwen

Mannen

Totaal

60-+

55-59

50-54

45-49

40-44

35-39

30-34

25-29

20-24

Totaal

23

31

Mannen
8

Alle personeelsleden 2014


Vrouwen

Vrouwen

60-+

Mannen

Totaal

55-59
50-54

60-+

13

20

45-49

55-59

13

20

40-44

50-54

14

18

32

35-39

45-49

15

24

30-34

40-44

14

23

25-29

35-39

18

24

30-34

10

14

24

25-29

10

15

20-24

72

115

187

Totaal

20-24

Vlaamse Gemeenschap
Vrouwen
Mannen

Mannen

Totaal

Vrouwen

60-+

10

16

60-+

55-59

11

17

55-59

50-54

14

13

27

45-49

12

20

40-44

11

18

35-39

11

17

30-34

30-34

13

21

25-29

25-29

10

15

20-24

20-24

64

92

156

20

50-54
45-49
40-44
35-39

15

10

10

15

Totaal

Mannen
15

10

Vrouwen
0

60-+
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24

45

10

15

Stagiairs en werkstages
De Plantentuin biedt veel plaatsen aan voor stagiairs en werkstages. Op die manier proberen wij hen beter voor te bereiden op de
arbeidsmarkt.

Bezoekers

Aantal stagiairs en werkstages


Totaal

Bezoldigd

Onbezoldigd

32

31

Totaal aantal bezoeken


Het aantal bezoeken steeg met bijna 40% in 2014. In vergelijking
met 2000, het jaar waarbij de bezoekers voor het eerst systematisch
werden geregistreerd, is het aantal bezoeken meer dan verdubbeld.
Het goede weer was een belangrijke factor. Ook de opening van
twee nieuwe regenwoudkassen in april en de orchideenshow Flori
Mundi in november wisten heel wat bezoekers te bekoren.

Stagiairs en werkstages
met arbeidshandicap
Totaal

Bezoldigd

Onbezoldigd

Totaal aantal
bezoeken

Stagiairs en werkstages
met migratieachtergrond
Totaal

Bezoldigd

Onbezoldigd

140.000

11

11

120.000

2010

2011

2012

2013

2014

94.218

110.909

88.612

91.171

126.486

100.000
80.000

Vrijwilligers

60.000

Door een update van de vrijwilligerslijst, waarbij vrijwilligers


die niet actief waren voor een langere periode werden geschrapt,
is het aantal vrijwilligers minder sterk gestegen in 2014. Tijdens de
voorbereiding van Flori Mundi konden we rekenen op de extra hulp
van 25 Brusselse jongeren van Plateform pour le Service citoyen,
deze zijn niet opgenomen in de statistieken. De omzetting van het
aantal vrijwilligers naar voltijdse equivalenten is gebaseerd op de
norm van de Vlaamse overheid (1520 u/jaar).
2010

2011

2012

2013

2014

Aantal

66

80

70

98

108

VTE

5.1

6.5

5.7

6.7

8.6

10

120

9
100

8
7

80

6
5

60

4
40

3
2

20

1
0

0
2010

2011

2012

2013

2014

Aantal
VTE

40.000
20.000
0
2010

2011

2012

2013

2014

Deelname aan georganiseerde


educatieve bezoeken
Verdeling van het aantal bezoeken
(gratis / korting / gewone prijs)

Het aantal schoolbezoeken daalde licht. Dit is vooral te verklaren door het lager aantal vrije schoolbezoeken.
2010

2011

2012

2013

2014

Vrij bezoek

2.034

3.060

2.771

3.523

2.467

Geleid bezoek

1.276

1.368

1.091

989

1.156

BAMA-module

187

201

551

713

671

De stijging van het aantal bezoekers was het sterkst bij de betalende bezoekers (vol of gereduceerd tarief).
2010

2011

2012

2013

2014

Gratis

25.988

36.602

30.913

31.368

39.312

Met korting

48.973

46.820

38.215

38.992

57.676

Gewone prijs

19.257

27.487

19.484

20.811

29.498

Gratis

Met korting

Schoolatelier
Totaal

913

584

1.763

1.127

1.917

4.410

5.213

6.176

6.361

6.211

2010

Gewone prijs

2011

2012

2013

2014

4.000

70.000

3.500

60.000

3.000

50.000

2.500

40.000

2.000
1.500

30.000

1.000

20.000

500

10.000

0
Vrij bezoek

0
2010

2011

2012

2013

Geleid bezoek

BAMA-module

Schoolatelier

2014

Bezoekers tuinwinkel
Jaarkaarten
Er was een opvallende stijging van het aantal jaarkaarten (+22%)
gespreid over de verschillende types.

Individuele

2010

2011

2012

2013

2014

1.253

1.382

1.113

1.443

1.756

Gold

106

99

100

94

112

Gold 1+3

329

353

384

411

514

1.688

1.834

1.597

1.948

2.385

Totaal

Individuele jaarkaart

Gold

In totaal kochten bijna 6.250 bezoekers producten in de Tuinwinkel. Het gemiddelde bedrag gespendeerd per klant bedroeg c. 20
EUR. Typische Plantentuinproducten, zoals Plantentuinhoning en
Plantentuinkoffie bleven ook dit jaar erg populair.

Bezoekers

2010

2011

2012

2013

2014

5.958

6.655

4.729

5.189

6.244

7.000
6.000
5.000

Gold 1+3

3.000

4.000

2.500

3.000

2.000

2.000

1.500

1.000

1.000

0
2010

2011

2012

500
0
2010

2011

2012

2013

2014

47

2013

2014

De Plantentuin in de media
en sociale netwerken
De Plantentuin verspreidde in 2014 24 persberichten (12 in het
Nederlands en 12 in het Frans). Momenteel zijn 3.270 personen geabonneerd op de digitale nieuwsbrief Musa die per seizoen in het
Nederlands en het Frans wordt gepubliceerd. Op de Facebook pagina van de Plantentuin werden 78 boodschappen in het Frans en het
Nederlands gepost.

Abonnees
Musa

2010

2011

2012

2013

2014

2.108

2.515

2.640

2.715

3.270

Collecties
Levende Verzamelingen
De Levende Verzamelingen omvatten alle accessies waarvan
levende planten en/of zaden beschikbaar zijn. Het betreft 33.056
accessies van 18.638 verschillende taxa. 95% behoort tot het Federaal wetenschappelijk patrimonium, 5% is eigendom van de Vlaamse
Gemeenschap.
Federaal

Vlaamse Gemeenschap

Globaal

Taxa

17.765

1.387

18.638

3.500

Soorten

13.335

1.024

13.798

3.000

Aanwinsten

31.418

1.638

33.056

176

1.522

1.698

Aanwinsten 2014

2.500
2.000
1.500

Levende Plantenverzameling

1.000
500
0
2010

2011

2012

2013

2014

In 2014 werd de site van de Plantentuin geconsulteerd door


766.838 bezoekers vanaf 306.834 verschillende computers vanaf 134
landen. De meeste bezoekers komen uit Belgi, Duistland, Frankrijk
en Nederland. In totaal werden 9.817.900 paginas van onze site bekeken en werd ze 22.982.176 keer aangeklikt.

Aantal bezoekers

2012

2013

2014

746.963

640.046

766.838

De Levende Plantenverzameling van de Plantentuin telt momenteel 26.259 introducties. Ze vertegenwoordigen 343 families, 3.034
geslachten, 17.524 taxa en 12.961 soorten. Ze zijn verdeeld over de
serres (57%) en de buitencollecties (43%). De best vertegenwoordigde plantenfamilies in de serres zijn de Cactaceae (2.506 introducties), Orchidaceae (1.696), Euphorbiaceae (1284), Liliaceae (949), Rubiaceae (575), Crassulaceae (513), Araceae (464) en Agavaceae (393).
In de buitencollecties zijn de best vertegenwoordigde families
de Ericaceae (807), Rosaceae (752), Liliaceae (481), Asteraceae (468)
en Malaceae (431).
Binnen

Buiten

Binnen

Buiten

Binnen

2012

2012

2013

2013

2014

2014

Taxa

7.551

9.091

7.526

9.307

7.887

9.637

Soorten

4.967

7.475

4.887

7.675

5.024

7.937

11.030

13.929

10.894

14.291

11.390

14.869

Introducties

Aantal bezoekers

Buiten

900.000
800.000
700.000
600.000

Buiten 2012

Binnen 2012

Buiten 2013

Binnen 2013

Buiten 2014

Binnen 2014

16.000

500.000

14.000

400.000

12.000

300.000

10.000

200.000

8.000

100.000

6.000

0
2012

2013

2014

4.000
2.000

Het aantal abonnees op Dumortiera, een door de Plantentuin gepubliceerd digitaal tijdschrift over floristiek, steeg verder tot 1.050.

