Professional Documents
Culture Documents
-----------------------------------
KU LEUVEN
FACULTEIT INDUSTRIELE INGENIEURSWETENSCHAPPEN
Banie SARRAZIJN
Marlies WAEYAERT
Promotor: Prof. Ir. S. Pillaert Masterproef ingediend tot het behalen van de
graad van master of Science in de industnle
wetenschappen: Bouwkunde
Academiejaar 2016-2017
KU LEUVEN
FACULTEIT INDUSTRIELE
INGENIEURSWETENSCHAPPEN
Banie SARRAZIJN
Marlies WAEYAERT
Promotor: Prof. Ir. S. Pillaert Masterproef ingediend tot het behalen van de
graad van master of Science in de industrile
wetenschappen: Bouwkunde
Academiejaar 2016-2017
Copyright KU leuven
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowet de promotor(en) ais de auteur(s) is overnemen. kopren.
gebruiken of realseren van deze uitgave of gedeeiten ervan verboden. Voor aanvragen i.v.m. het overnemen ern'of
gebruik en/of realisatie van gedeeiten uit deze publicatie, kan u zich richten tot KU Leuven Technoogiecampus Geni,
Gebroedeis De Smetstraat 1 B-9000 Gent. >32 92 65 86 10 of via e-mail iiw.gent@kuleuven.be.
Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor(en) is eveneens vereist voor het aanwenden van de in deze
masterproef beschreven (orignele) methoden. producten, schakdmgen en programma s voor mdustrieei o coramercieel
nut en voor de inzendmg van deze publicatie ter deelname aan wetenschappelijke prijzen o wcdstrijden
Voorwoord
ln deze masteroroef met titel Detailstudie van rekensoftware voor stalen verbmdmgen' wordt nagegaan
hoe het CBFEM pakket - Component Based Finite Element Method - IDEA StatiCa Steel Conneclions
versie 7,1.18 omgaat met de regels in Eurocode 3 Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel
1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen (NBN EN1993-1-8: 2005).
Deze masterproef is geschreven in het kader van de opleiding industrele wetenschappen bouwkunde en
draagt bij tot het behalen van de graad van master o Science in de industrele wetenschappen.
Bouwkunde. Van november 2016 tot en met mei 2017 zijn WIJ onophoudelijk bezig geweest met het
onderzoeken en uitwerken van het vermelde onderwerp.
In dit voorwoor j willen we van de gelegenheid gebrutk maken om een aantal mensen te bedanken die
een grote steun en toeverlaat vormden in het realiseren van deze masterproef.
In eerste instantie dienen we onze promotor, prof. ir. S, Pillaert. te bedanken Naast het feit dat hij de basis
legde voor deze masterproef. was hij ook ten alien tijde beschikbaar voor het beantwoorden van vragen
en om ons bij te sturen in het onderzoek waar nodig. Samen met zijn inzicht en feedback is deze
masterproef tol een goed einde gebracht.
Via deze weg villen we ook de mensen van IDEA bedanken, in het bijzonder de heer Jo Gijbets. om ons
bij te stan in dit onderzoek. steeds bereid te zijn onze vragen te beantwoorden en ons de mogelijkheid
tegeven het softwarepakket te gebruiken
Daarnaast moeten wij ook onze naasten, ouders. familie en vnenden, bedanken. Zonder hen was het
onmogehjk dit diploma te behalen. Zij verdienen onze grootste dank, niet alleen om ons te steunen tijdens
het schrijven van deze masterproef. maar ook gedurende onze volledige studententijd.
Abstract ....... .......................... ..... ................. .... ............... .... .................. ... ...................... ..... ................ 5
Lijst van figuren ....................................................................................................................... .... ................. 6
Lijst van tabelen ................ .... ....................... .. .................. ..... ................ .... ............... .... ...................... 10
Lijst van grafeken .......................................... ..... ............... .... ................. ... ............................................ 12
Lijst van veel gebruikte afkortingen en symbolen .......................................................................................... 13
I nle id ing ..................... .... ....................... .... ................ . ..................... ..... .................... .. ................... .. 16
Dcel 1: Literatuurstudie .......... ........................................................................... ... ................ . ................... ..17
1 Theoret sche achtergrond ............................................................................................................. 17
1.1 Staaleigenschappen ................................................................................................................... 17
1.1.1 Spanning-rekdiagram .................................................................................................... 17
1.1.2 Vloeien of plastisch plooien .......................................................................................... 19
1.1.3 Elastisch en plastisch moment toegepast op een smalle rechthoekige doorsnede .....20
1.1.4 Vloeispanning fy ............................................................................................................ 21
1.1.5 Vloeicritena ................................................................................................................... 22
1.1.6 Plastische grensrek ...................................................................................................... 23
12 In/loed cofficint van Poisson en principa vanSaml-Venanl ............................................... 24
1.2.1 Cofficint van Poisson ................................................................................................ 24
1.2.2 Principe van Saint-Venant ............................................................................................ 25
1.3 Verband moment - rotatie in een verbinding ............................................................................. 25
1.3.1 Classificatie van een verbinding ................................................................................... 26
1.4 Eauivalent T-stuk ....................................................................................................................... 27
1.4.1 Wrikkrachten ................................................................................................................. 27
1.4.2 Rekenwaarde van de weerstand van een flens van een T-stuk ........... ......... 30
1.4.3 Effectieve lengte van het T-stuk ................................................................................... 31
1.5 Bouten ........................................................................................................................................ 35
2 Kenniamoking met de berekeningssoftware ....................................................................................... 3C
2.1 Theoretische achtergrond van het softwarepakket IDEA StatiCa Steel Connections .............. 36
2.1.1 Info over het gebruikte model van IDEA StatiCa Steel Connections ........................... 36
2.1.2 Belangrijke aannames .................................................................................................. 37
2.1.3 Model en mesh ............................................................................................................. 41
2.1.4 Verband moment-rotatie ............................................................................................... 42
Deel 2: Onderzoek ............ ...... .................... .. .................. . ..................... ... ...................... ... .................. 43
3 Plastisch moment .............................................................................................................................. 44
3.1 Voorafgaand ............................................................................................................................. 44
3.1.1 IDEA StatiCa Steel CSS - doorsnedeberekening ........................................................ 44
3.1.2 IDEA StatiCa Steel Beam ............................................................................................. 47
3.2 Toehchting bij de testen met IDEA StatiCa Steel Connections ................................................ 49
3.3 Spanning- en rekberekening ..................................................................................................... 51
3.3.1 Resultaten .................................................................................................................... 52
3.3.2 Invloed meshgrootte op de grootte van de equivalente spanningen ........................... 57
3.3.3 Concluse ...................................................................................................................... 58
3.4 St<jfheidsberekening ................................................................................................................. 59
3.4.1 Resultaten ..................................................................................................................... 60
INHOUD | 3
3.4.2 Invloed coefficient van Poisson .....................................................................................65
3.4.3 Invloed meshgrootte ......................................................................................................67
3.4.4 Invloed dikte/shjfheid van de buis waaraan de platen gelast zijn ............................... 72
3.5 Piafen belast mel een dwarse kracht ........................................................................................ 73
3 6 Condusie ....................................................................................................................................76
4 T-stuk op trek ......... .... ..................... .... ............... .. ................................................ .................... 77
4.1 Toelichting bij de testen .............................................................................................................77
4.1.1 Bezwijkmode 1 ............................................................................................................81
4.1.2 Bezwijkmode 2 ..............................................................................................................85
4.1.3 Bezwijkmode 3 ............................................................................................................97
4.2 Resultaten van alie modellen .......................................................................................... 101
4.2.1 Vergelijking tussen de resultaten ................................................................................. 101
4.2.2 Samenvatting van de bezwijkmodes ........................................................................... 103
4.2.3 .......................................................................................................................................... Studie naar
de parameters .......................................................................................................................... 109
4.2.4 Invloed coffictnt van Poisson................................................................................... 114
4 2.5 Invloed van de mesh ...................................................................................................115
4.2.6 Wrikkrachten................................................................................................................119
4 3 Additionele testen .................................................................................................................. 124
4.3.1 Rechte vloeilijnen? .......................................................................................................124
4.3.2 Verschillen in manuele berekenmgen .........................................................................127
4.3.3 Plastische rek ..............................................................................................................130
4.3.4 Bezwijkmode 1 * ..........................................................................................................135
Besluit ......... ................................................................................................... - ..................... .. ..................... 136
Lteratuurlijst ....................... .......................................................................................................................... 138
INHOUD | A
Abstract
Bij het dimenjoneren van de getrokken zijde van geboute lgger- kolomverbind ingen wordt gebruk gemaakt
van de plastische methode. Daarnaast staat het gebruik van een equivalent T-stuk centraal, waarvoor
verschillende bezwijkmechanismen mogelijk zijn Deze tems worden bestudeerd met het CBFEM pakkel
IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18.
Er wordt een bezwijkcriterium bepaald om te voorspellen waar en wanneer vloeien optreedt door een dunne
mgeklemde plaat op buigmg te betasten. Daarnaast wordt het bezwijkgedrag van een equivalent T-stuk
onderzocht, waarbij de effectieve lengten van de vloeilijnen van Johansen een belangrijke rol spelen Hiervoor
worden dubbele T-stukken op trek belast Er wordt een specifieke aandacht gegeven aan de al dan niet
optredende wrikkrachten. In alie berekeningen wordt zowel de invloed van de mesh ais de invloed van de
coefficient van Poisson onderzocht.
Alie gevonden resultaten worden onderworpen aan een verificatie volgens Eurocode 3: NBN EN1993-1-
8:2005. Hiermee wordt onderzocht of het softwarepakket de verbindingen op een voldoende veilige en
betrouwbare manier berekent.
A0STRACTI5
Lijst van figuren
Figuur 1.1 - Conventioneel en waar spanning- rekdiagram voor staal (Van Paepegem. 2009-2010)...................................... 17
Figuur 1.3 - Overgang elastisch naar plastch spannmgsbeeld (Vandepitte. sd) .................................................................... 19
Figuur 1.15 - Oosprong equivalent T-stuk (Wald. Sokol. & Jaspart, 2008) .............................................................................. 27
Figuur 1.17 - Veivomung/buiging van de flens van hel T-stuk (Zoetemeijer, 1974) .................................................... 27
Figuur 1.21 - Dimensies T-stuk <Wald. Sokol. & Jaspart. 2008) ............................................................................................ 29
Hguur 1.22 - Urens van optredenoe wrikkrachten twaw. Sokol, & Jaspart, 2U08) ................................................................. 29
Figuur 1.23 - Bezwijkmodes T-stuk met wrikkrachten (Wald, Sokol. & Jaspart. 2008) ........................................................... 30
Figuur 1.25 - Rekenwaarde van de weerstand van het T-stuk (Wald. Sokol. & Jaspart. 2008) .................................. 31
IUSTVAN FIGUREN! 6
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoopevenwicht 39
40
41
41
41
45
.45
45
45
45
.46
.47
.49
50
.51
.51
.52
.57
.57
59
59
.61
.63
.67
.70
.74
.74
.75
.78
.78
.78
79
.81
.82
.82
.83
83
.85
knoopevenwicht ...............................................................................................................................
Figuur 3.2 - Vezels voor spanningsberekening .............................................. ..... .................. .... ...
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoopevenwicht 39
Figuur 3.6 - Waarden van de spanningsberekening over de hoogte van de doorsnede ..................
Figuur 3.11 - Men voor mogelijke controles in IDEA StatiCa Conneclions ....................................
Figuur 3.17 - Plasbsch moment IDEA StatiCa Steel Conneclions plaat L .......................................
Figuur 3.18 - Plastisch moment IDEA StatiCa Steel Conneclions plaat P .......................................
Figuur 3.23 - PlaBts van vfoeien bij belasting met een dwarskrachl. plaat L ...................................
Figuur 4.4 - Eigenschappen bou ten in IDEA StatiCa Steel Conneclions ........................................
IUSTVAN FIGURENI7
Figuur 4.11 - Motel tf40 86
Figuur 4.40 - ideale meshgrootte 16 elementen over de halve hoogte van de flenzen van het T-stuk ........................115
Figuur 4.46 - Behvijkmechanisme 2 (Zoetemeijer, 1974) (cf. bezwijkmode 1 volgens NBN EN1993-1-8) ......................124
Figuur 4.47 - Bewnjkmechanisme 1 (Zoetemeijer. 1974) (cf. bezwijkmode 2 volgens NBN EN1993-1-8) ......................125
Figuur 4.49 - Krschtenverdeling T-stuk: bezwijkmode 1 volgens methode2 (NBN EN1993-1-8 tabal 6.2) .............................128
IUSTVAN FIGURENI 8
Figuur 4.50 - Invced piale elementen op de grafische resultaten .......................................................................................... 130
Figuur4.51 - Constructie voor testen pl3stische rek .............................................................................................................. 130
Tabel 1.3 - Rekenwaarde van de weerstand Ft.a van een flens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8 tabel 6.2) ..................... 30
Tabel 1.4 - Effecieve lengten voor een niet- verstyfde kolomflens (NBN EN1993-1-8 tabel 6.4) ............................................ 32
Tabel 1.5 - Nomhale waarden van de vloeigrens fyb en treksterkte fub voor bouten (NBN EN1993-1-8 tabel 3.1)... 35
Tabel 3.7 - Vergelijkmg sterkteberekening plaat P manueel v$. software .............. ................................................................. 54
Tabel 3.9 - Verklaring van de eigenschappen in een stijfheidsberekening IDEA StatiCa Steel Connections ........................... 59
Tabel 3.15 - Procentuele ahvijkingen stijfheidsberekeningen cofficient van Poisson plaat P ................................................. 65
Tabel 3.16 - Procentuele ahvijkingen stijfheidsberekening coefficint van Porsson voor plaat L ............................................. 66
Tabel 3.18 - Invloed meshgrootte op het plastisch moment (Poisson = 0.3) ............................................................................ 68
Tabel 3.19 - Invloed mesh plaat P voor stjfheidsberekenwg bij plastisch moment .................................................................. 69
Tabel 4.11 - Details berekening parameter breedle van het T-stuk............................................................. 113
Tabel 4.12 Invioed meshgrootte op bezwijkkrachten (Pcxsson " 0.3) ....................................................... 115
Tabel 4.13 - Invioed meshgrootte op bezwijkkrachten (Poisson = 0) .................................................................................... 116
Tabel 4.20 - Rekenwaarde van de weerstand Fiad van een flens van een T-stuk (NBN EN1993-1-8 tabel 6.2) ................... 128
Grafiek 3.10 - Invloed mesh plaat P voor stijfheidsberekening bij plastisch moment: grootte van de elementen ............. 71
Grafiek 3.11 - Invloed mesh plaat P voor stijfheidsberekening bij plastisch moment: aantal elementen op rand .................... 71
Grafiek 4.3 - Model M16 8.8: kracht i.f.v. langsvervorming .................................................... ; .............................................. 92
Grafiek 4.8 - Voorbeeld bezwijkmode 3: kracht i.f.v. langsvervorming .................... .... ..........................................................108
Grafiek 4.10 - Theoretische verwachting parameter dikte van de flenzen ............................................................................. 109
Grafiek 4,12 - Tleoretische verwachting parameter: grootte van de bouten ............................................................. ............ 110
Grafiek 4.14 - Tfeoretische verwachting parameter: materiaBl van de bouten ...................................................................... 111
Grafiek 4,16 - Theoretlsche verwachting parameter: afstand tussen de bouten .................................................................... 112
Grafiek 4.17 - Psrameter: breedte van het het T-stuk ............................................................................................................ 113
Grafiek 4.18 - Tleorctische verwachting parameter: breedte van het T-sluk .......................................................................... 113
Grafiek 4.19 - Invloed meshgrootte op bezwijkkrachten: weerstand i.f.v. aantal elementen .................................................. 118
Grafiek 4.20 - Model tf15: invloed meshgrootte op het plastisch moment ....................................................................131
Grafiek 4,22 - Model I15: invloed meshgrootte op plasfische rek (aangepaste schaal) .............................................. 132
Grafiek 4.23 - Model 1115: invloed meshgrootte op de plastische rek bij ecnzelfdeplastisch moment.......................... 134
f'b.M
Stuikweerstand per bout NBN EN1993-1-8 tabel 3.4. aanname ap = 1 Trekkracht n bout
F,
M Werkelijkc belastmg
N Rekenwaarde van de trek (druk) weerstand van de verbindingen (T-stuk) afhankehjk van de ingestetde
).ttd
plastische grensnak
Iniliele rotatiestijfheid, gedetinieerd ais elastische stijfheid en wordt verwacht lineair te vedopen tot een mement
$!M
met een waarde van 2/3M)ju
t/.u U.C. - waarden onder trek en afschuiving volgens NBN EN1993-1-8 t3bel 3.4
=
flf CL\i1 Lasdikte (zie liguur 4.1)
<7 Breedte van de flens van een T-stuk (zie figuur 4.1)
i
Erdafstand: afstand van het middelpunt van en gat voor een verbindingsmiddel naar de dichtstbijzijnde
rand. gemeten n de richting van de krachtsoverdracht
FT.VU Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk. bezv/ijkmode 1 (NBN EN1993-1-8 late! 6.2)
Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk, bezv/ijkmode 2 (NBN EN1993-1-8 tatel 6.2)
FJJJU Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk, bezv/ijkmode 3 (NBN EN1993-1-8 tatel 6.2)
u Nomnale waarde van de treksterkte voor bouten (NBN EN1993-1-8 tabel 3.1)
y Vlceigrens
1-bMm Limiet klemlengte van een bout. inden kleiner dan kunnen wrikkrachten optreden
M
M Rekenv/aarde van de momentweerstand van een verbinding
Q Wiikkracht
s Statisch moment
Rek
ew Werkelijke rek
<r Spanning
<sv Vloeispanning
aw Werkelijke spanning
T Sciuifspanning
tea Rctatiecapacitcit
I
15
Inleiding
Het do el van deze masterproef bestaat er uit om te onderzoeken hoe het softwarepakket IDEA StatiCa Steel
Connectbns omgaat met de regels in Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8:
Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen (NBN EN1993-1-8: 2005). In deze norm worden
stalen verbindingen berekend met de plastische methode en staat het gebruik van het equwalent T-stjk
centraal.
Plastisch rekeren ligt bijgevolg aan de basis van het ontwerp van stalen verbindingea Daarom wadt er
gezocht naar een bezwijkcriterium. waarmee bepaald kan worden waar en wanneer effectief het plastisch
plooien of vben optreedt. Hiervoor worden dunne ingeklemde platen op buiging belast.
Daamaast wordt voor geboute verbindingen het bezwijkgedrag van een equivalent T-stuk onderzocht. De
theorie omtrenl de vtoeilijnen van Johansen speelt hierin een belangrijke rol. De effectieve lengte van deze
vloeilijnen bepaalt samen met het bekomen bezwij kmec han i sme de grootte van de rekenwaarde van de
weerstand van een flens van het equrvalent T-stuk. Er wordt onderzocht cf de verschillende bezwij kmec har
i smen in het softwarepakket kunnen teruggevonden worden en of er in het pakket rekening wordt gehouden
met al dan niet optredende wrikkrachtea Om dit te simuleren worden dubbele T-stukken op trek belast.
Alie berekeningen worden uitgevoerd met IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18 en worden
vervolgens onderwapen aan een verificatie. De resultaten worden vergeleken met de dimensionering
volgens de norm. Hiermee wadt onderzocht of IDEA StatiCa Steel Connections de verbindingen op een
voldoende veiiige en betrouwbare manier berekend.
Het gebruik van een dergelijk softwarepakket vraagt kennismaking en tijd. Gaandeweg het onderzoek blijken
bepaalde aannames en principes van het pakket naar voren te komen. Het onderzoek s daarom een iteratief
proces en dit impliceert dat de onderzoeksvragen via een trial-and-error principe zijn opgelost.
NLE OISiG | 16
Deel 1: Literatuurstudie
1 Theoretische achtergrond
ln dit hoofdstuk wordt de theoretische achtergrond toegelicht, die noodzakelijk is voor het begrijpen van deze
masterproef.
1.1 Staaleigenschappen
1.1.1 Spanning-rekdiagram
Wanneer een fekproef wordt uitgevoerd op een stalen proefstuk. wordt de relatie tussen spanning en rek
weergegeven n het spanning- rekdiagram ln deze masterproef wordt niet verder ingegaan op de begrippen
spanning en rek. Hiervoor wordt verwezen naar de literatuurtekst waarin deze info werd gevonden. ln
volgende alinea s wordt het spanning- rekdiagram van staal toegelicht (Van Paepegem. 2009-2010).
