Professional Documents
Culture Documents
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of op
welke andere wijze ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoudstafel
Inhoudstafel
1 Inleiding
2 Systeemgedrag
2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.2 Versterking . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.3 Voorbeeld van een eerste orde systeem . .
2.4 Stapweergave van het eerste orde systeem .
2.5 Integrator . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.6 Differentiator . . . . . . . . . . . . . . . .
2.7 Voorbeeld van een tweede orde systeem . .
2.8 Standaard tweede orde systeem . . . . . .
2.9 Stapweergave van het tweede orde systeem
3 Regelkringen en Regelaars
3.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . .
3.2 Terugkoppeling . . . . . . . . . .
3.3 Eigenschappen van een regelkring
3.4 De P-regelaar . . . . . . . . . . .
3.5 De I-regelaar . . . . . . . . . . .
3.6 De PI-regelaar . . . . . . . . . . .
3.7 De D-actie . . . . . . . . . . . . .
3.8 De PID-regelaar . . . . . . . . . .
3.9 Voorbeeld . . . . . . . . . . . . .
3.10 Besluit . . . . . . . . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Bibliografie
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
3
3
3
4
4
6
6
7
7
8
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
11
11
11
12
14
15
15
16
16
17
19
20
Hoofdstuk 1
Inleiding
Deze cursus beschrijft en analyseert het gedrag van elementaire systemen en regellussen.
Blokkendiagram
Een systeem wordt in het meest eenvoudige geval voorgesteld door een blokje. Een aaneenschakeling van systemen, elk beschreven door blokjes, levert dan een blokkendiagram
op. De blokken stellen de fysische processen voor. Elk proces zet bepaalde grootheden om
in andere grootheden. Bijvoorbeeld, een lamp, als proces, zet elektriciteit om in licht. Figuur 1.1 stelt een proces schematisch voor. De aankomende pijl duidt de ingangsgrootheid
of het ingangssignaal aan. De vertrekkende pijl geeft het uitgangssignaal weer.
Proces
Ingangssignaal
y = K.x
K
Uitgangssignaal
Blok
Versterker
Figuur 1.1: Voorstelling van een proces als blokje; a) algemeen, b) versterker
Figuur 1.2 geeft nog twee basiselementen uit een blokkendiagram: het vergelijkingspunt,
om signalen te combineren (optellen) of te vergelijken (aftrekken) en de aftakking, om een
signaal meerdere malen te gebruiken.
x
e=x-y
+
-
x
x
y
Vergelijkingspunt
Aftakking
1 Inleiding
tijdinvariant1 . Verder beperken we ons in deze cursus tot analoge systemen met een enkele
(continue) ingang en een enkele (continue) uitgang of SISO-systemen (Eng.:Single Input,
Single Output).
Tijdrespons
De reactie van een systeem op een wel bepaald ingangssignaal bepaalt per definitie de
eigenschappen van dit systeem. Bij de analyse van een systeem zal men een gekend signaal
aanleggen en het hieruit voortvloeiend uitgangssignaal of de respons bestuderen.
Hierbij onderscheidt men twee soorten van ingangssignalen: willekeurige (nietperiodische) signalen of periodische signalen. De eerste groep worden tijdsignalen of tijdfuncties genoemd, de tweede groep frequentiesignalen. De meest gebruikte tijdfuncties zijn
de stap-, de impuls- en de ramp- of taludfunctie. Het meest gebruikte frequentiesignaal
is een sinus. De keuze van het aangelegde signaal hangt samen met de beoogde analyse.
Dit kan een tijdrespons of een frequentierespons zijn. Figuur 1.3 geeft een overzicht.
impuls
Tijdsignaal stap
ramp
INGANG
Systeem
Frequentiesignaal
sinus
Tijdrespons
?
UITGANG
?
Frequentierespons
1
Een systeem is tijdinvariant indien de coefficienten van de beschrijvende differentiaalvergelijking constant zijn.
