You are on page 1of 202

1

-----------------------------------
KU LEUVEN
FACULTEIT INDUSTRIELE INGENIEURSWETENSCHAPPEN

Detailstudie van rekensoftware


voor stalen verbindingen

Banie SARRAZIJN
Marlies WAEYAERT

Promotor: Prof. Ir. S. Pillaert Masterproef ingediend tot het behalen van de
graad van master of Science in de industnle
wetenschappen: Bouwkunde

Academiejaar 2016-2017
KU LEUVEN
FACULTEIT INDUSTRIELE
INGENIEURSWETENSCHAPPEN

Detailstudie van rekensoftware


voor stalen verbindingen

Banie SARRAZIJN
Marlies WAEYAERT

Promotor: Prof. Ir. S. Pillaert Masterproef ingediend tot het behalen van de
graad van master of Science in de industrile
wetenschappen: Bouwkunde

Academiejaar 2016-2017
Copyright KU leuven
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowet de promotor(en) ais de auteur(s) is overnemen. kopren.
gebruiken of realseren van deze uitgave of gedeeiten ervan verboden. Voor aanvragen i.v.m. het overnemen ern'of
gebruik en/of realisatie van gedeeiten uit deze publicatie, kan u zich richten tot KU Leuven Technoogiecampus Geni,
Gebroedeis De Smetstraat 1 B-9000 Gent. >32 92 65 86 10 of via e-mail iiw.gent@kuleuven.be.

Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor(en) is eveneens vereist voor het aanwenden van de in deze
masterproef beschreven (orignele) methoden. producten, schakdmgen en programma s voor mdustrieei o coramercieel
nut en voor de inzendmg van deze publicatie ter deelname aan wetenschappelijke prijzen o wcdstrijden
Voorwoord

ln deze masteroroef met titel Detailstudie van rekensoftware voor stalen verbmdmgen' wordt nagegaan
hoe het CBFEM pakket - Component Based Finite Element Method - IDEA StatiCa Steel Conneclions
versie 7,1.18 omgaat met de regels in Eurocode 3 Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel
1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen (NBN EN1993-1-8: 2005).

Deze masterproef is geschreven in het kader van de opleiding industrele wetenschappen bouwkunde en
draagt bij tot het behalen van de graad van master o Science in de industrele wetenschappen.
Bouwkunde. Van november 2016 tot en met mei 2017 zijn WIJ onophoudelijk bezig geweest met het
onderzoeken en uitwerken van het vermelde onderwerp.

In dit voorwoor j willen we van de gelegenheid gebrutk maken om een aantal mensen te bedanken die
een grote steun en toeverlaat vormden in het realiseren van deze masterproef.

In eerste instantie dienen we onze promotor, prof. ir. S, Pillaert. te bedanken Naast het feit dat hij de basis
legde voor deze masterproef. was hij ook ten alien tijde beschikbaar voor het beantwoorden van vragen
en om ons bij te sturen in het onderzoek waar nodig. Samen met zijn inzicht en feedback is deze
masterproef tol een goed einde gebracht.

Via deze weg villen we ook de mensen van IDEA bedanken, in het bijzonder de heer Jo Gijbets. om ons
bij te stan in dit onderzoek. steeds bereid te zijn onze vragen te beantwoorden en ons de mogelijkheid
tegeven het softwarepakket te gebruiken

Daarnaast moeten wij ook onze naasten, ouders. familie en vnenden, bedanken. Zonder hen was het
onmogehjk dit diploma te behalen. Zij verdienen onze grootste dank, niet alleen om ons te steunen tijdens
het schrijven van deze masterproef. maar ook gedurende onze volledige studententijd.

Ten slotte wensen we u. lezer van deze masterproef, veel leesplezier.

Banie Sarrazijr en Marlies Waeyaert


Gent. 11 mei 2317
Inhoud

Abstract ....... .......................... ..... ................. .... ............... .... .................. ... ...................... ..... ................ 5
Lijst van figuren ....................................................................................................................... .... ................. 6
Lijst van tabelen ................ .... ....................... .. .................. ..... ................ .... ............... .... ...................... 10
Lijst van grafeken .......................................... ..... ............... .... ................. ... ............................................ 12
Lijst van veel gebruikte afkortingen en symbolen .......................................................................................... 13
I nle id ing ..................... .... ....................... .... ................ . ..................... ..... .................... .. ................... .. 16
Dcel 1: Literatuurstudie .......... ........................................................................... ... ................ . ................... ..17
1 Theoret sche achtergrond ............................................................................................................. 17
1.1 Staaleigenschappen ................................................................................................................... 17
1.1.1 Spanning-rekdiagram .................................................................................................... 17
1.1.2 Vloeien of plastisch plooien .......................................................................................... 19
1.1.3 Elastisch en plastisch moment toegepast op een smalle rechthoekige doorsnede .....20
1.1.4 Vloeispanning fy ............................................................................................................ 21
1.1.5 Vloeicritena ................................................................................................................... 22
1.1.6 Plastische grensrek ...................................................................................................... 23
12 In/loed cofficint van Poisson en principa vanSaml-Venanl ............................................... 24
1.2.1 Cofficint van Poisson ................................................................................................ 24
1.2.2 Principe van Saint-Venant ............................................................................................ 25
1.3 Verband moment - rotatie in een verbinding ............................................................................. 25
1.3.1 Classificatie van een verbinding ................................................................................... 26
1.4 Eauivalent T-stuk ....................................................................................................................... 27
1.4.1 Wrikkrachten ................................................................................................................. 27
1.4.2 Rekenwaarde van de weerstand van een flens van een T-stuk ........... ......... 30
1.4.3 Effectieve lengte van het T-stuk ................................................................................... 31
1.5 Bouten ........................................................................................................................................ 35
2 Kenniamoking met de berekeningssoftware ....................................................................................... 3C
2.1 Theoretische achtergrond van het softwarepakket IDEA StatiCa Steel Connections .............. 36
2.1.1 Info over het gebruikte model van IDEA StatiCa Steel Connections ........................... 36
2.1.2 Belangrijke aannames .................................................................................................. 37
2.1.3 Model en mesh ............................................................................................................. 41
2.1.4 Verband moment-rotatie ............................................................................................... 42
Deel 2: Onderzoek ............ ...... .................... .. .................. . ..................... ... ...................... ... .................. 43
3 Plastisch moment .............................................................................................................................. 44
3.1 Voorafgaand ............................................................................................................................. 44
3.1.1 IDEA StatiCa Steel CSS - doorsnedeberekening ........................................................ 44
3.1.2 IDEA StatiCa Steel Beam ............................................................................................. 47
3.2 Toehchting bij de testen met IDEA StatiCa Steel Connections ................................................ 49
3.3 Spanning- en rekberekening ..................................................................................................... 51
3.3.1 Resultaten .................................................................................................................... 52
3.3.2 Invloed meshgrootte op de grootte van de equivalente spanningen ........................... 57
3.3.3 Concluse ...................................................................................................................... 58
3.4 St<jfheidsberekening ................................................................................................................. 59
3.4.1 Resultaten ..................................................................................................................... 60

INHOUD | 3
3.4.2 Invloed coefficient van Poisson .....................................................................................65
3.4.3 Invloed meshgrootte ......................................................................................................67
3.4.4 Invloed dikte/shjfheid van de buis waaraan de platen gelast zijn ............................... 72
3.5 Piafen belast mel een dwarse kracht ........................................................................................ 73
3 6 Condusie ....................................................................................................................................76
4 T-stuk op trek ......... .... ..................... .... ............... .. ................................................ .................... 77
4.1 Toelichting bij de testen .............................................................................................................77
4.1.1 Bezwijkmode 1 ............................................................................................................81
4.1.2 Bezwijkmode 2 ..............................................................................................................85
4.1.3 Bezwijkmode 3 ............................................................................................................97
4.2 Resultaten van alie modellen .......................................................................................... 101
4.2.1 Vergelijking tussen de resultaten ................................................................................. 101
4.2.2 Samenvatting van de bezwijkmodes ........................................................................... 103
4.2.3 .......................................................................................................................................... Studie naar
de parameters .......................................................................................................................... 109
4.2.4 Invloed coffictnt van Poisson................................................................................... 114
4 2.5 Invloed van de mesh ...................................................................................................115
4.2.6 Wrikkrachten................................................................................................................119
4 3 Additionele testen .................................................................................................................. 124
4.3.1 Rechte vloeilijnen? .......................................................................................................124
4.3.2 Verschillen in manuele berekenmgen .........................................................................127
4.3.3 Plastische rek ..............................................................................................................130
4.3.4 Bezwijkmode 1 * ..........................................................................................................135
Besluit ......... ................................................................................................... - ..................... .. ..................... 136
Lteratuurlijst ....................... .......................................................................................................................... 138

A Append x A: Onderzock plastisch moment ....................................................................................... 140


A. 1 Stjfheidsberekening plaat L: ontwikkeling m moment- rotatiediagram ............ 140
A. 2 Stjfheidsberekening plaat P: ontwikkeling in moment- rotatiediagram 141
B Append x B: Onderzoek T-stuk op trek..................................................................... ...... ................ 142
B. 1 Parameter dikte van de fiemen ...............................................................................................142
B. 2 Parameter: grootte van de bouten ...........................................................................................152
B. 3 Parameter: materiaal van de bouten .......................................................................................156
B.4 Parameter: afstand tussen de bouten ......................................................................................160
B.5 Parameter breedte T-stuk 164
Extended abstract ......................................... ... ............................................ .... ......................................... 168

INHOUD | A
Abstract

Bij het dimenjoneren van de getrokken zijde van geboute lgger- kolomverbind ingen wordt gebruk gemaakt
van de plastische methode. Daarnaast staat het gebruik van een equivalent T-stuk centraal, waarvoor
verschillende bezwijkmechanismen mogelijk zijn Deze tems worden bestudeerd met het CBFEM pakkel
IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18.

Er wordt een bezwijkcriterium bepaald om te voorspellen waar en wanneer vloeien optreedt door een dunne
mgeklemde plaat op buigmg te betasten. Daarnaast wordt het bezwijkgedrag van een equivalent T-stuk
onderzocht, waarbij de effectieve lengten van de vloeilijnen van Johansen een belangrijke rol spelen Hiervoor
worden dubbele T-stukken op trek belast Er wordt een specifieke aandacht gegeven aan de al dan niet
optredende wrikkrachten. In alie berekeningen wordt zowel de invloed van de mesh ais de invloed van de
coefficient van Poisson onderzocht.

Alie gevonden resultaten worden onderworpen aan een verificatie volgens Eurocode 3: NBN EN1993-1-
8:2005. Hiermee wordt onderzocht of het softwarepakket de verbindingen op een voldoende veilige en
betrouwbare manier berekent.

A0STRACTI5
Lijst van figuren

Figuur 1.1 - Conventioneel en waar spanning- rekdiagram voor staal (Van Paepegem. 2009-2010)...................................... 17

Figuur 1.2 - Vereenvoudigd Nlneair spanning- rekdiagram ..................................................................................................... 19

Figuur 1.3 - Overgang elastisch naar plastch spannmgsbeeld (Vandepitte. sd) .................................................................... 19

Figuur 1.4 - Vornfactoren verschillende doorsnedes ............................................................................................................... 20

Figuur 1.5 - Smalle rechlhoekige dwarsdoorsnede .................................................................................................................. 21

Figuur 1.6 - Matenaalgedrag n functie van koolstofgehalle .................................................................................................... 22

Figuur 1.7 Absolute maximale schuifspannmg ...................................................................................................................... 22

Figuur 1.8 - Critrium van Tresca ........................................................................................................................................ 23

Figuur 1.9 - Criterium van Voo-Mises ...................................................................................................................................... 23

Figuur 1.10 - Cofficint van Poisson ...................................................................................................................................... 24

Figuur 1.11 - Latsrale en longitudinale verlenging ................................................................................................................... 24

Figuur 1.12 Principe van Saint-Venanl .................................................................................................................................. 25

Figuur 1.13 - Vetband moment - rotatie in een verbinding ....................................................................................................... 25

Figuur 1.14 - Classificatiogrcnzen voor verbindingen .............................................................................................................. 26

Figuur 1.15 - Oosprong equivalent T-stuk (Wald. Sokol. & Jaspart, 2008) .............................................................................. 27

Figuur 1.16 - T-stuk verbinding (dubbel) (Zoetemeijer. 1974).................................................................................................. 27

Figuur 1.17 - Veivomung/buiging van de flens van hel T-stuk (Zoetemeijer, 1974) .................................................... 27

Figuur 1.18 Krgchtenverdeling tn hel T-stuk (Zoetemei)er. 1974) ........................................................................................ 27


Figuur 1.19 - Veionderstetling van de optrcdende krachten en vervormmgen in het T-stuk (Wald. Sokol. & Jaspart. 2008) . 28
Figuur 1.20 - Tocpassing baklheoric op het T-stuk ................................................................................................................. 28

Figuur 1.21 - Dimensies T-stuk <Wald. Sokol. & Jaspart. 2008) ............................................................................................ 29

Hguur 1.22 - Urens van optredenoe wrikkrachten twaw. Sokol, & Jaspart, 2U08) ................................................................. 29

Figuur 1.23 - Bezwijkmodes T-stuk met wrikkrachten (Wald, Sokol. & Jaspart. 2008) ........................................................... 30

Figuur 1.24 - Bewijkmode 1* (Wald, Sokol, & Jaspart 2008) ................................................................................................... 31

Figuur 1.25 - Rekenwaarde van de weerstand van het T-stuk (Wald. Sokol. & Jaspart. 2008) .................................. 31

Figuur 1.26 - Voim van de vloeifijnen van Johansen .............................................................................................................. 31

Figuur 1.27 - Berwijkmechanisme 1 (Zoetemeijer. 1974) ....................................................................................................... 33

Figuur 1.28 - Be^wijkmechanisme 1 (Zoetemeijer. 1974) ........................................................................................................ 33

Figuur 1.29 - Bewjkmechanisme 2 (Zoetemeijer. 1974) .......................................................................................................... 34

Figuur 1.30 - Bewijkmechanisme 2 (Zoetemeijer. 1974)......................................................................................................... 34

Figuur 2.1 - Stanvenster IDEA StatiCa .................................................................................................................................... 36

Figuur 2.2 - Coirponentenmethode CM ................................................................................................................................... 37

Figuur 2.3 - CBFEM-methode.................................................................................................................................................. 37

Figuur 2.4 - Theoretisch en werkelijk snijpunt van de constructie-elementen .......................................................................... 38

Figuur 2.5 - Snedekrachten ..................................................................................................................................................... 38

IUSTVAN FIGUREN! 6
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoopevenwicht 39

Figuur 2.7 - Gea/anceerd 39

40

41

41

41

45

.45

45

45

45

.46

.47

.49

50

.51

.51

.52

.57

.57

59

59

.61

.63

.67

.70

.74

.74

.75

.78

.78

.78

79

.81

.82

.82

.83

83

.85

knoopevenwicht ...............................................................................................................................

Figuur 2.8 - Spanning- rekdiagram ..................................................................................................


IUSTVAN FIGURENI7
Figuur 2.9 - Piale element mel 4 knopen .........................................................................................

Figuur 2.10 - Invoed piale elementen op de grafische resuttaten ....................................................

Fguur 2.11 - Relatie tussen moment en retalie ...............................................................................

Figuur 3.1 - Vezds voor spanningsberekening.................................................................................

Figuur 3.2 - Vezels voor spanningsberekening .............................................. ..... .................. .... ...
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoopevenwicht 39

Figuur 3.3 Spannmgsverloop over de doorsnede: ototaal .............................................................

Figuur 3.4 - Spanningsverloop over de doorsnede: Ttotaal ............................................................

Figuur 3.5 Spannmgsverloop over de doorsnede: oVM ................................................................

Figuur 3.6 - Waarden van de spanningsberekening over de hoogte van de doorsnede ..................

Figuur 3.7 - Doorbuiging .............................................................................................. ...................

Figuur 3.8 - Conatructie: plaat belast op buiging .............................................................................

Figuur 3.9 - Doorsneden pialen L en P ............................................................................................

Figuur 3.10 Spanning- rekdiagram ................................................................................................

Figuur 3.11 - Men voor mogelijke controles in IDEA StatiCa Conneclions ....................................

Figuur 3.12 - Nenstellingen sterkleberekening...............................................................................

Figuur 3.13 - Neinstelling 1 elementen over de breedte br ............................................ ..... ..........

Figuur 3.14 - Netinstelling 8 elementen over de breedte br .............................................................

Figuur 3.15 - Eigsnschappen stijfheidsberekening IDEA StatiCa Steel Conneclions.......................

Figuur 3.16 - Neinstellingen pialen stijfheidsberekening .................. ...............................................

Figuur 3.17 - Plasbsch moment IDEA StatiCa Steel Conneclions plaat L .......................................

Figuur 3.18 - Plastisch moment IDEA StatiCa Steel Conneclions plaat P .......................................

Figuur 3.19 - Nenstellingen voor onderzoek naar meshgrootte plaat P .........................................

Figuur 3.20 - Slandaardmstellingen mesh .......................................................................................

Figuur 3.21 Betosling op plaal L: stijfheidsberekemng mel dwarskrachl........................................

Figuur 3.22 - Foutmelding stijfheidsberekening mel dwarse kracht .................................................

Figuur 3.23 - PlaBts van vfoeien bij belasting met een dwarskrachl. plaat L ...................................

Figuur 4.1 - Afmetingen T-stuk ........................................................................................................

Figuur 4.2 - Netinstelhngen testen T-stuk ........................................................................................

Figuur 4.3 - Eigenschappen stijfheidsberekening T-stuk in IDEA StatiCa Steel Connectmns

Figuur 4.4 - Eigenschappen bou ten in IDEA StatiCa Steel Conneclions ........................................

Figuur 4.5 - Manjele berekeningen model tf15.................................................................................

Figuur 4.6 - Model tf 15 ................................ .... ..............................................................................

Figuur 4.7 - Model tf15: rekcontrole en plastische rek .....................................................................

Figuur 4.8 - Vervormde constructie model tf 15 ...............................................................................

Figuur 4.9 Model tf15: eigenschappen berekenlng ........... ...........................................................

Figuur 4.10 - Manudc berekeningen model 1140 ............................................................................

IUSTVAN FIGURENI7
Figuur 4.11 - Motel tf40 86

Figuur 4.12 - Motel tf40: rekcontrote en plastische rek .....................................................................................................86

Figuur 4.13 - Veivormde constructie model tf40................................................................................................................87

Figuur 4.14 . Motel tf40 eigenschappen berekening ............................................................................................................... 87

Figuur4.15 - Maiuele berekeningen model M16 8.8 ............................................................................................................... 89

Figuur 4.16 - Motel M16 8.8......................................................................................................................................................90

Figuur 4.17 - Motel M16 8.8: rekcontrote en plastische rek ......................................................................................................90

Figuur 4.18 - Veivormde constructie model M16 8.8 .............................................................................................................. 91

Figuur 4.19- Motel M16 8.8: eigenschappen berekening ........................................................................................................ 91

Figuur 4.20 - Maiuele berekenmgen model b4O0 ........... ..... ................................................................................................ 93

Figuur 4.21 - Motel b400......................................................................................................................................................... 94

Figuur 4.22 - Motel b400: rekcontrole en plastische rek ......................................................................................................... 94

Figuur 4.23 - Vervormde constructie model b400 ................................................................................................................... 95

Figuur 4.24 - Motel b400 eigenschappen berekening ...............................................................................................................95

Figuur 4.25 Maiuele berekenmgen model tf50 .......................................................................................................................97

Figuur 4.26 - Motel t(50 ............................................................................................................................................................98

Figuur 4.27 - Motel tf50: rekcontrote en plastische rek .............................................................................................................98

Figuur 4.28 - Vervormde constructie model tf50 .......................................................................................................................99

Figuur 4.29 - Motel tfSO eigenschappen berekening ...............................................................................................................99

Figuur 4.30 - VoorbeeW bezwijkmode 1: kenmerken .....................................................................................................104

Figuur 4.31 - Voorbcetd bezwijkmode 1 vtoeien op vterplaatsen ...................................................................................104

Figuur 4.32 - Veivormde constructie bezwijkmode 1 .............................................................................................................. 104

Figuur 4.33 - VoorbeekJ bezwijkmode 2: kenmerken .....................................................................................................105

Figuur 4.34 - Voorbeetd bezwijkmode 2: vtoeien op tweeplaatsen ................................................................................106

Figuur 4.35 - Vervormde constructie bezwijkmode 2 ..............................................................................................................106

Figuur 4.36 - Voorbeetd bezwijkmode 3: kenmerken. ...........................................................................................................107

Figuur 4.37 - Veivormde constructie bezwijkmode 3 ..............................................................................................................107

Figuur 4.38 - Invoed Poisson: rechte vloeilijn .........................................................................................................................114

Figuur 4.39 - Invoed Poisson: drkelvormige vloeilijn ...............................................................................................................114

Figuur 4.40 - ideale meshgrootte 16 elementen over de halve hoogte van de flenzen van het T-stuk ........................115

Figuur 4.41 - Varlabele parameter bij testen meshgrootte ......................................................................................................115

Figuur 4.42 - lllustratie van de parameter atstand tussen de bouten ......................................................................................120

Figuur 4.43 - Afmetingen hechtlengte bout .............................................................................................................................121

Figuur 4.44 - Motel tf 10 met getransformeerde ankerboulverbinding ....................................................................................122

Figuur 4.45 - Motel tf50 met getransformeerde ankerboulverbinding .....................................................................................122

Figuur 4.46 - Behvijkmechanisme 2 (Zoetemeijer, 1974) (cf. bezwijkmode 1 volgens NBN EN1993-1-8) ......................124

Figuur 4.47 - Bewnjkmechanisme 1 (Zoetemeijer. 1974) (cf. bezwijkmode 2 volgens NBN EN1993-1-8) ......................125

Figuur 4.48 - Geametrie vloctlijn Zoetcmeijer .........................................................................................................................125