Er zijn 2 mogelijkheden om het verband tussen spanning en rek weer te geven. Dit kan enerzijds via het
waar spanning- rekdiagram en anderzijds va het conventioneel spanning- rekdiagram Op figuur 1.1 worden
beide nogelijkheden weergegeven
Figuur 11- Conventioneel en waar spanning- rekdiagram voor slaal (Van Paepegem 2009-2010)
Ductiele materialen zoals staal kunnen zeer grote vervormingen ondergaan vooraleer breuk optreedt. Deze
vervormingen vmden zowel plaats in de langsrichtmg van het proefstuk, alsook in de dwarsrichtmg. Voor
ductiele materialen gebruikt men haast altijd het conventioneel spanning- rekdiagram. waarbij de spanning
en rek gedefinieerd worden door de volgende vergelijkingen
(1-1)
OEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 17
(12)
met /10 en L0 respectievelijk de oorspronkelijke dwarsdoorsnede en lengte van het proefstuk. en F en AL de
opgelegde <racht en de daarbij horende verlenging. Deze spanning en rek noemt men de nomnale spanning
en nomnale rek
Omv/ille van het dchele gedrag van staal treedt er echter een aanzienlijke vervorming op van de
oorspronkelijke dwarsdoorsnede A0 tijdens de beproeving Daarom defimeert men de spanning ais de
vertioudmg vai de kracht tot de werkeijko of ogenblikkelijke dwarsdoorsnede A. en de rek ais de
ogenblikkehjke verlenging di t.o.v. de ware lengte I. op dat ogenblik:
WU% (1-3)
Deze spanning en rek noemt men de ware spanning en ware rek. en het spanning- rekdiagram noemt
bijgevolg het waar spanning- rekdiagram
Wanneer het conventioneel spanning- rekdiagram van dichtbij wordt bekeken, kunnen 4 grote tasen
onderscheiden worden in het materiaalgedrag:
Elastische
gedrag Vloeien
Versteviging
Insnoe'ing
Tot aan de proportionaliteitsgrens of evenredigheidsgrens gedraagt het materiaal zich lineair elastisch. Dit
houdt in da: de proefstaaf tot zijn oorspronkelijke vorm of lengte terugkeert wanneer de aangebrachte
belastmg wordt v/eggenomen. Het verband tussen spanning en rek wordt in dit gebied gegeven door de Wet
van Hooke. <r = Er.. Wanneer de spanning de proportionaliteitsgrens lets overschrijdt, gedraagt het materiaal
zich iog steeds elastisch. maar het spanning- rekdiagram wordt steeds vlakker. Dit wil zeggen dat bij een
toename van de spanning de vervorming relatief sterker toeneemt. Dit gaat door tot de spanning de
elasticiteitsgrens bereikt
Vanaf de elasliciteitsgrens gaat het materiaal vloeien. De spanning die hiermee gepaard gaat noemt men de
vloeispanning ov - fy. Tijdens het vloeien blijft de spanning constant bij een toenemende vervorming. Dil is
een blijvende vervorming en noemt men daarom plastische vervorming.
Na het vloeien treedt een fase van versteviging op. Gedurende deze fase neemt de spanning toe onder een
voortdurerd verlengen en dunner worden van de staaf tot ze uiteindelijk de treksterkte ocrek bereikt Zodra de
treksterkte wordt bereikt, zal de dwarsdoorsnede slechts op n plaats (ter hoogte van een discontinuteit)
sterk vervormen Hierdoor ontstaat een versmalling of insnoering van de staaf. De insnoering gaat door tot
de staaf breekt. De spanning die hiermee gepaard gaat. noemt men de breukspanning abreuk.
Op figuur 1.1 is te zien dat de breukspanning op het conventioneel diagram klemer i$ dan de werkelijke
breukspanning Daarnaast is op het conventioneel diagram te zien dat de piekspanning gelijk is aan de
treksterkte o,m. Toch treedt breuk pas op bij een nog grotere vervorming. maar wel bij een lagere spanning.
Dit kan ais volgt verklaard worden: eens de treksterkte is bereikt. begint het proefstuk lokaal in te snoeren
waardoor de werkelijke/ogenblikkelijke doorsnede A verkleint. De werkelijke spanning F/A blijft dus toenemen
terwijl de nomnale spanning F/A0 afneemt.
f> P* i
b cd * f g h
Figuur 1.3 Overgang efasbsch naar plastisch spanningsbmld (Vandepitte. sd)
Op bovenstaande figuur wordt de overgang afgebeeld van elastische naar plastische spanningsbeelden
{Vandepitte. sd). Hierbij wordt het stalen profiel onderworpen aan een toenemend buigend moment M (figuur
1.3-a]. In elk stadium is de toenemende rek s evenredig mety (figuur 1.3-b]. Ook de spanning a = Ee is
evenredic met > (fguur 1.3-c], Wanneer het moment M een waarde Melastisch heeft bereikt:
Het elastisch moment MelasUlcfl kan nog juist worden opgenomen zonder dat n enkele vezel plastisch
vervomnt.
Wanneer het buigend moment M nu verder wordt vergroot bereiken steeds meer vezels de vloeispanning y
totdat de dwarsdoorsnede het spanmngsbeeld bereikt dat afgebeeld is op figuur 1.3-g.
OEEL 1 LtTERATUURSTUDIE I 19
Dit spannmgsbeeld wordt echter gedealiseerd naar het spannmgsbeeld afgebeeld op figuur 1.3-h. Op dit
spanningsbeekl hebben alie vezels van de dwarsdoorsnede de vloeispanning fy berelkt.
Het moment dat met dit laatste spanningsbeeld gepaard gaat. wordt het plastisch moment Mplastisck genoemd
Doorgaans wordt dit moment met volgende formule berekend en wordt het moment daardoor te laag geschat
De verhouding van het vloeimoment tot het elastisch moment. de vormfactor a. is enkel afhankelijk van de
geometrie van de doorsnede. De vormfactor is een maat voor de sterktereserve die nog voorhanden is op het
ogenblk dat de vloeigrens wordt bereikt in de randvezels van de doorsnede. De volgende uitdrukkmg is geldig
voor symmetrische dwarsdoorsneden.
Q _ 'Vp.'mfnf* _ Wplnuticn _ 2S (1 9 )
MrasUun wHastUck wtt
0,1
on- v ._ Voor
= en 5 = a - l ,S een
rechtioekige doorsnede geldt
bijvoorbeeld (Sari & Caby. 2015-
2016):
(1.10)
Op figuur 1.4 worden de vormfactoren gegeven van enkele verschillende doorsnedes (Sari & Caby. 2015-
2016):
[UI U|
Otil Uj U U tOJ u.
De grootte van het elastisch moment om de zwakke as aa wordt voor onderstaande doorsnede ais volgt
berekend
= Wt,asu*fy =7jixfy = x
fy = ^ *fy (1-11)
De grootte van het plastisch moment om de zwakke as aa wordt voor onderstaande doorsnede ais volgt
berekend
OEEl 1 ICTERATUURSTUDIE | 20
_________ * _________
Figuur 1.5 - Smalle rechthoekige dwarsdoo/snecte
Hiermee is verslaard hoe men in de norm aan de formules voor het plastisch moment is gekomen (NBN
Belgisch bureau voor normalisatie Eurocode 3- Ontwerp en berekening van staalconstructies - deel 1-8:
Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen NBN EN1993-1-8. 2005)
Met Kvo een partile veiligherdsfactor voor de weerstand van elementen en doorsneden. Doorgaans wordt
yM0 geliji. gesteld aan 1
1.1.4 Vloeissanning fy
Volgens de Belgische norm NBN EN1993-1-1 mag de vloeigrens gelijk zijn aan de waarden die in tabel
1.1 zijn voorgeschreven rmts voldaan is aan de genoemde eisen (NBN Belgisch bureau voor normalisatie .
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1 Algemene regels en regels voor
gebouwen NBN EN1993-1-1.2005).
Tabel 11- Bepahng tfoeispantmg
Volgens NBN EN1993-1-1 ANB gelden andere eisen. Deze worden echter niet toegepast door het
softwarepakkel IDEA StatiCa Steel Connections omdat ze gebruik maken van de eisen in tabel 1.1. In deze
masterproef worden dem dito deze eisen in tabel 1.1. gehanteerd.
OEEU KTERATUURSTUDIE I 21
1.1.5 Vloecriteria
Staal met een aag gehalte aan koolstof wordt een ductiel materiaal genoemd, terwijl staal met een hoog
gehalte aan koolstof een bros materiaal wordt genoemd (Van Paepegem, 2009-2010).
-J"*
tMtotOul
a.i*koovirfi
ln geval van ductiele materialen wordt een vloeicriterium opgesteld i p v een 'breukcnterium, omdat het
criterium niet het moment van complete breuk aangeeft. maar wel het moment van vloeien ln dit geval
voorspelt het dus eigenlijk het moment waarop het lineair elastisch gebied wordt verlaten en het vloeien begmt.
ln deze masterproef wordt enkel gerekend met ductiele matenalen omdat enkel bij deze materialen een vloeien
optreedt.
Er zijn reeds een aantal vloeicritena ontwikkeld. die beiden gebaseerd zijn op de maximaal toelaatbare
spanningen, waarbij voldaan is aan de volgende veronderstellingen:
Het materiaal wordt homogeen en isotroop verondersteld tot op het moment waarop het vloeien
begint
De vloeigrens in trek en druk wordt verondersteld dezelfde te zijn.
Een matehaal is homogeen wanneer de materiaaleigenschappen in een bepaald punt dezelfde zijn ais deze
in een ander punt van het materiaal volgens dezelfde richtmg. Het materiaal is isotroop wanneer de
materiaaleigenschappen m een bepaald punt dezelfde is in alie nchtingen.
Henri Tresca paste dit criterium toe door de absolute waarde van de maximale schuifspanning uit te drukken
in functie van de hoofdspanningen. Op figuur 1.8 wordt het criterium van Tresca visueel voorgesteld (Van
Paepegem, 2009-2010).
OEEU LfTERATUURSTUDIE I 22
Figuur 18 Cnterium van Trasca
het criterium van Tresca strenger of conservatiever is dan het criterium van Von-Mises en de werkelijk
In de norm NBN EN1993-1-5 appendix C paragraaf C.8{1) worden bij berekeningen met eindige-
elementenmethoden (FEM) criteria opgelegd voor de grenstoestanden In deze paragraaf wordt een beperking
aanbevolen van de hoofdrek met een waarde van 5%. Deze rek kan dan ook ais een plastische grensrek
worden beschouwd.
Ook in IDEA StatiCa Steel Connections wordt een plastische grensrek van 5% toegepast. Deze plastische
grensrek wordt ais een check valu gebruikt.
OEEU LITERATUURSTUDIE I 23
1.2 Invloed cofficint van Poisson en principe van Saint-Venant
De cofficint van Poisson is een materiaaiconstante en geeft de mate aan waarin een materiaal de neiging
heeft om uit te zetten (of in te krimpen) in de twee andere richtingen wanneer ze belast wordt m een derde
nchng (Asselman & Van Der Eeken, 2015) (Van Paepegem, 2009-2010).
De cofficint is dimensieloos en stnkt positief. Het minteken in deze vergelijking is nodig omdat een uitrekking
van de staaf gepaard gaat met een vermindering van de diameter van de staaf, terwijl een indrukking van de
staaf gepaard gaat met een vermeerdering van de diameter
Ftguur 1.11 - Laterale en longitudinale verienging
1-llera) virim
Comprektion
Tetwion Longitudinal stmin
Wanneer de vervormingen. die optreden in de andere vlakken dan het belaste vlak, niet worden
tegengehouden. ontstaan er in die andere vlakken geen spanningen. Dit komt overeen met een
viakspanningstoestarrd Het omgekeerde is ook geldig en wordt een vlakvervormingstoestand genoemd.
Hierbij worden de vervormingen m de andere vlakken wl tegengehouden waardoor spanningen ontstaan in
die andere vakken.
Voor metalen is de cofficint van Poisson standaard gelijk aan 0,29 0.30. In het verdere verloop van deze
masterproef zal meerdere keren beslist worden om deze cofficint van Poisson gelijk te stellen aan 0. zodat
de resultaten afkomstig van de software beter overeenstemmen met de manuele berekeningen. Hier zal later
nog worden op terug gekomen.
OEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 24
1.2.2 Principe van Saint-Venant
Het principe \an Saint-Venant stelt dat de spanning over een dwarsdoorsnede meer gelijkvormig verdeeld zal
zjn, indten deze dwarsdoorsnede zich verder van het punt bevmdt waar de uitwendige belasting aangrijpt. Dit
geldt ook ter hoogte van mklemmingen (Asselman & Van Der Eeken, 2015).
Wanneer een eenzijdige ligger- kolomverbinding een moment moet overdragen, wordt deze verbinding
benaderd door een rotatieveer die de zv/aartelijnen van de kolom en de ligger met elkaar verbindt in het
snijpunt
De relatie tussen het moment en de hoeksverdraaimg wordt op de rechtse figuur afgebeeld. In deze grafiek
wordende basiseigenschappen van een verbinding voorgesteld
- De mo-nentcapaciteit of grensmoment van de verbinding M, Rd (Nm)
De rotaiiestijfheid Sj (Nm/mrad)
- De rotatiecapaciteit Ocd (mrad)
OEEU UTERATUURSTUDIE I 2$
1.3.1 Classiicatic van ccn vcrbinding
Volgens NBN EN1993-1-8 wordt een verbinding geclassiftceerd op basis van de methode van de berekenmg.
In tabel 1.2 worden de verschillende methodes gegeven
Bij een elastische berekenmg dienen de verbmdmgen te zijn geclassiftceerd overeenkomstig hun
Tabe/1.2 Type verbindingsmodel (NBN EN1993-1-8 tabel 5.1)
rotatiestijfheid. De verbindmgen die berekend worden met een star-plastische methode behoren te zijn
geclassiftceerd overeenkomstig hun sterkte. En bij een elasto-plastische berekening dienen de verbmdingen
zowel naar stijfheid ais naar sterkte te zijn geclassificeerd
Een equivalen! T-stuk is een vereenvoudiging om de rekenwaarde van de weerstand van de volgende
componenten n een oeboute verbmding te berekenen
Figuur 1 15 illustreert hoe een dergelijke vereenvoudiging tot stand kan komen De getrokken flens wordt
samen met de bodemplaat in deze verbinding vereenvoudigd tot een equivalent T-stuk
Figuur 1 15 Oorsprong equivaler! T-stuk (Wakt. Sokot i Jasport 2008)
r*M
1.4.1 Wrikkrachten
Wanneer aan het lijf van een T-stuk met twee bouten wordt getrokken met een kracht 2T en wanneer gesteld
wordt dat de flenzen oneindig stijf zijn, dan zijn de krachten in beide bouten gelijk aan 2T/2 = T [figuur 1.16].
In werkelijkheid zijn de flenzen niet oneindtg stijf en zal de externe last 2T de flenzen van het T-stuk vervorrren
[figuur 1.17). In deze situatie zou het kunnen zijn dat er contad ontstaat tussen de flenzen van boide T-stukken.
Indien dit het geval is, dan ontwikkelen er zich interne krachten of wrikkrachten Q [figuur 1.18]. Het resultaat
is dat de bouten niet alleen de externe
krachten 2T, maar ook de wrikkrachten Q
moeten overbrengen (Zoetemeijer,
In wat volgt worden de grootte van de vervormmg van het T-stuk en de bouten iheoretisch toegelicht. De
afleidmg werd gemaakt voor een T-stuk dat m.b.v ankerbouten aan een ankerblok is bevestigd. Hiervoor wordt
een halve flens. met bijhorende krachtswerking en vervormingen, beschouwd ais een ligger zoals op figuur 1
19 is afgebeeld. Figuur 1.19-a toont de construdie zonder contact of wrikkrachten
OEEl 1 KTERATUURSTUDIE | 27
(=uitkragmg) terwijl figuur 1.19-b de constructte afbeeldt met optredende wnkkrachten of contad met de
ondergrond (=steunpunt). Bemerk dat voor de afleiding etestischo berekeningen worden gemaakL Voor de
volledige aleidmg van deze formules wordt verwezen naar de literatuur, (Wald. Sokol. & Jaspart, 2008).
4 ir
L 1
i.
* Q*rn < 7
4) Q.o
1 _ *
fv
\
' _ \ i
b) 0*0
Figuur 1 19 S/bfondbrsteMng van de ophedettde k/ochten en vervonningen In het T~slitk {Wald. Sokol Jaspart.
2008)
Indien qeen wrkkrachten optreden, zijn de vervormingen in figuur 1.19-a gegeven door:
_ Fm* Sf ~ (1 18)
*> it
2A,e
(1.17)
2 3 El
Indien wel wrikxrachten optreden. wordt de balktheorie gebruikt om het model van het T-stuk af te leiden. De
gebogen vorm van de flens (figuur 1.20] met bijhorende vervormingen v/ordt afgeleid d.m.v. de volgende
differantiaalvergelijking
El 8" = M
d 19)
Figuur 1 20 Toepasmg batktheone op het T-
DEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 28
3
2 u*/1r<-3mnJ^+36 (122)
De dimensies van het T-stuk. gebruikt in alie voorgaande vergelijkingen, worden voorgesteld door figuur 1,21
De dimensies Lb en As zijn respectievelijk de boutlengte en de oppervlakte van de spanningsdoorsnede van
de bout. Het traagheidsmoment ts gedefimeerd ais:
= terral (1.23)
Figuur 1.21 - Dimensies T-stuk (Waid. Soko. & Jaspart. 2008) Vervolgens
r
(125)
ni
Formule 1.26 kan herschreven worden ais een ongelijkheid zodat een
criterium wordt gevormd
OEEU LTEfWTUURSTUDIE I
Iridien aan deze voorwaarde s voldaan mogen wrikkrachten zich ontwikkelen door contad tussen de flenzen
en de andergrond. Deze formule kan ook teruggevonden worden in de norm NBN EN1993-1-8 tabel 6.2. Deze
formule is geldig voor allerlei geboute vertindingen zoals ligger-kolomverbindingen maar ook
ankerboutverbindingen,
1.4.2 Rekenwaarde van de weerstand van een flens van een T-stuk
In de norm NBN EN 1993-1-8 zijn er verschiflende bezwijkmechanismen voor het T-stuk afgeletd. Allereerst
worCt er een onderscheid gemaakt tussen het al dan niet optreden van wrikkrachten. In deze masterproef
wardt gebruik gemaakt van methode 1 voor het bepalen van de rekenwaarde van de weerstand Fr* van een
flens van een T-stuk.
Tabel 1.3 - Rekenwaarde van de weerstand F-na van een fens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8
tabel 6.2)
"itkkiactneu kiununi cpaoku. ln)Vt>ibccM f _ /. vcen .\nliiKhlcti
bervljk toro
FTJJM- IF,M
3
Wanneer wel degelijk wrikkrachten tot ontwikkeling komen. kunnen drie verschillende bezwijkmodes optreden:
Figuur 1.23-b illustreert bezwijkmode 1 waarbij vier plastische scharmeren ontstaan Figuur 1.23-c illustreert
bezv/ijkmode 2 Hierbij ontstaan twee plastische scharnieren n bereiken de bouten hun maximale treksterkte.
En op figuur 1,23-a bereiken enkel de bouten hun maximale treksterkte. waardoor bezwijkmode 3 ontstaat.
W I
Figuur 1.23 Bezv/tjkmodes T-$tuk inet wrikkrachttn (Wald. Sokol.
& Jospart. 2008)
OEEL 1 LCTERATUURSTUDIE | 30
De rekenwaarce FT.RO van het T-stuk met wrikkrachten wordt ais volgt verkregen:
In sommige gevallen ontstaan geen wrikkrachten omdat er geen contact Is tussen het T-stuk en de ondergrond
Dan kunnen er slechts twee verschlllende bezwijkmodes optreden. Otwel doet bezwljkmode 3 zich voor en
bereiken de bouten hun maximale treksterkte, ofwel treedt een vloeien op van de flenzen. Bij dit mecharisme
vormen er zich slechts twee plastische schamieren in het T-stuk n bovendien bezwijken de bouten niet. Dit
wordt bezwijkmode 1* genoemd en wordt afgebeetd op figuur 1.24.
De rekenwaarce FT.RO van het T-stuk wanneer geen wrikkrachten optreden wordt ais volgt berekend
Figuur 1.24 -
Bezv/ifkmodc V(Wald.
Sokol. & Jaspart. 2006)
FTJM = Fr3fta) (1-29)
Het aantal plastische scharnieren die ontstaan in het T-stuk verklaart. in de formules voor de berekenmg van
FTRO, de coeffianten die vermemgvuldigd worden met M^.I.RO of Mpt_2.Ro.
ni..
De vloeilijnentheorie van Johansen tracht te voorspellen hoe de ftenzen van een equivalent T-stuk plastisch
zuller vervormen. Johansen maakt een onderscheid tussen cirkelvormige en niet-cirketvormige patronen.
OEEL 1 UTERATUURSTUDIE | 31
In tabel 1.4 worden de effectieve lengten gegeven voor een niet- verstijfde kolomflens waarbij de effectieve
lengte kan gedefmieerd worden ais de omtrek van de zone waarin plastisch plooien zal optreden.
In deze maste'proef wordt het geval van een afzonderlijke eindboutrij bestudeerd. Er zijn hierbij vijf mogelijke
effectieve lengten Naast de effectieve lengten in tabel 1 4 voor een afzonderlijke eindboutrij. is ook een rechte
vloeilijn mogelijk o ver de breedte b van het T-stuk. Het vloeipatroon met de kleinste effectieve leng:e zal in
de berekeningen gebruikt worden ais de effectieve lengte van de flens van een equivalent T-stjk.
Tabel 1.4 - Effectieve lengten voor een niet- verstijfde kotomfens (NBN EN1993-1-8 tabel 6.4)
Het grote verschil tussen cirkelvormige en niet-cirkelvormige patronen staat in verband met het al dan niet
optreden van wrikkrachten. Dit verband is voor iedere bezwijkmode verschillend (Wald. Sokol. & Jaspart,
2008)
. Mode 1
De wrikkrachten hebben bij deze bezwijkmode geen invloed op het ontwikkelen van de ptastische scharnieren
in je flenzen van het T-stuk omdat er net vier plastische scharnieren ontstaan [figuur 1.18-b], Daarom kunnei
bij deze bezwijkmode zowel cirkelvormige ais niet-cirkelvormige patronen ontstaan.
