You are on page 1of 3

1

Johannes (7) Andreas, Johannes en Simon


Johannes 1:35-43
Dit is het verhaal van de derde dag van het getuigenis van Johannes de
Doper. En daar zie je meteen een mooie overgang naar een nieuw
getuigenis, namelijk dat van vijf discipelen van Johannes de Doper die hier
kennis maken met Jezus Christus. In ons gedeelte komen we er drie tegen,
en dan later nog twee anderen. Vers 41 vertelt ons over Andreas, en die
vindt zijn broer Simon, en dan is er nog een derde die geen naam krijgt.
Ongetwijfeld is dat de apostel Johannes geweest, vooral omdat de
schrijver van dit evangelie zich zelfs nauwkeurig herinnert wanneer een en
ander gebeurde. Dat blijkt uit de aanduidingen de volgende dag en in
vers 40: ongeveer het 10e uur. Johannes moet daar wel bij zijn geweest
en misschien ook wel de broer van Johannes, Jacobus de zonen van
Zebedes. Dat zijn er dan drie, en dan vinden we nog Filippus en
Nathanal in het volgende gedeelte tot vers 52. Dus dan hebben we
Andreas, Simon, Johannes, vermoedelijk zijn broer Jacobus, Filippus en
Nathanal, dan zitten we op vijf of zes. Samen met Johannes de Doper
hebben we dan zes of zeven getuigen gehoord.
Maar in ons gedeelte komen we er maar drie tegen. Johannes de Doper
getuigt tegenover twee van zijn discipelen over Jezus: Zie, het Lam van
God! En toen zij dat getuigenis hoorden, gingen zij achter Jezus aan zij
volgden Jezus. En dan draait Jezus zich om en vraagt: wat zoekt u? Met
andere woorden, wat is jullie bedoeling? Wat willen jullie van Mij? Zij
hadden gehoord van Johannes de Doper dat Jezus de Messias was. En hij
had Jezus aangeduid als het Lam van God en niet zozeer als de regerende
koning. Nu was Jezus wel degelijk een koning en dat zeggen ze ook aan
het einde van dit getuigenis. Maar deze koning kwam als een lam; Hij
kwam als een slachtoffer voor de zonden. Ze hebben de boodschap van
Johannes dus heel goed verstaan, deze boodschap van berouw en
bekering en doop tot vergeving van zonden. Ze wisten dat zij vergeving
nodig hadden en dat het Lam van God zou komen en gekomen was om
deze vergeving tot stand te brengen.
Nu moeten we goed begrijpen dat Johannes al enige tijd bezig was met
zijn prediking. Elke dag opnieuw. Het evangelie vertelt ons alleen maar de
kern van zijn boodschap. Zonder twijfel gaf Johannes de Doper een
uitvoerige verklaring over Jezus als het Lam van God. Ongetwijfeld heeft
hij uitgelegd wat het Oude Testament over Hem gezegd had, en dat de
offers in de tempel naar Hem vooruit wezen en wat de titel Knecht van de
Heer in Jesaja 53 precies betekende. Hij heeft ongetwijfeld als leraar
uitgelegd waarom God een Lam stuurde naar Isral en niet een koning.
Maar even ongetwijfeld hebben deze leerlingen van Johannes heel veel
vragen gehad. Wanneer Jezus dan aan hen vraagt wat zij zoeken,
antwoorden ze Hem dan ook met de aanspreektitel Rabbi. Wat zij zoeken
is een leraar die ze alle wonderlijke dingen die ze van Johannes hebben
gehoord nog duidelijker kan uitleggen, die in eigen Persoon de boodschap