Figuur 4.49 - Krschtenverdeling T-stuk: bezwijkmode 1 volgens methode2 (NBN EN1993-1-8 tabal 6.2) .............................128

IUSTVAN FIGURENI 8
Figuur 4.50 - Invced piale elementen op de grafische resultaten .......................................................................................... 130
Figuur4.51 - Constructie voor testen pl3stische rek .............................................................................................................. 130

IU$T VAN FIGUREN! 9


Lijst van tabellen

Tabel 1.1 - Bepaiing vtoeispanning .......................................................................................................................................... 21

Tabel 1.2 - Type vorbindmgsmodel (NBN EN1993-1-8 tabel 5.1) ............................................................................................ 26

Tabel 1.3 - Rekenwaarde van de weerstand Ft.a van een flens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8 tabel 6.2) ..................... 30

Tabel 1.4 - Effecieve lengten voor een niet- verstyfde kolomflens (NBN EN1993-1-8 tabel 6.4) ............................................ 32

Tabel 1.5 - Nomhale waarden van de vloeigrens fyb en treksterkte fub voor bouten (NBN EN1993-1-8 tabel 3.1)... 35

Tabel 3,1 - Afmelingen pialen L en P ....................................................................................................................................... 44

Tabel 3.2 - Afmetmgen (*) pialen P en L ................................................................................................................................ 49

Tabel 3.3 - Eigenschappen platen L en P ................................................................................................................................ 50

Tabel 3.4 - Resiitaten sterkteberekening plaat L ...................................................................................................................... 52

Tabel 3.5 - Resiitaten sterkteberekening plaat P ...................................................................................................................... 53

Tabel 3.6 - Vergelijkmg sterkteberekening plaat L manoeel v$. software ................................................................................ 54

Tabel 3.7 - Vergelijkmg sterkteberekening plaat P manueel v$. software .............. ................................................................. 54

Tabel 3.8 - Invloed mesbgrootte op equivalente spanning ....................................................................................................... 58

Tabel 3.9 - Verklaring van de eigenschappen in een stijfheidsberekening IDEA StatiCa Steel Connections ........................... 59

Tabel 3.10 - Resultaten stijfheidsberekening plaat L met Poisson = 0.3 .................................................................................. 60

Tabel 3.11 - Resultaten stijtheidsberekening plaat L met Poisson = 0 ..................................................................................... 61

Tabel 3.12 - Resultaten sti|fheldsberekenlng plaat P met Poisson = 0.3.................................................................................. 62

Tabel 3.13 - Resultaten stijfheidsberekening plaat P met Poisson = 0 .................................................................................... 62

Tabel 3.14 - Procentuele afwijking plastisch moment plaat L en P .......................................................................................... 63

Tabel 3.15 - Procentuele ahvijkingen stijfheidsberekeningen cofficient van Poisson plaat P ................................................. 65

Tabel 3.16 - Procentuele ahvijkingen stijfheidsberekening coefficint van Porsson voor plaat L ............................................. 66

Tabel 3.17 - Invloed meshgrootte op het plastisch moment (Poisson 0) ............................................................................... 67

Tabel 3.18 - Invloed meshgrootte op het plastisch moment (Poisson = 0.3) ............................................................................ 68

Tabel 3.19 - Invloed mesh plaat P voor stjfheidsberekenwg bij plastisch moment .................................................................. 69

Tabel 3.20 - Resultaten stijfheidsberekening invloed buis SHS550/550/25 ............................................................................ 72

Tabel 3.21 - Resultaten stijfheidsberekening invloed buis SHS550/550/40 ............................................................................ 72

Tabel 3.22 - Vergelijking stijfheidsberekening: invloed dikte buis ............................................................................................. 73

Tabel 3.23 - Eigenschappen plaat L ......................................................................................................................................... 73

Tabel 4.1 - Overiicht van de geteste T-stukken ........................................................................................................................ 77

Tabel 4.2 - Verklaring eigenschappen ...................................................................................................................................... 79

Tabel 4.3 - Resiitaten stijfheidsberekening model tf 15 ............................................................................................................ 82

Tabel 4.4 - Resiitaten stijfheidsberekening model tf40 ........................................................................................................ .....86

Tabel 4.5 - Resiitaten stijfheKfsberekenmg model M16 8.8 ..................................................................................................... 90

Tabel 4.6 - Resiitaten stijfhetdsbcrekcmng model b400 ........................................................................................................... 94

Tabel 4.7 - Resiitaten stijfheidsberekening model tf50 ............................................................................................................. 98

Tabel 4.8 - Resiitaten T-stukken ............................................................................................................................................ 101

LWST VAN TABCLLEN | 10


Tabel 4.9 - Vergelijking resultaten "Benchmark cases" (Wald. et al.. 2016) t.o.v. de resultaten bekomen n IDEA... 102

Tabel 4.10 - Saraenvatting van de bezwijkmodes .................................................................................................................. 103

Tabel 4.11 - Details berekening parameter breedle van het T-stuk............................................................. 113
Tabel 4.12 Invioed meshgrootte op bezwijkkrachten (Pcxsson " 0.3) ....................................................... 115
Tabel 4.13 - Invioed meshgrootte op bezwijkkrachten (Poisson = 0) .................................................................................... 116

Tabel 4.14 - Santenvatting resultaten: invioed meshgrootte op bezwijkkrachten ................................................................... 118

Tabel 4.15 - Verschilgrenzen invioed meshgrootte op bezwijkkrachten ................................................................................ 118

Tabel 4.16 - Wrikkrachten .................................................................................................... .... .................. 119


Tabel 4.17 - Afmetingen bout M24 ............................................................................................................... 121
Tabel 4.18 - Etfecbeve lengten van de vloetlijnen volgens de theorie van Zoetemerjer - van alie modellen
126
Tabel 4.19 - Vergelijking resultaten Benchmark cases (Wald. et al.. 2016) t.o.v. de resultaten bekomen n IDEA. 127

Tabel 4.20 - Rekenwaarde van de weerstand Fiad van een flens van een T-stuk (NBN EN1993-1-8 tabel 6.2) ................... 128

Tabel 4.21 - Afmetingen bouten. moeren en sluitringen .............................................................................. 128


Tabel 4.22 - Resultaten manuele berekeningen volgens methode 2 (NBN EN 1993-1-8 tabel 6.2) .......... 129
Tabel 4.23 Mocel tH5: onderzoek naar plastische rek .............................................................................. 131
Tabel 4.24 - Mocel tf15: invioed meshgrootte op de plastische rek boj eenzelfde plastisch moment ..................................... 133

U.T5T VAN TABELLEN | 11


Lijst van grafieken

Grafiek 3.1 - Verband moment-spartning bij doorsnedeberekening over de hoogte ................................................................ 46

Graftek 3.2 - Verband moment-doorbuging ............................................................................................................................ 48

Grafiek 3.3 - Moment- spanningsdiagram plaat L .................................................................................................................... 55

Grafiek 3.4 - Moment- spanningsdiagram plaat P.................................................................................................................... 55

Grafiek 3.5 - Spsnning- rekdiagram plaat L ............................................................................................................................. 56

Grafiek 3.6 - Spsnning- rekdiagram plaat P .......................................................................................................................... 56

Grafiek 3.7 - Moment- rotaUediagram plaat L.......................................................................................................................... 64

Grafiek 3.8 - Moment- rotafiediagram plaat P .......................................................................................................................... 64

Grafiek 3.9 - Invbed mesbgrootte op plastisch moment ........................................................................................................... 70

Grafiek 3.10 - Invloed mesh plaat P voor stijfheidsberekening bij plastisch moment: grootte van de elementen ............. 71

Grafiek 3.11 - Invloed mesh plaat P voor stijfheidsberekening bij plastisch moment: aantal elementen op rand .................... 71

Grafiek 3.12 - Dwarskracht- spanningsdiagram plaat L ......................................................................................................... 75

Grafiek 4.1 - Moda) tf15: krachl i.f.v. langsvervorming ............................................................................................................. 84

Grafiek 4.2 - Model tf40: kracht i.f.v. langsvervorming ............................................................................................................. 88

Grafiek 4.3 - Model M16 8.8: kracht i.f.v. langsvervorming .................................................... ; .............................................. 92

Grafiek 4.4 - Model b400. kracht i.f.v. langsvervorming ......................................................................................................... 96

Grafiek 4.5 - Model tfSO: kracht i.f.v. langsvervorming .......................................................................................................... 100

Grafiek 4.6 - Voorbeeld bezwijkmode 1: kracht I.f.v. langsvervorming ...................................................................................105

Grafiek 4.7 - Voorbeeld bezvnjkmode 2: krachl i.f.v. langsvervorming ...................................................................................107

Grafiek 4.8 - Voorbeeld bezwijkmode 3: kracht i.f.v. langsvervorming .................... .... ..........................................................108

Grafiek 4.9 - Parameter: dikte van de flenzen........................................................................................................................ 109

Grafiek 4.10 - Theoretische verwachting parameter dikte van de flenzen ............................................................................. 109

Grafiek 4.11 - Psrameter: grootte van de bouten .................................................................................................................. 110

Grafiek 4,12 - Tleoretische verwachting parameter: grootte van de bouten ............................................................. ............ 110

Grafiek 4.13 - Parameter: materiaal van de bouten ............................................................................................................... 111

Grafiek 4.14 - Tfeoretische verwachting parameter: materiaBl van de bouten ...................................................................... 111

Grafiek4.15- Psrameter: afstand tussende bouten ................................................................................................................ 112

Grafiek 4,16 - Theoretlsche verwachting parameter: afstand tussen de bouten .................................................................... 112

Grafiek 4.17 - Psrameter: breedte van het het T-stuk ............................................................................................................ 113

Grafiek 4.18 - Tleorctische verwachting parameter: breedte van het T-sluk .......................................................................... 113

Grafiek 4.19 - Invloed meshgrootte op bezwijkkrachten: weerstand i.f.v. aantal elementen .................................................. 118

Grafiek 4.20 - Model tf15: invloed meshgrootte op het plastisch moment ....................................................................131

Grafiek 4.21 - Model tf15: invloed meshgrootte op plasfische rek ................................................................................132

Grafiek 4,22 - Model I15: invloed meshgrootte op plasfische rek (aangepaste schaal) .............................................. 132

Grafiek 4.23 - Model 1115: invloed meshgrootte op de plastische rek bij ecnzelfdeplastisch moment.......................... 134

LUST VAN GRAFIEKEN | 12


Lijst van veel gebruikte afkortingen en symbolen

IDEA StatiCa Steel Connections


Poaswecrstand NBN EN 1993-1-8 tabel 3.4

f'b.M
Stuikweerstand per bout NBN EN1993-1-8 tabel 3.4. aanname ap = 1 Trekkracht n bout
F,

F.M Trekweerstand per bout NBN EN1993-1-8 tabel 3.4

Ahchuifvveerstand per afschuifvlak (per bout) NBN EN1993-1-8 tabel 3.4

Klasse Sterkteklasse waarm de verbmdmg l$ geclassificeerd

L SyMeemlengte van bel element (zel m te voeren m IDEA, labblad geometne')

M Werkelijkc belastmg

Mpta Bmgweer stand

N Rekenwaarde van de trek (druk) weerstand van de verbindingen (T-stuk) afhankehjk van de ingestetde
).ttd
plastische grensnak

Iniliele rotatiestijfheid, gedetinieerd ais elastische stijfheid en wordt verwacht lineair te vedopen tot een mement
$!M
met een waarde van 2/3M)ju

Sjj> Grenswaarde - voor een nominaal scharnierende knoop

S,* Grenswaarde - voor een stijve verbinding

Un U.C. - waarde onder trek

Uu U.C. - waarde onder afschuiving

t/.u U.C. - waarden onder trek en afschuiving volgens NBN EN1993-1-8 t3bel 3.4

V Resultante van de afschuifkrachten VVl V* m de bout

s Langsvervorming of axiale vervorming

Hoekrotatie of rotatie vervorming = effectieve/werkebjk boekrotatie van de verbinding

fe Rotatiecapaciteit = maximale rotatie die de verbinding kan maken alvorens te bezwijken


Literatuur
a Alitand tussen 2 boutrijen

=
flf CL\i1 Lasdikte (zie liguur 4.1)

As Spanningsdoorsnede van de bout of de ankerbout

b Hoogte van de flens van een T-stuk (zie figuur 4.1)

<7 Breedte van de flens van een T-stuk (zie figuur 4.1)

LIJST VAN VEEL GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN SYMBOLEN 113


E Elasticiteitsmodulus van Young

i
Erdafstand: afstand van het middelpunt van en gat voor een verbindingsmiddel naar de dichtstbijzijnde
rand. gemeten n de richting van de krachtsoverdracht

FT.VU Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk. bezv/ijkmode 1 (NBN EN1993-1-8 late! 6.2)

Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk, bezv/ijkmode 2 (NBN EN1993-1-8 tatel 6.2)

FJJJU Rekenv/aarde van de weerstand van een flens van een T-stuk, bezv/ijkmode 3 (NBN EN1993-1-8 tatel 6.2)

Ftjtd Rekenwaarde van de trekweerstand per bout

Ejjt Trekweerstand van een flens van een equivalen! T-stuk

u Nomnale waarde van de treksterkte voor bouten (NBN EN1993-1-8 tabel 3.1)

y Vlceigrens

1 Traagheidsmoment van een plaat

it Klemlengte van een bout

1-bMm Limiet klemlengte van een bout. inden kleiner dan kunnen wrikkrachten optreden

Effectieve lengte van een vtoeikjn

Effectieve lengte voor circulaire vloeihjnen

Effectieve lengte voor met-circulaire vloelhjnen

Meiastlsc* Maximaal elastisch moment

M
M Rekenv/aarde van de momentweerstand van een verbinding

Plsstisch moment (NBN EN1993-1-8 tabel 6.2)

Q Wiikkracht

s Statisch moment

S, Rotatiestijfheid van een verbinding

Sfjni Inhiele rotatiestijfheid van een verbinding

*r Fknsdikle van een 1- ol H-profiel

tw Lijtikte van een l- of H-profiel

w Aftand tussen 2 bouten op eenzelfde boutnj (zie figuur 4.1)

a Hoek ter bepafcng van effectieve lengte (Zoetemeijer. 1974)

P Hoek ter bepalmg van effectieve lengte (Zoetemetjer. 1974)

YMO Partilc vcibgheidsfactor voor gebouv/en (NBN EN1993-1-8 + ANB)

LIJST VAN VEEL CEBRUIKTE AFKORTINGEN EN SYMBOLEN | 14


S Langsvervorming

Rek

ew Werkelijke rek

v Coefficient van Poisson

<r Spanning

<Tbnvk Spanning b*j breuk

OtTc*. Hoogst mogelijke spanning

<sv Vloeispanning

aVM Spanning van Von Mises

aw Werkelijke spanning

T Sciuifspanning

tea Rctatiecapacitcit

I
15
Inleiding

Het do el van deze masterproef bestaat er uit om te onderzoeken hoe het softwarepakket IDEA StatiCa Steel
Connectbns omgaat met de regels in Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8:
Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen (NBN EN1993-1-8: 2005). In deze norm worden
stalen verbindingen berekend met de plastische methode en staat het gebruik van het equwalent T-stjk
centraal.

Plastisch rekeren ligt bijgevolg aan de basis van het ontwerp van stalen verbindingea Daarom wadt er
gezocht naar een bezwijkcriterium. waarmee bepaald kan worden waar en wanneer effectief het plastisch
plooien of vben optreedt. Hiervoor worden dunne ingeklemde platen op buiging belast.

Daamaast wordt voor geboute verbindingen het bezwijkgedrag van een equivalent T-stuk onderzocht. De
theorie omtrenl de vtoeilijnen van Johansen speelt hierin een belangrijke rol. De effectieve lengte van deze
vloeilijnen bepaalt samen met het bekomen bezwij kmec han i sme de grootte van de rekenwaarde van de
weerstand van een flens van het equrvalent T-stuk. Er wordt onderzocht cf de verschillende bezwij kmec har
i smen in het softwarepakket kunnen teruggevonden worden en of er in het pakket rekening wordt gehouden
met al dan niet optredende wrikkrachtea Om dit te simuleren worden dubbele T-stukken op trek belast.

Alie berekeningen worden uitgevoerd met IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18 en worden
vervolgens onderwapen aan een verificatie. De resultaten worden vergeleken met de dimensionering
volgens de norm. Hiermee wadt onderzocht of IDEA StatiCa Steel Connections de verbindingen op een
voldoende veiiige en betrouwbare manier berekend.

Het gebruik van een dergelijk softwarepakket vraagt kennismaking en tijd. Gaandeweg het onderzoek blijken
bepaalde aannames en principes van het pakket naar voren te komen. Het onderzoek s daarom een iteratief
proces en dit impliceert dat de onderzoeksvragen via een trial-and-error principe zijn opgelost.

NLE OISiG | 16
Deel 1: Literatuurstudie

1 Theoretische achtergrond

ln dit hoofdstuk wordt de theoretische achtergrond toegelicht, die noodzakelijk is voor het begrijpen van deze
masterproef.

1.1 Staaleigenschappen
1.1.1 Spanning-rekdiagram

Wanneer een fekproef wordt uitgevoerd op een stalen proefstuk. wordt de relatie tussen spanning en rek
weergegeven n het spanning- rekdiagram ln deze masterproef wordt niet verder ingegaan op de begrippen
spanning en rek. Hiervoor wordt verwezen naar de literatuurtekst waarin deze info werd gevonden. ln
volgende alinea s wordt het spanning- rekdiagram van staal toegelicht (Van Paepegem. 2009-2010).

Er zijn 2 mogelijkheden om het verband tussen spanning en rek weer te geven. Dit kan enerzijds via het
waar spanning- rekdiagram en anderzijds va het conventioneel spanning- rekdiagram Op figuur 1.1 worden
beide nogelijkheden weergegeven

Figuur 11- Conventioneel en waar spanning- rekdiagram voor slaal (Van Paepegem 2009-2010)

Ductiele materialen zoals staal kunnen zeer grote vervormingen ondergaan vooraleer breuk optreedt. Deze
vervormingen vmden zowel plaats in de langsrichtmg van het proefstuk, alsook in de dwarsrichtmg. Voor
ductiele materialen gebruikt men haast altijd het conventioneel spanning- rekdiagram. waarbij de spanning
en rek gedefinieerd worden door de volgende vergelijkingen

(1-1)

OEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 17
(12)
met /10 en L0 respectievelijk de oorspronkelijke dwarsdoorsnede en lengte van het proefstuk. en F en AL de
opgelegde <racht en de daarbij horende verlenging. Deze spanning en rek noemt men de nomnale spanning
en nomnale rek

Omv/ille van het dchele gedrag van staal treedt er echter een aanzienlijke vervorming op van de
oorspronkelijke dwarsdoorsnede A0 tijdens de beproeving Daarom defimeert men de spanning ais de
vertioudmg vai de kracht tot de werkeijko of ogenblikkelijke dwarsdoorsnede A. en de rek ais de
ogenblikkehjke verlenging di t.o.v. de ware lengte I. op dat ogenblik:

WU% (1-3)

r = t = ln(i)=ln(ft) = l(.+) (1.4)

Deze spanning en rek noemt men de ware spanning en ware rek. en het spanning- rekdiagram noemt
bijgevolg het waar spanning- rekdiagram

Wanneer het conventioneel spanning- rekdiagram van dichtbij wordt bekeken, kunnen 4 grote tasen
onderscheiden worden in het materiaalgedrag:

Elastische
gedrag Vloeien
Versteviging
Insnoe'ing

Tot aan de proportionaliteitsgrens of evenredigheidsgrens gedraagt het materiaal zich lineair elastisch. Dit
houdt in da: de proefstaaf tot zijn oorspronkelijke vorm of lengte terugkeert wanneer de aangebrachte
belastmg wordt v/eggenomen. Het verband tussen spanning en rek wordt in dit gebied gegeven door de Wet
van Hooke. <r = Er.. Wanneer de spanning de proportionaliteitsgrens lets overschrijdt, gedraagt het materiaal
zich iog steeds elastisch. maar het spanning- rekdiagram wordt steeds vlakker. Dit wil zeggen dat bij een
toename van de spanning de vervorming relatief sterker toeneemt. Dit gaat door tot de spanning de
elasticiteitsgrens bereikt

Vanaf de elasliciteitsgrens gaat het materiaal vloeien. De spanning die hiermee gepaard gaat noemt men de
vloeispanning ov - fy. Tijdens het vloeien blijft de spanning constant bij een toenemende vervorming. Dil is
een blijvende vervorming en noemt men daarom plastische vervorming.

Na het vloeien treedt een fase van versteviging op. Gedurende deze fase neemt de spanning toe onder een
voortdurerd verlengen en dunner worden van de staaf tot ze uiteindelijk de treksterkte ocrek bereikt Zodra de
treksterkte wordt bereikt, zal de dwarsdoorsnede slechts op n plaats (ter hoogte van een discontinuteit)
sterk vervormen Hierdoor ontstaat een versmalling of insnoering van de staaf. De insnoering gaat door tot
de staaf breekt. De spanning die hiermee gepaard gaat. noemt men de breukspanning abreuk.

Op figuur 1.1 is te zien dat de breukspanning op het conventioneel diagram klemer i$ dan de werkelijke
breukspanning Daarnaast is op het conventioneel diagram te zien dat de piekspanning gelijk is aan de
treksterkte o,m. Toch treedt breuk pas op bij een nog grotere vervorming. maar wel bij een lagere spanning.
Dit kan ais volgt verklaard worden: eens de treksterkte is bereikt. begint het proefstuk lokaal in te snoeren
waardoor de werkelijke/ogenblikkelijke doorsnede A verkleint. De werkelijke spanning F/A blijft dus toenemen
terwijl de nomnale spanning F/A0 afneemt.