0
Taxa

Soorten

Introducties

De evolutie van de verwerving


van levend plantenmateriaal

Inbeslagname van CITES planten

In vergelijking met vorig jaar, is de aangroei heel sterk gestegen


in 2014 (52%). Deze stijging ligt voornamelijk in het verwerven van
een groot aantal Rhododendron-cultivars voor de buitencollecties en
de vele nieuwe succulenten, voornamelijk Euphorbia-soorten, in de
serres.
Gekweekt

In 2014 werden 10 inbeslagnames uitgevoerd door de Belgische


douane onder de CITES-wetgeving waarvan de planten werden ondergebracht in de Plantentuin. Dit aantal bevestigt de dalende trend
sinds 2010. De 10 inbeslagnames omvatten 43 introducties en 102 specimens.

CITES introducties
2010

614

881

1.495

2011

1.021

863

1.884

2012

1.631

528

2.159

2013

710

404

1.114

2014

1.233

465

1.698

Gekweekt

2010

2011

2012

2013

2014

278

69

86

122

43

Totaal

Wilde oorsprong

CITES introducties
300
250
200
150

Wilde oorsprong

100

2.500

50

2.000

0
2010

1.500

2011

2012

2013

2014

1.000

2010

2011

2012

2013

2014

2.205

105

240

1.152

102

500

Aantal aangeslagen
planten

0
2010

2011

2012

2013

2014

Aantal aangeslagen planten


2.500

2.000

Evolutie van het aantal


zoekopdrachten in LIVCOL

1.500

LIVCOL is de databank die gebruikt wordt voor het dagelijks


beheer van de Levende Plantenverzameling en de gelieerde documentatie. Deze databank is ook gedeeltelijk toegankelijk voor het
brede publiek via de site van de Plantentuin. In 2014 werd een relatief
belangrijke stijging van het aantal zoekopdrachten geobserveerd
(5.838).

Zoekopdracht
LIVCOL

2010

2011

2012

2013

2014

2.664

3.633

3.734

3.962

5.838

1.000

500

0
2010

2011

Aantal CITES
inbeslagnames

Zoekopdracht Livcol
7.000

2012

2013

2014

2010

2011

2012

2013

2014

30

18

12

10

10

Aantal CITES inbeslagnames


35

6.000

30

5.000

25

4.000

20

3.000

15

2.000

10

1.000

2010

2011

2012

2013

2014

2010

2011

2012

49

2013

2014

Verdeling van levend materiaal


Het aantal verstuurde plantenstalen varieert sterk van jaar tot
jaar. In 2014, werden in totaal 1.830 stalen verstuurd, waarvan 75%
als zaden.

Verdeling van
materiaal

2010

2011

2012

2013

2014

1.370

1.889

1.664

1.770

1.830

Langetermijnbewaring van zaden


De zadenbank is een erg belangrijk ex-situconservatiemiddel
om in-situconservatieprojecten te ondersteunen. Het laat toe om op
lange termijn (meer dan 100 jaar) een zeer brede genetische diversiteit te bewaren in een zeer beperkte ruimte. De zadenbank van de
Plantentuin bewaart momenteel in het wild ingezamelde zaden van
906 introducties van Belgische soorten en 803 koperplanten van Katanga. De collectie van zaden van wilde bonen en boonachtigen blijft
de belangrijkste collectie met 2.152 introducties.

Verdeling van materiaal


2.000
1.800
1.600
1.400
1.200
1.000
800
600

Belgische flora

Koperflora

Wilde bonen

400
200

2012

841

536

2.144

2013

890

626

2.152

2014

906

803

2.152

2010

2011

2012

2013

2014

Monteren van herbariumspecimens

23%

Het monteren van herbariumspecimens is een belangrijke en


tijdrovende stap die toelaat om plantenmateriaal te bewaren op
lange termijn.

Belgische flora
Koperflora
56%

Wilde bonen
21%

Het aantal gemonteerde specimens steeg in 2014 tot meer dan


35.000. Dit heeft voornamelijk te maken met de aanwezigheid van
een extra voltijds monteerder (via interne mutatie) en een verhoogd
aantal vrijwilligers.
2010

2011

2012

2013

2014
2012

Gemonteerde
specimens BT

7.900

17.000

6.500

6.811

12.440

2.500

Gemonteerde
specimens SP

13.828

20.191

11.596

17.500

23.074

2.000

21.728

37.191

18.096

24.311

35.514

Totaal

2013

2014

1.500

1.000

Gemonteerde specimens BT 7350

Gemonteerde specimens SP 9519

500

40.000
0

35.000

Belgische flora

30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0
2010

2011

2012

2013

2014

Koperflora

Wilde bonen

Encoderen van de collecties


in gegevensbanken
De labels van herbariumspecimens bevatten waardevolle data
over de verspreiding, ecologie en het gebruik van planten. Door de
digitalisatie van collecties en door ze in te geven in een gegevensbank, wordt deze informatie toegankelijk gemaakt voor een grote
groep potentile gebruikers.
Ten opzicht van 2013 is er een daling, maar ten opzicht van de
vorige jaren een stijging van het aantal ingegeven specimens. Dit
wordt verklaard doordat in 2013, in het kader van het opstellen van
de inventaris van het federaal wetenschappelijk patrimonium, rapid
databasing werd uitgevoerd waarbij minder gegevens werden ingebracht. In 2014 werden heel wat specimens ingegeven in het kader
van de Flora van Midden-Afrika.

2010

2011

2012

2013

2014

BT

21.935

18.159

17.487

49.341

18.289

SP

23.447

21.880

30.324

26.105

32.748

45.382

40.039

47.811

75.446

51.037

Totaal

BT

Lenen en uitwisselingsprogramma
Het overbrengen van herbariumspecimens tussen herbaria is
essentieel om botanisch onderzoek mogelijk te maken. Specimens
kunnen worden overgebracht naar een ander herbarium op basis
van een tijdelijke overeenkomst als een leen of op een permanente
basis als een gift of als onderdeel van een uitwisselingsprogramma.
Duidelijk is dat het aantal uitwisselingen, zowel inkomende als uitgaande, sterk gedaald is in 2014. Dit is te wijten aan de sterke daling
van uitwisseling met Wageningen aangezien zij in 2013, bij hun verhuis naar Leiden, het grootste deel van hun uitwisselingsmateriaal
hebben opgestuurd. Naast de kleine giften opgenomen in de grafiek
waren er ook een aantal collecties die als depot aanwezig waren in de
Plantentuin die bij overgang naar de Vlaamse Gemeenschap eigendom geworden zijn van de Plantentuin en behoren tot het Vlaams
patrimonium. Het betreft de collecties van Van Heurck (AWH, c.
250.000 specimens), Imler (5.154 specimens), Bruylants (1.686 specimens) en Antonissen (793 specimens). Ongeveer 6,5% van de collecties behoort tot het Vlaams patrimonium.

2010

2011

2012

2013

2014

Inkomende
uitwisselingen

3.249

11.261

7.892

15.536

853

Inkomende
giften

9.668

2.463

8.591

3.918

7.141

Inkomende
lenen

595

539

2,391

678

1.394

SP

80.000
70.000
60.000
50.000
40.000

Uitgaande
uitwisselingen

30.000
20.000
10.000
0
2010

2011

2012

2013

2014

1.426

2.897

1.655

1.991

459

Uitgaande
giften

177

221

175

128

116

Uitgaande
lenen

2.012

3.114

1.701

2.366

2.430

Uitgaande
giften

Uitgaande
lenen

2010

2011

2012

2013

2014

18.000
16.000
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
Inkomende
uitwisselingen

Inkomende
giften

Inkomende
lenen

51

Uitgaande
uitwisselingen

Gegevensbank van de bibliotheek


Het aantal records in de gegevensbank van onze bibliotheek
groeit gestadig aan. De volledige catalogus, die ook online beschikbaar is, bevat nu meer dan 125.000 records.

2010

2011

2012

2013

2014

48.516

48.834

49.030

49.150

49.404

Collecties

4.475

4.596

4.695

4.789

4.828

Correspondenties

7.300

7.443

7.444

7.444

7.444

Monografien

47.500

48.796

49.969

50.743

51.268

Waardevolle
werken

3.383

3.385

3.386

3.421

3.461

Tijdschriften

8.352

8.742

8.979

9.117

9.168

500

560

1.554

2.185

Artikels

Iconografisch
materiaal

2010

2011

2012

2013

2014

60.000

Aanwinsten bibliotheek
Het aantal nieuwe aanwinsten voor de bibliotheek bleef stabiel in 2014. Ongeveer n derde van de aanwinsten behoort tot de
Vlaamse Gemeenschap. Een kleine twee derde wordt toegevoegd
aan het Federaal patrimonium, het betreft boeken die eind 2013 werden besteld met federaal budget, maar pas in 2014 werden geleverd
en boeken afkomstig van de onderzoeksbibliotheek die niet centraal
waren ingeschreven. Een klein aantal boeken is eigendom van de
Koninklijke Belgische Botanische Vereniging, waarvan de bibliotheek gehuisvest is in de Plantentuin.