. Mode 2
De twee plastische scharnieren die in deze bezwijkmode worden ontwikkeld. lokaliseren zich steeds in de
nabijheid van het lijf van het T-stuk. Daarom maken de randen van de flenzen contad met de ondergrond
waardoor wrikkrachten ontstaan. Dit kan enkel optreden wanneer niet-cirkelvormige vloeipatronen tot
ontwikkeling kcmen.
Mode 3
In deze bezwijkmode treedt er geen vloeien op van de flenzen waardoor geen patronen van toepassing zijn.
In deze masterproef staan echter de effectieve lengten m tabel 1.4 centraal. zoals bepaald in NBN EN1993-
1-S tabel 6.4
De afleiding van de effectieve lengte van circulaire en niet-circulaire vloeipatronen steunt op het principe van
het behoud van energie. De vloeilijnen van Johansen resulteren in een vereenvoudigde versie van deze
afleiding. In de volgende paragraaf wordt deze afleiding - volgens de theone van Zoetemeijer - kort
OEEL1 UTERATUURSTUDIE I 32
toegelioht. Deze toelichting behandelt enkel de tems die in deze masterproef worden toegepast. meer details
zijn te vnden in de literatuur.
P. Zoetemeijer (1974) beschrijft een ontwerpmethode yoor het dimensioneren van de getrokken zde van
statisch belas:e geboute liQqer-kolomverbindinqen waarbij hj een analyse maakt van de twee verschillende
bezwijkmechanismen. Bij het eerste bezwijkmechanisme is het bezwijken van de bouten de bepalende factor,
terwijl bij het tweede mechanisme het bezwijken van de flenzen de bepalende factor is.
De theorie van deze ontwerpmethode is gebaseerd op het plastisch gedrag van de bouten en flenzen. Daarbij
wordt verondersteld dat een bezwijkmechanisme kan ontstaan en dat de minimale bezwijkbelasting volgt uit
een evenwichts- en arbeidsbeschouwing.
In v/at volgt. *ordt een analyse gemaakt van de verschillende bezwijkmechanismen. Uit deze analyse volgen
de gedetaiBeerde effectieve lengten
BIJ bezwijkmechanisme 1 ontstaat een wnkkracht Q < Qmax op een afstand n van de boutnj. Bij het bereiken
van het plastisch moment, ontstaat een plastische scharnier op een afstand van O.Sv'Ia,; van het lijf (bij
gelaste profielen).
OEEU LITERATUURSTUDIE I 33
Wegens symmetrie wordt slechts n helft van het T-stuk beschouwd. De onbekenden in figuur 1.28 zijn de
hoeken a en i. De waarden van a en (i die die minimale bezwijkbelasting geven worden gezocht. Hiervoor
wordt de inwendige energie gelijk gesteld aan de uitwendige energie. Voor de volledige afleidmg wordt
verv/ezen naar de literatuur. De gevonden effectieve lengte van de vtoeilijn is [formule (3-16) uit (Zoetemeijer.
1974)]:
De hoeken a en p worden ais volgt berekend (respecttevelijk formule (3-12) en (3-13) uit (Zoetemeijer, 1974)]:
Bezwijkmechamsme 2 (het bezwijken van de flenzen is de bepalende factor):
3m+2n>
cot i - m+Zn' tana (1-31)
m+2n>
tana vWH2mn,''ln, (1-32)
Drt mechanisme wordt geinterpreteerd ais volgt cf. bezwtjkmode 1 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6,2.
Opnieuw wordt wegens symmetne slechts n helft van het T-stuk beschouwd De onbekenden in figuur 1.30
zijn opnieuw de hoeken en /? en de waarden van u en p die die minimale bezwijkbelasting geven worden
gezocht. Hiervoor wordt de mwendige energie gelijk gesteld aan de uitwendige energie. Voor de volledige
afleiding wordt verwezen naar de literatuur. De gevonden effectieve lengte van de vloeilijn is [formule (3-28)
uit (Zoetemeijer 1974)]:
De hoeken a en p worden ais volgt berekend (respecttevelijk formule (3-25) en (3-26) uit (Zoetemeijer, 1974)1:
(134)
9m
eos/? =
(135)
Hw
1.5 Bouten
De nomnate waarde van de vtoeigrens en treksterkte voor bouten worden in tabel 1.5 gegeven
Tobe! 1 5 - Nomnala waarden van de vtooigrens tyb en treksterkte fub voor bouten (NBN EN1993-1-8
tabel 3.1)
bomkb> 46 5.6 58 68 ** 10.9
^(NW) 240 >20 500 400 4W 640 900
f i'Nmni' 400 40(1 500 400 600 800 1000
FtM = *8y*"* mer k2 = 0,63 voor bouten met verzonken kop; anders k2 = 0,9 (1.36)
OEEl 1 LfTERATUURSTUDIE | 36
2 Kennismaking met de berekeningssoftware
IDEA StatiCa Steel is onderdeel van IDEA StatiCa. Met dit pakket kunnen stalen verbmdmgen. balken.
kolommen en doorsnedes berekend worden. Deze masterproef spitst zich grotendeels toe op IDEA StatiCa
Steel Connections. IDEA StatiCa Steel CSS - doorsnede berekening en IDEA StatiCa Steel Balk komen ook
in heel beperkte mate aan bod.
B
fT*T=f- StatiCa*
B
In dit hoofdstuk wordt kenns gemaakt met de
CONOtnWfSTHhS&NE KXA SUUCt ONLmt
2.1.1 Info over het gebruikte model van IDEA StatiCa Steel Connections
De Eurocode oerekent stalen verbindtngen, in het bijzonder verbindingen waar zich non-lineariteiten zoals
lassen. bouten, puntlasten, . in bevinden. a.d.h.v. de componentenmethode [figuur 2.2]. Deze methode kan
echter niet voor alie typeverbindmgen gebruikt worden en daarom werd door IDEA RS een neuwe methoce
ontwikkeld voor een geavanceerd ontwerp van stalen verbtndmgen. De naam van deze methode is CB=EM -
Component Based Fmite Element Method (figuur 2.3],
OEEU LITERATUURSTUDIE I 36
1 - column web m shcar 2 - column web m corrvprejon 3 - beam (tange and web in compression 4
coturno tange m bending 5 - bolts m tensin 6 - end piale in bending and 7 - column web m tensin
Figutir2.2 Componenlennwiftode CM
De CBFEM methode is gebaseerd op het idee dat de nuttige en correte delen van de componentenmethode
CM zouden moeten behouden worden. Het zwakke punt van CM, namelijk de vaagheid wanreer de
spannmgen van de individuele componenten worden geanalyseerd. is vervangen door een modellering die
gebruik maakt van de eindige elementen methode.
Figuuf 2 3 - CBFEM-imthode
BOUTVEHBMOINO
coMPSweuTewiooei C6EEM UCOEL
In de CRFFM methode worden de flenzen en lijven gemodelleerd ais dnnne plateo Voor de modellering van
bouten en lassen moesten er speciale FEM - Fimte Element Method - componenten ontworpen worden.
Belangrijke aannames bmnen IDEA StatiCa Steel Connections in het belang van deze masterproef.
OEEl 1 LfTERATUURSTUDIE I 37
+
(2 1 )
Figuur 2 4 - Thooretiscti en weikebjk snijpunl van de constnictie-eteawnten (2.2)
IDEA StatiCa Steel Connections maakt gebruik van snedekrachten om de verbindingen te belasten.
Onderstaande figuur iHustreert dat de snedekrachten niet op het theoretisch smjpunt van de
centerlijnen kunnen geplaats? worden De snedekrachten worden op een afstand r van dit theoretisch
snijpunt geplaatst. Daaidoor moeten de snedekrachten omgerekend worden
vc=v
=W -VXr
2.1.2.2 Knoopevenwicht
Elke knoop m een 3D FEM model moet in evenwicht 2ijn. Er bestaan twee mogelijkheden om lasten m te
geven
Vereervoudiqd het dragende onderdeel is ondersteund aan beide uiteinden en bevat geen lasten;
OEEL1 irTERATUURSTUDIE I 38
- Geavaiceerd het dragende onderdeel is
ondersteund aan en uitemde, lasten zijn
aangebracht op alleonderdelen en het
evenwicht moet gevonden worden
<j| ii no __ 4 u mu
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoapevemvicht
De spannmger m het staal kunnen de vloeispanning met overschrijden wanneer gebruik gemaakt wordt van
het idate plastisch spannmg- rekdiagram. Daarom is het v/aardeloos om een spanningscontrole uit te voeren.
Ais controle-eenheid wordt dan de relatieve plastische rek beschouwd. IDEA StatiCa Steel Connections stelt
een plastische rek van 5% in ais grensrek (zie 1.1.7.).
Om precies te zijn hanteert CBFEM eigenlijk een ideaal spanning- rekdiagram waarbij het plastische gedeelte
een Ibhte inclinatie vertoont. zoals afgebeeld op figuur 2.11. Daarom worden soms spanningen
OEEU LtTERATUURSTUDIE |
bekomen die groter zijn dan de vloeigrens. Dit heeft voor IDEA StatiCa Steel Connecbons echter geen belang
omdat ais controle-eenheid de plastische rek wordt beschouwd.
De analyse van een verbinding is non-lineair of ptastisch. Daarom zijn er twee verschillende mogelijkheden
beschikbaar in IDEA StatiCa Steel Connections:
Rcactic van de structuur op de volledlge last: de volledige last (100%) is op de structuur aangebracht
en de corresponderende toestand van spanning en rek is berekend.
SMM(T H BMl|ah
Beindiging van de analyse wanneer de uiterste limiet toestand is bereikt deze toestand wordt
gevonden wanneer aUe controles van de structuur nog steeds aan de eisen voldoen. In het geval dat
de aangebrachte kracht groter is dan de berekende capaciteit van de constructie, is de analyse
gemarkeerd ais onvokloende en wordt er slechts een deel (percentage) van de aangebrachte kracht
op de constructie geplaatst.
IDEA StatiCa Steel Connecbons maakt gebruik van pate elementen om de verbindingen te modelleren. Deze
pate elementen hebben 4 knopen waarbij de knopen op de hoeken van een vierhoek zijn geplaatst. Pate
elementen zijn 2D elementen die gedefimeerd worden in een 3D-omgeving. Dit houdt in dat in het midden van
een 3D element eigenlijk een 2D element wordt gemodetleerd. zoals geillustreerd op figuur 2.9 Dit 2D element
heeft dan een welbepaalde dikte (Asselman & Van Der Eeken, 2015).
Het gebruik van pate elementen verklaart waarom in IDEA StatiCa Steel Connections de resultaten steeds in
n vlak worden afgebeekJ i.p.v. over de volledige dikte van het element. Dit is op figuur 2.10 afgebeeld, waar
een dubbel T-stuk op trek wordt belast. met ais resultaten respectievelijk de bijhorende equivalente spanmng
en plastische rek.
De verbindmgscheck zou onafhankelijk moeten zijn van de elementengrootte. Mesh generatie op een
alleenstaande plaat is geen probleem. De aandacht zou moeten gevestigd worden op complexe elementen
zoas verstjvers, T-stukken en kopplaten
Er is reeds gelest of de meshgrootte een invloed uitoefent op het weerstandbiedend moment (Wald, et al..
2016). Voor verschillende type-elementen wordt een verschillende ideale meshgrootte verkregen:
OEEL1 UTERATUURS7UDIE I
T-stuk 16 elementen over de helft van de flens-breedte
In het vertiere vertoop van deze masterproef zal de ideale meshgrootte van de verschillende type elementen
toegelicht worden.
In het moment- rotatiediagram wordt in IDEA StatiCa Steel Connections de rekenwaarde van het
weerstandbiedend moment verkregen wanneer de 5% plastische grensrek wordt bereikt. Dit wordt zo gekozen
omda: na deze plastische grensrek er een snelle ontwikkeling van het vloeien plaatsvindt
Initiiti Wtrm
OEEL1 UTERATOURSTUDIE I 42
Deel 2: Onderzoek
De theoretische bevindingen, die in het voorgaande deel werden uitgelegd, zullen met het softwarepakket
IDEA StatiCa Steel Connections getoetst worden, Het ontwerp van een verbinding bestaat uit meerdere
aspecten en daarom bestaat ook het onderzoek uit meerdere tasen.
In Eurocode 3: NBN EN1993-1-8 worden stalen verbindingen berekend met de plastische methode. Plastisch
rekeren ligt bijgevolg aan de basis van het ontwerp van een stalen verbinding. Daarom wordt in een eerste
fase van het onderzoek onderzocht waar en wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections plastisch ptooien
optreedt Hierbij wordt een bezwijkcriterium voor plastisch plooien opgesteld en wordt nagegaan of de formules
in 1.1.3 worden teruggevonden.
Daarnaast speelt in de berekenmg van geboute verbindingen de theone van de vloeilijnen van Johansen een
belangrijke rol. Met deze theorie wordt de effectieve lengte van de vloeilijnen van een equivalent T- stuk
theoretisci berekend. Deze lengte bepaalt de grcotte van het plastisch moment en daarbij ook de grootte van
de verschillende bezwijkmechamsmen van dat equivalent T-stuk. In een tweede fase wordt gezocht of de
verschillende bezwijkmodes. beschreven in 1.4.2. , worden teruggevonden in het pakket. Daarbij wordt ook
onderzocht of IDEA StatiCa Steel Connections al dan niet rekenmg houdt met wrikkrachten.
Alie berekeningen worden uitgevoerd met IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18.
DEEL 2 ONDERZOEK | 3
3 Plastisch moment
Om te ondereoeken wanneer het plastisch plaatplooien of m.a.w. wanneer het plastisch moment optreedt,
wordl er gebruik gemaakt van tange smalle platen die votgens hun zwakke as worden belast. Er is gekozen
voor platen met de volgende afmetingen:
Tafee/ 31- Afmetingen pisten L en P
3.1 Voorafgaand
Zoals eerder vermeki, beschikt het IDEA StatiCa Steel pakket nog over een aantal andere rekentools. Met de
ene rekentool kunnen spannmgen over de hoogte van de doorsnede worden gegenereerd en met de andere
rekentool kunnen doorbuigingen worden berekend Deze rekentools werden ook getest op hun vermogen om
al dan niet plastisch te rekenen. Uit deze testen volgt dat beide rekentools enkel elastische berekeningen
uitvoeren en dat deze rekentools verder geen nut zullen hebben in deze masterproef
Deze rekentools worden enkel getest met plaat P. In onderstaande alinea s worden de resultaten kort
weergegeven.
Met do formulos in 1.1.3. kan do grootto van hot olastisch on plastisch moment voor plaat P wordon berekend
Met deze rekentool is het mogelijk om een spanningsverloop over de doorsnede te verkrijgen. Er worden
enkele spannmgspunten aangebracht waar de equivalente- of Von-Mises spannmg moet berekend worden.
Om deze rekeitool optimaal te testen, om te weten of het van emg nut kan zijn m deze masterproef, wordt de
plaat jnmiddellijk ook in het plastisch gedeelte belast.
DEEl 2 ONDERZOEK | A*
p- i--:- f
De doorsnede zal worden belast met toenemende momenten. Hieronder wordt een voorbeekJ gegeven van
de manier .vaarop deze berekenmg voor n moment verloopt
1 ________ -________ 1
Figuur 3. f - Vezets voor spa/mtngsbereketvng
Manueel
4.7xl0iVmmxl0mm ___ ,
(3-1)
235 N/mm*
T
= Sf =0 N/mm2 (3.2)
a
vu ~ 'o2 + 3r2 = V2352 + 3 x O2 = 235 N/mm2 (3.3)
Software
DEEl2 ONDERZOEK|AS
Ffguur 3.5 - Spanmngsvertoop over de doorsnede: trVM
Voor dit moment Mfed = 4,7 kNm zijn de spanningen in de hoekpunten van de doorsnede gelijk aan de
verwachte theoretische spanningen. namelijk de vloeigrens fy - Enkel de spanningen aan deze hoekpunten
zulen worden beschouwd omdat deze het dichtst aanleunen bij de manuele berekeningen.
Deze berekenng wordt voor verschillende stijgende momenten uitgevoerd. Het verband tussen de spanningen
in de hoekpunten van de doorsnede en het daarbijhorende moment wordt in grafiek 3.1 uitgezet.
Grafek 3 J - Verband moment-spanning bij doorsnedeberekentrtg over de hoogte
Bij het belasten van de plaat met een moment. svordt de doorbuigmg manueel ais volgt uitgerekend
(3.4)
2Blg
Deze formule Nomt voort uit het theorema van de virtuele arbeid (Van den Broeck , 2011-2012). Opnieuw
volgt een vercelijking tussen de manuele berekeningen en de resultaten die gevonden zijn met de software.
Deze software berekenmgen komen tot stand met het pakket IDEA StatiCa Steel Beam.
Om deze rekeitool optimaal te testen, om te weten of het van emg nut kan zijn in deze masterproef. wordt de
plaat onmiddellijk ook in het plastrsch gedeelte belast. Verschillende stijgende momenten zullen de doorsnede
belasten. Hieronder volgt een voorbeeld van hoe deze berekenmgen voor n moment verlopen.
Voor dit moment MEd = 4.7 kNm zijn de manuele doorbuigmgen en de doorbugingen, berekend met de
software, volledig identiek. Deze berekening wordt voor verschHiende toenemende momenten uitgevoerd.
Hieruit blijkt dat de manuele berekeningen en de berekeningen met de software steeds exact gelijkt zijn. Het
verband tussen de doorbuiging en het daarbijhorende moment ziet er ais volgt uit.
DEEl 2 ONDERZOEK | 47
Grafek 3.2 - Verband moment-doorbutging
DEEl 2 ONDERZOEK | 48
3.2 Toelichting bij de testen met IDEA StatiCa Steel Connections
Het doel van deze testen bestaat er n om na te gaan waar en wanneer plastisch dooien optreedt in IDEA
StatiCa Steel Connections. Daarvoor wordt een eenvoudige ingeklemde ptaat op buiging belast. Het is echter
met mogelijk om de plaat rechtstreeks in te klemmen. Daarom is deze constructie gemodelleerd door de plaat
aan een heel stijve buis te lassen. De constructie wordt belast met snedekrachten waarbij geopteerd wordt
om een moment ais snedekracht te gebruiken Met deze testen wordt er gestreefd naar het ontstaan van een
rechte vloeilijn langsheen de inklemming.
De platen L en P zijn aan een buis met afmetngen SHS550/550/40 gelast met een lasdikte van 30mm. Zoals
in 2.12.1. vermeld. rekent IDEA StatiCa Steel Connections de lengte van de elementen in vanaf het snijpunt
van de centerlijnen. Wanneer dus een lengte van de platen gewenst is van 1m. moeten deze platen een
fictieve lengte krijgen van lOOOrmn + ^ = 1275mm.
Tabcl 3.2 Afmetingcn (') platn P en L
Er is in deze testen enkel gebruik gemaakt van de staalkwaliteit S235. Daarbij worden de eisen, die vermeld
zijn in114., toegepast.
DEEl 2 ONDERZOEK | 49
Van de beide platen L en P worden theoretisch zowel het elastisch ais het plastisch moment bepaald met de
formules die vermeld zijn in 1.1.3.
Tabel 3.3 - Eigerschappen pialen L en P
Plaat Breedte bP Dikte 11 T raagheidsmoment ly Elastisch moment Meima. Plastisch moment Ms*
[mm] [mm] [mm4] [kNm] [kNm]
L 2D0 20 133 333,333 3,1333 4,7
P 3D0 20 200 000 4,7 7,05
PLulL PLuiF
8
i
HCI ^
Figuur 3.9- Doorsneden pialen L en P
Er is een bezwijkcriterium nodig om te weten wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections het plastisch
plaatplooien van start gaat. Zoals eerder gezegd, treedt plastisch plooien op na het bereiken van het plastisch
moment. Er moet dus m.a.w. gezocht worden naar het moment waarbij alie vezels in de dwarsdoorsnede de
vloeispanning hebben bereikt Dit fenomeen werd in hoofdstuk 1 uitvoeng besproken.
In IDEA StatiCa Steel Connections kunnen twee types van berekeningen worden uitgevoerd
Spanninq- en rekberekeninq
Dit berekeningstype bevat nogmaals een keuzemogelijkheid voor enerzijds een sterkte^erekening
en anderzijds een knikberekening. In het verdere vertoop van deze masteroroef zal enkel belang
worden gehecht aan de sterkteberekemng. In deze berekenmg kunner de equivalente spanningen,
de plastische rekken. boutkrachten, lasspanningen en een vervormd mesh gegenereerd worden
StiifheiJsberekemnq
In eerste instantie wordt het critenum van Von-Mises onderzocht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het
berekeningstype spanning- en rekberekening Dit is het meest voor de hand liggende cntenum om ais eerste
te testen. Indien dit een negatief resultaat oplevert zal een ander criterium moeten worden opgesteld.
De volgende factoren kunnen een invloed uitoefenen op de resultaten. De grootte van de invloed van de
volgende factoren zullen zich vormen in foutenmarges
DEEl 2 ONDERZOEK | 50
3.3 Spanning- en rekberekening
Indien de plateo met een toenemend moment belast worden, zullen automatisch ook de spanningen en de
daarbij horende rek stijgen. Op onderstaande figuur worden de verschillende spanning- rekdiagrammen
afgebeeld. Er wordt in de berekenmgen naar gestreefd te werken met het ideaal plastisch materiaalmodel.
Echter naar alie waarschijnlijkheid zal IDEA StatiCa Steel Connections. zoals eerder is vermeld in 21.2.3.,
werken volgens een spanning- rekdiagram met een lichte inclinatie van het plastische gedeelte De
berekeningen zullen bevestigen of dit al dat niet het geval is.
Wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections een sterkteberekemng wordt uitgevoerd, krijgt men te maken
met het men, afgebeeld op figuur 3.11, voor alie mogelijke controles/resultaten.