en het onderwijs belichaamt die Johannes gebracht had. Dus zeggen zij:
Rabbi, waar woont u? Ze willen met Hem mee naar huis om Hem al hun
vragen te kunnen stellen. Ze hebben het nodig om bij Hem te gaan zitten
en in gesprek met Hem te gaan. Johannes de Doper is niet langer een
leraar, maar zij vragen of Jezus hun leraar wil zijn. Ze willen tijd om na te
denken over wat Johannes gezegd heeft. Ze willen een gesprek. Ze hebben
vragen. Ze willen ontdekken wie deze Jezus is.
Dit is nog niet het moment dat zij discipelen van Jezus worden. Zoals ik al
eerder gezegd heb, een discipel van Jezus wordt je op het moment dat je
door Hem geroepen wordt. Hier vragen zij zelf om een gesprek met de
Rabbi, dat tegelijkertijd een audintie bij de koning is. Ze gaan met Hem
mee. Ergens hier in Bethani hadden mensen voor Jezus een kamer in
gereedheid gebracht. Ze bleven die dag bij Hem, vanaf het 10e uur, dat is
dus ongeveer 4 uur in de namiddag. Ze blijven bij Hem die dag en die
nacht. Ze hebben een gesprek met de Zoon van God. Van slaap zal niet
veel gekomen zijn. Zo zitten ze daar bij Hem met zijn tween. Andreas en
Johannes.
Hoe zou dat gesprek verlopen zijn? Ze zullen hem toch ondervraagd
hebben over de verwijzingen naar de komst van de Messias in het Oude
Testament. Het lijkt op het gesprek in Lukas 24 wanneer Jezus de
discipelen tegenkomt, onderweg naar Emmas. Daar onderwijst Hij deze
discipelen in wat de Wet en de Profeten over Hem geschreven hadden. Na
Zijn opstanding geeft hij aan deze discipelen in feite dezelfde les als Hij nu
geeft aan het begin van zijn zending. Zo stel ik mij dat tenminste voor.
In die nacht komt Andreas tot het inzicht dat Jezus inderdaad de Messias
is. En nu begint hij meteen te getuigen. Hij gaat naar zijn broer Simon en
zegt tegen hem: Wij hebben de Christus gevonden. Het is een
ondubbelzinnig getuigenis van twee mensen zoals de Wet het zei, in de
mond van twee of drie getuigen staat de zaak vast. Nu brengt Andreas zijn
broer Simon naar Jezus. Is dat niet precies de manier waarop de gemeente
groeit? Iemand gaat onderzoeken, vindt de Messias, komt tot bekering, en
begint te getuigen. Daarmee trekt hij anderen mee naar Jezus en brengt
ze in de gemeente. Het is een eenvoudig getuigenis maar het zegt al
meteen twee dingen: in de eerste plaats, we hebben gezocht en gehoopt
en gebeden, want we weten dat we een Christus nodig hebben. We
kennen onze schuld en we verlangen naar vergeving, maar we wisten nog
niet waar we dat konden verkrijgen. En dan het tweede: we hebben Hem
gezien, het Lam van God en de Zoon van God, de koning, de priester, de
profeet die door God gezonden is. We hebben alles gevonden wat we maar
gezocht hebben. We hebben Hm gevonden over wie Johannes de Doper
ons onderricht had. En met die boodschap komt Andreas bij zijn broer.
Van een conversatie tussen Andreas en Simon horen we nu niets. Het is
nog eenvoudiger. Andreas zegt dat zij de Messias hebben gevonden, en
dan brengt hij hem naar Jezus toe. Hij kan aan zijn broer het geloof niet
schenken, Simon moet het voor zichzelf zien en ervaren. Maar het gesprek
dat Andreas met Jezus heeft gehad hoeft niet te worden herhaald. Jezus

kijkt naar Simon en zegt: jij bent Simon, de zoon van Johannes (of Jonas)
Jezus kent zijn naam nog voordat hij is voorgesteld. Maar de Zoon van God
kent niet alleen het verleden, maar ook de toekomst. Jezus voorspelt wat
Petrus zal worden. Jij zult Petrus genoemd worden. In Mattheus 16 is het
zover: jij bent Petrus zegt Jezus daar. Jij bent de steen die genomen is uit
een nog grotere rots, de rots van jouw belijdenis. (Want Petrus had
beleden: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.) Op die rots
van deze belijdenis zal de gemeente worden gebouwd. Maar dat maakt
Petrus tot een steen, genomen uit deze rots. (Grieks: petros=steentje,
petra=rots) Ik ben er zeker van dat Petrus door dit korte blijk van de
alwetendheid van Jezus geschokt was, en dat dat hem het laatste zetje gaf
om het getuigenis van zijn broer Andreas te aanvaarden. Zo zijn er nu drie
die de Messias gevonden hebben, en met Johannes de Doper
meegerekend zitten we al op vier.

You might also like