2010

2011

2012

2013

2014

Monografien

3.124

1.244

1.035

926

965

Tijdschriftafleveringen

3.000

3.025

2.733

2.500

2.500

50.000

Monografien

40.000

Tijdschriftafleveringen

3.500
30.000

3.000
20.000

2.500
10.000

2.000

iaa

en

er
at
m

sc
jd

1.000
500

Ico

no

gr

afi

sc

Ti

ev
rd
aa
W

hr

er
w
ol

le

on
M

1.500

ift

ke

fi
ra
og

en
nd
po
es

rr
Co

s
tie

s
tie
lec
ol
C

Ar

tik

els

0
2010

2011

2012

2013

2014

Koninklijke Belgische

Monografien

Vlaams

Federaal

Botanische Vereniging

315

615

35

35
(3%)
315
(33%)

Vlaams
Federaal

615
64%

Koninklijke Belgische
Botanische Vereniging

Onderzoek
Aantal publicaties

Externe consultaties bibliotheek


De bibliotheek is toegankelijk voor het publiek. Het aantal bezoeken daalde sterk. Dit aantal zal in de toekomst verder dalen aangezien botanische literatuur steeds vaker online beschikbaar wordt.
De Plantentuin neemt daarom actief deel aan verschillende digitalisatieprojecten. Het aantal interbibliothecaire lenen nam sterk toe.

2010

2011

2012

2013

2014

Externe bezoekers

494

504

457

440

342

Interbibliothecaire
lenen

58

49

61

58

95

Externe bezoekers

Interbibliothecaire lenen

Het aantal wetenschappelijke publicaties door personeelsleden


nam heel sterk toe. Vooral het aantal publicaties met impact factor
steeg. De verhouding tussen publicaties met impact factor en zonder
impactfactor bereikte zijn hoogste peil en bedraagt nu 64%. Het is
de doelstelling om dit verder te laten stijgen, zonder het onderzoek
met een meer lokale, maar vaak erg belangrijke impact uit het oog
te verliezen.

Manuscripten

Abstracts van

Andere publicaties

en hoofdstukken

posters of

(rapporten, boek-

van boeken

presentaties

recensies,)

Totaal

2010

64

61

130

2011

114

26

18

158

2012

83

72

14

169

2013

116

50

26

192

2014

131

100

14

245

600
2010

500

2011

2012

2013

2014

300

400
250

300
200

200

150

100

100

0
2010

2011

2012

2013

2014
50

0
Manuscripten en
hoofdstukken
van boeken

Abstracts van
posters of
presentaties

Andere publicaties
(rapporten,
boekrecensies,...)

53

Totaal

Internationale

Internationale of

Boeken of

publicaties

nationale publica-

hoofdstukken

met IF

ties zonder IF

van boeken

2010

34

25

2011

47

36

31

2012

30

45

2013

49

40

27

2014

75

42

14

2010

2011

2012

2013

2014

80

Gemiddelde impactfactor
De gemiddelde impactfactor van de manuscripten van de personeelsleden van de Plantentuin daalde verder tot 2,04. De reden hiervoor is dat er nu meer publicaties worden gerealiseerd in tijdschriften met een impactfactor. Door de aard van het onderzoek hebben
deze tijdschriften echter vaak een relatief lage impactfactor. Het
blijft de doelstelling om basisonderzoek te combineren met meer
toegepast onderzoek.

70
60

2010

2011

2012

2013

2014

1,27

2,21

2,81

2,33

2,04

50

Gemiddelde IF

40
30

Gemiddelde IF

20
3

10
0

2,5

Internationale
publicaties met IF

Internationale of
nationale publicaties
zonder IF

Boeken of
hoofdstukken
van boeken

2
1,5
1

Publicaties met IF

Publicaties zonder IF

% met IF

2010

34

25

58 %

2011

47

36

57 %

2012

30

45

40 %

2013

49

40

55 %

2014

75

42

64 %

% met IF
70
60
50
40
30
20
10
0
2010

2011

2012

2013

2014

0,5
0
2010

2011

2012

2013

2014

Publicaties
Peer-reviewpublicaties met impactfactor
met medewerkers van de Plantentuin als
auteur of coauteur
Atazadeh I., Edlund M.B., Van de Vijver B., Mills K.,

Spaulding S.A., Gell P.A., Crawford S., Lee S.S., Smith


K.E.L., Newall P. & Potapova M. (2014) Morphology, ecology
and biogeography of Stauroneis pachycephala P.T.Cleve
(Bacillariophyta) and its transfer to the genus Envekadea.
Diatom Research 29: 455-464. (IF 2013 = 1)
Bauters K., Larridon I., Reynders M., Asselman P.,
Vrijdaghs A., Muasya A.M. & Goetghebeur P. (2014)
A new classification for Lipocarpha and Volkiella as
infrageneric taxa of Cyperus s.l. (Cypereae, Cyperoideae,
Cyperaceae): insights from species tree reconstruction
supplemented with morphological and floral developmental
data. Phytotaxa 166: 1-32. (IF 2013 = 1,376)
Bogaerts A., de Haan M., Van de Vijver B. &
Cocquyt C. (2014) A complete catalogue of algal taxa
described by Pierre Compre. Plant Ecology and Evolution
147: 311-324. (IF 2013 = 0,96)
Chattov B., Lebouvier M. & Van de Vijver B. (2014)
Freshwater diatom communities from Ile Amsterdam
(TAAF, southern Indian Ocean). Fottea 14: 101-119. (IF 2013 =
1,627)
Cocquyt C. & Jahn R. (2014) A re-investigation of Otto
Mllers Cymatopleura taxa (Bacillariophyta) from East
Africa. Plant Ecology and Evolution 147: 412-425. (IF 2013 =
0,96)
Cocquyt C., Taylor J.C. & Wetzel C.E. (2014)
Stenopterobia cataractarum sp. nov. (Bacillariophyta), a
new benthic diatom from a waterfall in Zambia, Africa.
Phytotaxa 158: 76-84. (IF 2013 = 1,376)
Cceres M.E. da Silva, Aptroot A. & Ertz D. (2014) New
species and interesting records of Arthoniales from the
Amazon, Rondnia, Brazil. The Lichenologist 46: 573-588.
(IF 2013 = 1,613)
De Block P. (2014) Eight new species of Ixora (Ixoreae Rubiaceae) from Madagascar. Plant Ecology and Evolution
147: 237-255. (IF 2013 = 0,96)
de Haan M., Cocquyt C., Tice A., Zahn G. & Spiegel
F.W. (2014) First records of Protosteloid Amoebae
(Eumycetozoa) from the Democratic Republic of the Congo.
Plant Ecology and Evolution 147: 85-92. (IF 2013 = 0,96)
De Kesel A. & Haelewaters D. (2014) Laboulbenia
slackensis and L. littoralis sp. nov. (Ascomycota,
Laboulbeniales), two sibling species as a result of ecological
speciation. Mycologia 106: 407-414. (IF 2013 = 2,218)
Deforce K., Allemeersch L., Stieperaere H. & Haneca K.
(2014) Tracking ancient ship routes through the analysis of
caulking material from shipwrecks? The case study of two
14th century sogs from Doel (northern Belgium). Journal of
Archaeological Science 43: 299-314. (IF 2013 = 2,139)
Deforce K., Storme A., Bastiaens J., Debruyne S., Denys
L., Ervynck A., Meylemans E., Stieperaere H., Van
Neer W. & Cromb P. (2014) Middle-Holocene alluvial
forests and associated fluvial environments: A multi-proxy