Figuur 3.11 Men voor mogehjke controles >n iDEA StatiCa Connections
In deze paragraaf zullen de controlemogelijkheden equivalente spanning en 'plastische rek' het meest
gebruikt worden. De grens voor plastische rek wordt n IDEA StatiCa Steel Connections standaard ingesteld
op 5%. Een hogere plastische rek zou volgens IDEA StatiCa Steel Connections leiden tot breuk van de
constnctie. De equivalente spanning of Von-Mises spanning wordt naar alie waarschijnlijkheid berekend met
de uitgebreide 3D-formule en met met de vereenvoudigde formule. Dit zal later worden toegelicht.
DEEl 2 ONDERZOEK | S1
Uitgebreide 3D - formu/e
aVM = -|J[(<T - <Jyy)2 + {<Jyy ~ ozt)2 + (<7 - oIXY + <Jzy2 + 6<ryt2 + 6<T2] (3.6)
De platen L en P zullen met een stijgend moment belast worden. Hierbij worden de equivalente spanmng en
de plastiscne rek in tabellen verzameld Verschillende grafieken zullen het verband tussen deze componenten
weergeven In de berekenmgen wordt de coefficient van Poisson gelijk genomen aan 0 n aan 0.3. Voor de
berekeningen worden de volgende netinstellingen gehanteerd.
Smaaw itiHWijt h I
u
M* * k09M M wMhotfct 1
VrMtlmnlwn<d ___________________________ 1
MI
3.3.1 Resultaten
Verwerking van de gegevens. gegenereerd door IDEA StatiCa Steel Connections geeft volgende resultaten
voorplaat L in tabelvorm.
Tabel 3 4- Resultaten sterkteberekening plaat L
Poisson 0.3 Pontn 0
Equivalente Equivalente
Totate rek
Momont M. Ptatische rek eparming Plattiscfte rek Totate rek *pannQ
(kNm| I%1 1%1 (N/mm-T r%i IN/mmH
0.5 0,00 0,02 38.09 0.0 0,0 38.0
1 000 0.04 76.18 0.0 0.0 76.1
1.5 0.00 0.05 114.27 0.0 0,1 114.1
2 0,00 0.07 152,36 0,0 0.1 152,2
0,00 0,09 190,46 0,0 0.1 190.2
3 0.00 0.11 228.55 0.0 0,1 228.3
3.5 0,02 0,13 235.04 0.0 0,1 235.0
4 0.05 0.16 235.10 0.0 0,1 235.1
4.40625 2,65 2,76 240,57 _ 2J 2,8 240,6
4.5 6.47 6.58 248.59 6.5 6.6 248.6
_A? 14.04 14,15 264.51 14,0 14.1 264,5
471 14.41 14,52 265.29 14.4 14,5 265.3
4,72 14.78 14.89 266 07 14.8 14.9 266,1
4.75 15.88 15,99 268.39 15,9 16,0 268,4
5 24.97 25.08 287.50 25.0 25.1 287.5
5J 42,94 43,05 325,27 42,9 43.1 3253
6 63.11 63,22 367.66 63.0 63., ~ 367.5
6.5 83.31 83.42 410.13 83.2 83.3 410.0
DEEl 2 ONDERZOEK | $2
Analoog voor plaat P:
Tabet 3.5- Re sulfaten sterkteberekening plaat P
Pomon 0 3 Poisson 0
Equivalente Equivalente
Momenl Plastischo rok Totnle rok spanning Ptastiscno ok Toale rok spanning
|kNm| %1 [%1 [tWmnvl f%l 1%1 INlirw]
0,5 0,00 0,01 25 48 000 0,01 25,29
1 0.00 0.02 50.96 0.00 0.02 50.59
__ L_5 0.00 0.04 76.44 0,00 0,04 75,88
2 0,00 0.05 101,92 0,00 0,05 101J7
2J 0,00 0.06 127,40 0,00 0,06 126,46
2 0,00 0,07 152,89 0,00 0,07 151,76
3.5 0.00 0.08 178.37 0.00 0.08 177.05
4 0,00 0,10 203.85 0,00 0,10 202,34
4,5 0.00 0,11 229,33 0,00 0,11 227.64
0,01 0,12 235,03 0,01 0,12 235,02
5,5 0,03 0.14 235,07 0.02 0.13 235.05
e 0,05 0,16 235.11 0,04 0,15 235,08
__ 0.09 0.19 235.18 0.15 0.28 235.33
e. 0.56 0.87 238.18 0.80 0.91 236,69
O,? 3.13 3.24 241.75 3.16 3.26 241.64
6.74707 4,44 4,55 244,33 4.45 4,56 244.36
6,8 5.88 5,99 247.73 5; 89 6,00 247,39
7 11.14 11,24 258,41 11.14 11,25 258,42
7,05 12,41 12,52 261.09 12,42 12.53 261.10
7.1 13.68 13.79 263.76 13.68 13.79 263.77
7.5 23.60 23.71 284.62 23.61 23.71 284.62
e 36.15 36.26 311.00 36.06 36.16 310.79
8.5 49.68 49.78 339.42 49.59 49.69 339 24
63.18 63.29 367.81 63.10 63.21 367.64
8,5 76.67 76.78 396,17 76,59 76.70 396.00
1C 90.15 90 26 424.50 90.07 90.16 424.34
IDEA StatiCa Steel Connections rekent enkel plastische rekken uit. Daarom worden deze plastische rekken
aangevuld met manuele berekeningen van de elastische rekken Hierbij worden de spanningen gebruikt die
door IDEA StatiCa Steel Connections zijn gegenereerd. De elastische rekken worden ais volgt berekend
(3.7)
Met deze resultaten is het duidelijk dat de effecten van de cofftcint van Poisson miniem zijn Deze minieme
versciillen kunnen ais volgt verklaard worden: bij belasting in het ene vlak gaat er naast een vervorming in
dat ene vlak ook een vervorming in de andere vlakken optreden. Wanneer deze vervormingen worden
tegengehouden. dan zorgt dit voor het ontstaan van spanmngen in die andere vlakken. Hierdoor zijn
verschillende termen in de uitgebreide 3D-formule voor de Von-Mises spanmng met gelijk aan nul. Bijgevolg
ontstaat er een grotere Von-Mises spanning. Dit verklaart waarom in deze berekeningen i=ts grotere
spanningen worden bekomen wanneer de coefficint van Poisson gelijk is aan 0.3 Logischerwijze
verminderen deze effecten wanneer de coefficient van Poisson gelijk wordt gesteld aan 0. Ook wordt bij deze
laatste het effect van piekspanningen in hoeken en de plaats waar de belasting aangrijpt kleinsr. Er kan
echter besloten worden dat het effect van de coefficient van Poisson verwaaroosd nag worden.
DEEl2 ONDERZOEK|
Volgens het ideaal plastische matenaalmodel zou elastisch mogen gerekend worden tot wanneer de uiterste
vezels de vloeispanning hebben bereikt. In tabel 3.2 is reeds het maximale elastische moment berekend
Marueel kunnen enkel elastische spanningsberekeningen worden uitgevoerd. Deze manuele berekenmgen
komen tot stand met de vereenvoudigde formule voor de
(3-9)
=
a
Uy l (3-8)
spannmgsberekening.
r = = 0 {geen dxvarskracht in dit geval)
Onderstaande tabellen bevestigen dat IDEA StatiCa Steel Connections wel degelljk gebruik maakt van de
uitgebreide 3D-formule voor de berekeningen van de equivalente spanning of Von-Mises spanning. De spanning
die uit de berekeningen van de software volgen zijn steeds groter dan de manuele berekenmgen. Dit bevestigt
alsook dat IDEA StatiCa Steel Connections mogelijks rekenmg houdt met eventuele piekspannmgen. Deze
piekspanningen kunnen gelimmeerd worden door een andere mesh te gebruiken. Dit zal verder in deze paragraaf
worden toegelicht.
Tabel 3 6 Vcrgehjktftg sierkiebetekenmg pidat L manueel vs
software
-----------i -------------------------
Momont M- Equivalente spanning
Equivalente ftpnnnog Pon*on = 0 [N-
|KNm] mm-T
0,5 37.5 380
1 75 78.1
1.5 112,5 114.1
2 150 152,2
2,5 187,5 190,2
3 225 228.3
3.133 235 _________ 235,00318___________
Tabel 3.7- Vergelijking steikleberekening plaat P manueel vs. Software
IDEA StatiCa Steel Connections
Moment MI.J Equivalente spanning Equivalente spanning Pensin 0
IhNm] IN/mm-q [N/mnv'l
0.5 25 25,48
1 50 50.96
_ .1 75 76,44
2 100 101.92
2.5 125 127,40
3 150 152.89
3.5 175 178.37
4 200 203.85
4.5 225 229,33
4,7 235 235.0025
DEEl2 ONDERZOEK|54
Om te zien wanneer plastisch plooien optreedt. worden deze resultaten in grafieken uitgezet. Votgende
grafieken gevei het verband weer tussen het aangebrachte moment en de bijhorende spannmgen.
Op bovenstaande grafieken kan nogmaals bevestgd worden dat het effect van cofficint van Poisson
verwaarloosd kan worden Merkwaardig is dat bij beide piafen het verband lineair verloopt tot een bepaalde
waarde Vervolgens verloopt de spanning constant btj een stijgend moment om daarna weer met eenzelfde
Momwl ^itnnlnftdni(|rafn plaat P
iin
>
I"in
u
! u
I U I I U I U O V I il M M MwiH KM MM
helling ais eerder lineair te verlopen. Hoewel dt slechts een schatting is. kan dit toch dutden op hel bereiken
van het plastisch moment. Voor plaat L doet de knik zich voor bij een momentbelasting van ongeveer 4.4 kNm
terwijl het theoretisch berekende plastisch moment voor plaat L een waarde heeft van 4 7 kNm. En voor plaat
P doet de knik zch voor bij een momentbelasting van
DEEl 2 ONDERZOEK | 56
ongeveer 6.6 kNm terwijl het theoretisch berekende plastisch moment voor plaat P een waarde heeft van
7,5 kNm. Spanning- reWdiagram gedctaltlccrd plaat L
Hoewel deze crafteken een veelbelovende en mooie vorm vertonen, worden deze sterkteberekeningen ais te
rtxeo
;n*o
>00
moo
MUJO
I \
i :< i
( moo
II Al
OCI i
iwoo
onnauwkeurig beschouwd om ais een bezwijkcritenum te dienen.
De
spanning-
cu
rekdiagrammen zijn afgebeeld op volgende figuren Deze grafieken bevestigen het vermoeden dat het
plastisch gedeelte van het diagram een lichte inclinatiehoek bevat. Bijgevolg zullen de spanningen blijven
stijgen bij een toenemende rek tot breuk optreedt. In IDEA StatiCa Steel Connections wordt echter een
plastische rek van 5% ais grenswaarde voor bezwijken genomen.
*- -
MIO
WCf
Wkon
too
nro
MOO
1400
DEEL 2 ONDERZOEK | $6
Spanning- rckdlagram gedatalllccrd plaat P
irti
m
M
I U U I !> I U <1 t U I U I U I M t U M
*1*1
DEEL 2 ONDERZOEK | $6
3.3.2 Invloed mcshgroottc op de grootte van de equivalente spanningen
Er worden voo- olaat L zowel elastische ais plastische berekeningen uitgevoerd om te controleren of de mesh
een invloed heeft op de equivalente spanningen die IDEA StatiCa Steel Connections genereert. Het idee
hierachter is om de piekspanmngen te elimineren zodat deze met gebruikt kunnen worden in de uitgebreide
3D-formule voor het berekenen van de equivalente spanning.
Er worden twee soorten netinstellingen gehanteerd. Er wordt gekozen voor een grote mesh en een kleine
mesh. De mesh wordt zo genoemd naargelang het aantal elementen dat deze heeft over de breedte t> van
de plaat:
UjndMnl UMlWnjtr h|
VrnUin) ,u\ o un uitetorme buun M
Willn) un bo>n un mhcnortig kofcm 1
Unlil rirmer* 0|> Hn und
AjrtAl tunwmigMnilin 2
Df***geflb* cf * Ulln) 1
0* mnm* ijnjolt un liel eWnwnl |m] Q00100
O groouic giootW un n elenwnt (m) 0.20000
Er kan besloten worden dat bij de grote mesh de piekspanningen wel degelijk geelimineerd zijn, De elastische
spaming b*j deze grote mesh komt exact overeen met de manuele berekeningen Bij de ptastische
berekeningen zou de mesh dan weer geen invloed meer hebben op de resultaten aangezten de spanmngen
bij beide meshgroottes quasi gelijk zijn.
3.3.3 Conclusie
Er kan met de2e berekenmgswijze geen bezwijkcnterium worden opgesteld dat voldoende nauwkeung is. De
bekomen esultaten kunnen echter wel nog gebruikt worden in het verdere vertoop van deze masterproef. fi/et
deze berekenmg is duidelijk geworden welk spanning- rekdiagram IDEA StatiCa Steel Connections hanteert
in de berekeningen. Omwille van dit alies is een stijfhekJsberekening het volgende aspect dat zal worden
behandeld.
Zoals m paragraaf 1.3 reeds is vermeld. zal bij het uitvoeren van een stijfheidsberekening de verbinding
kunnen benaderd worden door een rotatieveer die de zwaartelijnen van de buis en de plaat met elkaar verbmdt
in het smjpunt (NBN Belgisch bureau voor normalisatie , Eurocode 3 Ontwerp en berekenmg van
staalconstructies - deel 1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindmgen NBN EN1993-1-8.
2005).
Wanneer IDEA StatiCa Steel Connections een dergelijke berekening urtvoert, zijn de volgende eigenschapper
typerend voor een welbepaalde constructje:
Het is niet duidelijk hoe IDEA StatiCa Steel Connections alie onderdelen van deze stijfheidsberekening
uitvoert. Omwile van dit feit, is het met mogelijk al deze onderdelen manueel na te rekenen. Ook omwille van
de bizarra of atypische verbinding die bij deze berekeningen wordt gebruikt kunnen deze onderdelen met va
Eurocode 3: NBN EN1993-1-8 worden berekend. Daarom volgt in tabel 3.9 een simpele verklaring van deze
eigenschappen
Tape/ 3.9 - Verklaring van de eigenschappen in een stijfhekfsberekeo/ng IDEA StatiCa Steel Connections
E* Werkelijke belasting
Buigweerstand
Iritiete rotatiestjfhe*d, gedefnleerd as etestiscbe stijtheid en wordt verwacht linean te veriopen tot een
5
;.lnj moment met een waarde van 2/3M, JM
Secans rotatiestijfheid
<P,- Rtatiecapaateit maximale rotate die de verbinding kan maken alvcvens te bezwijken
IDEA StatiCa Steel Connections zal zowel voor plaat L ais voor plaat P een dergelijke berekening uitvoeren.
De verschillende belastmgsgevallen worden zodanig gekozen zodat deze rekening houden met de
eigenschappen in tabel 3.2
DEEL 2 ONDERZOEK|
3.4.1 Rcsultatcn
Op figuur 3.16 zijn de (standaard)netinstelhngen die IDEA StatiCa Steel Connections bij deze berekenmgen
kiest. afgebeeld. Voorloptg wordt er met deze netmstelling verder gewerkt.
s mtmrnl
Stnar:aiAwn 2
V t**) w 0* boyo nr ir<555*JT*>y
5c6>ri )
1
J|
Deze netmstellngen zorgen er steeds voor dat de breedte b< van de plaat m 8 elementen verdeeld is.
De berekenmcen worden voor beide platen tweemaal uitgevoerd. Eenmaal met de cofficint van Poisson
gelijk aan 0,3 en de andere maal met de cofficint van Poisson gelijk aan 0.
1115616*4
Max l Ul i uox 4436)5 602761 0D)IS *0 15 541 0 5 0)003 6 70030 0054 fnU
l2 i neo 440625 UCUJM 002362 49472)6 11*56)6*40 5 0000) 070000 a oi4 flaM
11*5636*4
L3 2500 440625 QKI6 00)809 563*744 0 5 0000) 0.700 6014 fioXd :
11*5636*1
l4 JOCO 443625 002763 002756 1M 83728 0 5(0X0 670000 6014
m 450X0 4.40625 OB27M 002701 520 4*501 11*56)6*40 1 (DOGO 0 71TOO acuco MM
11*56
U 400000 4 40*25 0027*1 00)105 567,7245* HA40 100X50 670000 a 054 wtmi
11*5616*4
ur 440525 440*25 0027*1 00 5047 425)67116 0 10OXD fl^OW 0014 >MM4
VM 450000 440*25 0027*1 0M7 4014011* 11156)6*40 5 00000 6 70000 6054 rM:
UN 470000 4 40*25 0027*1 000(0) 5205 11*56)6*40 1 oooco Q70000 6054 IMM ;
01147
un 471000 4 43*25 002763 00X47 50)46*7046 500300 0700 0014
15*56)6*40
Ul 71500 440625 0027*3 00004) 50)11477*0 5 00X0 6 70000 0054U
11*5616*40
Ull 7(100 4 40*25 002761 000043 5)7212160 11*56)6*40 10X00 0 70X0 0014 r.a4
2
> IZU Ttiori 4.40C85 0027*2 00X00 mft.%4984 mv. :c*>4o * 00X0 Q7DOOO 0014 ***ui
1)5X741*7 11*5616*4
un 71400 442*25 0027*1 oasa 7 0 1 OOOCO0,70000 6014 rtMM
120412*95 11*5610*4
UM 71000 4 40*25 0027*2 ornan 5 0 5013000 6 700 00(4 "ote
122504466 11*5616*4
uir 72000 443*25 0 02763 00X00 ) 0 5 0X00 670X0 6014 (M
au 7MOO 440625 00276) 00X0) 53227.745 11*56)6*40 5 0X00 6 700 0054 TlnM !
92
un vaneo 440*25 0 027*1 00X0) 2174004536 5(00 670X0 0014 *44S4
11*56)6*40 :
1WK51777 11*5636*4
500 650000 443625 00276) 00X0) 2 0 i OOOCO 670X0 6014 w
55*46*132
U21 600030 4 43625 Q02763 00X0) 3 15*56)6*40 0X00 670X0 6014 t**5
LUI 50000 4 43*25 007711 O03CO3 7I05744OH t OOOCO 0.70000 001400 rimo*
DEEl 2 ONDERZOEK | 60
Tabal 3.11 - Resultaten stijftw/dsberekenng plaat L met Poisson = O
Urt deze tabellen kan worden afgeleid dat het plastisch moment optreedt wanneer <*> =<PC. Plastisch plooien
treedt dus op wanneer de hoekrotatie gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit. Ook valt op dat de secans
rotatiestijfheid bij het moment van MEO = 4,713 kNm gelijk wordt aan nul. Het theoretisch bepaalde plastisch
moment van deze plaat bedraagt 4,7 kNm. Het bekomen plastisch moment in IDEA StatiCa Steel Connectbns
kan bij benadering worden gelijk gestekJ aan 4 713 kNm Bij dit moment is echter de hoekrotatie nog niet
compleet identiek aan de rotatiecapaciteit. Daarom is een verdere verfijning van het moment noodzakelijk.
Met de onderstaande figuur v/ordt het duidelijk dat het plastisch moment van plaat L in IDEA StatiCa Steel
Connections gelijk is aan 4.7125 kNm.
DEEl 2 ONDERZOEK | 1
Voor plaat P vwrden de vdgende resultaten op een anatoge wijze verkregen:
DEEl 2 ONDERZOEK | 62
Idem dito zoals voor plaat L wordt het met figuur 3.18 duidelijk dat het plastiscti moment van plaat P n IDEA
StatiCa Steel Connections gelijk s aan 7,02275 kNm.
Volgens de resultaten blijkt dat de gebruikte constructie kan geclassificeerd worden ais een flexibele
verbmding Dit komt doordat de imtile rotatiestijfheid binnen de classtficatiegrenzen valt voor een stijve of een
scharnierende verbinding (zie 1.3.1.)-
De ontwikkelingen in bet moment- rotatiediagram van beide piafen zijn te vlnden in de bijlagen appendix A:
Onderzoek plastisch moment
In tabet 3.14 wordt de procentuele afwijking bepaald van het moment gevonden n IDEA StatiCa Steel
Connections t.o.v. de tbeoretlsch berekende plastlsche momenten van de platen.
Tabel 3.14- Procentuele afwijking plastisch moment plaat L en P
Voor ptaat L Is het theoretisch berekende moment kleiner dan het moment gevonden n IDEA StatiCa Steel
Connections. Dit Is loglsch omdat de berekenmg van het theoretisch plastisch moment in principe te veilig
wordt uitgevoerd (zie 112).
Voor plaat P is het theoretisch berekende moment groter dan het moment gevonden in IDEA StatiCa Steel
Connections Dit is met logisch aangezien het theoretisch plastisch moment m principe te veilig wordt berekend
(zie 1 1 2 ) Maar drt bepaalt echter met dat het gevonden critenum niet correct zoo zijn
Bijgevolg ontstaat het bezwiikcnterium voor plastisch plooien Plastisch plooien treedt op wanneer de
hoekrotatie 0 gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit 0' Dit criterium wordt ais voldoende nauwkeurig beschouwd.
Op grafiek 3.7 komt de knik' voor bg een moment van 4.7 kNm. En op grafiek 3.8 komt de kmk eveneens
voor bij een moment van 7 kNm Dt komt overeen met de gevonden momenten.