Johan Baeten
Hoofdstuk 2
Systeemgedrag
2.1
Inleiding
Alle (lineaire) systemen kan men terugbrengen tot een aaneenschakeling van eerste en/of
tweede orde systemen. Het eerste orde systeem is het meest eenvoudige systeem, indien
we een zuivere versterking of verzwakking, hetgeen in feite een nulde orde systeem is, buiten beschouwing laten. Een eerste orde systeem wordt beschreven door een eerste orde
differentiaalvergelijking, een tweede orde systeem door een tweede orde differentiaalvergelijking. Toepassing van de Laplace-transformatie op deze differentiaalvergelijkingen levert
de transfertfunctie die eveneens een mogelijke beschrijving geeft van het systeem, maar
welke wij in deze cursus buiten beschouwing laten.
De reactie van een systeem kan beschreven worden in de tijd of in het frequentiedomein.
Deze cursus beperkt zich echter tot de beschrijving van de tijdrespons van het systeem, en
in de meeste gevallen zelfs tot de stapweergave.
De volgende paragrafen geven na de definitie van een zuivere versterking, de definitie,
een voorbeeld en de mogelijke vorm van de stapweergave van het eerste orde, de integrator,
de differentiator en het tweede orde systeem.
2.2
Versterking
Indien een systeem enkel bestaat uit een versterking dan geldt y(t) = Kx(t) met K de
grootte van de versterking, x het ingangssignaal en y het uitgangssignaal. Indien k kleiner
is dan 1, dan geeft dit een verzwakking. Een zuivere versterking is in feite een nulde orde
systeem. De uitgang is op ieder ogenblik gelijk aan de ingang, op een schaalfactor na.
Figuur 2.1 geeft een voorbeeld.
y (t)
x
y=Kx
x (t)
tijd
2 Systeemgedrag
2.3
Deze paragraaf beschrijft bij wijze van voorbeeld een elektrisch eerste orde systeem. Merk
hierbij op dat er evengoed elektronische, thermodynamische, hydraulische, pneumatische,
thermische, (bio)chemische of mechanische eerste orde systemen bestaan. Uiteindelijk zullen al deze eerste orde systemen (van welke aard ook) beschreven worden door gelijkaardige
differentiaalvergelijkingen. Alle eerste orde systemen gedragen zich dan ook op dezelfde
wijze niettegenstaande dat het telkens om verschillende ingangs- en uitgangsgrootheden
gaat.
Vin
R
C
Vuit
dy
+ y,
(2.1)
dt
met x het ingangssignaal en y het uitgangssignaal. De tijdconstante heeft als dimensie
seconden op voorwaarde dat de in- en uitgangsgrootheden dezelfde dimensie hebben.
x=
2.4
t
y(t) = E 1 e .
4
Johan Baeten
Oppervlakte A
Impuls
tijd
Stap
dt
Stapgrootte E
tijd
dt
Helling m
Ramp of Talud
tijd
S(t)
Staprespons =
- t /t
E(1-e
)
Uiteindelijke waarde
E
0,63.E
t (tijdconstante)
tijd
2 Systeemgedrag
2.5
Integrator
Neem als voorbeeld van een zuivere integrator het vloeistofreservoir uit figuur 2.5. Het
F in = constant ingangsdebiet [kg/s]
F in (t)
r
h (t )
Figuur 2.5: Het vloeistofreservoir als voorbeeld van een zuivere integrator
instromend water zal een verandering van de hoogte veroorzaken. We schrijven:
Z
dh(t)
dh(t)
1
in (t) = A
= i
of h(t) =
in dt
dt
dt
i
Algemeen geldt (voor een integrator)
Z
dy
1
x = i
of y =
xdt,
dt
i
met i de integratietijdconstante. De uitgang van de integrator is het gentegreerde (of continu opgetelde) ingangssignaal. De staprespons van de integrator is een lineair stijgende
lijn. Zie figuur 2.6.