OEEL 1 UTERATUURSTUDIE 118


Hei diagram op figuur 1.1 wordt in de berekenmgen geidealiseerd. Hierbij \vorden de fasen van versteviging
en nsnoenng weggelaten. De zone AB beschrijft het elastisch gedrag en de zone BC beschrijtt het olastisch
gedrag. Dergelijk spannmg- rekdiagram noemt men een bilmeair spanning- rekdiagram. figuur 1.2.

f> P* i

Figuur 1.2 Vereenvoudigd Mneoir span/nng-


rekdiagram
Weliswaar wordt er in sommige gevallen, zoals voor rekenprogramma's e.d een ander geidealiseerd spanning-
rekdiagram gebruikt. Er kan bijvoorbeeld aan de plastisctie zone een bepaalde inclinatiehoek worden
meegegeven waardoor de spanning bij toenemende rek niet meer constant blijft. Dit zal verder worden
toegelicht bij het gebruik van het rekenprogramma IDEA StatiCa Steel Connecttons.

1.1.2 Vloeien of plastisch plooien

b cd * f g h
Figuur 1.3 Overgang efasbsch naar plastisch spanningsbmld (Vandepitte. sd)

Op bovenstaande figuur wordt de overgang afgebeeld van elastische naar plastische spanningsbeelden
{Vandepitte. sd). Hierbij wordt het stalen profiel onderworpen aan een toenemend buigend moment M (figuur
1.3-a]. In elk stadium is de toenemende rek s evenredig mety (figuur 1.3-b]. Ook de spanning a = Ee is
evenredic met > (fguur 1.3-c], Wanneer het moment M een waarde Melastisch heeft bereikt:

Mftositsth ~ /y ~ ^'rlastsKhfy d-6)

Het elastisch moment MelasUlcfl kan nog juist worden opgenomen zonder dat n enkele vezel plastisch
vervomnt.

Wanneer het buigend moment M nu verder wordt vergroot bereiken steeds meer vezels de vloeispanning y
totdat de dwarsdoorsnede het spanmngsbeeld bereikt dat afgebeeld is op figuur 1.3-g.

OEEL 1 LtTERATUURSTUDIE I 19
Dit spannmgsbeeld wordt echter gedealiseerd naar het spannmgsbeeld afgebeeld op figuur 1.3-h. Op dit
spanningsbeekl hebben alie vezels van de dwarsdoorsnede de vloeispanning fy berelkt.

Het moment dat met dit laatste spanningsbeeld gepaard gaat. wordt het plastisch moment Mplastisck genoemd
Doorgaans wordt dit moment met volgende formule berekend en wordt het moment daardoor te laag geschat

"plisen = C(~y)*odA = [fy f*a(-y)d\ - \(-fy)aydA\ = 2Sfy (1.7)

Mplastisch = ^plaMurh/y O-)


5 = faydA s het statisch moment om de neutrale lijn van de onderste helft van de doorsnede. Na het
bereiken van Mplas(lscK begint de doorsnede te vloeien

De verhouding van het vloeimoment tot het elastisch moment. de vormfactor a. is enkel afhankelijk van de
geometrie van de doorsnede. De vormfactor is een maat voor de sterktereserve die nog voorhanden is op het
ogenblk dat de vloeigrens wordt bereikt in de randvezels van de doorsnede. De volgende uitdrukkmg is geldig
voor symmetrische dwarsdoorsneden.

Q _ 'Vp.'mfnf* _ Wplnuticn _ 2S (1 9 )
MrasUun wHastUck wtt

0,1
on- v ._ Voor
= en 5 = a - l ,S een
rechtioekige doorsnede geldt
bijvoorbeeld (Sari & Caby. 2015-
2016):
(1.10)
Op figuur 1.4 worden de vormfactoren gegeven van enkele verschillende doorsnedes (Sari & Caby. 2015-
2016):

[UI U|
Otil Uj U U tOJ u.

Figuur 1.4- Vormfactoren verscMtende doorsnedes


1.1.3 Elastisch en plastisch moment toegepast op een smalle rechthoekige doorsnede

De grootte van het elastisch moment om de zwakke as aa wordt voor onderstaande doorsnede ais volgt
berekend

= Wt,asu*fy =7jixfy = x
fy = ^ *fy (1-11)

De grootte van het plastisch moment om de zwakke as aa wordt voor onderstaande doorsnede ais volgt
berekend

Mpuuusch = 2Sfy = 2 x (bp x X f) fy = 0.25 x b x tf 2 x fy


(1.12
)

OEEl 1 ICTERATUURSTUDIE | 20
_________ * _________
Figuur 1.5 - Smalle rechthoekige dwarsdoo/snecte

Hiermee is verslaard hoe men in de norm aan de formules voor het plastisch moment is gekomen (NBN
Belgisch bureau voor normalisatie Eurocode 3- Ontwerp en berekening van staalconstructies - deel 1-8:
Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindingen NBN EN1993-1-8. 2005)

Mpt'Uld. = 0,25 X leff.l x if1 x y/Yuo (1^3)

Mpll.Kd 0,25 X lef/,2 tfx 3x


fy/YuO (114)

Met Kvo een partile veiligherdsfactor voor de weerstand van elementen en doorsneden. Doorgaans wordt
yM0 geliji. gesteld aan 1

1.1.4 Vloeissanning fy

Volgens de Belgische norm NBN EN1993-1-1 mag de vloeigrens gelijk zijn aan de waarden die in tabel
1.1 zijn voorgeschreven rmts voldaan is aan de genoemde eisen (NBN Belgisch bureau voor normalisatie .
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1 Algemene regels en regels voor
gebouwen NBN EN1993-1-1.2005).
Tabel 11- Bepahng tfoeispantmg

Nomnale dikfc van bet dcmcni 1 (uun)


en t < 40 mm 40 mm < MI mni
u*lsoon
& [X umr'l C,[N nutr] (.[Nmnrl (.[Nitmr]
EX 100:5:
5 235 235 560 215 360
srs 25 450 255 410
$3*5 555 510 535 470
i 4*0 40 5*0 410 5*0
UN 100:5 3
S215NNL 275 590 255 370
S V5NXL 555 490 335 470
S 420XXL 420 520 390 520
S ON Ul USO 540 430 540
E.\ 100:5 4
S 2*5 MML 275 370 255 360
S .1*5 M MI 555 4?0 335 450
S 410 M Mi 420 520 390 500
S 4<0 M MI 460 540 430 530
EX 10025 5
s 2.15 W 255 360 215 340
S 3*5 W 555 510 335 490
EX 10025 0
S4KML/QLI 460 570 440 550

Volgens NBN EN1993-1-1 ANB gelden andere eisen. Deze worden echter niet toegepast door het
softwarepakkel IDEA StatiCa Steel Connections omdat ze gebruik maken van de eisen in tabel 1.1. In deze
masterproef worden dem dito deze eisen in tabel 1.1. gehanteerd.

OEEU KTERATUURSTUDIE I 21
1.1.5 Vloecriteria

Staal met een aag gehalte aan koolstof wordt een ductiel materiaal genoemd, terwijl staal met een hoog
gehalte aan koolstof een bros materiaal wordt genoemd (Van Paepegem, 2009-2010).

-J"*
tMtotOul
a.i*koovirfi

Figuut 16 MatertaalgtxJrag n> fundi van koolsiofgehaiie

ln geval van ductiele materialen wordt een vloeicriterium opgesteld i p v een 'breukcnterium, omdat het
criterium niet het moment van complete breuk aangeeft. maar wel het moment van vloeien ln dit geval
voorspelt het dus eigenlijk het moment waarop het lineair elastisch gebied wordt verlaten en het vloeien begmt.
ln deze masterproef wordt enkel gerekend met ductiele matenalen omdat enkel bij deze materialen een vloeien
optreedt.

Er zijn reeds een aantal vloeicritena ontwikkeld. die beiden gebaseerd zijn op de maximaal toelaatbare
spanningen, waarbij voldaan is aan de volgende veronderstellingen:

Het materiaal wordt homogeen en isotroop verondersteld tot op het moment waarop het vloeien
begint
De vloeigrens in trek en druk wordt verondersteld dezelfde te zijn.

Een matehaal is homogeen wanneer de materiaaleigenschappen in een bepaald punt dezelfde zijn ais deze
in een ander punt van het materiaal volgens dezelfde richtmg. Het materiaal is isotroop wanneer de
materiaaleigenschappen m een bepaald punt dezelfde is in alie nchtingen.

1.1.5.1 Criterium van Tresca


Dit criterium stelt dat het materiaal onder een willekeunge spanningstoestand vtoeit wanneer de absolute
maximale schcifspanning in het materiaal de spannmg Tmax = <rv/2 bereikt. Er is experimenteel bepaald dat
deze maximale schuifspanning optreedt onder een hoek van 45" met de belastingsrichting. M.b.v. de cirkel
van Mohi kan dit ook theoretisch onderbouwd worden (Van Paepegem. 2009-2010).

Ftguui 1 7 - Absolute maximale schuifspaniung

Henri Tresca paste dit criterium toe door de absolute waarde van de maximale schuifspanning uit te drukken
in functie van de hoofdspanningen. Op figuur 1.8 wordt het criterium van Tresca visueel voorgesteld (Van
Paepegem, 2009-2010).

OEEU LfTERATUURSTUDIE I 22
Figuur 18 Cnterium van Trasca

1.1.5.2 Cnterium van Von-Mises


Voor het criterium van Von-Mises geldt de volgende uitdrukking'
De entena van Von-Mises en Tresca kunnen voorgesteld worden aan de hand van figuur 19 Hieruit blijkt dat

het criterium van Tresca strenger of conservatiever is dan het criterium van Von-Mises en de werkelijk

Figuur 19 - Criterium van


Von-Mises
toelaatbare spannmgen bij Tresca ongeveer 15% onderschat worden (ESDEP Course. sd).
In eerste mstantie zal het criterium van Von-Mises worden gebruikt in deze masterproef.

1.1.6 Plastische grensrek

In de norm NBN EN1993-1-5 appendix C paragraaf C.8{1) worden bij berekeningen met eindige-
elementenmethoden (FEM) criteria opgelegd voor de grenstoestanden In deze paragraaf wordt een beperking
aanbevolen van de hoofdrek met een waarde van 5%. Deze rek kan dan ook ais een plastische grensrek
worden beschouwd.

Ook in IDEA StatiCa Steel Connections wordt een plastische grensrek van 5% toegepast. Deze plastische
grensrek wordt ais een check valu gebruikt.

OEEU LITERATUURSTUDIE I 23
1.2 Invloed cofficint van Poisson en principe van Saint-Venant

1.2.1 Cofficint van Poisson

De cofficint van Poisson is een materiaaiconstante en geeft de mate aan waarin een materiaal de neiging
heeft om uit te zetten (of in te krimpen) in de twee andere richtingen wanneer ze belast wordt m een derde
nchng (Asselman & Van Der Eeken, 2015) (Van Paepegem, 2009-2010).

Fgvur 1 10- CoSftnt van


Poisson
De cofficint van Poisson wordt ook wel de dwarscontractiecoefficient genoemd. Het is een
materiaaiconstante die de verhouding weergeeft van de laterale rek op de longitudinale rek. Deze relatie wordt
weergegaven door de volgende uitdrukking:
Sd/d0 AL
(1 16)
f = constant -* = -v
AL/o d(f LQ

De cofficint is dimensieloos en stnkt positief. Het minteken in deze vergelijking is nodig omdat een uitrekking
van de staaf gepaard gaat met een vermindering van de diameter van de staaf, terwijl een indrukking van de
staaf gepaard gaat met een vermeerdering van de diameter
Ftguur 1.11 - Laterale en longitudinale verienging
1-llera) virim

Comprektion
Tetwion Longitudinal stmin

Wanneer de vervormingen. die optreden in de andere vlakken dan het belaste vlak, niet worden
tegengehouden. ontstaan er in die andere vlakken geen spanningen. Dit komt overeen met een
viakspanningstoestarrd Het omgekeerde is ook geldig en wordt een vlakvervormingstoestand genoemd.
Hierbij worden de vervormingen m de andere vlakken wl tegengehouden waardoor spanningen ontstaan in
die andere vakken.

Voor metalen is de cofficint van Poisson standaard gelijk aan 0,29 0.30. In het verdere verloop van deze
masterproef zal meerdere keren beslist worden om deze cofficint van Poisson gelijk te stellen aan 0. zodat
de resultaten afkomstig van de software beter overeenstemmen met de manuele berekeningen. Hier zal later
nog worden op terug gekomen.

OEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 24
1.2.2 Principe van Saint-Venant

Het principe \an Saint-Venant stelt dat de spanning over een dwarsdoorsnede meer gelijkvormig verdeeld zal
zjn, indten deze dwarsdoorsnede zich verder van het punt bevmdt waar de uitwendige belasting aangrijpt. Dit
geldt ook ter hoogte van mklemmingen (Asselman & Van Der Eeken, 2015).

Figout 1.12- Principe van Saint- Venant


Wanneer de oofficint van Poisson in de rekenprogramma's gelijk wordt gesteld aan 0. vermindert
automatrsch ock de invloed van het principe van Saint-Venant

1.3 Verband moment - rotatie in een verbinding

Figour 1.13 - VctlxitKl moment - rotatie it> con vetbinting

Wanneer een eenzijdige ligger- kolomverbinding een moment moet overdragen, wordt deze verbinding
benaderd door een rotatieveer die de zv/aartelijnen van de kolom en de ligger met elkaar verbindt in het
snijpunt

De relatie tussen het moment en de hoeksverdraaimg wordt op de rechtse figuur afgebeeld. In deze grafiek
wordende basiseigenschappen van een verbinding voorgesteld
- De mo-nentcapaciteit of grensmoment van de verbinding M, Rd (Nm)
De rotaiiestijfheid Sj (Nm/mrad)
- De rotatiecapaciteit Ocd (mrad)

OEEU UTERATUURSTUDIE I 2$
1.3.1 Classiicatic van ccn vcrbinding

Volgens NBN EN1993-1-8 wordt een verbinding geclassiftceerd op basis van de methode van de berekenmg.
In tabel 1.2 worden de verschillende methodes gegeven
Bij een elastische berekenmg dienen de verbmdmgen te zijn geclassiftceerd overeenkomstig hun
Tabe/1.2 Type verbindingsmodel (NBN EN1993-1-8 tabel 5.1)

rotatiestijfheid. De verbindmgen die berekend worden met een star-plastische methode behoren te zijn
geclassiftceerd overeenkomstig hun sterkte. En bij een elasto-plastische berekening dienen de verbmdingen
zowel naar stijfheid ais naar sterkte te zijn geclassificeerd

1.3.1.1 Classificatie naar stijfheid


Een verbinding kan. overeenkomstig de rotatiestijfhetd. geclassiftceerd zijn ais stijf. schamierend of flexibet.
Dit door de initile rotatiestijfhekJ Sj.ri te vergelijken met de in figuur 1.14 gegeven classiftcatiegreizen.

Zar* i utf roten . kkU


v^ann
H. - 9 voo AW N
v/tteam de hoiizcnla* .crpiaattnoer nr mrsie
SCT*. vtmtndtn K*2S >< trete raamede*\
mtiK.K. 0 1 >00' efce .rdapng
Zar* fcxtei
Ate efeNinfeA m MA. 3 behwen w ti.r
BeOeselowid ai AeM VWtlndinflW r zar* 1 o J
mqw rtati Inn oe* al lawbal A* behandetd
Zara 1 tchamarard. nBan iim _ o/./,. U

' Veo* raam-artan a* K,.H. - o I baftcranda


varbrdi*QMi ai naxbel w geclMtlfceerd

K gertasoe*de -iroe nr VU coc ale tggers eoven de tejcbdjsoe verdepnj


K ge.I'Ala arde van vi. woor el* bdcr-men m d* vatdeping 'vareen tgger:
U
U

Figuur 1 14 - Classificatiegrenzen voor verbndngen


1.3.1.2 Classificatie naar sterkte
Een verbinding kan geclassiftceerd worden ais sterk, schamierend of met-volledig sterk en wordt ingedeeld
door de rekenwaarde van de momentweerstand MIRO te vergelijken met de rekenwaarde van de
momentweerstanden van de aangesloten staven. De rekenwaarde van de weerstand van een staaf behoort
gelijk te zijn aan die van de staaf die op de verbinding aansluit

OEEL1 UTERATUURS7UDIE I V>


1.4 Equivalent T-stuk

Een equivalen! T-stuk is een vereenvoudiging om de rekenwaarde van de weerstand van de volgende
componenten n een oeboute verbmding te berekenen

Kolomflers op buiging Kopplaat op


buiging
(Op flens gebout hoekprofiel op buiging)
(Voetplaat op buiging / op trek)

Figuur 1 15 illustreert hoe een dergelijke vereenvoudiging tot stand kan komen De getrokken flens wordt
samen met de bodemplaat in deze verbinding vereenvoudigd tot een equivalent T-stuk
Figuur 1 15 Oorsprong equivaler! T-stuk (Wakt. Sokot i Jasport 2008)
r*M

1.4.1 Wrikkrachten

Wanneer aan het lijf van een T-stuk met twee bouten wordt getrokken met een kracht 2T en wanneer gesteld
wordt dat de flenzen oneindig stijf zijn, dan zijn de krachten in beide bouten gelijk aan 2T/2 = T [figuur 1.16].
In werkelijkheid zijn de flenzen niet oneindtg stijf en zal de externe last 2T de flenzen van het T-stuk vervorrren
[figuur 1.17). In deze situatie zou het kunnen zijn dat er contad ontstaat tussen de flenzen van boide T-stukken.
Indien dit het geval is, dan ontwikkelen er zich interne krachten of wrikkrachten Q [figuur 1.18]. Het resultaat
is dat de bouten niet alleen de externe
krachten 2T, maar ook de wrikkrachten Q
moeten overbrengen (Zoetemeijer,

Figuur 1.16 - T-stuk verbindirg (dubbcl) (Zootermtfer,


1974)

Figuur 1.17- Vfirvormmg/tuugtng van re fens van


het T-stuk {Zoetemeier 1974)
1974)
ja.

Figuur 1.18- Krachtenverdehng in het T-stuk (Zoetemei/er 1974)

In wat volgt worden de grootte van de vervormmg van het T-stuk en de bouten iheoretisch toegelicht. De
afleidmg werd gemaakt voor een T-stuk dat m.b.v ankerbouten aan een ankerblok is bevestigd. Hiervoor wordt
een halve flens. met bijhorende krachtswerking en vervormingen, beschouwd ais een ligger zoals op figuur 1
19 is afgebeeld. Figuur 1.19-a toont de construdie zonder contact of wrikkrachten

OEEl 1 KTERATUURSTUDIE | 27
(=uitkragmg) terwijl figuur 1.19-b de constructte afbeeldt met optredende wnkkrachten of contad met de
ondergrond (=steunpunt). Bemerk dat voor de afleiding etestischo berekeningen worden gemaakL Voor de
volledige aleidmg van deze formules wordt verwezen naar de literatuur, (Wald. Sokol. & Jaspart, 2008).
4 ir


L 1
i.
* Q*rn < 7

4) Q.o
1 _ *
fv

\
' _ \ i
b) 0*0

Figuur 1 19 S/bfondbrsteMng van de ophedettde k/ochten en vervonningen In het T~slitk {Wald. Sokol Jaspart.
2008)

Indien qeen wrkkrachten optreden, zijn de vervormingen in figuur 1.19-a gegeven door:
_ Fm* Sf ~ (1 18)
*> it
2A,e
(1.17)

2 3 El

Indien wel wrikxrachten optreden. wordt de balktheorie gebruikt om het model van het T-stuk af te leiden. De
gebogen vorm van de flens (figuur 1.20] met bijhorende vervormingen v/ordt afgeleid d.m.v. de volgende
differantiaalvergelijking

El 8" = M

d 19)
Figuur 1 20 Toepasmg batktheone op het T-

stok De oplossing van deze differentiaalvergelijking wordt gegeven door:

Vervorming deel (1) = 5, = [y- y (x2 - 2mx) - + & (1 - *)j (1.20)

Vervorming deel (2) = S = [ - 2 mx) - + ^(1 - \-)| (1.21)


2E L 3 2 2 J

Met de coefficient K. de relatieve stijfheid van de bodemplaat en de ankerbouten:

DEEL 1 LITERATUURSTUDIE I 28
3
2 u*/1r<-3mnJ^+36 (122)

De dimensies van het T-stuk. gebruikt in alie voorgaande vergelijkingen, worden voorgesteld door figuur 1,21
De dimensies Lb en As zijn respectievelijk de boutlengte en de oppervlakte van de spanningsdoorsnede van
de bout. Het traagheidsmoment ts gedefimeerd ais:

= terral (1.23)

Figuur 1.21 - Dimensies T-stuk (Waid. Soko. & Jaspart. 2008) Vervolgens

kan een formule voor de wrikkrachten worden afgeleid


(1-24)
V
2 2n-Af(.tn, I ll).Ue 2 K

Deze formule is enkel geldig in het elastische gebied.

1.4.1.1 De grens tussen gevallcn met en zonder wrikkrachten


De grens tussen gevallen met n zonder wrikkrachten kan bekomen worden door in formule 1.24 Q gelijk te
stellen aan rul:

r
(125)
ni

Figuur 1.22 - Grens van optiedende


wrikkrachten (Wald, Sokol, & Jaspari, 2008)
i*'i _
t ~ AS
Met implementatie van het traagheidsmoment met n = l,25m en wanneer letfAni = 0,85/,.,, wordt
, B,B2m*Xj
bMm ~
(126)

Formule 1.26 kan herschreven worden ais een ongelijkheid zodat een
criterium wordt gevormd

S*2!a o/ i>hlL (1.27)


l'/fC* 1 B.B2 *

OEEU LTEfWTUURSTUDIE I
Iridien aan deze voorwaarde s voldaan mogen wrikkrachten zich ontwikkelen door contad tussen de flenzen
en de andergrond. Deze formule kan ook teruggevonden worden in de norm NBN EN1993-1-8 tabel 6.2. Deze
formule is geldig voor allerlei geboute vertindingen zoals ligger-kolomverbindingen maar ook
ankerboutverbindingen,

1.4.2 Rekenwaarde van de weerstand van een flens van een T-stuk

In de norm NBN EN 1993-1-8 zijn er verschiflende bezwijkmechanismen voor het T-stuk afgeletd. Allereerst
worCt er een onderscheid gemaakt tussen het al dan niet optreden van wrikkrachten. In deze masterproef
wardt gebruik gemaakt van methode 1 voor het bepalen van de rekenwaarde van de weerstand Fr* van een
flens van een T-stuk.