reconstruction from the lower Scheldt, N Belgium. The


Holocene 24: 1550-1564. (IF 2013 = 3,794)
Diederich P., Lawrey J.D., Capdet M., Pereira S., Romero
A.I., Etayo J., Flakus A., Sikaroodi M. & Ertz D. (2014) New
lichen-associated bulbil-forming species of Cantharellales
(Basidiomycetes). The Lichenologist 46: 333-347. (IF 2013 =
1,613)
Ertz D., Aptroot A., Van de Vijver B., Sliwa L., Moermans
C. & Ovstedal D.O. (2014) Lichens from the Utsteinen
Nunatak (Sr Rondane Mountains, Antarctica), with the
description of one new species and the establishment of
permanent plots. Phytotaxa 191: 99-114. (IF 2013 = 1,376)
Ertz D., Lawrey J.D., Common R.S. & Diederich P. (2014)
Molecular data resolve a new order of Arthoniomycetes
sister to the primarily lichenized Arthoniales and composed
of black yeasts, lichenicolous and rock-inhabiting species.
Fungal Diversity 66: 113-137. (IF 2013 = 6,938)
Ertz D., Tehler A., Fischer E., Killmann D., Razafindrahaja
T. & Srusiaux E. (2014) Isalonactis, a new genus of
Roccellaceae (Arthoniales), from southern Madagascar. The
Lichenologist 46: 159-167. (IF 2013 = 1,613)
Esters V., Karangwa C., Tits M., Francotte P., Pirotte B.,
Servais A.C., Fillet M., Crommen J., Robbrecht E., Minet
A., Grisar T., Angenot L., Frederich M. (2014) Unusual
Amino Acids and Monofluoroacetate from Dichapetalum
michelsonii (Umutambasha), a Toxic Plant from Rwanda.
Planta Medica 79: 334-337. (IF 2013 = 2,339)
Fabri R. (2014) Lon Delvosalle (1915-2014): Une vie au
service de la cartographie floristique. Plant Ecology and
Evolution 147: 299-303. (IF 2013 = 0,96)
Fofana C.A.K., Sow El H., Taylor J.C., Ector L. & Van de
Vijver B. (2014) Placoneis cocquytiae, a new raphid diatom
(Bacillariophyceae) from the Senegal River (Senegal West
Africa). Phytotaxa 161: 139-147. (IF 2013 = 1,376)
Frisch A., Thor G., Ertz D. & Grube M. (2014) The
Arthonialean challenge: Restructuring Arthoniaceae. Taxon
63: 727-744. (IF 2013 = 3,051)
Godefroid S., Janssens S.B. & Vanderborght
T. (2014) Do plant reproductive traits influence species
susceptibility to decline?. Plant Ecology and Evolution 147:
154-164. (IF 2013 = 0,96)
Haelewaters D., Vorst O. & De Kesel A. (2014) New and
interesting Laboulbeniales (Fungi, Ascomycota) from the
Netherlands. Nova Hedwigia 98: 113-125. (IF 2013 = 0,989)
55

Hamann T.D., Mller A., Roos M.C., Sosef M.S.M. &

Smets E.F. (2014) Detailed mark-up of semi-monographic


legacy taxonomic works using FlorML. Taxon 63: 377-393. (IF
2013 = 3,051)
Hamilton P. B., de Haan M., Kopalova K., Zidarova
R., Van de Vijver B. (2014) An evaluation of selected
Neidium species from the Antarctic region. Diatom
Research 29: 27-40. (IF 2013 = 1)
Heger T., Pahl A.T., Botta-Dukt Z., Gherardi F., Hoppe C.,
Hoste I., Jax K., Lindstrm L., Boets P., Haider S., Kollmann
J., Wittmann M.J. & Jeschke J.M. (2014) Conceptual
frameworks and methods for advancing invasion ecology.
Ambio 42: 527-540. (IF 2013 = 2,973)
Huiskes A.H.L., Gremmen N. J.M., Bergstrom D.M.,
Frenot Y., Hughes K.A., Imura S., Kiefer K., Lebouvier
M., Lee J.E., Tsujimoto M., Ware C., Van de Vijver B.
& Chown S. L. (0702014) Aliens in Antarctica: Assessing
transfer of plant propagules by human visitors to reduce
invasion risk. Biological Conservation 171: 278-284. (IF 2013
= 4,036)
Jongkind C.C.H. (2014) Notes on African Combretum
Loefl. species (Combretaceae). Adansonia. 3e Sr. 36: 315-327.
(IF 2013 = 0,48)
Kopalova K., Ochyra R., Nedbalov L. & Van de Vijver
B. (2014) Moss-inhabiting diatoms from two contrasting
Maritime Antarctic islands. Plant Ecology and Evolution 147:
67-84. (IF 2013 = 0,96)
Kraichak E., Parnmen S., Lcking R., Rivas Plata E., Aptroot
A., Cceres M.E. da Silva, Ertz D., Mangold A., MercadoDaz J.A., Papong K., Van den Broeck D., Weerakoon
G. & Lumbsch H.T. (2014) Revisiting the phylogeny of
Ocellulariae, the second largest tribe within Graphidaceae
(lichenized Ascomycota: Ostropales). Phytotaxa 189: 52-81.
(IF 2013 = 1,376)
Larridon I., Bauters K., Huygh W., Reynders M. &
Goetghebeur P. (2014) Taxonomic changes in C4 Cyperus
(Cypereae, Cyperoideae, Cyperaceae): combining the sedge
genera Ascolepis, Kyllinga and Pycreus into Cyperus s.l.
Phytotaxa 166: 33-48. (IF 2013 = 1,376)
Lee S.S., Gaiser E.E., Van de Vijver B., Edlund M.B.
& Spaulding S.A. (2014) Morphology and typification of
Mastogloia smithii and M. lacustris, with descriptions of two
new species from the Florida Everglades and the Caribbean
region. Diatom Research 29: 325-350. (IF 2013 = 1)
Tedersoo L., Bahram M., Plme S., Kljalg U., Yorou N.S.,
Wijesundera R., Villarreal Ruiz L., Vasco-Palacios A.M.,
Quang Thu P., Suija A., Smith M.E., Sharp C., Saluveer
E., Saitta A., Rosas M., Riit T., Ratkowsky D., Pritsch K.,
Pldmaa K., Piepenbring M., Phosri C., Peterson M., Parts K.,
Prtel K., Otsing E., Nouhra E., Njouonkou A.L.,
Nilsson R.H., Morgado L.N., Mayor J., May T.W.,
Majuakim L., Lodge D.J., Lee S.S., Larsson K.-H., Kohout
P., Hosaka K., Hiiesalu I., Henkel T.W., Harend H., Guo L.,
Greslebin A., Grelet G., Geml J., Gates G., Dunstan W.,
Dunk C., Drenkhan R., Dearnaley J., De Kesel A., Dang
T., Chen X., Buegger F., Brearley F.Q., Bonito G., Anslan
S., Abell S., Abarenkov K. (2014). Global diversity and
geography of soil fungi. Science: 346 (6213), 1256688 (IF 2013
= 34,4).
Lowe Rex L., Kociolek J.P., Johansen J.R., Van de
Vijver B., Lange-Bertalot H. & Kopalova K. (2014)
Humidophila gen.nov., a new genus for a group of diatoms

(Bacillariophyta) formerly within the genus Diadesmis:


