You are on page 1of 6

L E S V O O R B E R E I D I N G

Academiejaar: 2014 - 2015

Campus Ledeganck
K.L. Ledeganckstraat 8
9000 Gent

Tel. 09 243 93 50
Fax 09 220 50 68

Naam student: Marta Maes

Datum:04/04/ Lesuur:
2015
11 :00-12:00

Volgnr. v.d. les: 1

Pedagoog: Eva Braemscheute


Vakleraar: Mirella Ruigrok

Afdeling: Drongen

Naam mentor: Jens De Bruyne

School: AMWD Gent

Klas: L2

Aantal lln.:25

Leervak: AMV
Onderwerp(en): re klein
Situering in het leerplan :
De leerlingen kunnen:

intervallen in tonaal verband in de toonaarden Do - Fa - Sol groot, la - re - mi klein in natuurlijke


wending uitvoeren
de toonladders Do - Fa - Sol Groot en la - re - mi klein (natuurlijke wending) toepassen.
een ritmisch dictee in 2/4, 3/4 en 4/4 noteren
ritmische structuren in de maten 2/4, 3/4 en 4/4 uitvoeren

Lesdoelstellingen:
De leerlingen kunnen:

Zingen in de toonaard re klein.


De hele en halve tonen aanduiden in de toonladder van re klein.
Het verband tussen re klein en Fa groot begrijpen.
De toonladder en drieklank van re klein zingen.
Verwoorden welke ritmische figuren er geklapt worden.
Ritmische figuren in de maat 2/4 klappen.

Beginsituatie:
Didactische beginsituatie:
De leerlingen zitten in hun tweede jaar AMV
Ze hebben reeds de toonaarden Do groot, Fa groot, Sol groot, a klein en mi klein gezien.
De leerlingen kennen reeds verscheidene ritmes binnen de maten 2/4, zoals: 4 zestienden, 2 achtsten,
de kwartnoot, de halve noot, de gepunteerde kwartnoot, de hopfiguur, 2 zestienden en 1 achtste, 1
achtste en 2 zestienden, de syncope, de achtste rust, de kwartrust.
Materiaal:
In het lokaal zijn er genoeg stoelen en banken voor alle leerlingen.
Er is een krijtbord aanwezig met notenbalken op geschilderd, alsook een leeg krijtbord.

Blz. 2
LESGANG EN DIDACTISCHE WERKVORMEN
LESFASEDOELSTELLING

LEERINHOUDEN
ACTIVITEITEN LEERKRACHT

De leerlingen kunnen zingen in de


toonaard re klein.

Noot: les 24 nummer 15: de mini mini


mini planeet.

De leerlingen kunnen ritmische figuren in Noot: les 24 nummer 15: de mini mini
de maat 2/4 klappen.
mini planeet

De leerlingen kunnen ritmische figuren in


de maat 2/4 klappen.
De leerlingen kunnen zingen in de
toonaard re klein.

De leerkracht leert zangles 24 aan:


Open jullie boek op pagina 128.
De leerkracht vraagt of de leerlingen het
eerste deel op tekst willen lezen met
maatslag.
Als dit vlot lukt zingt de leerkracht de
eerste 2 zinnen voor.
De leerkracht zingt de volgende 2 zinnen
voor.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen
om de 4 zinnen achter elkaar te zingen.
De leerkracht zingt mee waar nodig.
Als er passages in zitten die niet zo goed
gaan, vraagt de leerkracht om deze
apart te zingen.
Als de moeilijke passages lukken vraagt
de leerkracht om het nog eens door te
zingen.
De leerkracht leert het klapstuk aan uit
de mini mini mini planeet.
De leerkracht klapt het klapstuk voor
Als er veel fouten worden gemaakt klapt
de leerkracht het nogmaals voor.
De leerkracht vraagt aan enkele
leerlingen om het alleen te klappen
De leerkracht vraagt aan de klas om het
nog eenmaal samen te klappen.
De leerkracht vraagt om het begin van
het liedje te zingen en het klapstuk eraan
te plakken.
De leerkracht vraagt om de volgende 2
zinnen er ook bij te zingen, deze zinnen
zijn identiek aan de eerste 2 zinnen.
De leerkracht zingt de laatste 2 zinnen
voor.
De leerkracht vraagt om nu heel het
tweede stukje te zingen.