DEEL 2 OT4DERZOEKI (A
3.4.2 Invloed cofficient van Poisson Plaat P
De resultaten voor plaat P worden In n tabel verzameld Vervolgens wordt de procentuele afwtjking bepaald
van enerzijds de werkelijke hoekrotatte en anderzijds de rotatiecapaciteit
In tabel 3.15 wordt het duidelijk dat de invloed van de coefficient van Potsson miniem s aangezten de
procentuele afwtjkingen n het algemeen bijzonder klein zijn. Wanneer het plastisch moment in IDEA StatiCa
Steel Connections van 7.02275 kNm is bereikt. zijn de procentuele afwijkingen van de werkelijke hoekrotatte
en de rotatiecapaciteit identiek Dit ts een logtsche bevindmg aangezten btj dit moment de werkelijke hoekrotatte
en de rotatiecapaciteit quasi geltjk zijn
DEEL 2 OfJOERZOEK | 65
Analoog worden de resultaten voor plaat L In n tabel verzameld. Vervotgens wordt de prooentuele afwijking
bepaakt van enerzijds de werkelijke boekrotatie en anderzjds de rotatiecapaciteit
Tabol 3 16- Procontuelc atwqltingon sHlheidabeivkenmg cofficiSn/ van Poisson voor plaal L
Poisson = 0.3 Poisson = 0 Procantuala afwijking
Moment M, 0 c 0 c 0 c
fkNm] [mracfl [inradl [miad] fmradl I%1 1*1
1.5 68.31133 11956.3694 89.2028 11964.25343 1.288 0.066
2 69,87236 11956.3694 70.77563 11964.25343 1.276 0.066
2.5 68,98744 11956 3694 90,00433 11964 25343 1,130 0 066
3 108 83728 11956 3694 109,91199 11964 25343 0.978 0066
3.5 12946509 11 956 30|| 130,53521 11964,25343 0,820 0,066
4 167.72456 11956.3694 188.87672 11964.25343 0.682 0.066
4,40625 420,82316 11956.3694 423,65751 11964.25343 0,669 0,066
4,5 609.48339 11956.3694 613.52749 11964.25343 0.659 0.066
4.7 5895 83347 11956.3694 5918,48735 11964 25343 0,383 0 066
4,71 10066.97046 11956.3694 10083.57626 11964.25343 0,165 0.066
4,711 10831,4779 11956 3694 10845.00273 11964.25343 0,125 0.066
4,712 11721 23602 11956.3694 11730 40805 11964 25343 0.078 0 066
4,71225 11956.61831 11956,3694 11964.50329 11964.25343 0.066 0.066
4.713 11973 54984 11956.3694 11981 43482 11964.25343 0,066 0.066
4,714 12007,41577 11956 3694 12015,2998 11964,25343 0,066 0066
4,715 12041.28265 11956.3694 12049,16668 11964.25343 0.065 0.066
4,72 12210.64663 11956.3694 12218.52875 11964.25343 0,065 0.066
4,75 13227 74982 11956.3694 13235 63004 11964.25343 0,060 0 066
5 21740,04936 11956.3694 21748,19946 11964.25343 0,037 0.066
5.5 38830,12772 11956,3694 38839.08463 11964.25343 0,023 0.066
6 55940,93323 11956.3694 55950,72937 11964.25343 0,018 0.066
6.5 73057,86896 11956.3694 73068 50433 11964.25343 0.015 0.066
In tabel 3.16 wordt het, dem dito zoals voor plaat P, dutdelijk dat de invloed van de coefficient van Poisson
miniem is.
In principe zou kunnen gesteld worden dat wanneer de coefficient van Poisson gelijk is aan 0. de constructie
iets sterker/stijver moet worden geacht dan wanneer de coefficient van Poisson gekjk is aan 0.3. Dit kan
verklaard worden met de bevmdmgen m 3.3.1. Oaar zijn de equivalente spannmgen bij een cofficint van
Poisson gelijk aan 0 kleiner dan de spanmngen bi) een coefficient van Poisson gelijk aan 0,3 Hierdoor zal de
constructie bij een cofficint van Poisson gelijk aan 0 3 sneller bezwijken Bij de stijfheidsberekening kan dus
eenzelfde conclusie worden getrokken wat betreft de invfoed van de coefficient van Poisson
OEEl 2 OUDERZOEKI es
3.4.3 Invloed mcshgroottc
Om te weten of de meshgrootte van de platen een invloed heeft op het gevonden plastisch moment. wordt er
gestart met de grootste mesh die mogelijk is, om vervolgens te emdigen met een zo klein mogelijke mesh. De
grootte van de mesh zal begrensd worden door de rekencapaciteit van het pakket. Hoe kleiner de mesh. hoe
langer het pakket er over zal doen om een resultaat te verkrijgen Deze berekeningen worden enkel uitgevoerd
voor plaat P. De coeffcient van Poisson wordt eens gelijk gesteld aan 0 en eens aan 0.3. Op die manier wordt
de invloed van Poisson hierop ook nog eens duidelijk.
De mesh word: zo benoemd naargelang het aantal elementen dat deze heeft over de breedte bf van de plaat.
In de volgende berekeningen wordt telkens slechts n parameter van de nstellingen gewijzigd:
Volgende resulaten worden verkregen voor de stijfhetdsberekening per meshgrootte:
DEEl 2 ONDERZOEK | 67
Tabel 3.17- Invloed mesligrootte op het plastsch moment (Poisson - 0)
3 elementen
4 elementen
WMMtWBIfl
5 elementen wW W
1 -lA-l (M ......
8 elementen
tujn tuw orara unui UMMTU UUUI 'ovwe asjwe <W >M
10 elementen
12 elementen
>*.: P M> ui aun O.M.'J. ewui um ucc\ani tmtttoi \axco iinoai IUUIOU n
DEEL 2 ONDERZOEK | 68
15 elementen
20 elementen
25 elementen
30 elementen
35 elementen
40 elementen
3 elementen
4 elementen
5 elementen
8 elementen
10 elementen
12 elementen
DEEL 2 ONDERZOEK | 69
15
elementen
20
elementen
25
elementen
30
elementen
35
elementen
40 elementen
3.4.3.3 Conclusio
Wanneer alie resultaten voor <J> en Oc bij het plastisch moment n een tabel worden gezet.
Tafee/ 3 19- Invloed mesh plaat P voor stijfteidsberekening bijplastisch moment
Poiwon 0 Posxxi * 0.3
Plamlich
Ajrit.il HoeArotat Roto troca paoted
moment Grartte van de HoeluotaUe
<: <t> RotoUecapeciteit
conoKon IDEA elementen e
oo de -and r-M-i M (mrad] (mrad] [nvad] (mrad]
1
1aterra*
3 aterraran 7.02275 0.1 9183.77721 9183.69424 9153.38993 9153.31268
DEEl 2 ONDERZOEK | 6
Aanvankelijk werd gedacht dal wanneer de mesh Klein wordt genomen, de resultaten beter zouden aanleunen
bij de iheoretische of manuele berekenmgen. Er werd dus gedacht dat het gevonden plastische monent bij de
klemste mesh dtchter zou liggen bij het theoretische plastische moment van
7,5 kNm. Drt 15 echter niel het geval
Grafiek 3 9 illustreert hoe het plastisch moment wijzigt in functie van de meshgrootte. Er is een beperking aan
de meshgrootte. Bij beide resultaten - Poisson = 0 n Poisson = 0.3 - zorgt een te kleine mesh voor compleet
andere waarden van het plastische moment. Dit is het geval bij de mesh met 35 elementen en de mesh met
43 elementen.
J Mi U M
Met deze resultaten wordt duidelijk waarom IDEA StatiCa Steel Connections in zijn standaard netinstellingen
opteert voor onderstaand bereik. Binnen dit bereik van meshgroottes. liggen de waarden echter dicht bij
elkaar:
Cri>Bin Un Itlrg |i
Oe rMirrote ilMI<niil |n| 04
Odwnw omoneiwKtAplimnilnl 04K
Figuur 3 20 Standaaixiinstettingen mesh
Het is het makkelijkst om binnen dit bereik te vallen wanneer het aantal elementen op de rand gelijk wordt
gesteld aan 8
De kleinste netinstellingen vergen te veel tijd en rekencapaciteit van het programma waardoor kan besloten
worden dat de standaard netinstellingen een goede benadering geven van de berekeningen. Daarom zal in
het verdere verloop van deze masterproef deze standaard netinstellingen verder gebruikt worden.
DEEl 2 ONDERZOEK | 70
Op grafiek 3.10 en grafiek 3.11 is te zien dat deze resultaten exponentieel vertopen en dat ze convergern
naar n bepaalde waarde. De waarden b>j de meshgroottes met 35 en 40 elementen op de rand zijn hier
weggelaten omdat deze buiten het bereik vallen. BIJ Potsson = 0 convergeert de hoekrotatie - zowel de
werkelijke hoekrotatie ais de rotatiecapaciteit - naar een waarde van 9299 mrad Bij Poisson = 0.3
convergeert de hoekrotatie - zowel de werkelijke hoekrotatie ais de rotatiecapaciteit - naar een waarde vai
9286 mrad.
Grafek 3. W- Invfoedmesh plaat P voor stijfherdsberekening bij plasbsch monten!: grootte van de elementen
Grafek 3.11- invfoed mesh ptaat P voor sttjfheidsherekening bij pfastisch moment: aantal elementen op
rand
invloed meshgrootte op de resultaten van stiifheldsfcereVen.ng plaat P
DEEl 2 ONDERZOEK | 71
3.4.4 Invloed diktc/stijfhcid van de buis waaraan de platcn gclast zijn
Bij de eerdere oerekeningen werd reeds een heel stijve buis gebruikt. namelijk SHS550/550/40. Enkel de
wanddikte zou een invloed kunnen hebben op de resultaten. Omdat in IDEA StatiCa Steel Connections 40mm
reeds de grootste wanddikte is, wordt om aan te tonen dat de wanddikte wel degelijk een invloed heeft op de
resultaten, een dunnere buis gebruikt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de buis SHS550/550/25.
Er wordt voor ceze berekeningen gebruik gemaakt van de standaard netinstellingen en de coefficient van
Poisson wordt gelijk gesteld aan 0.
. SHS550/550/25
III *70000 *74*37 004C12 000541 1I5I2H55 9297 t 00000 105000 602*00
52541
112 4,74707 6 74707 0.04012 000507 111026475 9297)2541 100000 1.05000 002100 DnM
U3 680(00 674707 0.04012 001X24 160230(86 929752541 100000 1.05000 002100 MocbH
114 7 00000 674707 004072 000111 612127*65 929752541 100000 1 05000 002100 Owfcel
5
US 7.01000 674707 0,04032 000095 7174.096549297J5254 100000 1.05000 002100 HnM
1
u* 7.09000 674707 004032 0,00079 M42 66149 9297
52541 100000 105000 002100 Hnitel
117 70221) 674707 0JMQJ2 C.OCCOO 92976)947 929752)41 1JOOOO 1.0)000 002100 nwe*i
O
na 702500 674707 0.040)2 aoMco 914720210 929752541 100000 1.06000 002100 fente
uw 7.01000 674707 004032 000000 9457.31735 929752541 100000 105000 002100
lili 7.O4CO0 674707 0,04032 OOOCQC 967762200 929752)41 100000 1.350CC 002100 note*
U12 705000 674707 004012 0,00000 909602742 929752541 100000 105000 002100 OnW
1100119904
un 7.10000 674707 004012 eocooo 9297.52541 1(0000 105000 002100
SHS550/550/40
IM * My U1 670000 4 74707 004069 000546 114401929 92956571 ' acoco 105000 002100 Itn**
U2 674707 674707 004069 080511 1)1980912 9295*5716 100000 105000 002*00 ItnOM
in 680000 6747Q7 004069 000427 159081092 929565716 100000 105000 002100 RnM
LI4 700000 674707 004069 000111 6MI 96451 9295*571* 100000 105000 002KO Hn**
U5 7 01000 674107 004069 000095 7 9 00240 929565716 100000 105000 002tOO lia**
LK 702000 674707 304069 000079 861701916 929565716 i oca 105000 002KO Unen
> U7 7.C2Z75 674707 004069 300000 CTK* 9295.6)716 100000 t.KOOO acztoo IkiM
IH 702500 674707 004069 000000 9)45)4740 9295.65716 140000 105000 062*00 McrtH
UIO 701000 674707 004069 300000 945546055 929565716 100000 IC5000 302*00 nn4Mt
un 7 10000 674707 0 04069 000000 1099952412 *295*571* 10(000 105000 002 MO IWtOl
Wanneer de resultaten voor <t> en Oc bij het plastisch moment van 7.02275 kNm in een tabel worden gezet:
DEEl 2 ONDERZOEK172
Tabel 3.22 - Vergeb/kjng stijfietdsberekefwtg nvlood dikte buis
SHS550/550/25 SHS550/550/40
Procentuele afwijkmg
[%]
9297.65987 9295.80498 0.019
Werkelike rotatie <t> [mradj
9297.52541 9295,65716 0.019
Rotatiecapaciteit <Dc [mrad]
Wanneer een stijvere buis wordt genomen, in dit geval SHS550/550/40. dan is de rotatiecapaciteit van het
plaatje klemer dan wanneer een minder stijve buis SHS550/550/25 wordt genomen. Dit is logisch omdat op
die manier de mklemming' minder rotaties/vervorming toelaat waardoor sneller de rotatiecapaciteit wordt
bereikt. Er kan besloten worden dat het een goede zaak is om te werken met de stijve buis SHS550/550/40
omdat op die manier de realiteit/inklemming het best wordt benaderd.
Wanneer de platen belast worden met een moment, zoals in alie voorgaande resultaten. dan heerst in
principe over ce volledige lengte van die plaat datzelfde moment. Het moment veroorzaakt met andere
woorden over de volledige lengte van de plaat dezelfde spanning. Dit wil zeggen dat de volledige plaat gaat
vloeien bij het bereiken van het plastisch moment.
Indien een mgaklemde plaat wordt belast met een puntkracht, dan treedt het grootste moment op ter hoogte
van de inklemming. Dit impliceert dat ter hoogte van de inklemming een vtoeilijn zou ontstaan over de breedte
van de plaat wanneer het plastisch moment wordt bereikt.
Om dit te kunnsn verkrijgen wordt in de volgende testen een dwarse kracht gebruikt ais snedekracht. De
testen worden jitgevoerd met plaat L.
Tabel 3.23 - Eigenschappen plaat L
F*l = M
F * l m = 4,7 kNm
F = 4,7 kN
Plastisch plooien treedt op wanneer de hoekrotatie <t> getijk wordt aan de rotatiecapaciteit <P C '
DEEl 2 ONDERZOEK | 73
De stijfheidsberekening wordt twee maal uitgevoerd voor een verschillende X-positie van de dwarse kracht:
QBerefcening
D* batMtmq vooi d brknng ven d
t klm SW N O My o Mi oor dan O* *tf
verder
van da ncntand van da >99*- Plaa P-|U1|
Volgens IDEA StatiCa Steel Connections is de belasting voor de berekemng van de stijfheid te klein Dit kan
geinterpre:eerd worden ais volgt belasting met een dwarse kracht veroorzaakt qeen rotatie' in de verbinding.
Daardoor kan dit criterium niet uitgevoerd worden.
Deze test werd voor de volledigheid ook uitgevoerd met ais belasting een moment n een dwarse kracht. De
uitkomst is apnleuw dat enkel het moment in deze berekening een invloed heeft op de rotatie.
De totale rotatie <*>, 1V, van een element i die in het vtak yz wordt belast op burging, wordt in IDEA StatiCa Steel Connections
bekomen va een model met n vnybelast element en de andere elementen ngektemd. De waarde voor tj tyz wordt beinvtocd
door de vervormingen van alie elementen in de 3 dimensionale verbmding.
De hoekrotate van het geanalyseerde element in het vtak yz wordt in IDEA StatiCa Steel Connections berekend ais volgt: 4>,,y,
= Hienn <s<Pfy, de totale hoekrotatie m het vlakyz. zoals berekend met het
DEEl 2 ONDERZOEK | 74
CBFEM pakket. De hoekrotatie <t>)eyt rekent de invloed van de vervormingen van de overige elementen in en wordt bepaald
door m het vlak >-? de elementen te modeleren ais 1D-elementen. zoals afgebeeld op onderstaande figuur. Mccr dctails in (Wald.
et al.. 2016).
Deze aanpal* zorgt er alllcht voor dat het oomogelijk is om In IDEA StatiCa Steel Connections
een hoekrotatie te bekomen wanneer enkel een dwarse kracht aangebracht wordt.
DEEl 2 ONDERZOEK | 75
Wanneer n een sterkteberekenmg stapsgewijs de spanmng wordt berekend bij een steeds toenemende
dwarse kracht, dan wordt volgende grafiek bekomen
DEEL 2 ONDERZOEK | 7S
Wanneer de dwarse kracht op een positie x = 1275 mm wordt geplaatst, zal een vloeien optreden dicht bij de
mklemming. Dit wordt gefllustreerd op figuur 3.23.
DEEL 2 ONDERZOEK | 7S
3.6 Conclusie
In dit hoofdstul< werd onderzocht waar en wanneer het plastisch plooien of vloeien optreedt.
In eerste instantie werd gewerkt met het criterium van Von-Mises omdat dit de eenvoudigste manier is om na
te gaan wameer over de volledige doorsnede de vloeigrens fy wordt bereikt. Een spanningscontrole heeft
echter in IDEA StatiCa Steel Connections geen nut. IDEA StatiCa Steel Connections hanteert m de plaats
daarvan een controle van een maximale plastische rek van 5%.
Via een stijfheidsberekening kon het moment van plastisch plooien nauwkeung worden bepaald Volgend
critenum is gevonden om te voorspellen wanneer vloeien optreedt
Indien een piaat wordt ingeklemd, belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening
wordt onderworpen, troodt vloeien op wanneer do hoekrotatie <J> gelijk wordt aan do
rotatiecapaciteit <t>,.'
Het is met mogelijk om exact te zeggen waar het plastisch plooien optreedt. Er is echter wel een vermoeden
dat bij dergelijke testen - met lange platen - vloeien optreedt langsheen de inklemming. meer bepaald op een
afstand van 0.8V2 keer de lasdikte van de inklemming
Indien het gevonden criterium niet toepasbaar is - wegens bv belasting met een dwarse kracht - dan kan men
m.b.v. een sterkteberekening de aangebrachte kracht uitzetten in funche van de equivalente spanning. Te
hoogte van de tweede kmk in de grafiek - van Imks naar rechts - kan men dan een onnauwkeurige maar wel
correte benadermg aflezen voor de kracht waarbij vloeien optreedt.
Met dit criterium wordt gevonden dat de formules in Eurocode 3 NBN EN1993-1-8 niet altijd de meest
conservatieve tesultaten leveren.
DEEl 2 ONDERZOEK | 76
4 T - st uko pt r e k ln dit hoofdstiK zal onderzocht worden of de theoretische bevindmgen n 1.4.
kunnen teruggevonden worden tn IDEA StatiCa Steel Connections. Er wordt gezochl naar de verschillende
bezwijkmodes. Deze uitkomsten zullen vergeteken worden met de manuele berekeningen Daarnaast komen
de wrikkrachten, de invloed van de coefficient van Poisson en de invloed van de meshgrootte aan bod.
ln de literatuur (Wald et al.. 2016), werden reeds dergelijke testen uitgevoerd ln deze maslerproef worden
deze testen gereproduceerd en verdiept. Logischerwijze zal ook een vergelijking gemaakt worden met de
resultalen uit dit boek. ln tabel 4.1 is een overzcht van alie geteste T-stukken weergegeven. Op figuur4.1
volgteen verduidelijking van alie afmetmgen.
Tabel 4.1 - Overzcht van de geteste T-stukken
tan
T-l Bo '
DEEl 2 ONDERZOEK | 77
V
*
N 17"
i
1
_i
t
Figuur4 1 - Afmetingen T-sltik Alie testen worden uitgevoerd met dezelfde netmstellingen Deze
netinstellingen zorgen ervoor dat er 16 elementen ge'.ormd worden over de
halve hoogte van de flenzen van het T-stuk. Deze mesh levert goede resultaren op n bovendien is de
berekeningstijd beperkf. Daarom zijn dit de ideale netmstellingen voor deze construcbe. Verder in dit
hoofdstuk zal nog een onderzoek worden uitgevoerd naar de invloec van de mesh op de resultaten.
V
De testen woden uitgevoerd met een stijfheidsberekenmg. Dergelijke berekenmg levert voor een verbmdtng
volgende componenten voor leder lastgeval
DEEl 2 ONDERZOEK | 78
Daarnaast worden ook sterkteberekenmgen uitgevoerd op het T-stuk zodat meer info kan verkregen worden
over het gedrag van de flenzen en de bouten. Deze berekeningen leveren volgende componenten
"NI ______ MI S __ S 5! _ ^
ty.M Rekcmvaarde van de trck (druk) wecrstand van de verbindingcn (T-stuk) olbankelijk van de
ittgesloldo p)astrscl>e grensrek
F Trekkracht in bout
Uy U.C. - waarden onder trek en afschuiving volgens NBN EN1993-1-8 tabel 3.4
B
M Pons-veersland NBN EN1993-1-8 tabel 3.4
Om te weten wanneer welke bezwijkmodes optreden, moet een bezwijkcriterium worden opgesteld. In het
algemeen kan gesteld worden:
Zoals eerder gezegd, treedt volgens IDEA StatiCa Steel Connections een bezwijken van platen/flenzen op bij
het bereiken van een plastische grensrek. Deze plastische grensrek wordt standaard op 5% mgesteld (zie
1.1.7.).