Staprespons = t /ti
Impulsrespons = 1/ti
1/ti
ti tijd
(Ingang = stap met grootte 1)
tijd
(Ingang = Impuls met oppervlakte 1)
2.6
Differentiator
dx
dt
met d de differentiatietijdconstante. De differentiator zal in de praktijk nooit alleen voorkomen maar steeds in combinatie met andere systemen.
y = d
Johan Baeten
P(t)
F uit (t)
Figuur 2.7: Het drukvat als voorbeeld van een zuivere differentiator
2.7
Neem het massa-veer-demper systeem uit figuur 2.8. De ingangsgrootheid van dit systeem
is de aangelegde kracht. De uitgangsgrootheid is de verplaatsing van de massa (y). Merk
op dat zulke systemen zeer frequent voorkomen, denk maar aan de ophanging van een
auto, elke demping van bewegende onderdelen, enz.
Verplaatsing
y
veerconstante
k
Aangelegde
kracht
massa
m
F
b
dempingscofficint
Figuur 2.8: Voorbeeld: massa-veer-demper systeem
De aangelegde kracht veroorzaakt een versnelling van de massa, wordt tegengewerkt
door de demper (kracht evenredig met de snelheid) en ondervindt een tegenwerkende kracht
van de veer (veerkracht evenredig met de verplaatsing). Dit geeft volgende vergelijkingen
bij krachtenevenwicht:
F (t) = m.a(t) + Ff (t) + Fy (t) = m.a(t) + b.v(t) + k.y(t)
dy(t)
d2 y(t)
+b
+ k.y(t) .
=m
2
dt
dt
2.8
(2.2)
1 d2 y(t) 2 dy(t)
+ y(t)
n2
dt2
n
dt
(2.3)
met
n de natuurlijke eigenpulsatie en
(zeta) de dempingscoefficient.
Johan Baeten
2 Systeemgedrag
Bij gelijkstelling van de oplossing uit voorgaand voorbeeld (vergelijking 2.2) met vergelijking 2.3 geldt voor het massa-veer-demper systeem:
r
k
b
1
n =
, =
en K =
m
k
2 km
De dempingscoefficient is evenredig met de demping b, aanwezig in het systeem, maar
niet identiek gelijk aan b. Indien er geen demping is in het systeem (b = 0), dan is = 0.
2.9
Deze paragraaf analyseert de staprespons van het tweede orde systeem. Neem als voorbeeld het massa-veer-demper systeem, zet dit in verticale positie, breng de massa uit haar
evenwichtspositie (bijvoorbeeld door toevoegen van een extra gewicht) en laat ze dan plots
los (of neem het extra gewicht plots weg). Wat zal er gebeuren? Hoe zal de plaats van de
massa in functie van de tijd evolueren? Intutief weten we dat de massa terug naar haar
evenwichtspositie zal gaan. Indien de demping in het systeem klein is, dan zal de massa
eerst voorbij haar evenwichtspositie schieten en vervolgens lichtjes oscillerend naar haar
eindwaarde toegaan. Indien de demping in het systeem groot is, dan zal de massa langzaam en zonder oscillatie naar de eindwaarde toe bewegen. Figuur 2.9 geeft een overzicht
van de testopstelling en geeft een mogelijke beweging van de massa bij weinig demping.
Positie
Positie
Positie
Stap
ew
ew
tijd
Oorspronkelijk
systeem in evenwicht.
brengen.