species from Hawaii, including one new species. Diatom
Research 29: 351-360. (IF 2013 = 1)
Lumbsch H.T., Kraichak E., Parnmen S., Rivas Plata E.,
Aptroot A., Cceres M.E. da Silva, Ertz D., Feuerstein
S.C., Mercado-Daz J.A., Staiger B., Van den Broeck D.
& Lcking R. (2014) New higher taxa in the lichen family
Graphidaceae (lichenized Ascomycota: Ostropales) based on
a three-gene skeleton phylogeny. Phytotaxa 189: 39-51. (IF
2013 = 1,376)
Lcking R., Johnston M.K., Aptroot A., Kraichak E.,
Lendemer J.C., Boonpragob K., Cceres M.E. da Silva, Ertz
D., Ferraro Lidia I., Jia Z.F., Kalb K., Mangold A., Manoch
L., Mercado-Daz J.A., Moncada B., Mongkolsuk P., Papong
K., Parnmen S., Pelez R.N., Poengsungnoen V., Rivas Plata
E., Saipunkaew W., Sipman H.J.M., Sutjaritturakan J., Van
den Broeck D., von Konrat M., Weerakoon G. & Lumbsch
H.T. (2014) One hundred and seventy-five new species
of Graphidaceae: closing the gap or a drop in the bucket?
Phytotaxa 189: 7-38. (IF 2013 = 1,376)
Mayer C., Jacquemart A.L. & Rasp O. (2014) Development
and multiplexing of microsatellite markers using
pyrosequencing in a tetraploid plant, Vaccinium uliginosum
(Ericaceae). Plant Ecology and Evolution 147: 285-289. (IF
2013 = 0,96)
Morales E.A., Wetzel C.E., Rivera Sinziana F., Van
de Vijver B. & Ector L. (2014) Current taxonomic
studies on the diatom flora (Bacillariophyta) of the
Bolivian Altiplano, South America, with possible
consequences for palaeoecological assessments. Journal of
Micropalaeontology 33: 121-129. (IF 2013 = 1)
NGuessan K.R., Wetzel C.E., Ector L., Coste M., Cocquyt
C., Van de Vijver B., Yao S., Ouattara A., Essetchi
K.P. & Rosebery J. (2014) Planothidium comperei sp.nov.
(Bacillariophyta), a new diatom species from Ivory Coast.
Plant Ecology and Evolution 147: 455-462. (IF 2013 = 0,96)
Parsons R.F., Vandelook F. & Janssens S.B. (2014) Very
fast germination: additional records and relationship to
embryo size and phylogeny. Seed Science Research 24: 159163. (IF 2013 = 1,845)
Pinseel E., Kopalova K. & Van de Vijver B. (2014)
Gomphonema svalbardense sp. nov., a freshwater diatom
species (Bacillariophyta) from the Arctic Region. Phytotaxa
170: 250-258. (IF 2013 = 1,376)
Quinet M., Kelecom S., Rasp O. & Jacquemart A.L. (2014)
S-genotype characterization of 13 North Western European
pear (Pyrus communis) cultivars. Scientia Horticulturae 165:
1-4. (IF 2013 = 1,504)
Quiroz D., Towns A., Legba S.I., Swier J., Brire S., Sosef
M.S.M. & van Andel Tinde (2014) Quantifying the domestic
market in herbal medicine in Benin, West Africa. Journal of
Ethnopharmacology 151: 1100-1108. (IF = 2,939)
Robbrecht E. (2014) Hans ter Steege and Arndt Hampe
join the editorial team of Plant Ecology and Evolution. Plant
Ecology and Evolution 147: 153. (IF 2013 = 0,96)
Ronse A. & Arndt S. (2014) Past and present occurrence of
Festuca valesiaca Schleich. ex Gaudin (Poaceae-Pooideae) in
Belgium. Phyton 54: 205-213. (IF 2013 = 0,388)
Sann D. (2014) Serpocaulon obscurinervium
(Polypodiaceae), a new fern species from Colombia and
Ecuador. Plant Ecology and Evolution 147: 127133. (IF 2013 =
0,96)

Simo M., Sonk B., Droissart V., Geerinck D.J.L.,

Micheneau C., Lowry P.P., Plunkett G.M., Hardy O. J. &


Stvart T. (2014) Taxonomic revision of the continental
African species of Angraecum section Pectinaria
(Orchidaceae). Systematic Botany 39: 725-739. (IF 2013 =
1,106)
Somme L., Mayer C., Rasp O. & Jacquemart A.L. (2014)
Influence of spatial distribution and size of clones on the
ralized outcrossing rate of the marsh cinquefoil (Comarum
palustre). Annals of Botany 113: 477-487. (IF 2013 = 3,295)
Sosef M.S.M. (2014) Novitates Gabonenses 86, The
Begonia clypeifolia complex (Begoniaceae) unravelled. Plant
Ecology and Evolution 147: 224-236. (IF 2013 = 0,96)
Sterrenburg F.A.S., de Haan M., Herwig W.E. & Hargraves
P.E. (2014) Typification and taxonomy of Gyrosigma
tenuissimum (W. Sm.) J.W. Griffith & Henfr., comparison
with Gyrosigma coelophilum N. Okamoto & Nagumo
and description of two new taxa: Gyrosigma tenuissimum
var. Gundulae var. nov. and Gyrosigma baculum sp. nov.
(Pleurosigmataceae, Bacillariophyta). Phytotaxa 172: 71-80.
(IF 2013 = 1,376)
Taylor J.C., Cocquyt C., Karthick B. & Van de Vijver
B. (2014) Analysis of the type of Achnanthes exigua Grunow
(Bacillariophyta) with the description of a new Antarctic
diatom species. Fottea 14: 43-51. (IF 2013 = 1,627)
Taylor J.C., Karthick B., Cocquyt C. & Lang P. (2014)
Diploneis fenestrata sp.nov. (Bacillariophyta), a new
aerophilic diatom species from Zambia, Africa. Phytotaxa
167: 79-88. (IF 2013 = 1,376)
Taylor J.C., Karthick B., Kociolek J.P., Wetzel C.E. &
Cocquyt C. (2014) Actinellopsis murphyi gen. et spec.
nov.: A new small celled freshwater diatom (Bacillariphyta,
Eunotiales) from Zambia. Phytotaxa 178: 128-137. (IF 2013 =
1,376)
Van Bree L.G.J., Rijpstra W.I.C., Cocquyt C., Al-Dhabi
N.A., Verschuren Dirk, Sinninghe Damst J.S. & de Leeuw
J.W. (2014) Origin and palaeoenvironmental significance of
C25 and C27 n-alk-1-enes in a 25.000-year lake sedimentary
record from equatorial East Africa. Geochimica et
Cosmochimica Acta 145: 89-102. (IF 2013 = 4,250)
Van de Vijver B. & Crawford R.M. (2014) Orthoseira
limnopolarensis sp.nov. (Bacillariophyta), a new diatom
species from Liningston Island (South Shetland Islands,
Antarctica). Cryptogamie, Algologie 35: 245.257. (IF = 0,667)
Van de Vijver B., de Haan M. & Lange-Bertalot H.
(2014) Revision of the genus Eunotia (Bacillariophyta) in the
Antarctic Region. Plant Ecology and Evolution 147: 256-284.
(IF 2013 = 0,96)
Van de Vijver B., de Haan M. & Lange-Bertalot H.
(2014) Eunotia australofrigida, a new name for Eunotia
frigida (Bacillariophyta). Plant Ecology and Evolution 147:
467. (IF 2013 = 0,96)
Van de Vijver B., Kopalova K., Zidarova R. & Levkov
Z. (2014) Revision of the genus Halamphora (Bacillariophyta)
in the Antarctic Region. Plant Ecology and Evolution 147:
374-391. (IF 2013 = 0,96)
Van de Vijver B., Morales E.A. & Kopalova K. (2014)
Three new araphid diatoms (Bacillariophyta) from the
Maritime Antarctic Region. Phytotaxa 167: 256-266. (IF 2013
= 1,376)
Van de Vijver B., Morales E.A. & Kopalova K. (2014)
Three new araphid diatoms (Bacillariophyta) from the

Maritime Antarctic Region. Phytotaxa 167: 256-266. (IF 2013


= 1,376)
Van de Vijver B., Zidarova R. & Kopalova K. (2014)
New species in the genus Muelleria (Bacillariophyta) from
the Maritime Antarctic Region. Fottea 14: 77-90. (IF 2013 =
1,627)
Van de Vijver B. (2014) Pierre Compre: a personal
tribute. Plant Ecology and Evolution 147: 305-306. (IF 2013 =
0,96)
Van de Vijver B. (2014) Analysis of the type material
of Navicula brachysira Brbisson with the description of
Brachysira sandrae, a new raphid diatom (Bacillariophyceae)
from Iles Kerguelen (TAAF, sub-Antarctica, southern Indian
Ocean). Phytotaxa 184: 139-147. (IF 2013 = 1,376)
van den Boom P. P.G. & Ertz D. (2014) A new species of
Micarea (Pilocarpaceae) from Madeira growing on Usnea.
The Lichenologist 46: 295-301. (IF 2013 = 1,613)
Van den Broeck D., Lcking R. & Ertz D. (2014) The
foliicolous lichen biota of the Democratic Republic of
the Congo, with the description of six new species. The
Lichenologist 46: 151-158. (IF 2013 = 1,613)
Van den Broeck D., Lcking R. & Ertz D. (2014)
Three new species of Graphidaceae from tropical Africa.
Phytotaxa 189: 325-330. (IF 2013 = 1,376)
Van Geert A., Triest L. & Van Rossum F. (2014) Does the
surrounding matrix influence corridor effectiveness for
pollen dispersal in farmland? Perspectives in Plant Ecology,
Evolution and Systematics 16: 180-189. (IF 2013 = 3,324)
Veldkamp, J.F. & Verloove, F. (2014) Bulbostylis thouarsii
(comb. nov.) is the correct name for Scirpus puberulus Poir.,
non Michx. (Cyperaceae). Blumea 59: 10. (IF 2013 = 0,375)
Verloove F., Govaerts R. & Buttler K.P. (2014) A new
combination in Cenchrus (Poaceae: Paniceae), with
lectotypification of Panicum divisum. Phytotaxa 181: 59-60.
(IF 2013 = 1,376)
Verloove F. (2014) Scirpus hattorianus (Cyperaceae),
newly reported for Europe, naturalized in France.
Willdenowia 44: 51-55. (IF 2013 = 0,507)
Verstraete B., Peeters C., van Wyk B., Smets E.,
Dessein S., Vandamme P. (2014) Intraspecific variation
in Burkholderia caledonica: Europe vs. Africa and soil vs.
endophytic isolates. Systematic and Applied Microbiology
37: 194199. (IF 3,310)
Volkmar U., Smets E., Hennig L. & Janssens S.B. (2014)
Intron evolution in a phylogenetic perspective: Divergent
trends in the two copies of the duplicated def gene in
Impatiens L. (Balsaminaceae). Journal of Systematics and
Evolution 52: 134-148. (IF 1,648)
Wetzel C.E., Van de Vijver B., Kopalova K., Hoffmann
L., Pfister L &, Ector L. (2014) Type analysis of the South
American diatom Achnanthes haynaldii (Bacillariophyta)
and description of Planothidium amphibium sp. nov., from
aerial and aquatic environments in Oregon (USA). Plant
Ecology and Evolution 147: 439-454. (IF 2013 = 0,96)
Zemagho Lise A., Lachenaud O., Dessein S., Liede
S. &, Sonk B. (2014) Two new Sabicea (Rubiaceae) species
from West Central Africa: Sabicea bullata and Sabicea
urniformis. Phytotaxa 173: 285-292. (IF 2013 = 1,376)
Zidarova R., Kopalova K. & Van de Vijver B. (2014)
The genus Stauroneis (Bacillariophyta) from the South
Shetland islands and James Ross Island (Antarctica). Fottea
14: 201-207. (IF 2013 = 1,627)
57