In het vong hoofdstuk werd onderzocht wanneer vloeien optreedt. Aanvankehjk werd gedacht dat de
plastische rek horende bij deze gevonden plastische momenten kon gebruikt worden om het vloeien van de
flenzen van de T-stukken te onderzoeken Het plastisch moment treedt doorgaans op bij een plastische rek
van 14.6%. Wanneer deze rek ingesteld wordt bij het uitvoeren van de
DEEl 2 ONDERZOEK | 79
stijfheidsberekening. zou de waarde van Nj*a benvloed worden. Het zou een positieve nvloed hebben op de
trekweerstand van leder T-stuk. Maar dit kan echter niel gebruikt worden aangezien de waarde van deze rek
wijzig: ais de mesh wordt gewijzigd. Dit wordt in 4 3.3. in detall onderzocht.
Omwille van deze redenenng wordt beslist om hetzelfde cnterium te hanteren zoals in het boek "Benchmark
cases for advanced design of structural Steel connections' (Wald. et al., 2016) werd gebrukt. Deze luidt ais
volgt:
De bezwijkkracht wordt gevonden door va het principe van trail-and-error te zoeken naar de kracht waarbij
net niels is bezweken Alie testen worden zowel uitgevoerd met de coffrcint van Poisson = 0 ais met de
coefficint van Poisson = 0.3 Dit moet urtwijzen of Poisson een invloed heeft op de trekweerstand van de T-
stukken.
In wat volgt worden de resultaten voor al deze testen gegenereerd. Om de essentie van de zaak te bewaren
worden slechts enkele van deze T-stukken uitvoerig besproken. De overige resultaten zijn in tabelvorm
sarrengevat. Daarnaast is er een mogelijkheid om de resultaten van alie T-stukken in de bijlagen appendix B:
Onderzoek T-stuk op trek te bezichtigen.
De modellen die uitvoerig zijn besproken zijn zo gekozen zodat de verschillende bezwijkmodes (en
tussenresultaten) aan bod komen. Daarom worden deze modellen per bezwijkmode ingedeeld
Naast de berekenmgen met IDEA StatiCa Steel Connections, wordt de rekenwaarde van de weerstand Fr\Pd
van de flenzen van de T-stukken ook bepaald volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2. Zoals vermeld in 1.4.2.
wordt hiervoor gebruik gemaakt van methode 1.
DEEl 2 ONDERZOEK | 80
4.1.1 Bezwijkmodc 1
Manueel
ir- mm
11
m 61.19 mm
n 623 m
613 mm
*1 50 mm
*
acM 100.00
VtorJ^n (mm|
IrTf^x D 21436
1 292.22
la.2 0 214,56
laff.I 0 21436
n Vofmt WN (H99 J4 6J64 fsOrf S 4
Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 2m + 0,625e +e,
moeten hebben Wanneer echter alie opties worden beschouwd. geeft een rechte vloeilijn de kleinste effectieve
lengte. De manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model tf15 bezwijkt volgens bezwiikmode 1
met een rechte vloeiliin en met een bezwiikkracht oeltik aan 86.42 kN.
DEEl 2 ONDERZOEK | 81
IDEA StatiCa Steel Connections
Poisson = 0
Poisson = 0,3
|t< >i ai N M)M i tro uw u tur.
tU caa Wi II anu
Ul mocan 10
locmr ai M000M
MUMM MUI M MMHI
10 tflXCDJ uuirn a roneeiun
LU uuu i v xrm
tu 'ro! IBwn a ron MUI
wma u KIM
l Moooa tumanso a? ron otas
T.1078
ti nt
ti moco 10117H a* mu
OT ron momo 19 tr.uir?
l macan tm
tMAUU 1,1tootu M taima U roja
n.wsi
ur tu anoo u
tOtAUM 1.ti 4T44I11
nomo toouio IM
na KMKOM KO.tXIS v tim l,4t
u IJUUUM tiro lt M1IUtairoui MI
MBaaooe tutir
tita imcana mwj
un MI <MMOI011T
rorm j iwn
Wanneer de waarden voor NJ.IW . 6 en St bj de verschillende coefficienten van Poisson worden vergeleken.
kan de invloed van Poisson verwaartoosd worden. Bijgevolg wordt de bezwijkkracit n bezwijkmode berekend
d.m.v. het vooropgestelde criterium met de cofficient van Poisson = 0,3. Onderstaande figuren zijn
DEEl 2 ONDERZOEK | 82
Op figuur 4.7 5 duidelijk te zien dat de flenzen van het model op vier plaatsen vtoeien met een rechte vloeilijn.
Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 1. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht)
worden ais volgt berekend: Q = 12lL= 119,12 kN. Er treden bij dit model tojgevotg wrikkrachten op.
De vervormde constructie bij een kracht van 104,25 kN wordt op figuur 4.8 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op vier plaatsen. twee keer net naast de las en twee keer in de nabijheid van de bouten
(aan de kant van het lijf). Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10.
V
Figuur 4 8 - Veno/mdo construclio modal U15
Op figuur 4 9 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 104,25 kN De flenzen
bereiken de plastische grensrek van 5% terwijl de bouten voor 84.2% van hun capaciteit belast zijn (Un - UC
onder trek)
Owmdi
Ontwetpgegeiens bouten
grensrek van 5% hebben bereikt, kan gesteld worden dat het model tfl5 bezwijkt volgens bezwiikmode 1 met
een rechte vloeilifn en met een bezwijkkracht oelijk aan 104,25 kN
DEEL2 ONDERZOEK|
Grafiek 4.1 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.
DEEl 2 ONDERZOEK | 94
4.1.2 Bezwijkmodc 2
4.1.2.1 Modtl tf40
lPn ,r
8
J mn*
A 2nm Roed 359.59
a nm*?el Rond 779.79
c Am.USe Niel tona 313JO
2m 0.625e el Nfet-rond 206.65
0
Vb4mWNrM!9n iJKm fr6rt<-6 ftwoiwQlK kerntw
H I fltecM I MBUPO I
Manueel
ti 40mm
m 57.73 mm
n *7.Vmm
e 7,5mm
el Sojriwn
Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 2m + 0,625e + c,
moeten hebben Wanneer echter alie opties worden beschouwd, geeft een rechte vloeilijn de klemste effectieve
lengte. De manuele berekeningen voorspellen bijgevdg dat het model tf40 bezwijkt volgens bezwiikmode 2
met een rechte vloeilijn en met een bezv/iikkracht oelnk aan 370,80 kN.
DEEl 2 ONDERZOEK | 85
IDEA StatiCa Steel Connections
DEEl2 ONDERZOEK|
IDEA StatiCa Steel Connections
Wanneer de waarden voor N.RO. 5 en SI bij de verschillende coefficienten van Poisson worden vergeleken.
kai de invloed van Poisson verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden weliswaar toch
voor betde coefftcinten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt
voor de coefficint van Poisson = 0,3.
DEEl2 ONDERZOEK|
Op figuur 4.12 is duidelijk te zien dat de flenzen van het model op twee plaatsen vloeien met een rechte
vloeilijn. Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 2. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze
bezwijkkracht) worden ais volgt berekend Q = -B-: = 23,88 kN. Er treden bij dit model bijgevolg
wrikkrachten op.
De vervormde constructie bij een kracht van 358,9 kN wordt op figuur 4.13 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt
weergegeven net een factor 10.
< ai
/ at
Op figuur 4.14 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 358.9 kN. De bouten zijn
voor hun volledige capaciteit belast. Un = 99.999 %. De trekkrachten in de bouten Ft zijn gelijk aan de
trekweerstand Ftw per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een relatief grote en dus met te verwaarlozen
plastische rek van 2 , 1 % bereikt.
OverttcM
Ontweipgegeoens bouten
DEEL 2 ONDERZOEK | 87
Grafiek 4.2 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.
DEEl 2 ONDERZOEK | 88
4.1.2.2 Model M16 8.8
CiOfnttrtKN wduppi
Manueel
Qtoonu pUltMh moment
W^MWWIWWUit^
tt IQbtUJ 25 tnm
EA
m 7.8/865
61.1* kNm
mm
n 7^87865 Nm
fren
Vo*imMNM99t~atJm*4ttolommt/kitmtm
* 67.5 mu
[*>
MJM I 50 mi
____ !| p* im
AMMMn 2itm ftond 384,47
B wn*ltl tond 292.23
fufe 800 H/mm'
CA 4m MS* 157N*t
iW rond 129.14
J 2m . 0.67V . el Hefrond 214.57
0 ___________________________ 90432 *
() Vo^rm HBM f*J9M UfUMWM
t ______________________ ______________________ I5
100.00
r**>
BepaOne komte ^ftWve tenate A, 8. C.OH
firrwj,.,), van de reo jnd t,*W van reo
M.W l<"] 1
Mode
ftem van7het T-ttufc
Mode 3 Modfl'
I*"} [kN] kN) /*/
lVBlKMWIBlWB4.HUA4.tl> 0
515X13
214^7
217,31 180 86 7S7.SI
8 292.23
tH4 180,8 __
leU 0
240X13
214.S7
_____________________ 0 _____ lZ _________
6
De Ueinste wuiiit voor ft,Rd wordt gevonden voor bcnrijkmodc 2 met ecn kilcM van 151,93 kN en een rechte vtoeiiijn
__
Ftguur 4 15 - Manjele berekeningen model M16 8.8
Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4, zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm nm \,2Sex moeten
hebbei. Wanneer echter alie opties worden beschouwd. geeft een rechte vloeilijn de kleinste effectieve lengte.
De manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model M16 8.8 bezwijkt volgens bezwiikmode 2 met
een rechte vloeilijn en met een bezv/iikkracht oeliik aan 151,93 kN.
DEEl 2 ONDERZOEK | 89
IDEA StatiCa Steel Connections
Poisson = 0
Poisson = 0.3
Wanneer de vaarden voor Nj.Rd. 5 en Si bij de verschillende cofficienten van Poisson worden vergeleken.
kai de invloed van Poisson verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden weliswaar toch
voor beide coefficienten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt
voor de coefftcient van Poisson = 0.3.
DEEl 2 ONDERZOEK | 0
Op figuur 4.17 is duidelijk te zien dat de flenzen van het model op twee plaatsen vloeien met een rechte
vloeilijn. Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 2. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze
bezwijkkracht) worden ais volgt berekend Q = (fl' = 30,992 kN. Er treden bij dit model bijgevolg wrikkrachten
op.
De vervormde constructie bij een kracht van 149,8 kN wordt op figuur 4.18 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt
weergegeven net een factor 10.
Bt
BJ
Op figuur 4.19 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 149.8 kN. De bouten zijn
voor hun volledige capaciteit belast, Un = 99,96 %. Hierbij zijn de trekkrachten in de bouten F( gelijk aan de
trekweerstand FI.R per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een relatief kleine plastische rek van 0.74 %
bereikt
Oremcht
Omdat bij het model wrikkrachten optreden, de flenzen vloeien op twee plaatsen de treksterkte van de bouten
Ontrrerparorvrnt boutm
is bereikt en de flenzen een - weliswaar kleine - plastische rek ondervinden, kan gesteld worden
DEEL 2 ONDERZOEK | 91
dat het model M16 8.8 bezwijkt volgens bezwiikmode 2 met een rechte vloeiltin en met een bezwiikkracht
geliik aan 149 EN voor Poisson = 0 en 149.8 kN voor Poisson = 0,3.
Grafiek 4.3 stelt het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervorniing.
DE EL 2 ONDERZOEK | V
4.1.2.3 Modlb400 Manueel
rt Miran
J7 .0S ran
; iJi ran
e 9* ran
i Atoran
Effwfleve toflfta
vfcadqn
YoqmNeKHl&f-HfttJH M<
im^o
VtOOf, Typ*
/ra Rom V
B m . wrahP
7*1 Rom |mm| M6.4,
< *m
C
1.V MNM 767,07
767.07
u /m OtoV Hmi
A ^anwwidiumi /
raid
717.04
Uto*
______________
felf.J C >ff* 7*7j07 1 V
__ *
Qoon > w
>i'nranm.. /</
nmin mnnwinu M(4
ydnotkimn
WIVW*
mmtmft :d/*t J44>radnunanra WLM I
*A00titMm
1
soui.Mi4 ia*ri
Mi 1000-
Al iW
KM nmi N
n>*MlfWWH4U MU
r-i
Mxte i Mal]*
Motel Molf/
tUfl W|
L .JWff.i 4tta 7,60 Z95JI
Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6 4 tabel 6.4 zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 4m + 1,25c moeten
hebben. Wanneer echter alie opties worden beschouwd. voorspellen de manuele berekeningen bijgevolg dat
het model b400 bezwijkt volgens bezwifkmode 2 mel een trapeziumvofmiae \rioeili|n 4ro 4- l .25f en met esn
bezwiikkracht geliik aan 432.45 kN.
DEEl2 ONDERZOEK|
IDEA StatiCa Steel Connections
de invloed van Poisson niet verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden daaron voor
beide coeffcienten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt voor
de cofficint van Poisson = 0.3.
DEEl2 ONDERZOEK|W
Op figuur 4.22 is duidelijk te zien dat het gaat over cirkelvormtge vloeilijnen. De eventueel mogelijke
wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht) worden ais volgt berekend: Q = 1 ^- = 6.4 kN. Er treden bij dit modet
bijgevolg wrikkrachten op.
De vervormde constructie bij een kracht van 495,2 kN wordt op figuur 4.23 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen, namelijk via twee cirkelvormige vloeilijnen. Merk op dat de vervorming
wordt weergegeven met een factor 10.
Op figuur 4.24 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 495.2 kN. De bouten zijn
OvorzietU
Figuur 4 23 Vervormde
const/uctw model b400
Ontwerpfogoton imutrn
DEEL2 ONDERZOEK|
Grafiek 4.4 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.
Graftek 4 4 - frtodel b400 kracht i.f.v. langsvervormng
DEEl 2 ONDERZOEK | 96
4.1.3 Bezwijkmode 3
Manueel
Oemiteiiiu h>
tf bOjmm
m S7,23|mm
n 67.V mm
e 67,S mm
el SOjmm
lengfe
Vtoetfcjn
leff,nt ___ 206.6S
le,cp B 279,79
LefU 0 206.6b
iftr.i 0 ____ __________
n K0mWIIM9i4|UM eo**<64
Groocte ptettbch moment
Voloem N6He*9fi-l-S&i4 MO**6 2
MPCUW __ 30,3S13SkNm
Mp,7,Rd 30JS13S!kNm
VMpmftflftfNm* 1 fCJ.f 5. tobrl 6 (q*antrtrnch tornar foedpO
IBML _______ \**** 1
BoutanA24 4^f)
fub 800N/mmi
A% 3S3mmJ
fUU 203328 N
f"t\MemM6Nen99318S6 tabHH
Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm jrm + l,25e,
moeten hebben Maar de manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model tf50 bezwijkt volgens
bezwijkmode 3 zonder vloeilijn en met een bezwiikkracht qeliik aan 406,66 kN
DEEl 2 ONDERZOEK | 97
IDEA StatiCa Steel Connections
Poisson = 0.3
Poisson = 0
N
M
Wanneer de waarden voor NI.RU. 6 en SI bij de verschillende coeffcienten van Poisson worden vergeleken. kan
de invloed van Poisson verwaartoosd worden. Bijgevolg wordt de bezwijkkracbt n bezwijkmode berekend
d.m.v. het vooroppestelde cnterium met de cofficint van Poisson = 0,3.
DEEl 2 ONDERZOEK | 96
Opmerking: de regels vermeld n 1.1.4. zijn hier van toepassing. waardoor de vloeigrens niet langer gelijk is
aan 235 N/mm2 maar aan 215 N/mm2.
Op figuur 4.27 zou lijken dat de flenzen op twee plaalsen plooien, maar deze plastische rek van 0.11% kan
verwaartoosd worden De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht) worden ais vogt berekend
Q= = -1,5 kN. Een negatieve wrikkracht bestaat niet, dus kan gezegd worden dat bij
dit model peen wrikkrachten optreden.
De vervormde constructie bij een kracht van 409.5 kN wordt op figuur 4.28 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen bijna nauwelijks. Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10.
rnnilnblinuf xn nul,ti
OntWfi-pgegtivns bouten
DEEl 2 ONDERZOEK | S9
Omdat bij het model wrikkrachten optreden. de treksterkte van de bouten is bereikt en de flenzen een te
verwaarlozen ptastische rek ondervmden kan gesteld worden dat het model tf50 bezwijkt volgens
bezwijkmode 3 met een bezwijkkracht aelifk aan 409 5 kN.
Grafiek 4 5 stelt het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervorming.
ln onderstaande tabel worden alie resultaten van de verschillende T-stukken weergegeven samen met de
manuele berekeningen volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6 2. De kleinste effectieve lengte van de vloeilijn wordt
gezocht
OEEL 2 ONDERZOEK1101
Bemerk dat er m tabel 4.8 bij de modellen met een x' naast de naam een klemere bezwijkkracht wordt
verkregen in IDEA StaliCa Steel Connections dan in de manuele berekemngen. Dit impliceert dat de norm
NBN EN993-1-8 soms minder conservatieve resultaten levert
4.2.1.2 Resultaten in het boek boek "Benchmark cases for advanced design of structural Steel
connections" (Wald, et al., 2016) t.o.v. de resultaten bekomen n deze masterproef
De resultaten bekomen in deze masterproef worden vergeleken met de resultaten uit het boek "Benchmark
cases for advanced design of structural Steel connections (Wald. et al.. 2016). Dit gebeurt zowel voor de
manuele resultaten (CM) ais voor de resultaten bekomen met IDEA StatiCa Steel Connections (CBFEM). Dit
wordt voor de coefficient van Poisson = 0.3 uitgevoerd.
Tabel 4.9 - Vergetijkmg resultaten *Benchmark cases (Wald. el al, 2016) t o v. de resultaten bekomen
m IDEA
1
I
f
Bemerk dat er n tabel 4.9 bij de modellen met een x' naast de naam verschillende bezwijkmodes worden
verkregen bij de manuele berekemngen tussen de resultaten in het boek "Benchmark cases ' (Wald, et al.,
2016) en ce resultaten bekomen in deze masterproef Daarnaast zijn er de verschillen in waarden voor de
bezwijkkracht Fina waar in 4.3.1 uitgebreid wordt op teruggekomen
In grote lijnen kan men zeggen dat de resultaten bekomen met het CBFEM pakket qoed overeenkomen. De
defmiering van de bezwijkmodes is steeds gelijk. De grootte van de krachten kunnen soms - in kleine mate -
verschiBen.
4.2.2.1 Alge.veen
In tabel 4.10 /olgt een samenvatting van de verschillende bezwijkmodes met daarbij de typerende kenmerken.
Plastische rek fenzen 5% Aanzienefjke plastische rek fenzen Plastische rek fenzen 0.2%
Pontea 86 3 97% fo ufen 100% Bouten 100%
A** -M *4
V - ' * JL* */
OEEL 2 ONDERZOEK|103
4.2.2.2 Gedetaillecrd Bezwijkmode 1
Er treedt een bezwijken op van de flenzen. De flenzen bereken de plastische grensrek van 5% terwijl
tegelijkertijd de bouten belast zijn voor 86 97 % van hun capaciteit (Un - UC onder trek)
Oiwrrtrto I
OivlMrM >
Figour 4 30 - Voorbeeicl
bezw^kmode 1 kenmerken
' r
V
Figuur 4 32 Vervormde conslmclte bezwijkmode 1
OEEL 2 ONDERZOEK | KM
Bij alie modelan van drt bezwijkmechamsme hebben de vloeilljnen een rechte vorm. Natuurlijk s dit voltedig
afhankelijk van de afmetmgen van het T-stuk en is dit daarom geen vast gegeven. Bij deze bezwijkmode
treden ook steeds wnkkrachten op. Dit is ook te zien op figuur 4.32 en volgt uitgebreid in 4.2.6.
Het verband tussen de aangebrachte kracht en de langsvervorming 5 kent volgend verloop. Graftek 4.6 wordt
gekenmerkt door twee verschillende hellingen Bovendien ligt de bezwijkkracht steeds in de buurt van het punt
waar de helling verandert.
9 \ io i) n n n NI ii
u A (mm)
Bezwijkmode 2
Er treedt een tezwijken op van de bouten samen met een behoorlijk grote plastische vervorming van de
flenzen. De bojten1 bereiken steeds hun treksterkte Fu** of hun volledige capaciteit van 100% (Un - UC onder
trek) terwijl de flenzen een niel te verwaartozen plastische vervorming ondergaan.
Daarnaast is h=t ook mogelijk dat de flenzen een kleine plastische vervorming ondergaan Dit wil echter niet
zeggen da: het niet meer gaat over bezwijkmode 2. want er treden nog steeds wrikkrachten op.
Orrrnek11
Oxrrtvkt}
1
Er kan slechts snkel worden vastgesteld, m.a.w. er is geen verklaring voor het feit dat txj bezwijkmode 2 telkens de bouten
hun volledige capaciteit hebben bereikt terwijl de flenzen een niet te verwaarlozen, maar kletnere plastische vervonning van
de 5% rekgrens ondergaan.
Ook bij de vervormde constructie in het xz-vlak die wordt weergegeven op figuur 4 34, vervormen de flenzen
op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt weergegeven met een factor
10.
0t *?
Bij deze bezwi^mode treden ook steeds wrikkrachten op. Dit is te zen op figuur 4.35 en volgt uitgebreid in
4.2.6.
OEEL 2 ONDERZOEK | C6
Hei verband tussen de aangebrachte kracht en de langsvervormmg 6 kenl volgend verloop. Grafiek 4.7 wordt
gekenmerkt door drie verschillende hellinaen2.