Johan Baeten
z=1
2e orde systeem
1e orde
systeem
1e orde
systeem
Figuur 2.10: Ontbinding van 2e orde in cascade van 2 eerste orde systemen
Indien < 1 is een opsplitsing in twee eerste orde systemen niet meer mogelijk. De
staprespons ziet er nu helemaal anders uit. Zoals figuur 2.9 schetst, zal de eindwaarde
eerst overschreden en nadien, eventueel oscillerend, bereikt worden. Dit wordt een
gedempte oscillatie genoemd. De wiskundige formulering van de staprespons voor
< 1 is (enkel ter info!):
!!
p
2
p
1
en t
Staprespons<1 = K 1 p
sin n 1 2 t + bgtg
(2.4)
1 2
Deze formule stelt een gedempte sinus voor rond de eindwaarde K. De demping volgt
uit de exponentiele factor met negatieve coefficient. Indien er geen demping is in het
systeem, is = 0 en trilt het systeem op de natuurlijke of ongedempte eigenpulsatie:
n .
Indien < 1 dan vertoont de staprespons een doorschot (Eng.:overshoot). Hoe
kleiner hoe groter de doorschot. In de limiet voor = 0 is de doorschot 100%.
Figuur 2.11 geeft een schematisch overzicht van de vorm van de staprespons voor de drie
besproken gevallen. Figuur 2.12 geeft de exacte staprespons van het tweede orde systeem
voor verschillende waarden. Vergelijk figuur 2.12 met figuur 2.9.
Overgedempt
Kritisch gedempt
Gedempte oscillatie
z>1
z=1
tijd
tijd
z<1
tijd
Figuur 2.11: Staprespons van het 2e orde systeem voor > 1 , = 1 en < 1
Figuur 2.13 geeft tenslotte de staprespons van een ongedempt tweede orde systeem (
= 0). Door het aanleggen van een stap wordt een blijvende oscillatie opgewekt met een
pulsatie n .
Johan Baeten
2 Systeemgedrag
1.8
z = 0,1
1.6
z = 0,3
1.4
z = 0,707
Grootte
1.2
1
0.8
z=1
0.6
0.4
z=5
0.2
0
10
12
14
16
18
20
tijd in sec
2
1.8
1.6
1.4
1.2
1
0.8
0.6
0.4
0.2
0
tijd in sec
10
15
20
25
30
10
Johan Baeten
Hoofdstuk 3
Regelkringen en Regelaars
3.1
Inleiding
Het vorige hoofdstuk beschrijft beknopt het gedrag van een systeem. Deze kennis is noodzakelijk om een efficiente regeling mogelijk te maken. Bovendien kan men slechts besluiten
trekken indien men het gedrag van het niet geregeld en het geregeld systeem kan vergelijken.
Dit hoofdstuk start met de kern van de regeltechniek. Dit hoofdstuk licht eerst de
belangrijkste eigenschappen en het werkingsprincipe van de regelkring toe. Daarna komen
de (standaard) analoge regelaars aan bod gevolgd door een voorbeeld en het besluit.
3.2
Terugkoppeling
Indien men wil weten hoe de uitgang van een bepaald systeem evolueert, dan moet men
deze uitgang meten. Zo meet men bijvoorbeeld het waterniveau in een watertoren, de
positie van een toestel, de concentratie van een bepaald produkt in een mengvat of de
vochtigheidsgraad en de temperatuur in een ruimte. Telkens zal men ook een ideale, gewenste waarde vooropstellen. Indien de gemeten waarde niet overeenstemt met de gewenste
waarde, dan is er een fout: mogelijk reageert het systeem niet zoals verwacht of treden er
(ongekende) storingen op. In beide gevallen dienen we eigenhandig in te grijpen zodanig
dat de beschouwde te regelen grootheid naar de gewenste waarde toe evolueert. En het
liefst van al willen we dit regelproces automatisch laten verlopen, dit wil zeggen zonder
enige menselijke tussenkomst. Dit is de basisgedachte achter elke regelkring. De tergkoppelketen moet hierbij de mogelijkheid scheppen om de werkelijke waarde van de te regelen
grootheid te vergelijken met de gewenste waarde (ook wel setwaarde genoemd). Het verschil tussen deze twee waarden wordt het foutsignaal genoemd (meestal aangeduid met de
variabele e). De regelaar zal dan gebruik maken van dit foutsignaal om een stuursignaal
(aangeduid met de variabele u) te genereren als ingangssingaal voor het systeem. Hierdoor
zal weerom de uitgang van het systeem veranderen en zo is de regellus rond. Figuur 3.1
geeft een overzicht.