Zidarova R., Levkov Z. & Van de Vijver B. (2014)

Four new Luticola taxa (Bacillariophyta) from Maritime


Antarctica. Phytotaxa 170: 155-168. (IF 2013 = 1,376)

Peer-reviewpublicaties zonder impactfactor met medewerkers van de Plantentuin als auteur of coauteur
Dao L.M., Guelly A.K., Yorou N.S., De Kesel A.,

Verbeken A.K. & Agerer R. (2014) The Genus Lactarius


s. str. (Basidiomycota, Russulales) in Togo (West Africa):
phylogeny and a new species described. IMA Fungus 5: 3949.
De Beer Dirk, Reyniers J. & Stieperaere H. (2014) Nieuwe
en interessante mossen in Vlaanderen. 3. Muscillanea 34:
56-62.
de Haan A.L., Volders Jos, Gelderblom J., Verstraeten P. &
Van de Kerckhove O. (2014) Bijdrage tot de kennis van
het subgenus Telamonia (Cortinarius) in Belgi. Sterbeeckia
33: 16-23.
de Moraes P.L.R., De Smedt S., Cardoso D.B.O.S. &
Guglielmone L. (2014) On some Brazilian plants distributed
by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium
Pedemontanum-IV. Harvard Papers in Botany 19: 133-141.
de Moraes P.L.R., De Smedt S. & Guglielmone L. (2014)
On some Brazilian plants distributed by Martius in 1827
and published by Colla in Herbarium Pedemontanum. V.
Harvard Papers in Botany 19: 143-155.
de Moraes P.L.R., De Smedt S. & Hjertson M. (2014)
Notes on the Brazilian plants collected by Georg Wilhelm
Freyreiss and published by Carl Peter Thunberg in Plantarum
Brasiliensium. Harvard Papers in Botany 19: 123-132.
De Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.-J., Gallagher C. &
Guglielmone L. (2013) On some Brazilian Plants distributed
by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium
Pedemontanum-II, Harvard Papers in Botany 18: 197-210.
De Moraes P.L.R., De Smedt S., Esser H.-J., Gallagher C. &
Guglielmone L. (2013) On some Brazilian Plants distributed
by Martius in 1827 and published by Colla in Herbarium
Pedemontanum-II, Harvard Papers in Botany 18,2: 211-223.
De Kesel A. & Haelewaters D. (2014) Belgian records
of Laboulbeniales from aquatic insects (3) - Species from
Dryops luridus. Sterbeeckia 33: 9-15.
De Wit D. & Van den Broeck D. (2014) Melanelixia
subargentifera, nieuw voor Vlaanderen. Dumortiera 105:
29-32.
Diagre-Vanderpelen D. (2014) Darwin sinvite Mons:
une querelle entre Auguste Houzeau de Lehaie (1832-1922) et
Le Hainaut, en 1867. Mmoires et Publications de la Socit
des Sciences, des Arts et des Lettres du Hainaut 107: 13-54.
Diagre-Vanderpelen D. & Jedwab G. (2014) Quand
Bruxelles tait une capitale de lhorticulture. Hommes &
Plantes 91: 36-45.
Diagre-Vanderpelen D. (2014) Les collections de plantes
succulentes du Jardin botanique de Meise (Belgique). Cactus
& Succulentes 6: 24-29.
Diagre-Vanderpelen D. (2014) La Socit royale de
Botanique de Belgique (1862-1875): tourments identitaires
et ditoriaux d?une jeune socit savante. in: Diffuser la

science en marge: autorit, savoir et publication, XVIe-XIXe


sicle. Mmoires du Livre 6: s.p.
Diederich P., Ertz D., Eichler M., Cezanne M., van den
Boom P. P.G., Van den Broeck D. & Srusiaux E. (2014)
New or interesting lichens and lichenicolous fungi from
Belgium, Luxembourg and northern France. XV. Bulletin de
la Socit des Naturalistes Luxembourgeois 115: 157-165.
Fraiture A. & De Beuckeleer H. (2014) Amanita simulans, a
species little known in Belgium. Sterbeeckia 33: 3-8.
Fraiture A. (2014) In mmoriam: Marcel Bon (1925-2014).
Bulletin de lAssociation des Mycologues Francophones de
Belgique 7: 2-3.
Geerinck D.J.L. (2014) Quelques souvenirs personnels
du professeur Jean Lonard confondateur de lAETFAT.
Taxonomania 35: 1-4.
Geerinck D.J.L. (2014) Cl dichotomique des espces de la
Rgion des Lacs Centrafricains (400-1800 m) et de la Rgion
Afro-montagnarde (au-dessus de 1800 m). Taxonomania 35:
31-38.
Groom Q.J., OReilly C. & Humphrey T. (2014)
Herbarium specimens reveal the exchange network of
British and Irish botanists, 1856?1932. New Journal of Botany
4: 95-103.
Groom Q.J. (2014) The distribution of the vascular plants
on the North Frisian Island, Amrum. Biodiversity Data
Journal 2: e1108.
Hoste I., Duistermaat H., Od B. & Van Rossum F.
(2014) Nederlandse plantenamen in de Nouvelle Flore
de la Belgique verschillen tussen de 5de en de 6de editie.
Dumortiera 104: 83-88.
Mangambu Mokoso J.D., Robbrecht E., Ntahobavuka
Habimana H. & van Diggelen R. (2014) Analyse
phytogographique des ptridophytes dAfrique centrale:
cas des tages des montagnes du Parc National de KahuziBiega (Rpublique Dmocratique du Congo). European
scientific journal-issn 1857-7881-10: 84-106
Mertens C. & Fraiture A. (2014) Contribution linventaire
du Brabant wallon: Pseudoomphalina pachyphylla (Fr.:
Fr.) Knudsen. Bulletin de lAssociation des Mycologues
Francophones de Belgique 7: 36-40.
Sann D., J.A. Sierra-Giraldo, J.M. Posada-Herrera &
J. Ramrez-Guapacha (2014) Inventario floristco de los
bosques de la Esmeralda, margen del Ro Cauca (Chichin,
Caldas, Colombia). Boletn Cientfico Centro de Museos,
Museo de Historia Natural Universidad de Caldas 18: 17-48.
Stieperaere H. & De Beer D. (2014) De mossenrijkdom
van een natuurontwikkelingsgebied: het natuurreservaat
Heideveld-Bornebeek opnieuw bekeken (Provinciedomein
Lippensgoed-Bulskampveld, Beernem, West-Vlaanderen).
Muscillanea 34: 46-55.
Stieperaere H. (2014) De mosflora van het natuurgebied
Doeveren, Loppem-Waardamme (Zedelgem, Oostkamp),
West-Vlaanderen. Muscillanea 34: 4-7.
Stieperaere H. (2014) De mossen van twee bossen in
Wolvertem opnieuw bekeken (Meise, Vlaams-Brabant).
Muscillanea 34: 13-15.
Van den Broeck D. (2014) Atlasproject lichenen
provincie Antwerpen. Verslag van vier excursies in 2014.
Muscillanea 34: 32-40.
Van Rossum F. & Verloove F. (2014) Addenda et
corrigenda lindex alphabtique des noms latins de la 6e
dition de la Nouvelle Flore. Dumortiera 104: 89-93.