ACTIVITEITEN LEERLINGEN
De leerlingen openen hun boek.
De leerlingen lezen het eerste deel op
tekst met maatslag.
De leerlingen luisteren en zingen na.
De leerlingen luisteren en zingen na.
De leerlingen zingen de eerste 4 zinnen
na elkaar.
De leerlingen zingen de uitgekozen
passages door de leerkracht apart.
De leerlingen zingen het eerste deel nog
eens door.

De leerlingen luisteren en klappen na.


De leerlingen luisteren en klappen na.
De leerlingen die gevraagd worden om
het alleen te klappen, klappen alleen.
De leerlingen klappen samen.
De leerlingen zingen het begin van het
lied en klappen het klapstuk.
De leerlingen zingen de volgende 2
zinnen erbij.
De leerlingen zingen na.
De leerlingen zingen het gehele tweede
stukje.

Blz. 3
LESGANG EN DIDACTISCHE WERKVORMEN
LESFASEDOELSTELLING

LEERINHOUDEN
ACTIVITEITEN LEERKRACHT

De leerlingen kunnen de hele en halve


tonen aanduiden in de toonladder van re
klein

De toonladder van re klein: De parallelle


toonaard van Fa groot. Er staat 1 mol
aan de voortekening. De halve tonen
bevinden zich tussen de 2de en de 3de en
De leerlingen kunnen het verband tussen de 5de en de 6de toontrap.
re klein en Fa groot begrijpen

De leerkracht zingt direct hierna de 3de


strofe.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen
om de 3de strofe na te zingen.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen
om nogmaals de 3de strofe te zingen.
De leerkracht vraagt om het laatste
stukje op tekst te lezen.
De leerkracht zingt het laatste stukje
voor.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen of
ze het nogmaals willen zingen
De leerkracht vraagt aan enkele
leerlingen of ze het stukje apart willen
zingen.
De leerkracht vraagt of ze nu het gehele
lied door willen en zingen en de
leerkracht spreekt af dat ze na elke
strofe het klapstukje klappen.
De leerkracht vraagt in welke toonaard
staat dit stukje denken jullie? Wat staat
er aan de voortekening? Welke toonaard
kennen we al met een si mol aan de
voortekening?
De leerkracht zegt juist, maar het staat
niet in fa groot. Welke toonaard zou nog
een si mol aan de voortekening hebben?
Op welke noot eindigt het stukje.
Dus het stukje staat in re klein.
De leerkracht schrijft de toonladder van
re klein op het bord.
De leerkracht vraagt waar liggen de
halve tonen bij een kleine toonladder ?
De leerkracht duidt de hele en de halve
tonen aan op bord.
De leerkracht vraagt of de leerlingen de
toonladder willen zingen. De eerste keer
speelt de leerkracht de toonladder mee

ACTIVITEITEN LEERLINGEN
De leerlingen zingen na.

De leerlingen zingen de 3de strofe.


De leerlingen lezen het laatste stukje op
tekst.
De leerlingen zingen na
De leerlingen zingen het nogmaals.
Enkele leerlingen zingen het stukje
apart.
De leerlingen zingen het gehele lied nog
eens door.
De leerlingen antwoorden si mol.
De leerlingen antwoorden fa groot.

De leerlingen antwoorden op een re.

De leerlingen antwoorden: tussen de


tweede en de derde toontrap en tussen
de vijfde en de zesde toontrap.
De leerlingen zingen de toonladder.

Blz. 4
LESGANG EN DIDACTISCHE WERKVORMEN
LESFASEDOELSTELLING

LEERINHOUDEN
ACTIVITEITEN LEERKRACHT

op de piano de tweede keer niet meer.


De leerlingen zingen de toonladder.
De leerkracht vraagt of ze de toonladder
nogmaals willen zingen. Hierna schrijft
de leerkracht de drieklank van re klein op
het bord. de leerkracht vraagt of de
De leerlingen zingen de drieklank.
leerlingen de drieklank willen zingen.
De leerkracht vraagt of ze de drieklank
nogmaals willen zingen.
De leerlingen zingen de drieklank.

De leerlingen kunnen de toonladder en


drieklank van re klein zingen.

De tot nu toe gekende ritmes.

De leerlingen kunnen ritmische figuren in


de maat 2/4 klappen.
De leerlingen kunnen verwoorden welke
ritmische figuren er geklapt worden.

Noot: les 24: zangles 35


De leerlingen kunnen zingen in re klein.