WHnl
S * ^ Moren PTW. : i
Figuur 4 36 - Voorbeeht -
bezwtfkmode 3 ketimetken l
I m
B IH Jfl w M W W I) )B I i
aipwxiwy * |iin|
De bouten bereiken hun treksterkte Ft.Ru of hun voHedige capateit 100% { Un - UC onder trek) terwijl de
flenzen een kleine, verwaarloosbare ptastische rek ondergaan.
Bij deze bezwijrkracht treden geen wrikkrachten op De berekende wrikkrachten bij dit model zijn miniem en
bovendien negatief. Wat kan wijzen op het feit dat de bouten lets sterker en dus iets meer kunnen belast
worden dan theoretisch verwacht wordt. Dit wordt uitvoerig besproken n 4.2.6.
Ook bij de vervormde constructie m het xz-vlak. die wordt weergegeven op figuur 4.37, vervormen de flenzen
bijna nauwelijks. Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10
MI
2
Allicht worden de verschillende knikken in de grafiek ais volgt bepaald: de eerste knik treedt op in de buurt van een bezwijken
vai de bouten terwijl de tweede knik optreedt in de buurt van het bereiken van de 5% rekgrens van de flenzen.
o n M io tn i i
l ijwiiimfl <
O M Ib 20 Jb JO i 40 w>
0*tv w rtc Itonnn |mm|
De bezwijkkracht wordt groter naargelang de flenzen dikker worden. Hoe dikker de flenzen. hoe groter het
beschikbare oppervlak aan staal dat bijdraagt tot het opnemen van de krachten.
Er worden verschillende extra testen uitgevoerd om het bereik van deze grafiek uit te breiden en om bijgevolg
een theoretische verwachting te maken. Vanaf een dikte van 50 mm heeft de bezwrjkkracht steeds een grootte
van 409.5 kN
a aoc
ln grafiek 4.11 is de bezwijkkracht uitgezet n functie van het oppervlak A, van de bouten. Hoe groter het
oppervtak van de bouten, hoe klemer de spannmgen m de bouten, hoe sterker de verbinding. De helling van
de grafiek neemt af naarmate de bouten groter worden Theoretisch zou verwacht worden dat vanaf het
bereiken van bezwijkmode 1, de grafiek constant zou verlopen, ongeacht de grootte van de bouten. Ais de
bouten echter zeer Klein zijn. zijn zij het zv/akke element van de verbinding en doet zich bezwijkmode 3 voor.
Extra testen worden uitgevoerd om het bereik van deze grafiek te vergroten. Dit werd getest voor de modellen
M36 3.8 en M12 8.8. De resultaten voor M36 8.8 tonen aan dat de bezwijkkracht blijft stijgen bij het groter
worden van de bouten en dit tegen de theoretische verwachtingen in.
aw.aAlwQ
no oa
2 o
ln grafiek 4.15 is de bezwijkkracht uitgezet m functie van de treksterkte van de bout. Wanneer de treksterkte
van de bout stijgt, stijgt ook de bezwijkkracht. Ais de bouten nog sterker zouden worden zal dit geen effect
neer hebben op de verbmding want in bezwijkmode 1 zijn enkel de flenzen van belang
Dit kan echter niet verder getest worden omdat 10.9 de grootste treksterkte uit het programma IDEA Statica
Steel Connections s AJs de bouten daarentegen zwakker worden. zal dit wel effect hebben Na verloop van
tijd zal bezwijkmode 3 zich voordoen en dus zal de grafiek door de oorsprong lopen. Volgende veronderstellmg
kan dus gemaakt worden.
*>
M
Bd
un
so UD to w ) n
Afsund tunen de tioutsn (mm|
ln grafiek 4.15 is de bezwijkkractit uitgezet m functie van de afstand tussen de bouten. Wanneer de afstand
tussen de bouten groter wordt, daalt de bezwijkkracht. De hefboomsarm wordt groter en hiermee ook de
momenten die ontstaan. Indien de bouten dicht bij elkaar zijn getegen, ondervinden de flenzen hier minder
invoed van.
Er zijn nog twee extra testen uitgevoerd, de modelten w80 en w250. De afstand tussen de bouten is beperkt
door de afmetingen van het T-stuk waardoor geen verdere voorspellingen kunnen gemaakt worden.
no
a
Grafiek 4.17- Parameter breedte van het
stuk
.......
.
a
i ;o n lio w
aiMdt vm rt r tul |mm)
ln grafiek 4.17 Is de bezwijkkracht uitgezet in functie van de breedte van het T-stuk. Inden de breedte van het
T-stuk vergroot. stijgt ook de bezwijkkracht. Er ontstaat een groter oppervlak om de krachten over te brengen,
waardoor de spanningen lager worden en de verbinding sterker.
Er zijn extra testen uitgevoerd om het bereik van deze grafiek uit te breiden. Indien de breedte heel groot is.
wordt verwacht dat de bouten de zwakke schakels zijn in de verbinding. Hierdoor zou de grafiek volgens deze
verwachting convergeren naar n waarde. Daamaast treedt er een knik op in de grafiek bij een breedte
tussen 170 en 180 mm. Deze knik vormt de overgang tussen een bezv/ijken volgens mode 1 en mode 2.
Tabel 4 11 - Detads berekentng parameter breedte van he; T-stuk
a JO o ia> MU IODO
imite > ht I Bu |mnO
In 4.2 tabel 8 zijn de resultaten van alie testen samengevat. Voor alie modellen. uitgezonderd de modellen
met parameter: breedte van het T-stuk. kan de invloed van Posson worden verwaarloosd. De verschillen
bedragen bij deze modellen hoogstens 0 2 kN
Bij alie modellen waar Posson kan verwaarloosd worden. treden in IDEA StatiCa Steel Connections rechte
vloeilijnen op. zoals afgebeeld op figuur 4.38 Bij deze modellen treedt ais het ware een vlakspanningstoestand
op. De elementen die willen vloeien. worden bijna nauwelijks tegengehouden door de elementen die met
vloeien. waardoor vervorming mogelijk is en geen spanningen ontstaan in nabijgelegen elementen.
Bij de modellen met parameter breedte van het T-stuk meer bepaald de modellen b300 en b400, kan de
invloed van Poisson niet verwaarloosd worden. Al deze modellen bezwijken volgens bezwijkmode 2.
Opvallend bij deze modellen is dat de vloeilijnen. gegenereerd door IDEA StatiCa Steel Connections. met
langer rechte vloeilijnen zijn. maar wel cirkelvormige met lengten 2nm. zoals afgebeeld op figuur 4.39.
De elementen Jie vloeien zijn m een cirkel gelegen Daardoor kunnen de elementen rondom deze cirkel een
grotere invloed uitoefenen op de vervorming van de elementen die willen vloeien. De vervorming wordt meer'
belemmerd. waardoor spanningen optreden. Dit valt te vergelijken met een vlakvervormingstoestand. maar in
principe is dit een 3D-spanningstoestand. Hier wordt in deze masterproef niet verder op mgegaan.
Dit effect vermindert wanneer Poisson = 0. In dit geval treden grotere rekken op waardoor de modellen eerder
de plastische grensrek zouden bereiken en dus een kleinere bezwijkkracht wordt bekomen. Hiermee zijn de
verschillen tussen de Poisson-cofficinten verklaard.
Deze testen worden uitgevoerd door een model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 1 te belasten met dezelfde
trekkracht en steeds een verschillende mesh. Een stijfheKlsberekening wordt uitgevoerd en de waarde van
N|.w kan worden uitgezet m functie van de mesh. Aangezen dit gaat over bezwijkmode 1. is Ni.Rd een goede
benadering van de bezwijkkracht Op deze manier moet niet steeds de specifieke bezwijkkracht worden
gezocht via een trial-and-error principe.
De ideale mesh wordt gevonden door 16 etementen te plaatsen over de rand van de halve hoogte van de
flenzen. zoals afgebeeld op figuur 4.40. De reden waarom dit de ideale mesh wordt genoemd. zal uit de
volgende testen blijken.
Deze testen worden gemaakt met model tf15 en worden voor beide coff*cinten van Poisson uitgevoerd. Om
deze testen uit te voeren wordt steeds n parameter in de mstellingen gewijzigd, afgebeeld op figuur 4.41.
4 elementen
8 elementen
12 elementen
14 elementen
16 elementen
20 elementen
24 elementen
< a IXOOOOO H4ITW K >
28 elementen
32 elementen
36 elementen
ii N ai ijagaco Mana .i vi mu
40 elementen
i > ifi IXMOO si SITW
4.2.S.2 Poisson = O
elementen
* m i.aooeo m omo > monas
8 elementen
n * o ixoocoo niinao j mu
12 elementen
14 elementen
16 elementen
20 elementen
24 elementen
28 elementen
32 elementen
36 elementen
40 elementen
0EEL2 0NDER20EK|117
4.2.5.3 Bosluit
Alie resultaten samengevat;
Tabel 4.14 - Samewatting resultaten: tnvloed meshgrootte op bezwykkracbten
NJ.IWIfottton.O.J)
1:1 |KN| IW4] w
4 145625 145*375 50.32
B 117,4125 118,125 21,61
10 113,4375 113.75 17.10
1} 104.75 104,75 12 26
14 104,3423 104.5423 10.00
104 04 10* 0*24
1 10 u 101.5*21 4.32
2* 100 2*0
u 34.4375 M.7S 1-*1
47.5 M? 5 045
4*4 **.75 003
40 **.475 *6.475 00
Gtafi&k 4 19 - Ittvloodmesftgrootte
op bezwi/kkracften weersland
U.v. aantal elementen
Pwwon 0,1 - --
rowon - u
De mesh met 16 elementen over de halve hoogte van de flenzen van het T-stuk, wordt beschouwd ais de
ideale mesh omdat de berekeningstijd bij deze meshgrootte relatief beperkt is n omdat het een goede
benadering is Deze mesh wijkt 7.42 % af van de convergerende waarde. Dit is in principe minder veilig, maar
de overs^hatting van de weerstandbiedende kracht zal hier worden opgevangen door het gebruik van het
criteriun met de 5% plastische rekgrens.
Het zou natuu-hjk beter zijn om onmiddellijk met een klemere mesh te rekenen. maar door de lange
berekeningstijd met een kleme mesh, weegt dit met op t.o.v. de resultaten.
OEEL2 0NDERZ0EK|11$
4.2.6 Wrikkrachtcn
Bij iedere bezwijkkracht worden de specifieke boutkrachten voor de cotifficitint van Poisson = 0,3 bepaald.
Met deze boutenkrachten worden vervolgens de wnkkrachten berekend a.d.h.v. de volgende formules:
Q . &-n . w (4.D
Omdat er zich per T-stuk eigenlijk twee bouten en bijgevolg ook twee dergelijke wrikkrachten voordoen,
worden de wrkkrachten vermenigvuldtgd met twee. Vervolgens wordt gekeken o de grootte van de
wrikkrachten in verhouding is met de aangebrachte kracht. m dit geval de bezwijkkracht, Dit wordt gedaan
a.d.h.v. volgende verwerking:
Tabel 4. 16 - Wrikkrachten
Parren.***
18. *1.82 T Wrlkbracht an 20 70
Beraiibfiode <wg| {*) (4NJ PH
Belangrijke opmerking bij de modellen van bezwijkmode 2 en 3 zijn de boutkrachten exact gelijk aan de
treksterkte van de specifieke bout.
De dikte van de flenzen heeft een grote invloed op de wrikkrachten. Hoe dikker de flenzen. hoe stljver de
flenzen, hoe minder contact en hoe kleiner de wrikkrachten zijn. Dit komt heel sterk terug bij deze modellen.
Bij model tf10 is de bezwijkkracht veel kleiner in verhouding met de bijhorervde wrikkrachten. Het omgekeerde
is geldig bij model tf45.
Bij model tf5C wordt er voor de wrikkrachten een negatieve waarde bekomen. De som van de boutkrachten
is kleiner dan de aangelegde kracht. De negatieve waarde kan verklaard worden door de manier waaropde
wrikkrachten zijn berekend (een verschil van krachten). In principe wijst dit simpelweg op het feit dat er qeen
wrikkrachten optreden Deze negatieve wrikkrachten zouden eventueel kunnen duiden op het feit dat de
bouten ook net iets sterker zijn dan theoretisch verwacht (de treksterkte per bout).
Logischerwjze zijn de wrikkrachten het kleinst bij de kleinste en dus minder weerstandbiedende bouten. m dit
geval M16 8.8. Hoe slanker de bout. hoe sneller de bout vervormt m de axiale richting en hoe minder contact
tussen de flenzen.
Hier geldt dezelfde conclusie ais het voorgaande. De wrikkrachten zijn het kleinst bij de zwakste bouten. in dit
geval bouten M24 4 8
Wrikkrachten worden in het algemeen groter wanneer de bouten verder uit elkaar staan. Dit komt doordat de
hefboomsaim groter wordt.
Model w! 10 MOMKJM
De wrikkrachten zijn het kleinst wanneer de hoogte van het T-stuk het grootst is. in dit geval b400.
In 1.4.11. werd een criterium opgesteld om te kunnen weten of wrikkrachten voor een bepaalde constructie
al dan niet mogen optreden. In deze paragraaf zullen de eerder geteste modellen aan dit critenum
onderworpen worden. Het criterium wordt gevonden door formule (1.27) en luidt ais volgt
8.82m3/ly
L
b 5 LbMm -
Omdat de afleiding in de hteratuur (Wald, Sokol, & Jaspart, 2008) specifiek werd gemaakt voor
ankerboutverbindingen, worden in deze paragraaf twee modellen uit tabel 4 1 getransformeerd naar een
ankerboutverbindmg. Daarnaast worden ook deze twee effectieve modellen uit tabel 4 1 ter vergelijking getest.
Ligqer- kolomverbindinq, T-stukken, . de lengte van de bout, gelijk aan de klemlengte (volledge dikte
van het materiaal en de sluitringen). plus de helft van de som van de boutkoohoogte en de
moertioogte.
Voor de dubbele T-stukken uit tabel 4.1 verduidelijkt figuur 4.43 deze afmetmg. In dit geval wordt:
Lb = Klemhereik + 2r + -j-
(4.4)
In wat volgt wcrden de modellen tf10 en tf50 aan drt aiterum onderworpen. Beide modellen bevatten de
bouten M24 8.8. In tabel 4 17 worden de afmetingen van deze bouten toegeltcht
Gegevens:
As = 352,5 mm2
b)
t = 10 mm
ltff =100 m?n
m = 61,19 mm
15+ 19
Lb = 2 X lOmm + 2 X 4mm + ------- -- --= 45 mm - L, < LbUm
b)
19
OEEL 2 0NDER20EK11
4.3 Additionele testen
Met alie resultaten en conclusies van hierboven, worden nog een paar extra berekenmgen gemaakt Ten eerste
wordt er onderzocht of er wel degelijk een rechte vloellijn kan ontstaan. Ten tweede wordt er op zoek gegaan
naar de verschlllen m de manuele berekenngen van de T-stukken (4.2.1.2.). Daarnaast wordt de plastische
rek van dichterbij bekeken zoals vermetd m 4 1 en wordt er op zoek gegaan naar bezwijkmode 1*.
De optredende lengten - volgens Zoetemeijer - worden ter ilustratie van de berekenlngsmethode nmaal
berekend voor een model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 1 (model tf15) en vervolgens berekend voor een
model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 2 (model tf30). Daarna worden de effectieve lengten van de
vloeilijnen van alie modellen m.b v. Excel bepaald,
Volgens formule (1.35) kan de waarde voor (I ais volgt worden berekend:
Volgens formule (1.34) kan de waarde voor a ais volgt worden berekend:
1 1
eos (i = sin I = 0,345 p = 69.83
cosa =
[m + n' t '61,l9mm +
i m 67.5mm
61,19mm
Volgens de geometrie van figuur 4,47 kan de lengte van vloeilijn 2 worden bepaakl ais volgt:
Volgens formule (1.32) kan de waarde voor a ais volgt worden berekend:
Omdat de lengte van W.i < h kan men volgens figuur 4.49 de lengte van .r bepalen
OEEL 2 ONDERZOEK 11
VervoJgens wodt de lengte van W-2 volgens figuur 4.49 berekend ais volgt
12,81mm
itf(2 = ------ ---- ----= 18,45 mm
n
eos/? eos 43,966
Steel Connections wordt steeds - uitgezonderd van modellen b300 en b400 - een kleinere of minstens even
grote effectieve lengte verkregen dan de effectieve lengten bepaald met de theorie van Zoetemeijer Dit
impliceert dat de berekeningen volgens Zoetemeijer een ietwat minder veilige berekeningsmethode geven.
OEEL 2 ONDERZOEK11
Tabe) 4.20 - Rekenwaarde van de weerstand F r , van een Rens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8 labe16.2)
zon<lei Wp.JJU
Fxx
.idifcrfeK- nii" ----- ------ ~
plaren m
id
nduntey-
pinten m
br/Hjk
tom2 - -Np<J JLS rxiMm E --
hr/n|jk
vorin3 Ftxms U.
ln methode 2 is aangenomen dat de kracht die door een bout op de flens van een T-stuk aangrijpt gelijkmatig
verdeeld is onder de sluitring. de boutkop of de moer, zoals afgebeeld op figuur 4 49. en niet geconcentreerd
aangrijpt n de hartlijn van de bout. Deze aanname leidt tot een grotere waarde voor bezwijkmode 1.
i== | 1- ; '
: ............................................ .
s ------
i ---------- -fcr
' s. as *' * JSS ---
JE ___
Wanneer de rranuele berekeningen worden uitgevoerd volgens methode 2 (alternatieve methode), dan
worden volgende resultaten bekomen
: groon* VM bout* .
M16 8-8 2 152 2 151,93
V20R H 2 205 2 204.98
V2488 2 270 2 270,06
LMJ 1 278 1 284,28
J b300
b400
2
2
421
___ 42} ____ 2
a a 3
r> 422.84
432/45
[ 417.41
L 2 1
Door de bezwjkkracht van het T-stuk te bepalen volgens methode 2. worden quasi exact dezelfde resultaten
bekomen ais in (Wald, et al., 2016). Merk op dat voor alie modellen nu eenzelfde bezwijkmode wordt bekomen
en dat de verschillen m de waarden van de bezwijkkracht mlmem zijn.
OEEL 2 ONDERZOEK11
4.3.3 Plastische rek
In 4.1. werd gespeculeerd dat de plastische rek. horende bij het plastiseh moment zoals gevonden m IDEA
StatiCa Steel Connections, zou kunnen gebruikt worden om het vloeien van de flenzen aan te duiden. Dit wl
zeggen dat m alie voorgaande berekeningen de plastische grensrek van 5% zou veranderen naar 14.6%,
de plastische rek horende bij het plastiseh moment van de flenzen. Daarmee zou voor modellen van
bezwijkmode 1 een aanzienlijk grotere bezwijkkracht kunnen bekomen worden. Echter in deze paragraaf
wordt onderzocht of deze plastische rek wijzigt ais de mesh wordt gewijzigd. Indien de rek met wijzigt of
convergeert naar n waarde. dan zou de gebruiker deze rek kunnen instellen om de bezwijkkracht van het
T-stuk te vinden.
Zoals vermeld in 2.1.3, maakt IDEA StatiCa Steel Connections gebruik van MITC4 pate elementen om platen
te modelleren. Dit impliceert dat over de dikte van de flenzen in principe slechts n element wordt
gemodelleerd Dit wordt geillustreerd op figuur 2.10 en wordt voor de duidelijkheid op onderstaande figuur
nogmaals afgebeeld. Door het gebruik van MITC4 pate elementen zou. votgens theoretische overwegingen.
de rek niet mogen wijzigen wanneer de mesh wordt gewijzigd. Deze testen moeten uitwijzen of dit al dan met
het geval is.
Deze testen worden uitgevoerd door gebruik te maken van de construcbe in hoofdstuk 3 waarbij de platen de
afmetingen krijgen van de flenzen van de geteste T-stukken
Figuur 4 51 - Conslmctie voor testen plastische rek
Analoog ais in loofdstuk 3 wordt via een stijfheidsberekenmg gezocht naar het plastiseh moment van de
flenzen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het gevonden criterium
Iridien een plaat wordt ngeklemd, belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening
wordt ondorworpen, treedt vloeien op wanneer de hoekrotatie d>gelijk wordt aan de
rotatiecapaciteit <t>c.'
Het plastiseh moment wordt gezocht voor verschillende meshgroottes. Daarna kan men voor die verschillende
plastische momenten telkens de bijhorende plastische rek berekenen. Deze testen worden uitgevoerd voo -
model tf15 met de coefficient van Poisson = 0.