Vanderweyen A. & Fraiture A. (2014) Catalogue des


Ustilaginales s.l. de Belgique. Lejeunia Nouv. Srie 193: 60 p.


Van de Vijver B. & Kopalova K. (2014) Four
Achnanthidium species (Bacillariophyta) formerly identified
as Achnanthidium minutissimum from the Antarctic region.
European Journal of Taxonomy 19 p.
Vos Rutger A., Biserkov J.V., Balech B., Beard N., Blisset M.,
Brenninkmeijer C.n, van Dooren T., Eades D., Gosline G.,
Groom Q.J. et al. (2014) Enriched biodiversity data as a
resource and service. Biodiversity Data Journal 2: e1125.
Verloove F., Banfi E. & Galasso G. (2014) Notulae alla
flora esotica dItalia 10. Notulae 213-215. Eragrostis frankii /
E. mexicana subsp. virescens. Informatore Botanico Italiano
46: 83.
Lambinon J., Verloove F. & Hoste I. (2014) La sixime
dition de la Nouvelle Flore de la Belgique et des Rgions
voisines: la fin dun long chapitre. Dumortiera 104: 3-6.
Verloove F. & Lambinon J. (2014) The sixth edition of the
Nouvelle Flore de la Belgique: nomenclatural and taxonomic
remarks. Dumortiera 104: 7-40.

Verloove F. & LambinonJ. (2014) La sixime dition de la

Nouvelle Flore de la Belgique: commentaires chorologiques.


Dumortiera 104: 41-73.
Verloove F., Hoste I. & Lambinon J. (2014) Casuals
omitted from the sixth edition of Nouvelle Flore de la
Belgique. Dumortiera 104: 74-82.
Van Rossum F. & Verloove F. (2014) Addenda et
corrigenda lindex alphabtique des noms latins de la 6ime
dition de la Nouvelle Flore. Dumortiera 104: 89-93.
Koopman J., Jacobs I. & Verloove F. (2014) Carex
melanostachya (Cyperaceae), standhoudend in AntwerpenLinkeroever. Dumortiera 105: 3-8.
Verloove F. (2014) Carduus acanthoides (Asteraceae), a
locally invasive alien species in Belgium. Dumortiera 105:
23-28.
Verstraeten P., de Haan A., Volders Jos, Gelderblom J. &
Van de Kerckhove O. (2014) Het subgenus Phlegmacium
(Cortinarius) in Vlaanderen. Sterbeeckia 33: 24-40.

59

Het Plantentuinteam
Personeel Vlaamse Gemeenschap
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Asselman Sabrina
Ausloos Gert
Baert Wim
Ballings Petra
Bebwa Baguma
Bellanger Sven
Bellefroid Elke
Bockstael Patrick
Bogaerts Ann
Borremans Paul
Brouwers Erwin
Cammaerts Thomas
Cassaer Ronny
Clarysse Katrien
Claus Liliane
Cnop Rony
Cocquyt Christine
Cremers Stijn
Dardenne Christel
De Backer Rita
De Block Petra
De Bondt Hendrik
De Bondt Leen
De Buyser William
De Coster An
De Groote Anne
de Haan Myriam
De Jonge Gerrit
De Kesel Andr
De Medts Steve
De Meeter Ivo
De Meeter Niko
De Meyer Frank
De Meyere Dirk
De Pauw Kevin
De Smedt Sofie
Decock Marleen
Dehertogh Davy
Delcoigne Daphne
Deraet Nancy
Derammelaere Stijn
Derycke Marleen
Dessein Steven
DHondt Frank
Engledow Henry
Es Koen
Esselens Hans
Faict Samuel
Franck Pieter
Gheys Rudy
Ghijs Dimitri
Groom Quentin
Hanssens Francis
Heyvaert Karin
Heyvaert Louisa
Hoste Ivan

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Houdmont Karel
Huyberechts Sonja
Janssens Steven
Janssens Marina
Kassoumi Abdennadi
Kleber Jutta
Kosolosky Chris
Laenen Luc
Lanata Francesca
Lanckmans Peter
Lanin Lieve
Lanin Peter
Lanin Myriam
Lachenaud Olivier
Le Pajolec Sarah
Leyman Viviane
Lips Jimmy
Looverie Marleen
Maerten Christophe
Mato Kelenda Bibiche
Mertens Micheline
Mombaerts Marijke
Ntore Salvator
Peeters Kathy
Peeters Marc
Postma Susan
Puttenaers Myriam
Reusens Dirk
Reynders Marc
Robberechts Jean
Ronse Anne
Ryken Els
Saeys Wim
Schaille David
Scheers Elke
Schoemaker Erika
Schoevaerts Johan
Schuerman Riet
Sosef Marc
Speliers Wim
Steppe Eric
Stoffelen Piet
Swaerts Danny
Tavernier Wim
Taylor Jonathan
Thielemans Tom
Tilley Maarten
Tytens Liliane
Van Belle Nand
Van Caekenberghe Frank
Van Campenhout Geert
Van Damme Vivek Seppe
Van De Kerckhove Omer
Van de Perre Frederic
Van de Vijver Bart
Van De Vyver Anne

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Van Den Borre Jeroen


Van Den Broeck Mia
Van den Broeck Andreas
Van Den Moortel Jean
Van Den Troost Gery
Van Der Beeten Iris
Van Der Jeugd Michael
Van Der Plassche Thierry
Van Eeckhoudt Jozef
Van Eeckhoudt Lucienne
Van Gijseghem Jeaninne
Van Grimbergen Dieter
Van Hamme Lucienne
Van Herp Marc
Van Hoye Manon
Van Humbeeck Linda
Van Humbeeck Jozef
Van Opstal Jan
Van Ossel Anja
Van Paeschen Bndicte
Van Renterghem Koen
Van wal Rita
Van Wambeke Paul

Vandelook Philip
Vanderstraeten Dirk
Vanwinghe Petra
Vekens Odette
Verdickt Nathalie
Verdickt Jozef
Verdonck Carina
Verissimo Nuno
Verlinden Kevin
Verlinden Willy
Verloove Filip
Vermeerbergen Jochen
Vermeersch Bart
Versaen Franois
Versaen Ilse
Verschueren Alice
Vleminckx Sabine
Vleminckx Kevin
Vloeberghen Jospeh
Willems Stefaan
Wrsten Barend
Zerard Carine

Personeel Franse Gemeenschap


..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Beau Natacha
Charavel Valrie
Degreef Jrme
Denis Alain
Diagre Denis
Dubroca Yael
Ertz Damien
Etienne Christophe
Fabri Rgine
Fernandez Antonio
Fraiture Andr
Galluccio Michele
Gerstmans Cyrille
Godefroid Sandrine
Hanquart Nicole
Hidvgi Franck

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Jospin Xavier
Lahaye Chantal
Lekeux Hubert
Magotteaux Denis
Mamdy Guillaume
Orban Philippe
Rasp Olivier
Reubrecht Guy
Rombout Patrick
Salmon Graud
Stuer Benoit
Telka Dominique
Van Onacker Jean
Van Rossum Fabienne
Vanderborght Thierry

Vrijwilligers
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Adams An
Aerts Lutgarde
Bailly Francine
Bastin Dominique
Baumers Maarten
Belmans Lucie
Berckx Anna-Maria
Bockstael Annie
Boyker Victor
Buelens Luc
Cammaerts Lisette
Cappelleman Ingrid
Chashanovski Zvi
Claes Philippe
Claessens Alfons
Coen Marie-Laure
Connrot Claire
Corluy Karl
Cuvry Bruno
De Beer Dirk
de Borman Sandrine
de Coninck Hans
De Cuyper Jozef
De Hondt Eugeen
De Meuter Pascale
De Praetere
Claude Anne
De Rongh
Rose-Marie
De Smet Franoise
De Wit Danil
Dehaes Maria
Delire Sandra
Devolder Christiane
Doutrelepont Hugues
Dubois Martine
Dumont Anne-Marie
Durant Danil
Edmunds Clive
Erpelding Nathalie
Exsteen Walter
Fabr Lisette
Fourmanois Frdric
Gheysens Godelieve
Gonalves Bianca
Goossens Flor
Horions Christiane
Houben Guido
Huriaux Thierry
Jacobs Ludo
Jessen Georgette
Kozloski Elisabeth
Lecomte Josiane
Lepage Pierre
Lokadi Valre
Lucas Mireille
Mager Gertrude
Maton Bernard
Meerburg Andreas