Tabel 1.3 - Rekenwaarde van de weerstand F-na van een fens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8
tabel 6.2)
"itkkiactneu kiununi cpaoku. ln)Vt>ibccM f _ /. vcen .\nliiKhlcti

luctbudc 1 inetlwde 2 ulienisticvc meihodci


'OI III 1

oto KII*I ruMm ---------------


tupiaren m
FfA

FTHH =
met m
actMcika-
w :mm - m m i
pialen
f _ Ti/pr.'JU--ZF,M
brfiljk >otm
2

bervljk toro
FTJJM- IF,M
3

Wanneer wel degelijk wrikkrachten tot ontwikkeling komen. kunnen drie verschillende bezwijkmodes optreden:

Bezwijkmade 1: volledig vloeien van de flenzen Bezwijkmade 2:


breuk van de bouten met vloeien van de flenzen Bezwijkmade 3:
breuk van de bouten

Figuur 1.23-b illustreert bezwijkmode 1 waarbij vier plastische scharmeren ontstaan Figuur 1.23-c illustreert
bezv/ijkmode 2 Hierbij ontstaan twee plastische scharnieren n bereiken de bouten hun maximale treksterkte.
En op figuur 1,23-a bereiken enkel de bouten hun maximale treksterkte. waardoor bezwijkmode 3 ontstaat.

>-* >" i'


Mii4t3 %|Mbl | Mn4 2

W I
Figuur 1.23 Bezv/tjkmodes T-$tuk inet wrikkrachttn (Wald. Sokol.
& Jospart. 2008)

OEEL 1 LCTERATUURSTUDIE | 30
De rekenwaarce FT.RO van het T-stuk met wrikkrachten wordt ais volgt verkregen:

FT.K a = min(Fr,liM; Fri2iM; Fri3iM) (1-28)

In sommige gevallen ontstaan geen wrikkrachten omdat er geen contact Is tussen het T-stuk en de ondergrond
Dan kunnen er slechts twee verschlllende bezwijkmodes optreden. Otwel doet bezwljkmode 3 zich voor en
bereiken de bouten hun maximale treksterkte, ofwel treedt een vloeien op van de flenzen. Bij dit mecharisme
vormen er zich slechts twee plastische schamieren in het T-stuk n bovendien bezwijken de bouten niet. Dit
wordt bezwijkmode 1* genoemd en wordt afgebeetd op figuur 1.24.
De rekenwaarce FT.RO van het T-stuk wanneer geen wrikkrachten optreden wordt ais volgt berekend

Figuur 1.24 -
Bezv/ifkmodc V(Wald.
Sokol. & Jaspart. 2006)
FTJM = Fr3fta) (1-29)

Het aantal plastische scharnieren die ontstaan in het T-stuk verklaart. in de formules voor de berekenmg van
FTRO, de coeffianten die vermemgvuldigd worden met M^.I.RO of Mpt_2.Ro.

ni..

Fiqtvr 1.25 - Rekenwaarde van de weerstand van het T-stuk (Wald.


Sokol & Jaspart. 2008)
1.4.3 Effectieve lengte van het T-stuk

De vloeilijnentheorie van Johansen tracht te voorspellen hoe de ftenzen van een equivalent T-stuk plastisch
zuller vervormen. Johansen maakt een onderscheid tussen cirkelvormige en niet-cirketvormige patronen.

j) Circulare puntarn. t>) AlMU-


rtrruLurv pitrvum. Uto
Figuur 1 26 vorm van de vtoeitjjnen van
Johansen

OEEL 1 UTERATUURSTUDIE | 31
In tabel 1.4 worden de effectieve lengten gegeven voor een niet- verstijfde kolomflens waarbij de effectieve
lengte kan gedefmieerd worden ais de omtrek van de zone waarin plastisch plooien zal optreden.

In deze maste'proef wordt het geval van een afzonderlijke eindboutrij bestudeerd. Er zijn hierbij vijf mogelijke
effectieve lengten Naast de effectieve lengten in tabel 1 4 voor een afzonderlijke eindboutrij. is ook een rechte
vloeilijn mogelijk o ver de breedte b van het T-stuk. Het vloeipatroon met de kleinste effectieve leng:e zal in
de berekeningen gebruikt worden ais de effectieve lengte van de flens van een equivalent T-stjk.

Tabel 1.4 - Effectieve lengten voor een niet- verstijfde kotomfens (NBN EN1993-1-8 tabel 6.4)

fzouikilijkc Urtitnj boutnj K ooctadcd v an ca poq> botmqcn


[>UIK bottnj
iotxk patiooai inet-iotuie patronal otate pariouai lutf-iotk pattoocu
(m*
llIssaiEClcWIl 2rm 4w I.2V 2P P
IWUtlt]
kkmuc nanle van kionvtc usante van Meante iude van
Llcmvtc usante van
cuiilhouuij 2m *M+ l.2S> rw* p 2 0.625* - 0.5/ <i
xw 2r 2m + 0.625* + 4*i >i *P ______________ ~Q-V
hczwijlvcnu I f*ni - niaai f^ < Z^dil = UUUU 1

bezwijkvcnn 2 too <tu Ifeo

Het grote verschil tussen cirkelvormige en niet-cirkelvormige patronen staat in verband met het al dan niet
optreden van wrikkrachten. Dit verband is voor iedere bezwijkmode verschillend (Wald. Sokol. & Jaspart,
2008)

. Mode 1

De wrikkrachten hebben bij deze bezwijkmode geen invloed op het ontwikkelen van de ptastische scharnieren
in je flenzen van het T-stuk omdat er net vier plastische scharnieren ontstaan [figuur 1.18-b], Daarom kunnei
bij deze bezwijkmode zowel cirkelvormige ais niet-cirkelvormige patronen ontstaan.

. Mode 2

De twee plastische scharnieren die in deze bezwijkmode worden ontwikkeld. lokaliseren zich steeds in de
nabijheid van het lijf van het T-stuk. Daarom maken de randen van de flenzen contad met de ondergrond
waardoor wrikkrachten ontstaan. Dit kan enkel optreden wanneer niet-cirkelvormige vloeipatronen tot
ontwikkeling kcmen.

Mode 3

In deze bezwijkmode treedt er geen vloeien op van de flenzen waardoor geen patronen van toepassing zijn.

In deze masterproef staan echter de effectieve lengten m tabel 1.4 centraal. zoals bepaald in NBN EN1993-
1-S tabel 6.4

De afleiding van de effectieve lengte van circulaire en niet-circulaire vloeipatronen steunt op het principe van
het behoud van energie. De vloeilijnen van Johansen resulteren in een vereenvoudigde versie van deze
afleiding. In de volgende paragraaf wordt deze afleiding - volgens de theone van Zoetemeijer - kort

OEEL1 UTERATUURSTUDIE I 32
toegelioht. Deze toelichting behandelt enkel de tems die in deze masterproef worden toegepast. meer details
zijn te vnden in de literatuur.

1.4.3.1 Theorle van Zoetemeijer

P. Zoetemeijer (1974) beschrijft een ontwerpmethode yoor het dimensioneren van de getrokken zde van
statisch belas:e geboute liQqer-kolomverbindinqen waarbij hj een analyse maakt van de twee verschillende
bezwijkmechanismen. Bij het eerste bezwijkmechanisme is het bezwijken van de bouten de bepalende factor,
terwijl bij het tweede mechanisme het bezwijken van de flenzen de bepalende factor is.

De theorie van deze ontwerpmethode is gebaseerd op het plastisch gedrag van de bouten en flenzen. Daarbij
wordt verondersteld dat een bezwijkmechanisme kan ontstaan en dat de minimale bezwijkbelasting volgt uit
een evenwichts- en arbeidsbeschouwing.

In v/at volgt. *ordt een analyse gemaakt van de verschillende bezwijkmechanismen. Uit deze analyse volgen
de gedetaiBeerde effectieve lengten

Bezwijkmeohamsme 1 (het bezwijken van de bouten is de bepalende factor)

Figuur 1.27 - Bezwijkmechanisme 1 (Zoetemeijer, >974)

BIJ bezwijkmechanisme 1 ontstaat een wnkkracht Q < Qmax op een afstand n van de boutnj. Bij het bereiken
van het plastisch moment, ontstaat een plastische scharnier op een afstand van O.Sv'Ia,; van het lijf (bij
gelaste profielen).

Dit mechanisme wordt geinterpreteerd ais volgt

Q = 0 -* cf. bezwijkmode 3 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2 Q


* 0 -* cf. bezwijkmode 2 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2

OEEU LITERATUURSTUDIE I 33
Wegens symmetrie wordt slechts n helft van het T-stuk beschouwd. De onbekenden in figuur 1.28 zijn de
hoeken a en i. De waarden van a en (i die die minimale bezwijkbelasting geven worden gezocht. Hiervoor
wordt de inwendige energie gelijk gesteld aan de uitwendige energie. Voor de volledige afleidmg wordt
verv/ezen naar de literatuur. De gevonden effectieve lengte van de vtoeilijn is [formule (3-16) uit (Zoetemeijer.
1974)]:

a + 5,Sm + 4n' (1-30)

De hoeken a en p worden ais volgt berekend (respecttevelijk formule (3-12) en (3-13) uit (Zoetemeijer, 1974)]:
Bezwijkmechamsme 2 (het bezwijken van de flenzen is de bepalende factor):

3m+2n>
cot i - m+Zn' tana (1-31)

m+2n>
tana vWH2mn,''ln, (1-32)

Figuur 1.29- BGZWijbnochanisme 2 (Zootemcifcr, 1974)


Bij bezwijkmechamsme 2 ontstaat een wrikkracht Q - Qmtu op een afstand n van de boutnj. Bij het bereiken
van het plastisch moment. ontstaat een plastische scharnier op een afstand van 0,8V2ac van het lijf (bij gelaste
profielen) en ontstaat een plastische scharnier t.h.v. de boutrij.

Drt mechanisme wordt geinterpreteerd ais volgt cf. bezwtjkmode 1 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6,2.
Opnieuw wordt wegens symmetne slechts n helft van het T-stuk beschouwd De onbekenden in figuur 1.30

zijn opnieuw de hoeken en /? en de waarden van u en p die die minimale bezwijkbelasting geven worden
gezocht. Hiervoor wordt de mwendige energie gelijk gesteld aan de uitwendige energie. Voor de volledige
afleiding wordt verwezen naar de literatuur. De gevonden effectieve lengte van de vloeilijn is [formule (3-28)
uit (Zoetemeijer 1974)]:

OEEl 1 UTERATUURSTUDIE I 3-4


a * 4 m + 1.25n' (1-33)

De hoeken a en p worden ais volgt berekend (respecttevelijk formule (3-25) en (3-26) uit (Zoetemeijer, 1974)1:
(134)

9m

eos/? =
(135)
Hw

In 4.3.1. wordt deze theorie in beperkte mate toegepast

1.5 Bouten
De nomnate waarde van de vtoeigrens en treksterkte voor bouten worden in tabel 1.5 gegeven

Tobe! 1 5 - Nomnala waarden van de vtooigrens tyb en treksterkte fub voor bouten (NBN EN1993-1-8
tabel 3.1)
bomkb> 46 5.6 58 68 ** 10.9
^(NW) 240 >20 500 400 4W 640 900
f i'Nmni' 400 40(1 500 400 600 800 1000

De treksterkte van de bouten wordt bepaald met de votgende formule

FtM = *8y*"* mer k2 = 0,63 voor bouten met verzonken kop; anders k2 = 0,9 (1.36)

OEEl 1 LfTERATUURSTUDIE | 36
2 Kennismaking met de berekeningssoftware

IDEA StatiCa Steel is onderdeel van IDEA StatiCa. Met dit pakket kunnen stalen verbmdmgen. balken.
kolommen en doorsnedes berekend worden. Deze masterproef spitst zich grotendeels toe op IDEA StatiCa
Steel Connections. IDEA StatiCa Steel CSS - doorsnede berekening en IDEA StatiCa Steel Balk komen ook
in heel beperkte mate aan bod.

B
fT*T=f- StatiCa*
B
In dit hoofdstuk wordt kenns gemaakt met de
CONOtnWfSTHhS&NE KXA SUUCt ONLmt

Ftgutir 2 1 Stattvonsloi IDEA


StatiCa
theoretische achtergrond van IDEA StatiCa Steel Connections en worden een aantal problemen/aannames
behandeld.

2.1 Theoretische achtergrond van het softwarepakket IDEA StatiCa Steel


Connections

2.1.1 Info over het gebruikte model van IDEA StatiCa Steel Connections

De Eurocode oerekent stalen verbindtngen, in het bijzonder verbindingen waar zich non-lineariteiten zoals
lassen. bouten, puntlasten, . in bevinden. a.d.h.v. de componentenmethode [figuur 2.2]. Deze methode kan
echter niet voor alie typeverbindmgen gebruikt worden en daarom werd door IDEA RS een neuwe methoce
ontwikkeld voor een geavanceerd ontwerp van stalen verbtndmgen. De naam van deze methode is CB=EM -
Component Based Fmite Element Method (figuur 2.3],

OEEU LITERATUURSTUDIE I 36
1 - column web m shcar 2 - column web m corrvprejon 3 - beam (tange and web in compression 4
coturno tange m bending 5 - bolts m tensin 6 - end piale in bending and 7 - column web m tensin
Figutir2.2 Componenlennwiftode CM

De CBFEM methode is gebaseerd op het idee dat de nuttige en correte delen van de componentenmethode
CM zouden moeten behouden worden. Het zwakke punt van CM, namelijk de vaagheid wanreer de
spannmgen van de individuele componenten worden geanalyseerd. is vervangen door een modellering die
gebruik maakt van de eindige elementen methode.
Figuuf 2 3 - CBFEM-imthode

BOUTVEHBMOINO
coMPSweuTewiooei C6EEM UCOEL

In de CRFFM methode worden de flenzen en lijven gemodelleerd ais dnnne plateo Voor de modellering van
bouten en lassen moesten er speciale FEM - Fimte Element Method - componenten ontworpen worden.

2.1.2 Belangrijke aannames

Belangrijke aannames bmnen IDEA StatiCa Steel Connections in het belang van deze masterproef.

2.1.2.1 Theoretisch en werkelijk snijpunt


Bij het ontwerp van een verbmding moet de rele relatieve positie van het theoretische punt van een
verbinding bep3ald en gerespecteerd v/orden. In onderstaande figuur dudt de pijl de rele positie van de
verbinding aan. Het theoretische snijpunt wordt bepaald door het snijpunt van de centerljnen van de
elementen.

OEEl 1 LfTERATUURSTUDIE I 37
+

(2 1 )
Figuur 2 4 - Thooretiscti en weikebjk snijpunl van de constnictie-eteawnten (2.2)
IDEA StatiCa Steel Connections maakt gebruik van snedekrachten om de verbindingen te belasten.
Onderstaande figuur iHustreert dat de snedekrachten niet op het theoretisch smjpunt van de
centerlijnen kunnen geplaats? worden De snedekrachten worden op een afstand r van dit theoretisch
snijpunt geplaatst. Daaidoor moeten de snedekrachten omgerekend worden

vc=v
=W -VXr
2.1.2.2 Knoopevenwicht

Elke knoop m een 3D FEM model moet in evenwicht 2ijn. Er bestaan twee mogelijkheden om lasten m te
geven

Vereervoudiqd het dragende onderdeel is ondersteund aan beide uiteinden en bevat geen lasten;

OEEL1 irTERATUURSTUDIE I 38
- Geavaiceerd het dragende onderdeel is
ondersteund aan en uitemde, lasten zijn
aangebracht op alleonderdelen en het
evenwicht moet gevonden worden

<j| ii no __ 4 u mu
Figuur 2.6 - Vereenvoudigd knoapevemvicht

Figuur 2.7- Geavanceard knoopovenv/ichl


ln deze masterproef komen beide opties aan bod. afhanketijk van welk soort berekening wordt uitgevoerd.

2.1.2.3 Spar.nlng- rekdiagram


Het rele spannmg- rekdiagram van staal is in IDEA StatiCa Steel Connections vervangen door het idate
plastisch bilineair spannmg- rekdiagram

De spannmger m het staal kunnen de vloeispanning met overschrijden wanneer gebruik gemaakt wordt van
het idate plastisch spannmg- rekdiagram. Daarom is het v/aardeloos om een spanningscontrole uit te voeren.
Ais controle-eenheid wordt dan de relatieve plastische rek beschouwd. IDEA StatiCa Steel Connections stelt
een plastische rek van 5% in ais grensrek (zie 1.1.7.).

Om precies te zijn hanteert CBFEM eigenlijk een ideaal spanning- rekdiagram waarbij het plastische gedeelte
een Ibhte inclinatie vertoont. zoals afgebeeld op figuur 2.11. Daarom worden soms spanningen

OEEU LtTERATUURSTUDIE |
bekomen die groter zijn dan de vloeigrens. Dit heeft voor IDEA StatiCa Steel Connecbons echter geen belang
omdat ais controle-eenheid de plastische rek wordt beschouwd.

Op figuur 2.8 zjn alie mogehjke spanning- rekdiagrammen weergegeven

Waar spanning- rekdiagram


Conventioneel (ontwerp) spanning- rekdiagram
Bilineair ideaal spanning- rekdiagram
Bilineair spanning- rekdiagram met lichte inclinatie van het plastisch gedeelte (IDEA StatiCa Steel
Conne:tions)
2.1.2.4 Storkte analyso

De analyse van een verbinding is non-lineair of ptastisch. Daarom zijn er twee verschillende mogelijkheden
beschikbaar in IDEA StatiCa Steel Connections:

Rcactic van de structuur op de volledlge last: de volledige last (100%) is op de structuur aangebracht
en de corresponderende toestand van spanning en rek is berekend.
SMM(T H BMl|ah

Beindiging van de analyse wanneer de uiterste limiet toestand is bereikt deze toestand wordt
gevonden wanneer aUe controles van de structuur nog steeds aan de eisen voldoen. In het geval dat
de aangebrachte kracht groter is dan de berekende capaciteit van de constructie, is de analyse
gemarkeerd ais onvokloende en wordt er slechts een deel (percentage) van de aangebrachte kracht
op de constructie geplaatst.

Uiteraard word: in deze masterproef geopteerd voor de volledige last 100%'.

DEEL 1 KTERATUURSTUDIE | <0


2.1.3 Modelen mcsh Pate model

IDEA StatiCa Steel Connecbons maakt gebruik van pate elementen om de verbindingen te modelleren. Deze
pate elementen hebben 4 knopen waarbij de knopen op de hoeken van een vierhoek zijn geplaatst. Pate
elementen zijn 2D elementen die gedefimeerd worden in een 3D-omgeving. Dit houdt in dat in het midden van
een 3D element eigenlijk een 2D element wordt gemodetleerd. zoals geillustreerd op figuur 2.9 Dit 2D element
heeft dan een welbepaalde dikte (Asselman & Van Der Eeken, 2015).

Figuur 2 9 - Pale ebrmnl met 4 knopen


In IDEA StatiCa Steel Connections betekent dit dat iedere knoop 6 vrijheidsgraden bevat: 3 translaties (ux, uy,
u,) en 3 rotaties (<px, <py, <p7). Er bestaan verschillende soorten pate elementen. IDEA StatiCa Steel
Connections maakt gebruik van MITC4 pate elementen Voor meer info over deze (MITC4) pate elementen
worJt verwezen naar de literatuur [Ibrahimbegovic (1990). Mindlin hypothesis. Dvorkm (1984)].

Het gebruik van pate elementen verklaart waarom in IDEA StatiCa Steel Connections de resultaten steeds in
n vlak worden afgebeekJ i.p.v. over de volledige dikte van het element. Dit is op figuur 2.10 afgebeeld, waar
een dubbel T-stuk op trek wordt belast. met ais resultaten respectievelijk de bijhorende equivalente spanmng
en plastische rek.

Figuur 2. JO- Invloed pate elementen op de grafische resultaten

De convergente van de mesh

De verbindmgscheck zou onafhankelijk moeten zijn van de elementengrootte. Mesh generatie op een
alleenstaande plaat is geen probleem. De aandacht zou moeten gevestigd worden op complexe elementen
zoas verstjvers, T-stukken en kopplaten

Er is reeds gelest of de meshgrootte een invloed uitoefent op het weerstandbiedend moment (Wald, et al..
2016). Voor verschillende type-elementen wordt een verschillende ideale meshgrootte verkregen:

Kruising kolom - ligger: 8 elementen over de hoogte van de kruising


Dwarsverstijver 8 elementen over de breedte van de verstijver

OEEL1 UTERATUURS7UDIE I
T-stuk 16 elementen over de helft van de flens-breedte

In het vertiere vertoop van deze masterproef zal de ideale meshgrootte van de verschillende type elementen
toegelicht worden.

2.1.4 Verband moment- rotatie

In het moment- rotatiediagram wordt in IDEA StatiCa Steel Connections de rekenwaarde van het
weerstandbiedend moment verkregen wanneer de 5% plastische grensrek wordt bereikt. Dit wordt zo gekozen
omda: na deze plastische grensrek er een snelle ontwikkeling van het vloeien plaatsvindt

Initiiti Wtrm

Figuur 2.11 - Relatie tussen moment en


mtatie

OEEL1 UTERATOURSTUDIE I 42
Deel 2: Onderzoek

De theoretische bevindingen, die in het voorgaande deel werden uitgelegd, zullen met het softwarepakket
IDEA StatiCa Steel Connections getoetst worden, Het ontwerp van een verbinding bestaat uit meerdere
aspecten en daarom bestaat ook het onderzoek uit meerdere tasen.