Door toepassen van een terugkoppeling creeren we het gesloten systeem. Dit zal zich
op een volledig andere wijze gedragen dan het oorspronkelijke systeem (welk we het open
systeem noemen).
11
3 Regelkringen en Regelaars
Foutsignaal
Setwaarde
x
Uitgang
Stuursignaal
Regelaar
Systeem
Open systeem
Meting
z
Meetorgaan
Terugkoppelketen
Gesloten systeem
3.3
Johan Baeten
uitgangssignaal (of ook wel de uiteindelijke waarde van het foutsignaal e). Figuur 3.2 geeft
een voorbeeld.
1
stap
Uitgang
tijd
tijd
Eerste orde
systeem
stap
Uitgang
Standfout
1/2
tijd
tijd
Eerste orde
systeem
s
x +
e
-
Regelaar
Systeem
Meting
13
3 Regelkringen en Regelaars
0
Storing onderdrukt
Regelkring
zonder effect op
storing
Storing versterkt
3.4
De P-regelaar
P-regelaar
KR
Systeem
Sensor
Johan Baeten
3.5 De I-regelaar
3.5
De I-regelaar
(3.1)
I-regelaar
1 e(t)dt
ti
x +
u
Systeem
Systeem
of
t
Sensor
Sensor
3.6
De PI-regelaar
De PI-regelaar is niets anders dan de samenvoeging van een P-regelaar en een I-regelaar.
De voor- en nadelen van de P- en de I-regelaar worden hier dan ook gecombineerd. We
kunnen de PI-regelaar opsplitsen in een P- en een I-actie zoals figuur 3.7 toont.
De uitgang van de PI-regelaar is dus gelijk aan de som van de integraal van het ingangssignaal en het ingangssignaal zelf, beide met een bepaalde factor versterkt (of verzwakt).
Z
1 t
e(t)dt
(3.2)
u(t) = Kr e(t) +
i 0
Johan Baeten
15
3 Regelkringen en Regelaars
KR (1 + 1
ti
KR
dt )
KR
ti
+
dt
u (t )
a=b
I-actie
KR.e (t )
KR
1
P-actie
b
ti
e(t ) = 1
tijd
3.7
De D-actie
Bij de D-actie is het stuursignaal evenredig met de afgeleide van het foutsignaal:
u(t) = d
de(t)
.
dt
(3.3)
Merk op dat een zuivere differentiator in de praktijk zelden op zichzelf voorkomt en dus
meestal een onderdeel vormt van een groter geheel, bijvoorbeeld van een PD- of PIDregelaar. Vandaar de plotse naamwisseling van (D)-regelaar naar D-actie.
De D-actie heeft (meestal) een stabiliserend effect op de regelkring of op het systeem.
Men mag de differentiatietijdconstante d echter niet te klein kiezen want anders is het
voordelig effect omzeggens nihil. Anderzijds mag d ook niet te groot zijn want dan wordt
het gedrag van de regelaar heel onrustig.
3.8
De PID-regelaar
Johan Baeten
3.9 Voorbeeld
Z
1 t
de(t)
u(t) = Kr e(t) +
.
(3.4)
e(t)dt + d
i 0
dt
Figuur 3.9 geeft het overeenkomstig blokkendiagram.