ACTIVITEITEN LEERLINGEN

Ritmisch galgje: De leerkracht schrijft op


de achterkant van het bord 2 maten in de
maat 2/4 op. Op de achterkant van het
bord heb ik 2 maten in de maat 2/4
geschreven. Het is de bedoeling dat jullie
raden wat ik heb opgeschreven. Ik ga de
ritmes die kunnen gebruikt worden op
het bord schrijven en elk ritme kan maar
eenmaal gebruikt worden.
De leerkracht duidt een leerling aan die
de eerste poging mag doen.
De leerkracht vraagt aan een andere
leerling wat de leerling heeft geklapt en
noteert dit op het bord. De leerkracht
duidt de fouten aan. indien iets fout was
trekt de leerkracht een streep van de
galg. Dit wordt herhaald tot een leerling
het ritme heeft geraden.
De leerkracht leert zangles 35 aan.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen
om hun boek te nemen op pagina 130

De leerlingen luisteren aandachtig.

De leerling klapt 2 maten in de maat 2/4.

De leerling zegt wat de andere leerling


geklapt heeft.

De leerlingen nemen hun boek op

Blz. 5
LESGANG EN DIDACTISCHE WERKVORMEN
LESFASEDOELSTELLING

LEERINHOUDEN
ACTIVITEITEN LEERKRACHT

ACTIVITEITEN LEERLINGEN
pagina 130

De leerkracht vraagt aan de leerlingen


om de eerste 8 maten op notennamen
te lezen met maatslag.
De leerkracht zingt de eerste 3 noten
voor. De leerkracht telt af en vraagt of de
leerlingen mee willen zingen.
De leerkracht vraagt of de klas nu alleen
wil zingen.
De leerkracht zingt de volgende acht
maten direct na de eerste acht maten
van de leerlingen.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen
om de volgende acht maten te lezen.
De leerkracht geeft de eerste 3 noten op
en telt af.
De leerkracht vraagt om door te zingen
tot aan de coda.
De leerkracht zingt de coda voor.

De leerlingen lezen met maatslag.


De leerlingen zingen de eerste 8 maten
mee met de leerkracht.
De leerlingen zingen de eerste 8 maten
alleen.
De leerlingen luisteren aandachtig.
De leerlingen lezen de volgende 8 maten
De leerlingen zingen.
De leerlingen zingen tot aan de coda.
De leerlingen zingen de coda na.

De leerkracht vraagt om het lied nu in


zijn geheel te zingen.

De leerlingen kunnen de syncope


uitvoeren.

Noot: les 23: zangles 32 en 33

De leerkracht zegt nu gaan we de 2


zanglesjes die jullie vorige week geleerd
hebben nog eens herhalen.
De leerkracht vraagt of de leerlingen hun
boek op pagina 124 willen nemen.
De leerkracht vraagt of de leerlingen zich
nog herinneren wat het ritme in de eerste
maat is.
De leerkracht vraagt of ze dit ritme eens
willen pammen.
De leerkracht zegt oke, nu zijn we klaar
om het lesje nog eens te zingen.

De leerlingen zingen het lied in zijn


geheel.

De leerlingen nemen hun boek op de


juiste pagina.
De leerlingen antwoorden een syncope.
De leerlingen pammen het ritme

Blz. 6
LESGANG EN DIDACTISCHE WERKVORMEN
LESFASEDOELSTELLING

LEERINHOUDEN
ACTIVITEITEN LEERKRACHT
De leerkracht geeft de eerste twee
maten op en telt af.
De leerkracht vraagt of ze het lesje nu
eens alleen willen zingen.
De leerkracht zegt: nu gaan we
zanglesje 33 nog eens herhalen.
Bekijk het eerst een minuutje om jullie
geheugen op te frissen.
De leerkracht zegt we gaan eerst nog
een het klapstuk samen klappen.
Als dit vlot gaat, geeft de leerkracht de
eerste 2 maten op en telt af.
De leerkracht zegt: nu mogen jullie het
lesje eens zonder mij zingen.

ACTIVITEITEN LEERLINGEN
De leerlingen zingen mee met de
leerkracht.
De leerlingen zingen het lesje
zelfstandig.

De leerlingen bekijken het zanglesje.


De leerlingen klappen samen met de
leerkracht het klapstukje.
De leerlingen zingen mee met de
leerkracht.
De leerlingen zingen het lesje
zelfstandig.

You might also like