In Eurocode 3: NBN EN1993-1-8 worden stalen verbindingen berekend met de plastische methode. Plastisch
rekeren ligt bijgevolg aan de basis van het ontwerp van een stalen verbinding. Daarom wordt in een eerste
fase van het onderzoek onderzocht waar en wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections plastisch ptooien
optreedt Hierbij wordt een bezwijkcriterium voor plastisch plooien opgesteld en wordt nagegaan of de formules
in 1.1.3 worden teruggevonden.

Daarnaast speelt in de berekenmg van geboute verbindingen de theone van de vloeilijnen van Johansen een
belangrijke rol. Met deze theorie wordt de effectieve lengte van de vloeilijnen van een equivalent T- stuk
theoretisci berekend. Deze lengte bepaalt de grcotte van het plastisch moment en daarbij ook de grootte van
de verschillende bezwijkmechamsmen van dat equivalent T-stuk. In een tweede fase wordt gezocht of de
verschillende bezwijkmodes. beschreven in 1.4.2. , worden teruggevonden in het pakket. Daarbij wordt ook
onderzocht of IDEA StatiCa Steel Connections al dan niet rekenmg houdt met wrikkrachten.

Alie berekeningen worden uitgevoerd met IDEA StatiCa Steel Connections versie 7.1.18.

DEEL 2 ONDERZOEK | 3
3 Plastisch moment

Om te ondereoeken wanneer het plastisch plaatplooien of m.a.w. wanneer het plastisch moment optreedt,
wordl er gebruik gemaakt van tange smalle platen die votgens hun zwakke as worden belast. Er is gekozen
voor platen met de volgende afmetingen:
Tafee/ 31- Afmetingen pisten L en P

Plaat Breedte bp Dikte tr Lengte


[mm] [mm] [mm]
L 200 20 1000
P 300 20 1000

Deze testen worden uitgevoerd met de volgende rekentools:

IDEA StatiCa Steel CSS - Doorsnede berekening:


IDEA StatiCa Steel Beam;
IDEA StatiCa Steel Connections

3.1 Voorafgaand
Zoals eerder vermeki, beschikt het IDEA StatiCa Steel pakket nog over een aantal andere rekentools. Met de
ene rekentool kunnen spannmgen over de hoogte van de doorsnede worden gegenereerd en met de andere
rekentool kunnen doorbuigingen worden berekend Deze rekentools werden ook getest op hun vermogen om
al dan niet plastisch te rekenen. Uit deze testen volgt dat beide rekentools enkel elastische berekeningen
uitvoeren en dat deze rekentools verder geen nut zullen hebben in deze masterproef

Deze rekentools worden enkel getest met plaat P. In onderstaande alinea s worden de resultaten kort
weergegeven.

Met do formulos in 1.1.3. kan do grootto van hot olastisch on plastisch moment voor plaat P wordon berekend

Melatltcti = Xfy = 4.7 kNm


Mplaitixh 0-25 x bp x tf2 x fy = 7,05 kNm

3.1.1 IDEA StatiCa Steel CSS - doorsnede berekening

Met deze rekentool is het mogelijk om een spanningsverloop over de doorsnede te verkrijgen. Er worden
enkele spannmgspunten aangebracht waar de equivalente- of Von-Mises spannmg moet berekend worden.

Om deze rekeitool optimaal te testen, om te weten of het van emg nut kan zijn m deze masterproef, wordt de
plaat jnmiddellijk ook in het plastisch gedeelte belast.

DEEl 2 ONDERZOEK | A*
p- i--:- f
De doorsnede zal worden belast met toenemende momenten. Hieronder wordt een voorbeekJ gegeven van
de manier .vaarop deze berekenmg voor n moment verloopt

1 ________ -________ 1
Figuur 3. f - Vezets voor spa/mtngsbereketvng

Figuur 3.2- Vezels voor spanningsberekening


Moment MM = 4.7 KNm

Manueel
4.7xl0iVmmxl0mm ___ ,
(3-1)
235 N/mm*
T
= Sf =0 N/mm2 (3.2)

a
vu ~ 'o2 + 3r2 = V2352 + 3 x O2 = 235 N/mm2 (3.3)

Software

Figuur3 3 - Spanningsverioop overde doorsnede Z=U

Figuur 3 4 - Spanningsvertoop overde doorsnede

DEEl2 ONDERZOEK|AS
Ffguur 3.5 - Spanmngsvertoop over de doorsnede: trVM

imm mn v*r ipnnntiMnm nwtwi *tl IIWII)MIII

Flguur 3 6 Wearden van (fe spaminosberokening ove? de hoogte van de doorsnede

Voor dit moment Mfed = 4,7 kNm zijn de spanningen in de hoekpunten van de doorsnede gelijk aan de
verwachte theoretische spanningen. namelijk de vloeigrens fy - Enkel de spanningen aan deze hoekpunten
zulen worden beschouwd omdat deze het dichtst aanleunen bij de manuele berekeningen.

Deze berekenng wordt voor verschillende stijgende momenten uitgevoerd. Het verband tussen de spanningen
in de hoekpunten van de doorsnede en het daarbijhorende moment wordt in grafiek 3.1 uitgezet.
Grafek 3 J - Verband moment-spanning bij doorsnedeberekentrtg over de hoogte

Verband moment - spanning


600

DEEl 2 ONDERZOEK | Af>


In deze grafiek wordt duidelijk welke momenten werden getesL Hieruit kan duidelijk worden besloten dat deze
rekentool IDEA StatiCa Steel CSS louter elastische berekenmgen uitvoerl en dat deze tool verder geen nut
meerzal hebben m deze masterproef.

3.1.2 IDEA StatiCa Steel Beam

Bij het belasten van de plaat met een moment. svordt de doorbuigmg manueel ais volgt uitgerekend

(3.4)
2Blg

Deze formule Nomt voort uit het theorema van de virtuele arbeid (Van den Broeck , 2011-2012). Opnieuw
volgt een vercelijking tussen de manuele berekeningen en de resultaten die gevonden zijn met de software.
Deze software berekenmgen komen tot stand met het pakket IDEA StatiCa Steel Beam.

Om deze rekeitool optimaal te testen, om te weten of het van emg nut kan zijn in deze masterproef. wordt de
plaat onmiddellijk ook in het plastrsch gedeelte belast. Verschillende stijgende momenten zullen de doorsnede
belasten. Hieronder volgt een voorbeeld van hoe deze berekenmgen voor n moment verlopen.

Moment MM = 4.7 kNm


Software
Manueel
4,7xlO*XHXl *
=' 2x210000x200000 = 55,95238mm

Voor dit moment MEd = 4.7 kNm zijn de manuele doorbuigmgen en de doorbugingen, berekend met de
software, volledig identiek. Deze berekening wordt voor verschHiende toenemende momenten uitgevoerd.
Hieruit blijkt dat de manuele berekeningen en de berekeningen met de software steeds exact gelijkt zijn. Het
verband tussen de doorbuiging en het daarbijhorende moment ziet er ais volgt uit.

DEEl 2 ONDERZOEK | 47
Grafek 3.2 - Verband moment-doorbutging

DEEl 2 ONDERZOEK | 48
3.2 Toelichting bij de testen met IDEA StatiCa Steel Connections
Het doel van deze testen bestaat er n om na te gaan waar en wanneer plastisch dooien optreedt in IDEA
StatiCa Steel Connections. Daarvoor wordt een eenvoudige ingeklemde ptaat op buiging belast. Het is echter
met mogelijk om de plaat rechtstreeks in te klemmen. Daarom is deze constructie gemodelleerd door de plaat
aan een heel stijve buis te lassen. De constructie wordt belast met snedekrachten waarbij geopteerd wordt
om een moment ais snedekracht te gebruiken Met deze testen wordt er gestreefd naar het ontstaan van een
rechte vloeilijn langsheen de inklemming.

Ftguur 3 8 - Consltate, plaat belasl oi> buiging

De platen L en P zijn aan een buis met afmetngen SHS550/550/40 gelast met een lasdikte van 30mm. Zoals
in 2.12.1. vermeld. rekent IDEA StatiCa Steel Connections de lengte van de elementen in vanaf het snijpunt
van de centerlijnen. Wanneer dus een lengte van de platen gewenst is van 1m. moeten deze platen een
fictieve lengte krijgen van lOOOrmn + ^ = 1275mm.
Tabcl 3.2 Afmetingcn (') platn P en L

Plaat Breedte bp Dikte t- Lengte Fictieve lengte


[mm] fmm] [mm] [mm]
L 200 20 1000 1275
P 300 20 1000 1275

Er is in deze testen enkel gebruik gemaakt van de staalkwaliteit S235. Daarbij worden de eisen, die vermeld
zijn in114., toegepast.

DEEl 2 ONDERZOEK | 49
Van de beide platen L en P worden theoretisch zowel het elastisch ais het plastisch moment bepaald met de
formules die vermeld zijn in 1.1.3.
Tabel 3.3 - Eigerschappen pialen L en P

Plaat Breedte bP Dikte 11 T raagheidsmoment ly Elastisch moment Meima. Plastisch moment Ms*
[mm] [mm] [mm4] [kNm] [kNm]
L 2D0 20 133 333,333 3,1333 4,7
P 3D0 20 200 000 4,7 7,05

PLulL PLuiF
8
i

HCI ^
Figuur 3.9- Doorsneden pialen L en P
Er is een bezwijkcriterium nodig om te weten wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections het plastisch
plaatplooien van start gaat. Zoals eerder gezegd, treedt plastisch plooien op na het bereiken van het plastisch
moment. Er moet dus m.a.w. gezocht worden naar het moment waarbij alie vezels in de dwarsdoorsnede de
vloeispanning hebben bereikt Dit fenomeen werd in hoofdstuk 1 uitvoeng besproken.

In IDEA StatiCa Steel Connections kunnen twee types van berekeningen worden uitgevoerd

Spanninq- en rekberekeninq
Dit berekeningstype bevat nogmaals een keuzemogelijkheid voor enerzijds een sterkte^erekening
en anderzijds een knikberekening. In het verdere vertoop van deze masteroroef zal enkel belang
worden gehecht aan de sterkteberekemng. In deze berekenmg kunner de equivalente spanningen,
de plastische rekken. boutkrachten, lasspanningen en een vervormd mesh gegenereerd worden

StiifheiJsberekemnq

In dit berekeningstype kan een volledige stijfheidsberekening met bijhorend stijfheidsdiagram


worden gegenereerd. Ook hier kunnen de equivalente spanningen, plastisch rekken en een
vervormd mesh grafisch worden weergegeven.

In eerste instantie wordt het critenum van Von-Mises onderzocht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het
berekeningstype spanning- en rekberekening Dit is het meest voor de hand liggende cntenum om ais eerste
te testen. Indien dit een negatief resultaat oplevert zal een ander criterium moeten worden opgesteld.

De volgende factoren kunnen een invloed uitoefenen op de resultaten. De grootte van de invloed van de
volgende factoren zullen zich vormen in foutenmarges

Invloec coefficient van Poissoo (er wordt geopteerd voor v = 0);


Meshg-ootte:
Stijfheid van de buis waaraan de plaat gelast is.

DEEl 2 ONDERZOEK | 50
3.3 Spanning- en rekberekening

Indien de plateo met een toenemend moment belast worden, zullen automatisch ook de spanningen en de
daarbij horende rek stijgen. Op onderstaande figuur worden de verschillende spanning- rekdiagrammen
afgebeeld. Er wordt in de berekenmgen naar gestreefd te werken met het ideaal plastisch materiaalmodel.
Echter naar alie waarschijnlijkheid zal IDEA StatiCa Steel Connections. zoals eerder is vermeld in 21.2.3.,
werken volgens een spanning- rekdiagram met een lichte inclinatie van het plastische gedeelte De
berekeningen zullen bevestigen of dit al dat niet het geval is.

Wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections een sterkteberekemng wordt uitgevoerd, krijgt men te maken
met het men, afgebeeld op figuur 3.11, voor alie mogelijke controles/resultaten.

Figuur 3.11 Men voor mogehjke controles >n iDEA StatiCa Connections

In deze paragraaf zullen de controlemogelijkheden equivalente spanning en 'plastische rek' het meest
gebruikt worden. De grens voor plastische rek wordt n IDEA StatiCa Steel Connections standaard ingesteld
op 5%. Een hogere plastische rek zou volgens IDEA StatiCa Steel Connections leiden tot breuk van de
constnctie. De equivalente spanning of Von-Mises spanning wordt naar alie waarschijnlijkheid berekend met
de uitgebreide 3D-formule en met met de vereenvoudigde formule. Dit zal later worden toegelicht.

Vereen voudgde formule

<jvtt = yfTTW (3.5)

DEEl 2 ONDERZOEK | S1
Uitgebreide 3D - formu/e

aVM = -|J[(<T - <Jyy)2 + {<Jyy ~ ozt)2 + (<7 - oIXY + <Jzy2 + 6<ryt2 + 6<T2] (3.6)

De platen L en P zullen met een stijgend moment belast worden. Hierbij worden de equivalente spanmng en
de plastiscne rek in tabellen verzameld Verschillende grafieken zullen het verband tussen deze componenten
weergeven In de berekenmgen wordt de coefficient van Poisson gelijk genomen aan 0 n aan 0.3. Voor de
berekeningen worden de volgende netinstellingen gehanteerd.

Smaaw itiHWijt h I
u

M* * k09M M wMhotfct 1
VrMtlmnlwn<d ___________________________ 1
MI

ri.ny t Wl| C*m*7O0BriinMiUw(); 1


0 yiMW yooa n | t w ] 001000 1 OjOMOO

Ftguur 3 12 NetmsteHtngen sloiMebcrckcntng

3.3.1 Resultaten

Verwerking van de gegevens. gegenereerd door IDEA StatiCa Steel Connections geeft volgende resultaten
voorplaat L in tabelvorm.
Tabel 3 4- Resultaten sterkteberekening plaat L
Poisson 0.3 Pontn 0
Equivalente Equivalente
Totate rek
Momont M. Ptatische rek eparming Plattiscfte rek Totate rek *pannQ
(kNm| I%1 1%1 (N/mm-T r%i IN/mmH
0.5 0,00 0,02 38.09 0.0 0,0 38.0
1 000 0.04 76.18 0.0 0.0 76.1
1.5 0.00 0.05 114.27 0.0 0,1 114.1
2 0,00 0.07 152,36 0,0 0.1 152,2
0,00 0,09 190,46 0,0 0.1 190.2
3 0.00 0.11 228.55 0.0 0,1 228.3
3.5 0,02 0,13 235.04 0.0 0,1 235.0
4 0.05 0.16 235.10 0.0 0,1 235.1
4.40625 2,65 2,76 240,57 _ 2J 2,8 240,6
4.5 6.47 6.58 248.59 6.5 6.6 248.6
_A? 14.04 14,15 264.51 14,0 14.1 264,5
471 14.41 14,52 265.29 14.4 14,5 265.3
4,72 14.78 14.89 266 07 14.8 14.9 266,1
4.75 15.88 15,99 268.39 15,9 16,0 268,4
5 24.97 25.08 287.50 25.0 25.1 287.5
5J 42,94 43,05 325,27 42,9 43.1 3253
6 63.11 63,22 367.66 63.0 63., ~ 367.5
6.5 83.31 83.42 410.13 83.2 83.3 410.0

DEEl 2 ONDERZOEK | $2
Analoog voor plaat P:
Tabet 3.5- Re sulfaten sterkteberekening plaat P
Pomon 0 3 Poisson 0
Equivalente Equivalente
Momenl Plastischo rok Totnle rok spanning Ptastiscno ok Toale rok spanning
|kNm| %1 [%1 [tWmnvl f%l 1%1 INlirw]
0,5 0,00 0,01 25 48 000 0,01 25,29
1 0.00 0.02 50.96 0.00 0.02 50.59
__ L_5 0.00 0.04 76.44 0,00 0,04 75,88
2 0,00 0.05 101,92 0,00 0,05 101J7
2J 0,00 0.06 127,40 0,00 0,06 126,46
2 0,00 0,07 152,89 0,00 0,07 151,76
3.5 0.00 0.08 178.37 0.00 0.08 177.05
4 0,00 0,10 203.85 0,00 0,10 202,34
4,5 0.00 0,11 229,33 0,00 0,11 227.64
0,01 0,12 235,03 0,01 0,12 235,02
5,5 0,03 0.14 235,07 0.02 0.13 235.05
e 0,05 0,16 235.11 0,04 0,15 235,08
__ 0.09 0.19 235.18 0.15 0.28 235.33
e. 0.56 0.87 238.18 0.80 0.91 236,69
O,? 3.13 3.24 241.75 3.16 3.26 241.64
6.74707 4,44 4,55 244,33 4.45 4,56 244.36
6,8 5.88 5,99 247.73 5; 89 6,00 247,39
7 11.14 11,24 258,41 11.14 11,25 258,42
7,05 12,41 12,52 261.09 12,42 12.53 261.10
7.1 13.68 13.79 263.76 13.68 13.79 263.77
7.5 23.60 23.71 284.62 23.61 23.71 284.62
e 36.15 36.26 311.00 36.06 36.16 310.79
8.5 49.68 49.78 339.42 49.59 49.69 339 24
63.18 63.29 367.81 63.10 63.21 367.64
8,5 76.67 76.78 396,17 76,59 76.70 396.00
1C 90.15 90 26 424.50 90.07 90.16 424.34

IDEA StatiCa Steel Connections rekent enkel plastische rekken uit. Daarom worden deze plastische rekken
aangevuld met manuele berekeningen van de elastische rekken Hierbij worden de spanningen gebruikt die
door IDEA StatiCa Steel Connections zijn gegenereerd. De elastische rekken worden ais volgt berekend

(3.7)

Met deze resultaten is het duidelijk dat de effecten van de cofftcint van Poisson miniem zijn Deze minieme
versciillen kunnen ais volgt verklaard worden: bij belasting in het ene vlak gaat er naast een vervorming in
dat ene vlak ook een vervorming in de andere vlakken optreden. Wanneer deze vervormingen worden
tegengehouden. dan zorgt dit voor het ontstaan van spanmngen in die andere vlakken. Hierdoor zijn
verschillende termen in de uitgebreide 3D-formule voor de Von-Mises spanmng met gelijk aan nul. Bijgevolg
ontstaat er een grotere Von-Mises spanning. Dit verklaart waarom in deze berekeningen i=ts grotere
spanningen worden bekomen wanneer de coefficint van Poisson gelijk is aan 0.3 Logischerwijze
verminderen deze effecten wanneer de coefficient van Poisson gelijk wordt gesteld aan 0. Ook wordt bij deze
laatste het effect van piekspanningen in hoeken en de plaats waar de belasting aangrijpt kleinsr. Er kan
echter besloten worden dat het effect van de coefficient van Poisson verwaaroosd nag worden.

DEEl2 ONDERZOEK|
Volgens het ideaal plastische matenaalmodel zou elastisch mogen gerekend worden tot wanneer de uiterste
vezels de vloeispanning hebben bereikt. In tabel 3.2 is reeds het maximale elastische moment berekend
Marueel kunnen enkel elastische spanningsberekeningen worden uitgevoerd. Deze manuele berekenmgen
komen tot stand met de vereenvoudigde formule voor de
(3-9)
=
a
Uy l (3-8)
spannmgsberekening.
r = = 0 {geen dxvarskracht in dit geval)

<JV = \<<T2 + 3rz = aUy (3.10)

Onderstaande tabellen bevestigen dat IDEA StatiCa Steel Connections wel degelljk gebruik maakt van de
uitgebreide 3D-formule voor de berekeningen van de equivalente spanning of Von-Mises spanning. De spanning
die uit de berekeningen van de software volgen zijn steeds groter dan de manuele berekenmgen. Dit bevestigt
alsook dat IDEA StatiCa Steel Connections mogelijks rekenmg houdt met eventuele piekspannmgen. Deze
piekspanningen kunnen gelimmeerd worden door een andere mesh te gebruiken. Dit zal verder in deze paragraaf
worden toegelicht.
Tabel 3 6 Vcrgehjktftg sierkiebetekenmg pidat L manueel vs
software
-----------i -------------------------
Momont M- Equivalente spanning
Equivalente ftpnnnog Pon*on = 0 [N-
|KNm] mm-T
0,5 37.5 380
1 75 78.1
1.5 112,5 114.1
2 150 152,2
2,5 187,5 190,2
3 225 228.3
3.133 235 _________ 235,00318___________
Tabel 3.7- Vergelijking steikleberekening plaat P manueel vs. Software
IDEA StatiCa Steel Connections
Moment MI.J Equivalente spanning Equivalente spanning Pensin 0
IhNm] IN/mm-q [N/mnv'l
0.5 25 25,48
1 50 50.96
_ .1 75 76,44
2 100 101.92
2.5 125 127,40
3 150 152.89
3.5 175 178.37
4 200 203.85
4.5 225 229,33
4,7 235 235.0025

DEEl2 ONDERZOEK|54
Om te zien wanneer plastisch plooien optreedt. worden deze resultaten in grafieken uitgezet. Votgende
grafieken gevei het verband weer tussen het aangebrachte moment en de bijhorende spannmgen.

