Professional Documents
Culture Documents
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Accusativus
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
(dolos) = slaaf
(nos) = geest
(thron) = dier
Nominativus & Accusativus
Verbuiging nominativus/accusativus van woorden eindigend op ():
Nominativus
Accusativus
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Enkelvoud
Meervoud
Verbuiging ev mv
Lidwoorden Grieks
Het geslacht
Er zijn in het Grieks mannelijke, vrouwelijke en onzijdige zelfstandige
naamwoorden.
Elk zelfstandig naamwoord heeft, zoals we dat noemen, een geslacht.
Hoe kun je nu weten welk geslacht een zelfstandig naamwoord heeft? Dat zie
je aan het lidwoord.
Het mannelijk lidwoord is (ho)
het vrouwelijk lidwoord is (h)
het onzijdig lidwoord is (t)
Ook het lidwoord heeft verschillende uitgangen (naamvallen).
Het lidwoord staat in dezelfde naamval als het zelfstandig naamwoord waar het bij
hoort.
Verbuiging nominativus, genitivus, dativus, accusativus van het mannelijk
lidwoord :
(Noteer dat het woord zich verbuigt als )
Nominativus
Genitivus
Dativus
Accusativus
Enkelvoud
Meervoud
Enkelvoud
Meervoud
Enkelvoud
Meervoud
Gebruik lidwoord
Het lidwoord kent in het Oud-Grieks grofweg vier basisregels qua gebruik:
1. Het Grieks kent alleen een bepaald lidwoord: net als in het Nederlands wordt
het bepaald lidwoord gebruikt, wanneer het verwijst naar iets wat al eerder
genoemd is. Een zelfstandig naamwoord zonder lidwoord vertalen we vaak
met een:
Vergelijk:
= daar woont een leeuw.
(bijwoord: daar) (nominativus: leeuw) (ww 3e
persoon: hij woont)
Noteer dat geen lidwoord krijgt want de leeuw is onbepaald, en er
wordt dus niet verwezen naar iets wat eerder is vernoemd (i.e. een bekende
leeuw).
= de leeuw bewoont een grot.
(nominativus: de leeuw) (accusativus: een grot)
(ww 3e persoon: hij bewoont) Noteer dat nu wel een lidwoord
heeft. In dit geval is er dus sprake van een in onze zin bekende leeuw, dus
vertalen we met: de leeuw).
2. Het lidwoord wordt vaak gebruikt wanneer er sprake is van iets dat iemand
bezit of bij hem hoort. Je vertaalt het dan als bezittelijk voornaamwoord:
= Herakles draagt zn boog
(nominativus: Herakles) (accusativus: een boog)
(ww 3e persoon: hij draagt)
Noteer dat het lidwoord nu dus dient als het bezittelijk voornaamwoord
zijn/zn. een is in dit geval onjuist omdat de boog dan onbepaald zou
worden, de is afhankelijk van de context wel goed.
4. Bij het naamwoordelijk deel van het gezegde ontbreekt vaak het lidwoord.