KR
e( t )
u( t )
KR dt
ti
+
KRtd d
dt
u (t )
D-actie~ t d
I-actie
KR
KR.e (t )
e(t ) = 1
P-actie
ti
tijd
3.9
(3.5)
Voorbeeld
Bij wijze van voorbeeld geven we hier (gesimuleerde) resultaten voor het aanlopen van een
motor. Het gewenste toerental is 3000 toeren/min. Figuren 3.11 tot en met 3.13 geven het
Johan Baeten
17
3 Regelkringen en Regelaars
aanlopen van de motor exact weer, en dit zonder en met regelaar en dit voor verschillende
KR -waarden en i -waarden.
Bij toepassen van een P-regelaar ontstaat een standfout: het gewenste toerental wordt
niet bereikt. Naarmate KR groter is, is de standfout wel kleiner maar neemt de stabiliteit
af: er is meer oscillatie in de staprespons. Bij toepassen van een PI-regelaar verdwijnt de
standfout en zullen er ook geen statische fouten overblijven. Figuur 3.13 geeft aan dat
Toerental [1000 toeren/min]
4
KR= 10
3.5
KR = 5
3
2.5
2
KR = 2
1.5
Zonder regelaar
1
0.5
0
0
10
12
14
Tijd [sec]
Figuur 3.11: Het aanlopen van de motor zonder en met P-regelaar met KR = 2, 5 en 10
Toerental [1000 toeren/min]
3.5
2.5
Met PI-regelaar
2
1.5
Met PI-regelaar
1
Zonder regelaar
0.5
0
0
10
12
14
Tijd [sec]
18
Johan Baeten
3.10 Besluit
Toerental [1000 toeren/min]
5
4.5
4
3.5
3
2.5
2
1.5
Zonder regelaar
1
0.5
0
0
10
12
14
Tijd [sec]
Figuur 3.13: Aanlopen van de motor zonder en met foutief ingestelde PI-regelaar
het toerental van de motor bij een te snel ingestelde PI-regelaar eerst voorbij het gewenst
toerental schiet en vervolgens al slingerend naar dit toerental toegaat. De integratietijdconstante is hier te klein. Bij een te traag ingestelde integratietijdconstante (i te groot)
wordt de eindwaarde pas na een lange tijd bereikt.
3.10
Besluit
De regelkring is een onmisbaar onderdeel bij elke stap tot automatisatie. Bij een automatisch proces is het van belang de gemeten procesgrootheden te controleren. Indien de
gemeten toestand niet overeenstemt met de gewenste toestand is een ingrijpen door het
terugkoppelen van de gemeten informatie noodzakelijk. Hiermee is de basis gelegd van de
regelkring.
Dit hoofdstuk bespreekt de eigenschappen van de regelkring. Hierbij valt onmiddellijk
op dat het toepassen van een terugkoppeling niet enkel voordelen met zich meebrengt.
Elke regelkring dient qua stabiliteit onderzocht te worden omdat de inherente natuurlijk
stabiliteit van het open systeem door de terugkoppeling niet meer verzekerd is. Verder
kan door terugkoppeling een ongewenste standfout ontstaan. Een gepaste keuze van de
regelaar, van de versterkingsfactor en van de (instel-) parameters van de regelaars, verzekert niet alleen de stabiliteit van het gesloten systeem, maar geeft de ontwerper eveneens
de mogelijkheid om het systeemgedrag, bijvoorbeeld qua reactiesnelheid en nauwkeurigheid, volledig naar de hand zetten. Tenslotte dient het grote voordeel van een regelkring
nogmaals onderlijnd te worden: elke goede regelkring onderdrukt (tot op zekere hoogte)
ongekende, (wisselende) storingen op het uitgangssignaal, waardoor het gesloten systeem
een zekere robuustheid krijgt tegenover veranderingen of storingen vanuit de omgeving en
zelfs tegen veranderingen van zichzelf.
Johan Baeten
19
20
Bibliografie
[1] Johan Baeten Systeemtheorie KHLim, IWT
[2] Johan Baeten Automatisering Regeltechniek KHLim, IWT
[3] http://www.khlim.be/jbaeten
Cursussen
21