Grafek 3.3 - Moment- spannngsctiagram ptaat L

Grafek 3.4- Moment- spanningsdiagram ptaat P

Op bovenstaande grafieken kan nogmaals bevestgd worden dat het effect van cofficint van Poisson
verwaarloosd kan worden Merkwaardig is dat bij beide piafen het verband lineair verloopt tot een bepaalde
waarde Vervolgens verloopt de spanning constant btj een stijgend moment om daarna weer met eenzelfde
Momwl ^itnnlnftdni(|rafn plaat P

iin
>
I"in
u
! u

I U I I U I U O V I il M M MwiH KM MM

helling ais eerder lineair te verlopen. Hoewel dt slechts een schatting is. kan dit toch dutden op hel bereiken
van het plastisch moment. Voor plaat L doet de knik zich voor bij een momentbelasting van ongeveer 4.4 kNm
terwijl het theoretisch berekende plastisch moment voor plaat L een waarde heeft van 4 7 kNm. En voor plaat
P doet de knik zch voor bij een momentbelasting van

DEEl 2 ONDERZOEK | 56
ongeveer 6.6 kNm terwijl het theoretisch berekende plastisch moment voor plaat P een waarde heeft van
7,5 kNm. Spanning- reWdiagram gedctaltlccrd plaat L

Hoewel deze crafteken een veelbelovende en mooie vorm vertonen, worden deze sterkteberekeningen ais te
rtxeo
;n*o
>00
moo
MUJO
I \
i :< i
( moo
II Al
OCI i
iwoo
onnauwkeurig beschouwd om ais een bezwijkcritenum te dienen.

De
spanning-

cu

rekdiagrammen zijn afgebeeld op volgende figuren Deze grafieken bevestigen het vermoeden dat het
plastisch gedeelte van het diagram een lichte inclinatiehoek bevat. Bijgevolg zullen de spanningen blijven
stijgen bij een toenemende rek tot breuk optreedt. In IDEA StatiCa Steel Connections wordt echter een
plastische rek van 5% ais grenswaarde voor bezwijken genomen.

Grafiek 3.5 - Spanning- rekdtagram plaat L

*- -
MIO
WCf
Wkon
too
nro
MOO
1400

41 4 4 l> #4 l> f4 u U M M U HMI


*1*1

Grafiek 3.6 - Spanning- reksagram piaat P

DEEL 2 ONDERZOEK | $6
Spanning- rckdlagram gedatalllccrd plaat P

irti
m
M

I U U I !> I U <1 t U I U I U I M t U M
*1*1

DEEL 2 ONDERZOEK | $6
3.3.2 Invloed mcshgroottc op de grootte van de equivalente spanningen

Er worden voo- olaat L zowel elastische ais plastische berekeningen uitgevoerd om te controleren of de mesh
een invloed heeft op de equivalente spanningen die IDEA StatiCa Steel Connections genereert. Het idee
hierachter is om de piekspanmngen te elimineren zodat deze met gebruikt kunnen worden in de uitgebreide
3D-formule voor het berekenen van de equivalente spanning.

Er worden twee soorten netinstellingen gehanteerd. Er wordt gekozen voor een grote mesh en een kleine
mesh. De mesh wordt zo genoemd naargelang het aantal elementen dat deze heeft over de breedte t> van
de plaat:

Mesh met 1 element over de breedte bi

Figuur 3 13 - Netinstetng 1 elementen over de breedte br

Mesh met 8 elementen over de breedte bi


Modrtrn nrl

UjndMnl UMlWnjtr h|
VrnUin) ,u\ o un uitetorme buun M
Willn) un bo>n un mhcnortig kofcm 1
Unlil rirmer* 0|> Hn und
AjrtAl tunwmigMnilin 2
Df***geflb* cf * Ulln) 1
0* mnm* ijnjolt un liel eWnwnl |m] Q00100
O groouic giootW un n elenwnt (m) 0.20000

Figuur 3.14 - NetinstelUng 8 elementen over de breedte br

DEEl 2 ONDERZOEK | S57


Wanneer de resultaten van de berekeningen met deze twee verschillende netinstellingen worden samengevat
in tabel 3.8.
Tabel 3.8- Inrioed meshgrootte op equivalente spanning

Momeot Manu**l ConrwctKxts


1 S eieme'Vec
IKNtn] INrtnm-l MAmrl
0.5 37.5 37.5 38,05
1 75 75 76.10
15 112.5 112.5 114.14
2 150 150 152,19
2.5 187.5 187.5 190.24
3 225 225 228.29
3 133 235 235 235 00318
3.5 235 235.03 235.03
4 235 235.08 235,08
45 235 248 80 248 59
5 235 288.17 287,50
5.5 235 326.69 325.27

Er kan besloten worden dat bij de grote mesh de piekspanningen wel degelijk geelimineerd zijn, De elastische
spaming b*j deze grote mesh komt exact overeen met de manuele berekeningen Bij de ptastische
berekeningen zou de mesh dan weer geen invloed meer hebben op de resultaten aangezten de spanmngen
bij beide meshgroottes quasi gelijk zijn.

3.3.3 Conclusie

Er kan met de2e berekenmgswijze geen bezwijkcnterium worden opgesteld dat voldoende nauwkeung is. De
bekomen esultaten kunnen echter wel nog gebruikt worden in het verdere vertoop van deze masterproef. fi/et
deze berekenmg is duidelijk geworden welk spanning- rekdiagram IDEA StatiCa Steel Connections hanteert
in de berekeningen. Omwille van dit alies is een stijfhekJsberekening het volgende aspect dat zal worden
behandeld.

DEEl 2 ONDERZOEK | S58


3.4 Stijfheidsberekening

Zoals m paragraaf 1.3 reeds is vermeld. zal bij het uitvoeren van een stijfheidsberekening de verbinding
kunnen benaderd worden door een rotatieveer die de zwaartelijnen van de buis en de plaat met elkaar verbmdt
in het smjpunt (NBN Belgisch bureau voor normalisatie , Eurocode 3 Ontwerp en berekenmg van
staalconstructies - deel 1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbindmgen NBN EN1993-1-8.
2005).

Wanneer IDEA StatiCa Steel Connections een dergelijke berekening urtvoert, zijn de volgende eigenschapper
typerend voor een welbepaalde constructje:

Figuur3 15 - Eigenscbappen stijfheidsberekening IDEA SlaliCa Steel Connections

Het is niet duidelijk hoe IDEA StatiCa Steel Connections alie onderdelen van deze stijfheidsberekening
uitvoert. Omwile van dit feit, is het met mogelijk al deze onderdelen manueel na te rekenen. Ook omwille van
de bizarra of atypische verbinding die bij deze berekeningen wordt gebruikt kunnen deze onderdelen met va
Eurocode 3: NBN EN1993-1-8 worden berekend. Daarom volgt in tabel 3.9 een simpele verklaring van deze
eigenschappen
Tape/ 3.9 - Verklaring van de eigenschappen in een stijfhekfsberekeo/ng IDEA StatiCa Steel Connections
E* Werkelijke belasting

Buigweerstand

Iritiete rotatiestjfhe*d, gedefnleerd as etestiscbe stijtheid en wordt verwacht linean te veriopen tot een
5
;.lnj moment met een waarde van 2/3M, JM

Secans rotatiestijfheid

<t> Hsekrotatie of rotatie vervorming = effectieveAverketijk hoekrotatie van de verbinding

<P,- Rtatiecapaateit maximale rotate die de verbinding kan maken alvcvens te bezwijken

L SYSteemlengte van het element (zelf in te voeren in IDEA, tabblad geometrie')


s
l* G-enswaarde - voor een stijve verbinding

G'cnswaatde - voor een nommaal scharrwirende knoop

K las se Sterkteklasse waarin de verbinding is gedassificeerd

IDEA StatiCa Steel Connections zal zowel voor plaat L ais voor plaat P een dergelijke berekening uitvoeren.
De verschillende belastmgsgevallen worden zodanig gekozen zodat deze rekening houden met de
eigenschappen in tabel 3.2

DEEL 2 ONDERZOEK|
3.4.1 Rcsultatcn

Op figuur 3.16 zijn de (standaard)netinstelhngen die IDEA StatiCa Steel Connections bij deze berekenmgen
kiest. afgebeeld. Voorloptg wordt er met deze netmstelling verder gewerkt.
s mtmrnl
Stnar:aiAwn 2
V t**) w 0* boyo nr ir<555*JT*>y
5c6>ri )
1

J|

> yMryqMtwwo4>wonl (m) 005000


Figuur 3.16- Netinstellingen pialen stijfheidsberekening

Deze netmstellngen zorgen er steeds voor dat de breedte b< van de plaat m 8 elementen verdeeld is.

De berekenmcen worden voor beide platen tweemaal uitgevoerd. Eenmaal met de cofficint van Poisson
gelijk aan 0,3 en de andere maal met de cofficint van Poisson gelijk aan 0.

Voor plaat L worden volgende resultaten verkregen

Tabal 3 10 Resultaten sti/fbeMlsbarekenmj plaat I. met Poissot> = 0,3


w hiwpiiiirtul

1115616*4
Max l Ul i uox 4436)5 602761 0D)IS *0 15 541 0 5 0)003 6 70030 0054 fnU
l2 i neo 440625 UCUJM 002362 49472)6 11*56)6*40 5 0000) 070000 a oi4 flaM
11*5636*4
L3 2500 440625 QKI6 00)809 563*744 0 5 0000) 0.700 6014 fioXd :
11*5636*1
l4 JOCO 443625 002763 002756 1M 83728 0 5(0X0 670000 6014
m 450X0 4.40625 OB27M 002701 520 4*501 11*56)6*40 1 (DOGO 0 71TOO acuco MM
11*56
U 400000 4 40*25 0027*1 00)105 567,7245* HA40 100X50 670000 a 054 wtmi
11*5616*4
ur 440525 440*25 0027*1 00 5047 425)67116 0 10OXD fl^OW 0014 >MM4
VM 450000 440*25 0027*1 0M7 4014011* 11156)6*40 5 00000 6 70000 6054 rM:
UN 470000 4 40*25 0027*1 000(0) 5205 11*56)6*40 1 oooco Q70000 6054 IMM ;
01147
un 471000 4 43*25 002763 00X47 50)46*7046 500300 0700 0014
15*56)6*40
Ul 71500 440625 0027*3 00004) 50)11477*0 5 00X0 6 70000 0054U
11*5616*40
Ull 7(100 4 40*25 002761 000043 5)7212160 11*56)6*40 10X00 0 70X0 0014 r.a4
2
> IZU Ttiori 4.40C85 0027*2 00X00 mft.%4984 mv. :c*>4o * 00X0 Q7DOOO 0014 ***ui
1)5X741*7 11*5616*4
un 71400 442*25 0027*1 oasa 7 0 1 OOOCO0,70000 6014 rtMM
120412*95 11*5610*4
UM 71000 4 40*25 0027*2 ornan 5 0 5013000 6 700 00(4 "ote
122504466 11*5616*4
uir 72000 443*25 0 02763 00X00 ) 0 5 0X00 670X0 6014 (M
au 7MOO 440625 00276) 00X0) 53227.745 11*56)6*40 5 0X00 6 700 0054 TlnM !
92
un vaneo 440*25 0 027*1 00X0) 2174004536 5(00 670X0 0014 *44S4
11*56)6*40 :
1WK51777 11*5636*4
500 650000 443625 00276) 00X0) 2 0 i OOOCO 670X0 6014 w
55*46*132
U21 600030 4 43625 Q02763 00X0) 3 15*56)6*40 0X00 670X0 6014 t**5

LUI 50000 4 43*25 007711 O03CO3 7I05744OH t OOOCO 0.70000 001400 rimo*

DEEl 2 ONDERZOEK | 60
Tabal 3.11 - Resultaten stijftw/dsberekenng plaat L met Poisson = O

til XCO 4,4(625 002150 6920260 1195425 1000 0 0.014 Unte


IB 20fC00.02735
440525 343 70003
002826 7877563 1196426 1.000 0.7X00 8014 (inte
m 0.02735
250000 440625 343
0.0277 50 004)5 11964 1000 070000 0014 (inte
04 0027J5
100000 440625 6
00772 torilm 2634)
11N4JU 1.0(000 8014 <
IM 0027J5
160003 440425 0.0264 1186)521 4I
1196426 070000
1000 0.100 8614 IW.MI
U* 002735 440625
400000 1
0,07*5 141
16587677 1196425 1.00000 8014 (inte
U7 002735 440625
440625 541
0.0104 42)65751 1196426 0.70000
10(0 0100 8014 Unto*
U8 002725 440625
450000 0 )41
8007 6H.52745 1196426 1,0(000 0 8014 lintel
uto 002775
4 70300 440625 341
80007 59184873 1196426 7X00
100030 8014 (Inte'
un 002735
4 76X0 440625 5 34) 070003
800047 I0MU576 1196426 lom o.raooo 8014 lintel
uu 002755
4 71100 4 4(625 26 )4)
800043 10645,00 1196426 l oa) oroo03 8014 lintel
un 002715
4 71200 440626 800040 271
117 )4)
1196425 100000 07X03 8914 (Intel
un 002736
Urt loo 440625 0000 40605 MI
17501.45462 1.000 8014 (Intel
Uli 002755
4 71400 440525 118642534)
80ON0 12015295 0700030700 8014
1196425 1,000 (Intel
un 002755 440625
471500
0.0(030 12049.16 34)
1196425 1.000 8014 (Intel
un 002755 440625
4.72000 6
0,0000 12218528 343
1196426 6.70003
10(0 0,70003 8014 Unte
un 002755 440625
4T5COO 0
8040 75
1)235 34)
1196426 1000 070000 8614 lintel
un 002755
600000 440625 00(0 65304
21748195 )4)
1196425 1.000 670(0} 0.014 Unte
u 002735
550X0 440625 8000 46386391(8 34)
1196426 10(0 070003 6014 Rnte
IBl 002716
600000 440625 463
800000 55950 34)
1196425 1,000 8014 (Inte
U22 002735 440626 0
410000 729)7
o.oco 7KW 643
11964 <370(00
1.000 Q0149 Unte
02725 504)3 26241 0.70003 P
.. . Co~*. teteu,.-' *J

Urt deze tabellen kan worden afgeleid dat het plastisch moment optreedt wanneer <*> =<PC. Plastisch plooien

treedt dus op wanneer de hoekrotatie gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit. Ook valt op dat de secans
rotatiestijfheid bij het moment van MEO = 4,713 kNm gelijk wordt aan nul. Het theoretisch bepaalde plastisch
moment van deze plaat bedraagt 4,7 kNm. Het bekomen plastisch moment in IDEA StatiCa Steel Connectbns
kan bij benadering worden gelijk gestekJ aan 4 713 kNm Bij dit moment is echter de hoekrotatie nog niet
compleet identiek aan de rotatiecapaciteit. Daarom is een verdere verfijning van het moment noodzakelijk.
Met de onderstaande figuur v/ordt het duidelijk dat het plastisch moment van plaat L in IDEA StatiCa Steel
Connections gelijk is aan 4.7125 kNm.

Corfinrnt van Potsson =0.3


********** te
Figuur 3 1 7 - Plastisch moment IDEA StatiCa Steel Comectons plaat L

DEEl 2 ONDERZOEK | 1
Voor plaat P vwrden de vdgende resultaten op een anatoge wijze verkregen:

Tabel 3.12- Resultaten siijfbeidsberekening plaat P met Poisson = 0.3


Tabel 3.13 - Resultaten stijfheidsherekening plaat P met Poisson = 0
ftflbrttMlinwU MUI
oassim 704.5V 759.6177*
Rui NV l|1 i vxco 4.T4 ror aotwi 007415 644 1000(0 unoen 009100 Vetoel
U2 3.4X00 6.74 0.04(6 00197} *06559 93556* 1000 1050( 0.0310 bel
lll 707 004*
: vxm *747 0 44
007*11 ldiUM4 716
mitm (0 105X0
100X 0 0
0CJ100 W.4-1
114 i oxeo
07 174707 ao *06559 9355,6 1000
0 1050( 043103 Mil*
U5 004060 44 5716 (0 0
JMCU) 6.74 00406 0(0547 *06559 *3596** loaxo 10500 003100 HcrtMl
Ut 4 4X01 6 707 04406
5 44
007474 *065*4 76
7596** 0
loaxo 10*00) 00314)
u> 7470 04400
4.504 5 44
005746 *7047* 1*
93596** 1000 10*0(0 003143 bel
ir 7
6.74707
VWrtl 5
niur*a 10
005775 *57.470 7
93*96*7 (0
IttW 0.9MO 1
LU 5.9X4) *.74707
6.74 0O4C 00(454 ii30 *6
93596** \
1OM O
10500 042100 Hobet
U10 707 0.040/
toxoo 6747 W) aotti 1.44W 755,4*
1U.4:U 16 C0 0ovxo 003143
100X
un 07 04406
MMH 6747 1 4
0(0977 776407 *1*
*3596** 0
100X 10*0(0 007100 lum
uu 40X0) 674707 Q040
5 44
000744 447.7*6 1*
759.6* 0
100X 10*0(0 047104 Heei
Ull .TOC 674707 004(6
M 7*
0(0544 *14607 *14
7596** 0
100X 10*9(0 047144 ml
uu 074*07 O) 6747
07 0.04(5
5 *75
000177 *7*910* 1* 0
3596**1* 1090( 007109 nrtw(
U15 07 5
6X<0 004(6 000477 *7
155041 1HMC0
*3596** 100X 01059( 047109 *>
uu 70X0) 674707
6747 5004(6 000777 093
4 16
75961 01000 010*0(0 047143 ntiel1
uu '0X00 6747 0.040 0(075} 7159(0 93596** 1TO 1059( 093100 wi
07 5 *07.540 *1* 00
uu 07 65
70X00 674707 0(0779 *7
34
447701 1
3596** XC 1050(
100X 0 047109 U.i.1
U1* 70JSM 6.74* 004(09 9*4
044(6 OCOMO 9546*4 1*
*35965* 0
100X 0
1090( 093143 "flrfl
U30 *0X00 674*07 0,040
5 740
OCOMO 4*6.44 1*
359.4* 0
109X 0
iinoco 003143
un 704011 tfim 07 CHUCA
65 01*
(icono *J\7**U *14 0
inoxo invxn 009103
uu *05000 6747 004(6 * a co> 5446 *3596** 100X laioco 043103 tobet
uu *10(00 674707 0.04(6
5 IU* 1*
0OM0 7W99U417 0
100X 1050( 093109 tonel
lio* *500(0 674707 60406
5 *3596**16
QWOO 7IOTI6171* 0
100X 0
1050( 043100 W.UI
07 5 O 759.61*1* 0 0

DEEl 2 ONDERZOEK | 62
Idem dito zoals voor plaat L wordt het met figuur 3.18 duidelijk dat het plastiscti moment van plaat P n IDEA
StatiCa Steel Connections gelijk s aan 7,02275 kNm.

Figuur 3 18 - Plastisch moment IDEA SlatICa Sleel Connections plaal P

Volgens de resultaten blijkt dat de gebruikte constructie kan geclassificeerd worden ais een flexibele
verbmding Dit komt doordat de imtile rotatiestijfheid binnen de classtficatiegrenzen valt voor een stijve of een
scharnierende verbinding (zie 1.3.1.)-

De ontwikkelingen in bet moment- rotatiediagram van beide piafen zijn te vlnden in de bijlagen appendix A:
Onderzoek plastisch moment

In tabet 3.14 wordt de procentuele afwijking bepaald van het moment gevonden n IDEA StatiCa Steel
Connections t.o.v. de tbeoretlsch berekende plastlsche momenten van de platen.
Tabel 3.14- Procentuele afwijking plastisch moment plaat L en P

Theoretisch IDEA StatiCa Steel Connections Procentuele afwijking

Plaat L 4 7 kNm 4,7125 kNm 0.27 %

Plaat P 7.06 kNm 7,02275 kNm -0,39 %

Voor ptaat L Is het theoretisch berekende moment kleiner dan het moment gevonden n IDEA StatiCa Steel
Connections. Dit Is loglsch omdat de berekenmg van het theoretisch plastisch moment in principe te veilig
wordt uitgevoerd (zie 112).

Voor plaat P is het theoretisch berekende moment groter dan het moment gevonden in IDEA StatiCa Steel
Connections Dit is met logisch aangezien het theoretisch plastisch moment m principe te veilig wordt berekend
(zie 1 1 2 ) Maar drt bepaalt echter met dat het gevonden critenum niet correct zoo zijn

Bijgevolg ontstaat het bezwiikcnterium voor plastisch plooien Plastisch plooien treedt op wanneer de
hoekrotatie 0 gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit 0' Dit criterium wordt ais voldoende nauwkeurig beschouwd.

DEEL 2 ONDERZOEK 163


Onderstaande grafieken geven de resultaten voor plaat L en P grafisch weer Op de grafieken is te zien dat
de effecten van de cofficint van Poisson mmiem zljn. Dit wordt in 3 4 2. uitvoeng besproken

Op grafiek 3.7 komt de knik' voor bg een moment van 4.7 kNm. En op grafiek 3.8 komt de kmk eveneens
voor bij een moment van 7 kNm Dt komt overeen met de gevonden momenten.