Gidsen
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Mertens Jan
Mignolet Vinciane
Minost Claire
Moesen Piet
Morel Maxence
Peeters Henrica
Putman Didier
Puttemans Barbara
Ramia Maliki
Ray Anne
Rombauts Luc
Salazar Renaldo
Sanin Robayo David
Sasson Diana
Scheers Patricia
Scheiba Maria
Schotte Marleen
Semeria Claudia
Shutt Richard
Speeckaert Claudine
Sterckx Marie-Louise
Strack Van Schijndel
Maarten
Swyncop Muril
Tavernier Paul
Thielemans Lea
Trabi Malika
Valckx Jan
Valles Maria
Van Asch Solange
Van Bueren Gerda
Van Camp Karel
Van Capellen Gisle
Van Conkelberge Luc
Van De Casteele Geertrui
Van den Broeck Martine
Van der Straeten Elza
Van Kerckhoven Leo
Van Lier Ren
Van Rossum Maria
Vandeloo Rita
Vanden Bavire Ccile
Verdickt Hilde
Verellen Lucie
Verelst Tim
Verlinden Hugo
Verswyvel Myriam
Vivignis Patrick
Wagemans Emiel
Wagemans Philip
Wens Monique
Wrsten Barend

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Bailly Francine
Benit Danielle
De Cock Marianne
De Cuyper Jef
Delire Sandra
Geernaert Inge
Kozloski Elisabeth
Mortelmans Bieke
Proost Alida
Silverans Michel
Steensels Steven
Talloen Paul
Tavernier Patrick

.. Van Acoleyen Roger


.. Van de Vijver Martine
.. Van den Broeck
Martine
.. van Lidth Benedicte
.. Vandeloo Rita
.. Vanderherten Frank
.. Verbist Brigitte
.. Verschueren Frans
.. Wayembergh Lisiane
.. Wymeersch Miet

Onbezoldigde
wetenschappelijke medewerkers
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Billiet Frieda
Champluvier Dominique
Compre Pierre
Geerinck Daniel
Jongkind Carel
Malaisse Franois
Pauwels Luc
Rammeloo Jan
Robbrecht Elmar
Sann David

..
..
..
..
..
..
..
..

Sharp Cathy
Sonke Bonaventure
Sotiaux Andr
Stieperaere Herman
Vanderweyen Arthur
Vanhecke Leo
Verstraete Brecht
Vrijdaghs Alexander

..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Zemagho Mbouzang Lise


Lisiko Anaclet
Van Herp Michiel
Moyson Michiel
Vadthanarat Santhiti
Havyarimana Georges
Milenge Kamalebo Hritier
Ingelbos Benjamin
Lolai Dorian
Temple Sophie
Van Caenegem Ellen
Yian Claver
Tiebackx Matthew

Stagiaires
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..
..

Moortgat Niels
Van Hove Siemen
Loeckx Yentl
Bauman David
Conte Mariama
Pinseel Eveline
Embrechts Sander
Gyssens Paola
Cauwelier Daan
Rego Roures Daniel
Vandenberghe Kevin
Borms Jorden
Van Hamersveld Muril
Tilley Amber
Hamiti Noura
Bzayar Ayoub
Vimsova Petra
Colsoulle Claire
Bataillard Nina

61

Onze missie

Plantentuin Meise
in een notendop

Het plantenrijk ontdekken, onderzoeken en


beschermen en met deze kennis samen bouwen aan
een duurzame toekomst.

Onze waarden

Een Plantentuin met een rijke geschiedenis


De geschiedenis van Plantentuin Meise gaat terug tot 1796. Daarmee
is de instelling ouder dan het koninkrijk Belgi en hebben we dus al
meer dan twee eeuwen ervaring met planten. De Plantentuin omvat
92 hectaren met heel wat historische gebouwen, waaronder een kasteel met een toren uit de 12de eeuw.

Met unieke collecties


De Plantentuin heeft een groot herbarium met ongeveer vier miljoen specimens waaronder het grootste rozenherbarium ter wereld
en belangrijke historische collecties uit Brazili en Midden-Afrika.
De Plantentuin heeft ook een botanische bibliotheek met meer dan
200.000 werken, met publicaties van de 15de eeuw tot vandaag.

Met de missie om planten te bewaren voor de


toekomst
De Plantentuin bewaart meer dan 18.000 verschillende soorten levende planten, waaronder verschillende bedreigde soorten, zoals
de Laurentpalmvaren (Encephalartos laurentianus). Daarnaast is er een
internationaal erkende zadenbank met onder andere zaden van talrijke wilde boonsoorten.

Om planten en fungi te bestuderen...


De activiteiten van onze wetenschappers om de diversiteit van planten, paddenstoelen en wieren in kaart te brengen en te bestuderen,
bestrijken de hele wereld, van Antarctica tot de regenwouden van
Congo. Het wetenschappelijk werk spitst zich toe op een correcte
en wetenschappelijke identificatie van plantensoorten. Wat zijn de
kenmerken van een soort? Hoeveel soorten zijn er? Hoe kunnen
we soorten van elkaar onderscheiden? Zonder antwoorden op deze
fundamentele vragen kan geen enkele economische activiteit gebaseerd op planten of van planten afgeleide producten plaatsvinden.
Het kennen van de wetenschappelijke naam van een soort is de sleutel om alle informatie over die soort te ontsluiten.
Een correcte identificatie helpt bijvoorbeeld om giftige soorten te
onderscheiden van aanverwante medicinale planten of om bedreigde soorten te identificeren die nood hebben aan beschermingsmaatregelen.

Om kennis over planten te verspreiden...


Jaarlijks bezoeken ongeveer 100.000 mensen de Plantentuin. De
meeste bezoekers kennen vooral de plantenverzamelingen en de
serres, maar er is natuurlijk veel meer. Onze wetenschappers delen
met passie en enthousiasme hun kennis met het publiek. De Plantentuin ontwikkelde een hele reeks instrumenten om de kennis over
planten zo efficint mogelijk te verspreiden en om het publiek bewust te maken van de noodzaak van plantenconservatie. Onze website www.plantentuinmeise.be geeft een overzicht van de huidige
activiteiten van de Plantentuin.

De zes waarden van de Plantentuin zijn als zuurstof nodig voor


onze groei en bloei.

En team, n missie
Als medewerkers van de Plantentuin zijn we teamspelers die onze talenten samenbrengen om onze missie
te verwezenlijken. We bepalen in overleg de doelstellingen en we zijn samen verantwoordelijk om ze te realiseren.

Respect voor diversiteit


We hebben aandacht en respect voor alle mensen
waarmee we in contact komen. We waarderen hun
eigenheid en diversiteit. Onze collegas zijn professionele partners waarmee we respectvol omgaan.

Correcte dienstverlening
Bij het uitvoeren van onze taken en het ontwikkelen van nieuwe ideen hebben we steeds de noden en
verwachtingen van onze klant, intern of extern, voor
ogen.

Oog voor duurzaamheid


Als professionelen in het vak dragen we allemaal een
verantwoordelijkheid voor een gezond leefmilieu voor
mensen en planten. We oefenen een voorbeeldfunctie
uit en zijn een referentie binnen en buiten onze sector.

Open communicatie
Zowel in ons dagelijkse werk als bij het nemen van beslissingen communiceren we open en oprecht. De informatie waarover we beschikken is een gemeenschappelijk goed dat we delen met wie er nuttig gebruik van
kan maken. We bespreken onze problemen en zoeken
samen naar oplossingen; we zijn discreet waar nodig.

Streven naar uitmuntendheid


We realiseren onze doelstellingen op een efficinte,
integere en kwaliteitsvolle manier. We evalueren daartoe kritisch ons functioneren en durven bijsturen waar
nodig. We staan open voor opbouwende kritiek, zowel
van binnenuit als van buitenaf.

Organigram

DIRECTIE

AFDELING
Algen en Mossen

DEPT.
Bryofyten en
Thallofyten

AFDELING
Dicotylen

Administratie
Boekhouding

AFDELING
Fungi en Lichenen

AFDELING
Varens,
Gymnospermen
en Monocotylen

Algemeen
beheer

Personeelsdienst
Informatica
DEPT.
Spermatofyten en
Pteridofyten

Veiligheid en
Hygine
Technische
dienst
Onthaal
Wachters
Onderhoud

AFDELING
Plantenverzamelingen
en Park
AFDELING
Bibliotheek
en Archieven
AFDELING
Museologie
en Educatie

63

Tekst: Plantentuin Meise & BotanicalValues


Dit verslag is ook beschikbaar in het Engels en
het Frans en kan worden gedownload van onze
website www.plantentuinmeise.be
De Plantentuin werkt met de steun van
de Vlaamse Gemeenschap en de Franse
Gemeenschap
Gedrukt op gerecycleerd FSC gelabeld papier met inkten
op vegetale basis, zonder IP alcohol en solventen.

Plantentuin Meise, 2014

You might also like