Theoretisch plastisch moment (bij een rechte vloeilijn met lengte b = 100mm) 0,25 Y Lff 1 / 2 Xtf3 XL 0,25 Y h Xt,2
Xtv
pl.Z.Rd '
= (f f
f- ----- ^ y
L ^ = 0,25 x 100 x 15 x 235
Yno YMO
1,321875 kNm
4.3.3.2 Bepating van het plastisch moment in IDEA StatiCa Steel Connections en de bijhorende
plastische rek
De berekeningen worden slechts uitgevoerd tussen 2 en 20 etementen op de rand (over de breedte b van de
flenzen). Deze berekeningen voor de meshgroottes werd beperkt door de rekentijd van de testen
Wanneer het plastisch moment wordt uitgezet in funche van het aantal elementen op de rand. wordt grafiek
Tabel 4.23 - Model tf15: onderzoek naarplastische rek
4.20 verkregen. Let op de schaal van de grafiek, om een duidelijker beeld te geven werd ingezoomd op le
resultaten.
|
un
^
012J4sft t t10uuuuUIir u u
AJKUI rlrinentm op und O
3 t u ti u u M u ;i ii u n ; A-ir.ut op
MMI(-)
Wanneer wordt rekening gehouden met de breedte b = 100 mm van het model tf15:
Mnimum meshgrootte 10 elementen op de rand
Maximjm meshgrootte: twee elementen op de rand
Indien de plas:sche rek horende bij de plastische momenten wordt uitgezet in funche van het aantal
elementen op de rand. dan worden grafieken 4.21 en 4.22 bekomen. Let op de schaal van de grafieken: om
een duidelijker beeld te geven werd ingezoomd op de resultaten.
oI i
0 I I ) 4 S t 7 t >0 II 12 tJ 14 15 ti 17 M * >0 Ajntji elementen op rjnd ()
Grafiek 4 21 - Model tf15: invloed meshgrootte op plastische rek
Ift , i
I',j f !|
l
"-' ! I
IM ij l|
w !l 3 i
01 1I4 &t
Uit deze grafieken kan dan ook besloten worden dat de gebruiker van IDEA StatiCa Steel Connecbons
vreemde resultaten kan verkrijgen wanneer een meshgrootte wordt gekozen die buiten het bereik van de
standaard netinstellingen valL
10 1.34267 14.576S5
12 1,3426/ 15.0)698
14 1.34267 15.72377
16 1.34267 16.7804
18 1,3426/ 16.76504
70 1,34267 17.17015
22 1,34267 17.S16S6
24 1.34267 17.81305
26 1,34267 18.07016
28 1,34767 18.70416
30 1,34267 18.49042
32 1.34267 18.66511
34 1,34267 18.82103
36 1,3426/ 18,96038
38 1.34267 19.08585
40 1,34267 19.19999
42 1,34267 19.30325
44 1,3426/ 10.19/36
46 1.34267 19,4841
48 1,3426/ 19.56441
SO 1,34267 19.63839
1,34767 19.70/69
S4 1,1476/ 19.77771
S6 1,3426/ 19213442
S8 1.34267 19.89359
60 1.61/6/ 19,94948
62 1.34267 70.00361
64 1,34267 702)5474
66 1.3426/ 70.10474
68 1.34267 20,15295
70 1.34267 20.19898
OEEL 2 ONDERZOEK11
Deze testen warden uitgevoerd t.e.m. 70 elementen op de rand. IDEA StatiCa Steel Connecbons kan geen
berekenmgen uitvoeren met een mesh die klemer is dan 70 elementen op de rand.
Indien de plastsche rek wordt uitgezet in functie van het aantal elementen op de rand, wordt grafiek 4.23
bekomen. De plastische rek lijkt te convergeren naar een waarde van 20%. Omdat deze berekemng niet op
een correte manier is verlopen, kan hiermee enkel de afhankeltjkhetd worden aangetoond van de plastische
rek op het aantal elementen op de rand. Daarnaast wordt opnieuw duidelijk waarom IDEA StatiCa Steel
Connections in de standaard netinstellingen een maximale en een minimale meshgrootte voorstelt.
Graftek4.23 Model tfIS: tnvtoed meshgrootte op de plastische rek toy eenzelfde plastisch moment
Ais besluit kan gesteld worden dat de gebruiker in de berekening voor de T-stukken zich het best
invloed meshgrootte op plestische rek
O S 10 IS JO 2S 10 U 0 5 SO M SO M ffl
Aantal rlrmrntrn op rand 11
houdt aan de plastische grensrek van 5%.
Er werd in 1.4.2. reeds toegelicht dat er ook nog een vierde bezwijkmode mogelijk is. namelijk bezwijkmode
1*. Dit werd geilluslreerd aan de hand van figuur 1.24. Bij deze bezw]kmode kunnen peen wrikkrachten4 tot
stand komen. worden er twee plastische scharnieren gevormd op een afstand van 0.8V2 keer de lasdikts van
het lijf van het equivalent T-stuk n bezwijken de bouten niet. De formule voor het bepalen van de rekenwaarde
van de weerstand FT.R<I van de flens van een T-stuk wordt dan
2Mplflrf
Ft 2M =
'-
Er werd in IDEA StatiCa Steel Connections een zoekproces naar bezwijkmode 1* doorlopen a.d.h.v twee
noodzakelijke criteria:
Alie mogelijke combmaties werden overwogen. Er werd gevarierd n de breedte b van het T-stuk, de dikte
van de flenzen de afstand tussen de bouten en in de sterkte en grootte van de bouten. Dit zoekproces werd
echter zonder aeschikt resultaat tot een emde gebracht Er kan wel besloten worden dat bezwijkmode 1* het
best kan bekomen worden door volgende eigenschappen:
Wanneer de elasticiteitsmodulus E van de bouten zou kunnen aangepast worden, zodat deze nog steeds
sterk maar wel meer elastisch vervormbaar zijn, bestaat de mogelijkheid dat bezwijkmode T toch gevonden
kan worden. In de huidige versie van IDEA StatiCa Steel Connections (versie 7.1.18) kan echter enkel de
elasticiteitsmodulus aangepast worden voor de gehele constructie. Dit wil zeggen dat niet alleen de bouten.
maar ook de platen elastischer/stijver zouden worden. Logischerwijze heeft dit dus geen bijdrage voor de
zoektocht naar bezwijkmode 1'. Daarenboven zijn andere opties ook mogelijk om bezwijkmode r te
modelieren. Het gaai voorai over een samenspei tussen de sterkte/stijfneid van oe bouten. en de
vervormingseigenschappen en afmetingen van de flenzen.
De volgende versie van IDEA StatiCa Steel Connections waar de mvoer van 'user de/med matenais mogelijk
zal zijn. is bijgevolg een veelbelovende optie in deze zoektocht. Verder onderzoek naar bezwijkmode 1* is
noodzakelijk.
4
Volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2 [OPMERKING 1] mag er voor liggerkolomverbindngen of lggerstuiken worden
aangenomen dal wrikkrachten tot ontwikkeling zullen komen. Deze aanname gaat gepaard met een vooronderstelling dat
het heel ongewoon is dat een T-stuk bezwijkt volgens bezwijkmode 1*. De uitkomsten in IDEA StatiCa Steel Connections
bevestigen deze vooronderstelling.
OEEl2 ONDERZOEK|1
Besluit ln deze paragraaf worden de algemene besluiten gevormd en wordt een aanzet gegeven voor
verder onderzoek.
In deze masterproef werd bestudeerd hoe het softwarepakket IDEA StatCa Steel Connections omgaat met
de regels in de norm -Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8: Algemene regels
- Ontwerp en berekening van verbindmgen (NBN EN1993-1-8: 2005). In deze norm worden stalen
erbindingen berekend met de plastische methode en staat het gebruik van het equivalent T-stuk centraal
In het eerste hoofdstuk van het onderzoek werd gezocht waar en wanneer het plastisch plooien of vloeien
optreedt. In ee'Ste instantie werd gewerkt met het criterium van Von-Mises maar een spanningscontrole heeft
in IDEA StatiCa Steel Connections niet veel nut en daarom wordt er in de plaats een plastische grensrek
opgelegd van 5%. Via een stijfheidsberekening kon het moment van plastisch plooien nauwkeurig worden
bepaald. Volgend criterium werd gevonden om te voorspellen wanneer vloeien optreedt:
Indien een piaat wordt ingekJemd. belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening wordt
onderworpen, treedt vloeien op wanneer de hoekrotatie <P gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit <P C '
Het is niet mogelijk om exact te zeggen ivaar het plastisch plooien optreedt Er is echter wel een vermoeden
dat bij dergelijke testen - met lange platen - vloeien optreedt langsheen de inklemming. meer bepaald op een
afstand van 0,8v2 keer de lasdikte van de inklemming. Na vergelijking met de norm NBN EN 1993-1 -8 wordt
er afwisselend bekomen dat de norm wel of niet de meest conservatieve berekenmgen levert.
In het tweede hoofdstuk van het onderzoek werd er voor specifieke testen, waarbij een dubbel T-stuk op trek
wordt belast. gezocht naar de verschillende bezwijkmodes. Hiervoor werd gebruik gemaakt van gelijkaardige
testen en resultaten uit de literatuur (Wald. et al. 2016). Het criterium dat gebruikt werd in deze literatuur werd
toegepast en luidt ais volgt: platen bezwijken bij een plastische rek van 5% en bouten bezwijken bij het
bereiken van hun trekweerstand Fiea.
Htermee werden de verschillende bezwijkmodes m kaart gebracht. Alie resultaten werden tevens
onderworpen aan een verificatie volgens de norm NBN EN1993-1-8 en volgens de literatuur. Hierbij kan
besloten worden dat Eurocode 3 soms minder conservatieve resultaten levert dan het softwarepakket IDEA
StatiCa Steel Connections. Dit kan echter enkel worden vastgesteld.
Tijdens het verwerken van de resultaten bleek dat de cofficint van Poisson slechts een gennge invloed heeft
op de resultaten en in de meeste gevallen kan verwaarloosd worden. Daamaast kan besloten worden dat de
mesh een grote invloed heeft op de berekening. IDEA StatiCa Steel Connections hanteert in zijn
standsardinstellmgen een mimmale en maximale meshgrootte. Indien de gebruiker een meshgrootte mstelt
buiten dit standaardbereik, kunnen de resultaten (sterk) afwijken van wat men theoretisch verwacht. Daarom
werd er voor de verschillende type-elementen een ideale meshgrootte bepaald. Deze meshgrootte levert
nauwkeurige en betrouwbare resultaten op waarbij de rekencapaciteit beperkt blijft.
In deze masterproef werd reeds een aanzet gegeven tot verder onderzoek door enkele additionele testen uit
te voeren. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe het softwarepakket de bezwijkbelasting berekent voor T-
stukken met meerdere boutrijen of boutgroepen. En of het daarbij mogelijk is alie circulaire en niet-
BESLUfT 113S
circulaire vloeipatronen van Johansen te modelleren. terwijl de theorie van Zoetemeijer met buiten
beschouwing wordt gelaten.
Met een veelbelovende meuv/e versie van IDEA StatiCa Steel Connections zal het alltcht mogelijk zijn om va
usar deinad malerials de stijfheid van de bouten aan te passen en daarmee bezwijkmode 1* te modelleren
Hiermee kan dieper worden ingegaan op het al dan niet optreden van wrikkrachten en kan de invloed hiervan
worden blootgelegd.
Daarnaast kan de invloed van een dwarsverstijver in de nabijheid van bouten worden behandeld. Ook kan er
onderzocht worden hoe het softwarepakket omgaat met complexe - minder simplistische - verbtndingen. Met
andere softwarepakketten zoals RFEM kunnen alie resultaten uit IDEA StatiCa Steel Connections nagerekend
en vergeleken worden. Kortom talloze onderdelen kunnen in een verder onderzoek worjen behandeld.
BESiurr 1137
Literatuurlijst
Asselman, S., 4 Van Der Eeken, C. (2015). Equivalent T-stuk helas! op trek: Vloeihjnentheone van
Johansen met EEM-software Gent: KULeuven Technologiecampus Gent.
IDEA RS . S. (2009-2017). IDEA Connections - Steel joints, connections Theoretical background Opgehaald
van IDEA StatiCa: https://www.ideastatica.com/downloads/
NBN Belgisch bureau voor normalisatie . (2005). Eurocode 3: Ontwerp en berekening van
staalccnstruclies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen NBN EN1993-1-1. NBN
Belgisch bureau voor normalisatie.
NBN Belgisch bureau voor normalisatie . (2005). Eurocode 3: Ontwerp en berekening van
staalccnslructies - deel 1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbmdingen NBN
EN1993-1-8 NBN Belgisch bureau voor normalisatie.
Nunez . E , & Malik, A. (2005). Ex ampie Portal trame - eaves moment connection Acces Steel.
Sari. Z . & Cab/. L. (2015-2016). Bestuderen van de plastische weerstand van stalen profielen via
spanniTgsbeelden, gegenereerd met een optimalisatie-algoritme. KULeuven thesissen .
Opgeroepen op januan 26, 2017, van KULeuven thesissen.
Van Paepegem. W. (2009-2010). Mecbanica van matenalen. Opgeroepen op november 13. 2016. van
Universiteit Gent
http://ueers ugent.be/--ivdbaere/ftp/mvm/Mechank:a_van_Materialen_theoriecursus_AJ_2009_20
10.pdf
VamJepille, D. (. (sd). Beiekeniity van vuustruulhts. Opyeioepen op jauudii 20, 2017, van Beiekeimiy van
constructies http://www.berekenmgvanconstructies.be/toc.htm#24
Wald. F.. Sabatka. L.. Bajer. M.. Bernat. J.. Godrich . L.. Holomek. J ........ VHd, M. (2016). Benchmark
cases ior advanced design ofstructural Steel connections Praag: Czech Technical University.
Wald. F.. Soko. Z.. & Jaspart. J.-P. (2008). fiase pate in bending and anchor bdts in tensioin. HERON.
Opgehaald van
http://heronjoumal nl/search.php?word=base+plate+in+bending+and+anchor+bolts+in+tension
LITERATUURUJST |
Bijlagen
BIJIAGEN | 140
M = 6,5 kNm - max = 0,15 %
Bemerk dat er bij het optreden van het plastisch moment van 7,02275 kNm een grotere rek optreedt dan de
plastische yensrek van 5 %.
BUIAGEN 1141
B Appendix B: Onderzoek T-stuk op trek
B.1.1 Model tf 10
X fe-
N = 20 kN met emax = 0,04 % r N = 40 kN met emax= 0,28 %
J
J
/
N = 60 kN met imaz = 3,79 % N = 63,66 kN met etnax = 5,00 %
BIJIAGEN | 14?
B.1.2 Modcl tf12
*_ X
N = 20 kN met e max = 0.00 % N ~ 40 kN met emax = 0.04 %
~v
%, ! :L,.
X c.
-
i- *_
% ,:c
v.
BIJlACiEN | 143
B.1.3 Modcl tf15
<
% !w
N = 80 kN met emcx = 0,29 % W = 90 kN met e max = 0,84 %
------------
"" 4
""'a 'V
BIJlACiEN | 144
B.1.4 Modcl tf20
IS3Hn> * J,
"""''i-
c.
BIJIAGEN | '45
B.1.5 Modcl tf25
"Hfc
N = 100 kN met . max - 0.00 % N = 200 kN met emax = 0,31 %
'f~ c.
lili
i*
mmmt A
'*1
:, t- t:
. a1i 111
r
BUIAGN|146
B.1.6 Modcl tf30
XC-
'v c.
Xc
" i
\ c. \ * r.
BUIAGEN 1147
B.1.7 Modcl tf35
'"It c.
mm Jmmm
"%r
UMm kmm
T.
'* tZ
'"M-
V ; ^ _______________________________________ -r. : -
r^. 1k V_.
'Vt \ r
BIJIAGEN | 14S
B.1.8 Modcl tf40
C
V t.
" A,- X ti ........................
,V = 375 kN met e max = 2.86 % JV = 400 *V met rma, = 4.20 %
-r;:: . VJl f
plr -
'*% i . :
BIJIAGEN | 149
B.1.9 Modcl tf45
' i - i .
-----
* , a , a - A -
nr >
a
- n r
- z
K
>
*
1 1
1
1
.. wm*
A. *% i . .
BIJlACiEN | 150
B.1.10 Modcl tf50
"
Wwr *
A-
"'""'A "~A
"V ! *''m~**~
BUIAGEN 1151
B.2 Parameter: grootte van de bouten
\t
N = 100 kN met tmax = 0,00 % N = 125 kN met max = 0,04 %
'% _ t : \'C
N = 150 kN met max = 0,70 % N = 175 kN metmax = 2,U%
'V c. He t.
ataa
irr.
BIJIAGEN | 15?
B.2.2. Modcl M20 8.8
V
N = 100 kN met emax = 0,00 % A/ = lSOfcAf met = 0.04 %
" 1* r .
"V ............................. *"* tomm
f <c
imm ''%J C
V = 203 kN met emax = 1.43 % W = 225 kN met einax = 3,25 %
'C.
^ c. JU.
BUIAGEN 1153
B.2.3. Modcl M24 8.8
>
" kmm
Wi
lilil**
i i i i *
\
i
N = 175 kN mete max 0,11 % W = 200 kN met emax = 0,31 %
% t:
n- > k .......................................................
>
f;--
MH
N = 250 kN met emax = 11.30 % N = 275 *V met = 22,65 %
BUIAGEN 1154
B.2.4. Modcl M27 8.8
'*% Ir"'
* ittmm
/*
. i III i i i
^4- *
i i i i i
X
i*
t
i
t,....
BUIAGN|1S6
B.3.2. Modcl M24 5.8
:N 1157
B.3.3. Modcl M24 6.8
'LJ iv
iV = 100 kN met e max = 0,00 %
^ ir. "' I. t
N = 150 kN met emax = 0,04 %
<c
mmm
BUIAGEN 1158
B.3.4. Modcl M24 10.9
%tr.
^_ <C
^ c.
r
mmm "V t.
BIJIAGEN | 159
B.4 Parameter: afstand tussen de bouten
4.1. Model w110
X bm
X i
X
N = 100 kN met emox = 0,00 % Af = 150 kN met emax = 0,04 %
ka
X c.
\t "ife
N = 200 kN met emax = 0,22 % W = 225 *iV met emax = 0,48 %
X
N = 250 kN met emax = 2,84 %
II-
Xu
W = 259,05 kN met tina* = 5,00 %
IB a.
BULASEN 1160
B.4.2. Modcl w150
z _______________________ -
t, -
N = 125 kN met emax = 0,08 % N = ISO kN met timu = 0,32 %
V tr.
W = 175 kN met emax = 2,38 %
\c
JV = 182.07 kN met emux = 5,00 %
i tmm
J
BIJIAGEN | 1161
B.4.3. Modcl w200
X. v I 'Is _ ,:
c.
T.
H V
-- "
" .
%
~V
* * itijf
% r: .
BIJlAGEN | '6?
B.4.4. Modcl w240
% rfc. *
"V t.
V C-
BIJIAGEN | '63
B.5 Parameter: breedte T-stuk
X t: X
B.5.1. Model b100
taKOB
N = 150 kN met emax = 0,04 %
c. v
N = 100 kN met emax = 0,00 %
'-t~
c:
km.
N = 225 kN met max = 0,42 %
\ = 200 kN met emax = 0,22 %
X c vi'
\ = 250 kN met emax = 0,80 %
kmm
N = 279,94 kN met imax = 5.00 % N = 300 kN met emax = 12,24 %
BUIAGEN 1164
B.5.2. Modcl b250
-y^
'km. hmm
%c i.
'( t i
km
%' %:-
BIJLAGEN | 166
B.5.3. Modcl b300
|
N = 100 kN met emax = 0,00 % /V = 200 /ciV met eIIULr = 0,04 %
j-
. . . .
jf
V = 400 kN met emax = 0,78 % W - 450 iV met smax = 1,65 %
Ir
^ ' i.
IN|167
O ^ I I 1 t 1 1 J - II | ||
i j S j i
i^i
\ :|
# - #( ' ' O o f
pg l il il 1 1 1 1 ' ' I I I I - I I
g i 8
J 1 *? 1 J
| fe 1
\ I \ | ^f l k 1 wi k i
1 . :l jBlBifsJKgigSrK
o ...............................................................................................................................iv
. - . o
O
B.5.4. Modcl b400
*>
Extended
abstract
cu
(2)
FT.ZM *Mpl:.'.ltrf + nl<EftJt.f (3) Nevertheless this criterion isn't applicable when the pate is
wt4n loaded by a transverse lorce. Consequcntly ts impossiblc to
prediet where yiclding occurs.
FTX*<t - na (4>
In cases where no prying forces develop, modc of failure 3 D Equivalen/ T-stub in tensin
(see befte) or niode of failune I*. considering yiclding of tanges s Table 2 shows the applied criterion to determine the ditTcrcnt
thc dcterniining factor, could takc place. In this case, thc design collapsc mcchanisms.
tensin resistance FTM of a T-stub flange should be taken as the
smallest valu obtained from formulas (4) and (5). Table 2 : Coodition of collapsc nveehanisms
Modc 1 Flangcs reachine limited plstic strain 5%
rr.\-7M ~ Modc 1 No resid
Modc 2 Significan! plstic strain of thc llangcs Bolts
To all T-stubs with diverse dimensions. the design tensin
(5) rcachinc design tensile strcngth
resistance FTJU is compared lo the failure
load, obtained by applyng the proposed criterion in IDEA StatiCa Modc 3 Bolts rcachine design tensile strcngth
Steel Connections. The failure loads obtained with IDEA StatiCa Steel
By means of th: rcsults, additional tests are cxccutcd stich as Connections are being compared to the design tensin rcsistanccs
computing the size of the prying forces. Furthermore therc ii calculatcd according to Eurocodc 3. On most modcls a straight
calculatcd if prying forces may occur for thc spccic T-stibs. yicld lint is defined as thc shortest efl'ective length of the T-stub for
both methods of calculation. Occasionally a dilTcrcnt collapsc
Subscquently thc modc of failure I * is being examined. In mcchanism is obtained for certain T-stubs Funhermore it appears
order to accomplish this. thc bolts have to be strong while they that Eurocode 3 doesn't always provide the most conservativo
allow a sjfficient elastic deformation. rcsults.
Mcanwhilc, modc of failure I* couldn't be modcllcd since
The influcnce of thc ntesh as wcll as thc influcnce of the fracture of tlte bolts occurs or yielding of the tanges appears with
coefYicent of Poisson ate analysed in all calculations. dcvclopmcnt of pry ing forces.