DEEL 2 OT4DERZOEKI (A
3.4.2 Invloed cofficient van Poisson Plaat P

De resultaten voor plaat P worden In n tabel verzameld Vervolgens wordt de procentuele afwtjking bepaald
van enerzijds de werkelijke hoekrotatte en anderzijds de rotatiecapaciteit

Talwl 3.15- Pnocerifuete aMfhingen stijfhadsbarekoningen cofficint van Potsson plaat P


Poitaon 0,3 Pottaon * 0
Moment MEA <s> *< * c * c
[KNm] [mrad] [mrad] [mrad] [mradl r%i [%]
1,5 102,47331 9283,63895 104,59349 9295,65716 2,027 0.129
2 102,47331 9283.63895 104.59349 0205.65716 2.027 0.129
*A 102.47331 9283.63895 104.59349 0295 65716 2.027 0 129
3 102.47331 9283.63895 104,59349 9295,65716 2.027 0.129
3,5 102,47331 9283,63895 104,59349 9295,65718 2,027 0,129
4 102,47331 9283.63895 104,59349 9295.65716 2.027 0.129
4.5 108,47223 9283.83895 110,71513 9295 65716 2.028 0 129
$ 149,64667 9283.63895 152,72767 9205,65716 7,017. 0.129
5.5 217,05842 9283.63895 221,49583 9295.65716 2.003 0.129
6 347,51252 9283,63895 354,51032 9295,65716 1,976 0,129
6.5 707,11133 9283,63895 720.82206 9295,65716 1,902 0.129
870,97877 9283.63895 887,5604 9295,65716 _ 1.868 0,129
6.7 1123.58896 9283.63895 1144,37091 9295,65716 1,816 0.178
6 74707 1290.7603 9283.63895 1320,2630 0295 65716 1 780 0 129
6,8 1563,7981 9283,63895 1501,24753 9295,65716 1,725 0.129
7 6255,06508 9283 63895 6302.67445 9295 65716 0,755 0.129
7.01 7320,16754 9283.63895 7359,55895 9295 65716 0,535 0129
7.02 8817,28287 9283.63895 8837.23703 9295.65716 0.226 0.129
7,0225 9278.34892 9283.63895 0200,38334 9295.65716 0,120 0 129
7.02275 9283,78105 9283.63895 0205.80498 9295.65716 0.129 0.129 __
7.025 9333.39977 9283.63895 9345,43037 9295.65716 0,129 0.129
7,03 9443,5215 9283 63895 9455,54352 9295 65716 0.127 0.129
7,04 9663,83839 9283.63895 9675.8461 9295.65716 0.124 0.129
7,05 9884,25255 9283.63895 9896,24882 9295.65716 0,121 0,129
7,1 10987,63752 9283.63895 10999,60709 9295 65716 0,109 0.129
7,5 19861,30524 9283.63895 19873,70491 0295,65716 0,062 0 129
8 30999,98856 9283,63895 31013.2122 9295,65716 0.043 ___ 0J29
42154,86006 9283.83895 42168,95294 0295.65716 0.033 0 129
9 53316.3147 9283.63895 53331,25287 9295,65716 0.028 0.129
9,5 64481 12488 9283.63895 64496,93298 9295,65716 0,025 0.129
10 75647.93396 9283.83895 75664.81182 9295.65716 0.022 0.129

In tabel 3.15 wordt het duidelijk dat de invloed van de coefficient van Potsson miniem s aangezten de
procentuele afwtjkingen n het algemeen bijzonder klein zijn. Wanneer het plastisch moment in IDEA StatiCa
Steel Connections van 7.02275 kNm is bereikt. zijn de procentuele afwijkingen van de werkelijke hoekrotatte
en de rotatiecapaciteit identiek Dit ts een logtsche bevindmg aangezten btj dit moment de werkelijke hoekrotatte
en de rotatiecapaciteit quasi geltjk zijn

DEEL 2 OfJOERZOEK | 65
Analoog worden de resultaten voor plaat L In n tabel verzameld. Vervotgens wordt de prooentuele afwijking
bepaakt van enerzijds de werkelijke boekrotatie en anderzjds de rotatiecapaciteit

Tabol 3 16- Procontuelc atwqltingon sHlheidabeivkenmg cofficiSn/ van Poisson voor plaal L
Poisson = 0.3 Poisson = 0 Procantuala afwijking
Moment M, 0 c 0 c 0 c
fkNm] [mracfl [inradl [miad] fmradl I%1 1*1
1.5 68.31133 11956.3694 89.2028 11964.25343 1.288 0.066
2 69,87236 11956.3694 70.77563 11964.25343 1.276 0.066
2.5 68,98744 11956 3694 90,00433 11964 25343 1,130 0 066
3 108 83728 11956 3694 109,91199 11964 25343 0.978 0066
3.5 12946509 11 956 30|| 130,53521 11964,25343 0,820 0,066
4 167.72456 11956.3694 188.87672 11964.25343 0.682 0.066
4,40625 420,82316 11956.3694 423,65751 11964.25343 0,669 0,066
4,5 609.48339 11956.3694 613.52749 11964.25343 0.659 0.066
4.7 5895 83347 11956.3694 5918,48735 11964 25343 0,383 0 066
4,71 10066.97046 11956.3694 10083.57626 11964.25343 0,165 0.066
4,711 10831,4779 11956 3694 10845.00273 11964.25343 0,125 0.066
4,712 11721 23602 11956.3694 11730 40805 11964 25343 0.078 0 066
4,71225 11956.61831 11956,3694 11964.50329 11964.25343 0.066 0.066
4.713 11973 54984 11956.3694 11981 43482 11964.25343 0,066 0.066
4,714 12007,41577 11956 3694 12015,2998 11964,25343 0,066 0066
4,715 12041.28265 11956.3694 12049,16668 11964.25343 0.065 0.066
4,72 12210.64663 11956.3694 12218.52875 11964.25343 0,065 0.066
4,75 13227 74982 11956.3694 13235 63004 11964.25343 0,060 0 066
5 21740,04936 11956.3694 21748,19946 11964.25343 0,037 0.066
5.5 38830,12772 11956,3694 38839.08463 11964.25343 0,023 0.066
6 55940,93323 11956.3694 55950,72937 11964.25343 0,018 0.066
6.5 73057,86896 11956.3694 73068 50433 11964.25343 0.015 0.066

In tabel 3.16 wordt het, dem dito zoals voor plaat P, dutdelijk dat de invloed van de coefficient van Poisson
miniem is.

In principe zou kunnen gesteld worden dat wanneer de coefficient van Poisson gelijk is aan 0. de constructie
iets sterker/stijver moet worden geacht dan wanneer de coefficient van Poisson gekjk is aan 0.3. Dit kan
verklaard worden met de bevmdmgen m 3.3.1. Oaar zijn de equivalente spannmgen bij een cofficint van
Poisson gelijk aan 0 kleiner dan de spanmngen bi) een coefficient van Poisson gelijk aan 0,3 Hierdoor zal de
constructie bij een cofficint van Poisson gelijk aan 0 3 sneller bezwijken Bij de stijfheidsberekening kan dus
eenzelfde conclusie worden getrokken wat betreft de invfoed van de coefficient van Poisson

OEEl 2 OUDERZOEKI es
3.4.3 Invloed mcshgroottc

Om te weten of de meshgrootte van de platen een invloed heeft op het gevonden plastisch moment. wordt er
gestart met de grootste mesh die mogelijk is, om vervolgens te emdigen met een zo klein mogelijke mesh. De
grootte van de mesh zal begrensd worden door de rekencapaciteit van het pakket. Hoe kleiner de mesh. hoe
langer het pakket er over zal doen om een resultaat te verkrijgen Deze berekeningen worden enkel uitgevoerd
voor plaat P. De coeffcient van Poisson wordt eens gelijk gesteld aan 0 en eens aan 0.3. Op die manier wordt
de invloed van Poisson hierop ook nog eens duidelijk.

De mesh word: zo benoemd naargelang het aantal elementen dat deze heeft over de breedte bf van de plaat.
In de volgende berekeningen wordt telkens slechts n parameter van de nstellingen gewijzigd:
Volgende resulaten worden verkregen voor de stijfhetdsberekening per meshgrootte:

Figuur 3.19 - Netinslelhngen voor ondetiook naar meshgtoode plaal

P 3.4.3.1 CoPicint van Poisson 0

DEEl 2 ONDERZOEK | 67
Tabel 3.17- Invloed mesligrootte op het plastsch moment (Poisson - 0)

3 elementen

4 elementen

WMMtWBIfl
5 elementen wW W

1 -lA-l (M ......
8 elementen
tujn tuw orara unui UMMTU UUUI 'ovwe asjwe <W >M

10 elementen

12 elementen
>*.: P M> ui aun O.M.'J. ewui um ucc\ani tmtttoi \axco iinoai IUUIOU n

DEEL 2 ONDERZOEK | 68
15 elementen

20 elementen

25 elementen

30 elementen

35 elementen

40 elementen

3.4.3.2 Cocint van Poisson = 0,3

Volgende resulaten worden verkregen voor de stijfheKlsberekemng per meshgrootte:

Tabal 3 18 hwioed meshgrootte op het plastrsch moment (Potsson 0.3)

3 elementen

4 elementen

5 elementen

8 elementen

10 elementen

12 elementen

DEEL 2 ONDERZOEK | 69
15
elementen

20
elementen

25
elementen

30
elementen

35
elementen

40 elementen

3.4.3.3 Conclusio
Wanneer alie resultaten voor <J> en Oc bij het plastisch moment n een tabel worden gezet.
Tafee/ 3 19- Invloed mesh plaat P voor stijfteidsberekening bijplastisch moment
Poiwon 0 Posxxi * 0.3

Plamlich
Ajrit.il HoeArotat Roto troca paoted
moment Grartte van de HoeluotaUe
<: <t> RotoUecapeciteit
conoKon IDEA elementen e
oo de -and r-M-i M (mrad] (mrad] [nvad] (mrad]

1
1aterra*
3 aterraran 7.02275 0.1 9183.77721 9183.69424 9153.38993 9153.31268

4 aterraran 7.02275 0.073 9219,80381 9219,88851 9208,12893 9208.0164

5 eterroren 7.02275 0.08 9285.66124 9283.52381 9254.1256 9254.99399

8 ten ren * 7.02275 0.0375 0795,80408 9293.6310 0783,78105 9783,83895

10 etertanten 7.02275 0.03 9299.17526 9299.02564 9286,87477 9286.73172

12 etenanten 7.02275 0.025 9300,18997 9300,04025 9787,6749 9287.5309

15 etenaneen 7.02275 0.02 9299,91438 9299.76483 9287.23528 9287,09126

20 olonenton 7.02275 0.015 9799,42894 9299,27921 9286,69167 9286,54861

25 lenen ten 7.02275 0.012 9790,34507 9299,10624 9286,65066 9786,50665

30 olonenton 7.02275 0.01 0798,6717? 9298,96239 9786,44753 9786,30447

0298.43003 9798,73085 6266,52718 6267,66705

DEEl 2 ONDERZOEK | 6
Aanvankelijk werd gedacht dal wanneer de mesh Klein wordt genomen, de resultaten beter zouden aanleunen
bij de iheoretische of manuele berekenmgen. Er werd dus gedacht dat het gevonden plastische monent bij de
klemste mesh dtchter zou liggen bij het theoretische plastische moment van
7,5 kNm. Drt 15 echter niel het geval

Grafiek 3 9 illustreert hoe het plastisch moment wijzigt in functie van de meshgrootte. Er is een beperking aan
de meshgrootte. Bij beide resultaten - Poisson = 0 n Poisson = 0.3 - zorgt een te kleine mesh voor compleet
andere waarden van het plastische moment. Dit is het geval bij de mesh met 35 elementen en de mesh met
43 elementen.

Grafiek 3.9- Invloed meshgrootte op plastisch moment


lnvtod imthfrootu op pUimth momont

J Mi U M

Met deze resultaten wordt duidelijk waarom IDEA StatiCa Steel Connections in zijn standaard netinstellingen
opteert voor onderstaand bereik. Binnen dit bereik van meshgroottes. liggen de waarden echter dicht bij
elkaar:

Een minimolc grootte van het element van 0,01 m of 10mm


Een maximale grootte van het element van 0.05m of 50mm
Mntl
cutir itamhmv**

WWH i Op OMn ** (iMwnqp kuon U


*in de toom in -e<hnt>je Mn i*
Atu liififfl cp nn iml li, -------------- 1
*

Cri>Bin Un Itlrg |i
Oe rMirrote ilMI<niil |n| 04
Odwnw omoneiwKtAplimnilnl 04K
Figuur 3 20 Standaaixiinstettingen mesh

Het is het makkelijkst om binnen dit bereik te vallen wanneer het aantal elementen op de rand gelijk wordt
gesteld aan 8

De kleinste netinstellingen vergen te veel tijd en rekencapaciteit van het programma waardoor kan besloten
worden dat de standaard netinstellingen een goede benadering geven van de berekeningen. Daarom zal in
het verdere verloop van deze masterproef deze standaard netinstellingen verder gebruikt worden.

DEEl 2 ONDERZOEK | 70
Op grafiek 3.10 en grafiek 3.11 is te zien dat deze resultaten exponentieel vertopen en dat ze convergern
naar n bepaalde waarde. De waarden b>j de meshgroottes met 35 en 40 elementen op de rand zijn hier
weggelaten omdat deze buiten het bereik vallen. BIJ Potsson = 0 convergeert de hoekrotatie - zowel de
werkelijke hoekrotatie ais de rotatiecapaciteit - naar een waarde van 9299 mrad Bij Poisson = 0.3
convergeert de hoekrotatie - zowel de werkelijke hoekrotatie ais de rotatiecapaciteit - naar een waarde vai
9286 mrad.

Grafek 3. W- Invfoedmesh plaat P voor stijfherdsberekening bij plasbsch monten!: grootte van de elementen

Grafek 3.11- invfoed mesh ptaat P voor sttjfheidsherekening bij pfastisch moment: aantal elementen op
rand
invloed meshgrootte op de resultaten van stiifheldsfcereVen.ng plaat P

DEEl 2 ONDERZOEK | 71
3.4.4 Invloed diktc/stijfhcid van de buis waaraan de platcn gclast zijn

Bij de eerdere oerekeningen werd reeds een heel stijve buis gebruikt. namelijk SHS550/550/40. Enkel de
wanddikte zou een invloed kunnen hebben op de resultaten. Omdat in IDEA StatiCa Steel Connections 40mm
reeds de grootste wanddikte is, wordt om aan te tonen dat de wanddikte wel degelijk een invloed heeft op de
resultaten, een dunnere buis gebruikt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de buis SHS550/550/25.

Er wordt voor ceze berekeningen gebruik gemaakt van de standaard netinstellingen en de coefficient van
Poisson wordt gelijk gesteld aan 0.

. SHS550/550/25

Tabel 3 20- Resultaten sti/fheidsberekening invloed buis SHS55Q/550/25

III *70000 *74*37 004C12 000541 1I5I2H55 9297 t 00000 105000 602*00
52541
112 4,74707 6 74707 0.04012 000507 111026475 9297)2541 100000 1.05000 002100 DnM
U3 680(00 674707 0.04012 001X24 160230(86 929752541 100000 1.05000 002100 MocbH
114 7 00000 674707 004072 000111 612127*65 929752541 100000 1 05000 002100 Owfcel
5
US 7.01000 674707 0,04032 000095 7174.096549297J5254 100000 1.05000 002100 HnM
1
u* 7.09000 674707 004032 0,00079 M42 66149 9297
52541 100000 105000 002100 Hnitel

117 70221) 674707 0JMQJ2 C.OCCOO 92976)947 929752)41 1JOOOO 1.0)000 002100 nwe*i
O
na 702500 674707 0.040)2 aoMco 914720210 929752541 100000 1.06000 002100 fente
uw 7.01000 674707 004032 000000 9457.31735 929752541 100000 105000 002100
lili 7.O4CO0 674707 0,04032 OOOCQC 967762200 929752)41 100000 1.350CC 002100 note*
U12 705000 674707 004012 0,00000 909602742 929752541 100000 105000 002100 OnW
1100119904
un 7.10000 674707 004012 eocooo 9297.52541 1(0000 105000 002100

SHS550/550/40

Tabel 3.21 - Resultaten stijfheidsberekenmg invloed buis SHS550/550/40

IM * My U1 670000 4 74707 004069 000546 114401929 92956571 ' acoco 105000 002100 Itn**

U2 674707 674707 004069 080511 1)1980912 9295*5716 100000 105000 002*00 ItnOM
in 680000 6747Q7 004069 000427 159081092 929565716 100000 105000 002100 RnM
LI4 700000 674707 004069 000111 6MI 96451 9295*571* 100000 105000 002KO Hn**

U5 7 01000 674107 004069 000095 7 9 00240 929565716 100000 105000 002tOO lia**
LK 702000 674707 304069 000079 861701916 929565716 i oca 105000 002KO Unen
> U7 7.C2Z75 674707 004069 300000 CTK* 9295.6)716 100000 t.KOOO acztoo IkiM
IH 702500 674707 004069 000000 9)45)4740 9295.65716 140000 105000 062*00 McrtH
UIO 701000 674707 004069 300000 945546055 929565716 100000 IC5000 302*00 nn4Mt

un 704000 674707 004019 QOOOOO 967576408 929565716 1 105000 Q 02*02 IWrt*


00000
U12 709000 4 74707 004049 000000 4961*440 92956571 100000 105000 002*00 IM*

un 7 10000 674707 0 04069 000000 1099952412 *295*571* 10(000 105000 002 MO IWtOl

Wanneer de resultaten voor <t> en Oc bij het plastisch moment van 7.02275 kNm in een tabel worden gezet:

DEEl 2 ONDERZOEK172
Tabel 3.22 - Vergeb/kjng stijfietdsberekefwtg nvlood dikte buis
SHS550/550/25 SHS550/550/40
Procentuele afwijkmg

[%]
9297.65987 9295.80498 0.019
Werkelike rotatie <t> [mradj
9297.52541 9295,65716 0.019
Rotatiecapaciteit <Dc [mrad]

Wanneer een stijvere buis wordt genomen, in dit geval SHS550/550/40. dan is de rotatiecapaciteit van het
plaatje klemer dan wanneer een minder stijve buis SHS550/550/25 wordt genomen. Dit is logisch omdat op
die manier de mklemming' minder rotaties/vervorming toelaat waardoor sneller de rotatiecapaciteit wordt
bereikt. Er kan besloten worden dat het een goede zaak is om te werken met de stijve buis SHS550/550/40
omdat op die manier de realiteit/inklemming het best wordt benaderd.

3.5 Platen belast met een dwarse kracht


Tot nu toe is bekend wanneer in IDEA StatiCa Steel Connections het vloeien van platen optreedt. Daarnaast
is ei ook een noodzaak om te weten vvaar dat vloeien optreedt

Wanneer de platen belast worden met een moment, zoals in alie voorgaande resultaten. dan heerst in
principe over ce volledige lengte van die plaat datzelfde moment. Het moment veroorzaakt met andere
woorden over de volledige lengte van de plaat dezelfde spanning. Dit wil zeggen dat de volledige plaat gaat
vloeien bij het bereiken van het plastisch moment.

Indien een mgaklemde plaat wordt belast met een puntkracht, dan treedt het grootste moment op ter hoogte
van de inklemming. Dit impliceert dat ter hoogte van de inklemming een vtoeilijn zou ontstaan over de breedte
van de plaat wanneer het plastisch moment wordt bereikt.

Om dit te kunnsn verkrijgen wordt in de volgende testen een dwarse kracht gebruikt ais snedekracht. De
testen worden jitgevoerd met plaat L.
Tabel 3.23 - Eigenschappen plaat L

Plaat Breedte bP Dikte t, Traagheidsmoment ly Elastisch moment IWdm. Plastisch moment Mu


(mm) (mm] (mm4) (kNm] (kNm)
L 230 133 333.333 3.1333 4.7
20

De puntkracht die nodig is om het plastisch moment te bereiken.

F*l = M

F * l m = 4,7 kNm

F = 4,7 kN

Het reeds gevcnden cnterium wordt op deze test toegepast:

Plastisch plooien treedt op wanneer de hoekrotatie <t> getijk wordt aan de rotatiecapaciteit <P C '

DEEl 2 ONDERZOEK | 73
De stijfheidsberekening wordt twee maal uitgevoerd voor een verschillende X-positie van de dwarse kracht:
QBerefcening
D* batMtmq vooi d brknng ven d
t klm SW N O My o Mi oor dan O* *tf

Figuur 3 21 Betostmg op plaai L stijfheidsberekening met

dwerskracht Volgende foutmelding verschijnt bij beide

opties en IDEA StatiCa Steel Connections rekent niet

verder
van da ncntand van da >99*- Plaa P-|U1|

Figuur 3 22 Foutmckng stijfheidsbereketung met finarse kracht

Volgens IDEA StatiCa Steel Connections is de belasting voor de berekemng van de stijfheid te klein Dit kan
geinterpre:eerd worden ais volgt belasting met een dwarse kracht veroorzaakt qeen rotatie' in de verbinding.
Daardoor kan dit criterium niet uitgevoerd worden.

Deze test werd voor de volledigheid ook uitgevoerd met ais belasting een moment n een dwarse kracht. De
uitkomst is apnleuw dat enkel het moment in deze berekening een invloed heeft op de rotatie.

De totale rotatie <*>, 1V, van een element i die in het vtak yz wordt belast op burging, wordt in IDEA StatiCa Steel Connections
bekomen va een model met n vnybelast element en de andere elementen ngektemd. De waarde voor tj tyz wordt beinvtocd
door de vervormingen van alie elementen in de 3 dimensionale verbmding.

De hoekrotate van het geanalyseerde element in het vtak yz wordt in IDEA StatiCa Steel Connections berekend ais volgt: 4>,,y,
= Hienn <s<Pfy, de totale hoekrotatie m het vlakyz. zoals berekend met het

DEEl 2 ONDERZOEK | 74
CBFEM pakket. De hoekrotatie <t>)eyt rekent de invloed van de vervormingen van de overige elementen in en wordt bepaald
door m het vlak >-? de elementen te modeleren ais 1D-elementen. zoals afgebeeld op onderstaande figuur. Mccr dctails in (Wald.
et al.. 2016).

Deze aanpal* zorgt er alllcht voor dat het oomogelijk is om In IDEA StatiCa Steel Connections
een hoekrotatie te bekomen wanneer enkel een dwarse kracht aangebracht wordt.

DEEl 2 ONDERZOEK | 75
Wanneer n een sterkteberekenmg stapsgewijs de spanmng wordt berekend bij een steeds toenemende
dwarse kracht, dan wordt volgende grafiek bekomen

Grafiek 3.12 Dwarskracht- $panrvng$<liagrom plaat L


Grafiek 3.12 lijkt heel goed op de grafieken bekomen in 3.3.1. A.d.h.v. deze grafiek zou kunnen gesteld
worden dat hel plastisch moment optreedt bij een dwarse kracht met een waarde van 4.9 kN. Dit is een
logische uitkomst aangezien de equivalente spannmgen berekend worden met de vereenvoudigde formule

voor de Von-Mises spanning

DEEL 2 ONDERZOEK | 7S
Wanneer de dwarse kracht op een positie x = 1275 mm wordt geplaatst, zal een vloeien optreden dicht bij de
mklemming. Dit wordt gefllustreerd op figuur 3.23.

DEEL 2 ONDERZOEK | 7S
3.6 Conclusie

In dit hoofdstul< werd onderzocht waar en wanneer het plastisch plooien of vloeien optreedt.

In eerste instantie werd gewerkt met het criterium van Von-Mises omdat dit de eenvoudigste manier is om na
te gaan wameer over de volledige doorsnede de vloeigrens fy wordt bereikt. Een spanningscontrole heeft
echter in IDEA StatiCa Steel Connections geen nut. IDEA StatiCa Steel Connections hanteert m de plaats
daarvan een controle van een maximale plastische rek van 5%.

Via een stijfheidsberekening kon het moment van plastisch plooien nauwkeung worden bepaald Volgend
critenum is gevonden om te voorspellen wanneer vloeien optreedt

Indien een piaat wordt ingeklemd, belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening
wordt onderworpen, troodt vloeien op wanneer do hoekrotatie <J> gelijk wordt aan do
rotatiecapaciteit <t>,.'

Het is met mogelijk om exact te zeggen waar het plastisch plooien optreedt. Er is echter wel een vermoeden
dat bij dergelijke testen - met lange platen - vloeien optreedt langsheen de inklemming. meer bepaald op een
afstand van 0.8V2 keer de lasdikte van de inklemming

Indien het gevonden criterium niet toepasbaar is - wegens bv belasting met een dwarse kracht - dan kan men
m.b.v. een sterkteberekening de aangebrachte kracht uitzetten in funche van de equivalente spanning. Te
hoogte van de tweede kmk in de grafiek - van Imks naar rechts - kan men dan een onnauwkeurige maar wel
correte benadermg aflezen voor de kracht waarbij vloeien optreedt.

Met dit criterium wordt gevonden dat de formules in Eurocode 3 NBN EN1993-1-8 niet altijd de meest
conservatieve tesultaten leveren.

DEEl 2 ONDERZOEK | 76
4 T - st uko pt r e k ln dit hoofdstiK zal onderzocht worden of de theoretische bevindmgen n 1.4.
kunnen teruggevonden worden tn IDEA StatiCa Steel Connections. Er wordt gezochl naar de verschillende
bezwijkmodes. Deze uitkomsten zullen vergeteken worden met de manuele berekeningen Daarnaast komen
de wrikkrachten, de invloed van de coefficient van Poisson en de invloed van de meshgrootte aan bod.

4.1 Toelichting bij de testen

ln de literatuur (Wald et al.. 2016), werden reeds dergelijke testen uitgevoerd ln deze maslerproef worden
deze testen gereproduceerd en verdiept. Logischerwijze zal ook een vergelijking gemaakt worden met de
resultalen uit dit boek. ln tabel 4.1 is een overzcht van alie geteste T-stukken weergegeven. Op figuur4.1
volgteen verduidelijking van alie afmetmgen.
Tabel 4.1 - Overzcht van de geteste T-stukken
tan
T-l Bo '

Modal Irrml mml 5H SH SS=H StjS JU

Par amatar dlkla van 1 la Nenien


10 10 70 300 10 100 165 50 61.19 07A 67,5 M74 SO
1L_J 20 *oo 10 100 65 61.19 67,5 67.5 *474 I *8
lili is 70 0 10 100 165 50 61.19 67,5 M24 as
70 70 70 wo 165 50 61,19 67.5 M74 ________ as
10 100
Ai.. . 20 wo 2,5 100 65 50 57j7) 67,5 67,5 M74 i I **
-U0 30 70 300 13.5 11 165 50 57.73 67,5 67,5 _ M?4 88
67.5 M74 1
5 70 *00 2 100 165 50 57,7 67,5 as
40 20 KIO 3.5 100 165 50 57.7 67,5 67.5 1 MJ4 | 8
M5 45 70 300 3,5 100 165 50 .57,23 67,5 67,5 _ M74 ,
50 VI 20 WO 3,5 ino 165 50 57,7 675 67,5 * M74 *R
jl'aramalar: arootta van da boulan

MI 6 8.8 7$ <M) 165 50 61,19 67.5 M16 as


20 10
MO 8 8 75 20 V)0 10 100 165 50 61.19 67,5 67.5 M70 88
M74 S.H 25 20 *00 10 100 165 50 61,19 67.5 67.5 M74 8S
M 7 8 8 75 70 loo 10 100 165 *> f.l 19 675 67,5 . M77 as
I Para meter: materiail van da bouten

MJA 4 8 35 JO 1 100 10 100 165 50 61.19 67,5 67,5 M74 4S


M4S8 75 70 wo 10 m. 165 50 61,19 67.5 67.5 M?4 5S
M4 6.8 ___ 75 ___ JO 300 165 50 61.19 67,5 M74 6S
10 100
MJA 10.'I 25 JO SOI i 10 100 165 50 61.19 67,5 67.5 M74 109

Parameter: afitand tunen da bouten


wltO 20 j 20 300 7 100 no 50 37.00 95 47 35 M24
wl'.o 7 10 vio 1 100 IVO 50 75 71,35 1 M74 1 811
WOO 20 ' 70 300 100 J 700 50 #7.00 50 50 " M74
1
w?40 20 __ 70 300 1 100 740 50 107,08 30 30 M 4 88

Parameter : hooate/breedta T atufe


I.IIJl 70 7 VIO 1 100 no 50 37,00 *5 | 1 465 I M74 1 10
l".n 20 70 V t 2>0 o 125 VM 95. , 1 6,5 ] M4 : 10 >
bJto 20 10 " 2W _ 7 110 150 37,00 95 ___ j 4M5 M34 1 10 9
6400 70 70 WO 7 400 700 95 1 4635 M74 109
110

DEEl 2 ONDERZOEK | 77
V

*
N 17"

i
1

_i
t
Figuur4 1 - Afmetingen T-sltik Alie testen worden uitgevoerd met dezelfde netmstellingen Deze
netinstellingen zorgen ervoor dat er 16 elementen ge'.ormd worden over de
halve hoogte van de flenzen van het T-stuk. Deze mesh levert goede resultaren op n bovendien is de
berekeningstijd beperkf. Daarom zijn dit de ideale netmstellingen voor deze construcbe. Verder in dit
hoofdstuk zal nog een onderzoek worden uitgevoerd naar de invloec van de mesh op de resultaten.
V

Figuur 4.2- Net/nstetlingen testen T-stuk

De testen woden uitgevoerd met een stijfheidsberekenmg. Dergelijke berekenmg levert voor een verbmdtng
volgende componenten voor leder lastgeval

Ficfliur 4 3 - Etgenschappen stijfheKlsberekening T-stuk tn IDEA StaCa Steel Connections

DEEl 2 ONDERZOEK | 78
Daarnaast worden ook sterkteberekenmgen uitgevoerd op het T-stuk zodat meer info kan verkregen worden
over het gedrag van de flenzen en de bouten. Deze berekeningen leveren volgende componenten

Contrata van kautan an ankan VOIM M atiranta Uilaftac!

"NI ______ MI S __ S 5! _ ^

gwr4.4 - Eigenschappen bouten m IDEA StatiCa Steel Connecfons

Verklanng van deze eigenschappen:


Tabel 4 2 - Verdamg eigeoschappen

ty.M Rekcmvaarde van de trck (druk) wecrstand van de verbindingcn (T-stuk) olbankelijk van de
ittgesloldo p)astrscl>e grensrek

s Langsvervorming of axiale vervorming

$. Normaalstijfheid of secant axiale stijfheid

F Trekkracht in bout

V Resultante van de afschuifkrachten V,. Vz in de bout

y U.C. - waarde onder trek

Uu U.C. - waarde onder afschuiving

Uy U.C. - waarden onder trek en afschuiving volgens NBN EN1993-1-8 tabel 3.4

?t .M Trekwcerstand per bout NBN EN1993-1-8 tabel 3.4

B
M Pons-veersland NBN EN1993-1-8 tabel 3.4

FrM Alscfurfweerstand per afschmfvlak (per bout) NBN EN1993-1-8 tabel 3 4

Ffj/a Stuikweerstand per bout NBN EN1993-1-8 tabel 3.4, aanname op * 1

Om te weten wanneer welke bezwijkmodes optreden, moet een bezwijkcriterium worden opgesteld. In het
algemeen kan gesteld worden:

Bezwijkmode 1: volledig vloeien van de flenzen Bezwijkmode


2 breuk van de bouten met vloeien van de flens Bezwijkmode
3: breuk van de bouten

Zoals eerder gezegd, treedt volgens IDEA StatiCa Steel Connections een bezwijken van platen/flenzen op bij
het bereiken van een plastische grensrek. Deze plastische grensrek wordt standaard op 5% mgesteld (zie
1.1.7.).

In het vong hoofdstuk werd onderzocht wanneer vloeien optreedt. Aanvankehjk werd gedacht dat de
plastische rek horende bij deze gevonden plastische momenten kon gebruikt worden om het vloeien van de
flenzen van de T-stukken te onderzoeken Het plastisch moment treedt doorgaans op bij een plastische rek
van 14.6%. Wanneer deze rek ingesteld wordt bij het uitvoeren van de

DEEl 2 ONDERZOEK | 79
stijfheidsberekening. zou de waarde van Nj*a benvloed worden. Het zou een positieve nvloed hebben op de
trekweerstand van leder T-stuk. Maar dit kan echter niel gebruikt worden aangezien de waarde van deze rek
wijzig: ais de mesh wordt gewijzigd. Dit wordt in 4 3.3. in detall onderzocht.

Omwille van deze redenenng wordt beslist om hetzelfde cnterium te hanteren zoals in het boek "Benchmark
cases for advanced design of structural Steel connections' (Wald. et al., 2016) werd gebrukt. Deze luidt ais
volgt:

Platen bezwijken bij een plastische rek van 5%


Bouter bezwijken bij het bereiken van hun trekweerstand Fj

De bezwijkkracht wordt gevonden door va het principe van trail-and-error te zoeken naar de kracht waarbij
net niels is bezweken Alie testen worden zowel uitgevoerd met de coffrcint van Poisson = 0 ais met de
coefficint van Poisson = 0.3 Dit moet urtwijzen of Poisson een invloed heeft op de trekweerstand van de T-
stukken.

In wat volgt worden de resultaten voor al deze testen gegenereerd. Om de essentie van de zaak te bewaren
worden slechts enkele van deze T-stukken uitvoerig besproken. De overige resultaten zijn in tabelvorm
sarrengevat. Daarnaast is er een mogelijkheid om de resultaten van alie T-stukken in de bijlagen appendix B:
Onderzoek T-stuk op trek te bezichtigen.

De modellen die uitvoerig zijn besproken zijn zo gekozen zodat de verschillende bezwijkmodes (en
tussenresultaten) aan bod komen. Daarom worden deze modellen per bezwijkmode ingedeeld

Naast de berekenmgen met IDEA StatiCa Steel Connections, wordt de rekenwaarde van de weerstand Fr\Pd
van de flenzen van de T-stukken ook bepaald volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2. Zoals vermeld in 1.4.2.
wordt hiervoor gebruik gemaakt van methode 1.

DEEl 2 ONDERZOEK | 80
4.1.1 Bezwijkmodc 1

4.1.1.1 Model tf15

Manueel
ir- mm
11
m 61.19 mm
n 623 m
613 mm
*1 50 mm

tntotfVf **** no^uiyn


Wbal64
langta
Vtoatfjn Tn F*
A inm tond 384.44
m 2*1 and 292.22
C 4m. USe hietcond 329.12
0 2m . 0.625a al Met-rond 214.56

*
acM 100.00

komrt (nM*v lante A. a.con

VtorJ^n (mm|
IrTf^x D 21436
1 292.22
la.2 0 214,56
laff.I 0 21436
n Vofmt WN (H99 J4 6J64 fsOrf S 4

Groen ptrnthch momant


vovtm r*N : i a j 4 tsXxt& i
.UM 233622 kNm
W.J.M 233622 Nm
Vo*>a*vi f*BM tMi > tonootoetmtVarntortile *t*~t**J
Mf*.*d IJllBSkNm
Rt*etvHue van da waarttjnd H3d ND een 6em van hrt T \lu

eovtn M4 8 *0 __________ Modal Moda 2 Moda 3 Modal*


P*1 [Ml| [kN] 1**1
fub
Voi(am NBN IN1991 1 8 6 6 2 6 4 tidal 6 4 00 H/mm* 165.42 252.18 406.66 9J.fl
A 3S3 mm1
ttju 203126 N
Gaomct/vxh kortrtr vtoailtpi 86,42 233JK, 406,66 1
***l voteri na*minsn &J* aetdM
De kleintte wM-de voor Fl.Rd vordt gevonden voor bemrijkmode 1 met aan kracht van 86.42 kN en een rechte vtoetfijn
Figuur 4 5- Minutle berekeningen model 1(15

Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 2m + 0,625e +e,
moeten hebben Wanneer echter alie opties worden beschouwd. geeft een rechte vloeilijn de kleinste effectieve
lengte. De manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model tf15 bezwijkt volgens bezwiikmode 1
met een rechte vloeiliin en met een bezwiikkracht oeltik aan 86.42 kN.

DEEl 2 ONDERZOEK | 81
IDEA StatiCa Steel Connections

Figiiui 4.6 Modd tf15

Volgende resulaten worden verkregen voor de stijfheidsberekening

Tabel 4.3 - Resultaten stijfheidsberekening model lf15

Poisson = 0
Poisson = 0,3
|t< >i ai N M)M i tro uw u tur.
tU caa Wi II anu
Ul mocan 10
locmr ai M000M
MUMM MUI M MMHI
10 tflXCDJ uuirn a roneeiun
LU uuu i v xrm
tu 'ro! IBwn a ron MUI
wma u KIM
l Moooa tumanso a? ron otas
T.1078
ti nt
ti moco 10117H a* mu
OT ron momo 19 tr.uir?
l macan tm
tMAUU 1,1tootu M taima U roja
n.wsi
ur tu anoo u
tOtAUM 1.ti 4T44I11
nomo toouio IM
na KMKOM KO.tXIS v tim l,4t
u IJUUUM tiro lt M1IUtairoui MI
MBaaooe tutir
tita imcana mwj
un MI <MMOI011T
rorm j iwn

un miaa IM.MC* 11 Mili

Wanneer de waarden voor NJ.IW . 6 en St bj de verschillende coefficienten van Poisson worden vergeleken.
kan de invloed van Poisson verwaartoosd worden. Bijgevolg wordt de bezwijkkracit n bezwijkmode berekend
d.m.v. het vooropgestelde criterium met de cofficient van Poisson = 0,3. Onderstaande figuren zijn

Ftguur 4.7 - Model tf15 rekcontrote en ptastische rek

opgemaakt voor de cofficint van Poisson = 0,3.

DEEl 2 ONDERZOEK | 82
Op figuur 4.7 5 duidelijk te zien dat de flenzen van het model op vier plaatsen vtoeien met een rechte vloeilijn.
Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 1. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht)
worden ais volgt berekend: Q = 12lL= 119,12 kN. Er treden bij dit model tojgevotg wrikkrachten op.

De vervormde constructie bij een kracht van 104,25 kN wordt op figuur 4.8 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op vier plaatsen. twee keer net naast de las en twee keer in de nabijheid van de bouten
(aan de kant van het lijf). Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10.

V
Figuur 4 8 - Veno/mdo construclio modal U15
Op figuur 4 9 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 104,25 kN De flenzen
bereiken de plastische grensrek van 5% terwijl de bouten voor 84.2% van hun capaciteit belast zijn (Un - UC
onder trek)
Owmdi

Connote bouten en ankeri


Omdat bij dit model wrikkrachten optreden. de flenzen vtoeien op ver plaatsen en de flenzen de plastische

Ontwetpgegeiens bouten
grensrek van 5% hebben bereikt, kan gesteld worden dat het model tfl5 bezwijkt volgens bezwiikmode 1 met
een rechte vloeilifn en met een bezwijkkracht oelijk aan 104,25 kN

Figuur 4 9 - Model If15: eiyenschoppGn


borokeainy

DEEL2 ONDERZOEK|
Grafiek 4.1 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.

Grafiek 4.1 - Moel If15: kracht i.f.v. langsvervomung

DEEl 2 ONDERZOEK | 94
4.1.2 Bezwijkmodc 2
4.1.2.1 Modtl tf40
lPn ,r
8
J mn*
A 2nm Roed 359.59
a nm*?el Rond 779.79
c Am.USe Niel tona 313JO
2m 0.625e el Nfet-rond 206.65
0
Vb4mWNrM!9n iJKm fr6rt<-6 ftwoiwQlK kerntw
H I fltecM I MBUPO I

Manueel

ti 40mm

m 57.73 mm
n *7.Vmm
e 7,5mm
el Sojriwn

EN<rt*v* kffgte *to**jn


vo+mmnon9n-i-*f*26.4. MMM
B^Mfinc komt. *nr A. 8. C, OQ
lengte
vioeUan |n*n|
lfl.nc 0 206.66
l*^P 279.29
LZ 0 206,65
lefl.l 0 206,66
Groocw piMttoch nomant
Mpy^d 19.4J487(kf*m
St. 19,47487 kNm
Mffmittrmf* turnar
mm______ _ _ _.l .wmk**
_________ I
lOBfn >424 EJtri
f6 900. N/mm*
A 353, mm*
703378 *
a - _
rv VO<0fm N6N fA'1993-1-8 f 16. to* i 4
8efcewajn3f van de wetfyjndFUM van een Itero wnhrtT-tfufc
Mode l Mode 7 Mode 3 Model

|voi|rm NBN IN1993 1 116 7 6 4 tjton 6 4


I**L 1>"J [kN) */
1357,67 531.54 406.66 6/Jf.iM
iGwmrtuMwrtaettotln __________ 657/ i ;M. 406.66 ~ 3750
~T
~
() Vo**m *0*1*1199^14 tt.1* tctxtJ De kleirotr waard* voof ft.Rd wwdt gevondcn voor btnrijkmmW 7 md NO krech* van

370.8 kN en w<i rtdrtt vtoeilijn

Figttur 4.10- Manuele berekeningen modal tf40

Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 2m + 0,625e + c,
moeten hebben Wanneer echter alie opties worden beschouwd, geeft een rechte vloeilijn de klemste effectieve
lengte. De manuele berekeningen voorspellen bijgevdg dat het model tf40 bezwijkt volgens bezwiikmode 2
met een rechte vloeilijn en met een bezv/iikkracht oelnk aan 370,80 kN.

DEEl 2 ONDERZOEK | 85
IDEA StatiCa Steel Connections

Figinu 4 11- Model tf40


Volgende resutaten worden verkregen voor de stijfhedsberekenng

Tabal 4 4 - Resultaten stUfheidsberekening model U40

Poisson = 0 Poisson = 0,3

DEEl2 ONDERZOEK|
IDEA StatiCa Steel Connections

Wanneer de waarden voor N.RO. 5 en SI bij de verschillende coefficienten van Poisson worden vergeleken.
kai de invloed van Poisson verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden weliswaar toch
voor betde coefftcinten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt
voor de coefficint van Poisson = 0,3.

DEEl2 ONDERZOEK|
Op figuur 4.12 is duidelijk te zien dat de flenzen van het model op twee plaatsen vloeien met een rechte
vloeilijn. Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 2. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze
bezwijkkracht) worden ais volgt berekend Q = -B-: = 23,88 kN. Er treden bij dit model bijgevolg
wrikkrachten op.

De vervormde constructie bij een kracht van 358,9 kN wordt op figuur 4.13 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt
weergegeven net een factor 10.

< ai

/ at

Figuur 4.13 Vetvotmdo constructie modo/ tf40

Op figuur 4.14 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 358.9 kN. De bouten zijn
voor hun volledige capaciteit belast. Un = 99.999 %. De trekkrachten in de bouten Ft zijn gelijk aan de
trekweerstand Ftw per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een relatief grote en dus met te verwaarlozen
plastische rek van 2 , 1 % bereikt.

OverttcM

Controle staven on staalplatrn

Controle bouten en aniers

Ontweipgegeoens bouten

Figuur 4.14- Model tf40: eigetischappen


berekening
Omdat bij dit nodel wrikkrachten optreden. de flenzen vloeien op twee plaatsen. de treksterkte van de bouten
is bereikt en de flenzen een met te verwaarlozen plastische rek ondervmden. kan gesteld worden dat het
model tf40 bezwijkt volgens bezwijkmode 2 met een rechte vloeilim en met een bezwiikkracht
3e!K.aan.a58.$ K.N. yg.gLRgisgJi^-Q.Ji .3.53.9 KN vwr Py?gn, = Q,g.

DEEL 2 ONDERZOEK | 87
Grafiek 4.2 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.

Grafek 4 2- Model tf40: kmcht i f.v langsvervormmg Model tf40

DEEl 2 ONDERZOEK | 88
4.1.2.2 Model M16 8.8
CiOfnttrtKN wduppi
Manueel
Qtoonu pUltMh moment
W^MWWIWWUit^
tt IQbtUJ 25 tnm
EA
m 7.8/865
61.1* kNm
mm
n 7^87865 Nm
fren
Vo*imMNM99t~atJm*4ttolommt/kitmtm
* 67.5 mu
[*>
MJM I 50 mi

Effectieve leoftv rioeibjn


Voem *ftVfN;99U4*6 2 6 4 OteVS 4
lrn'*

____ !| p* im
AMMMn 2itm ftond 384,47
B wn*ltl tond 292.23
fufe 800 H/mm'
CA 4m MS* 157N*t
iW rond 129.14
J 2m . 0.67V . el Hefrond 214.57
0 ___________________________ 90432 *
() Vo^rm HBM f*J9M UfUMWM
t ______________________ ______________________ I5
100.00
r**>
BepaOne komte ^ftWve tenate A, 8. C.OH
firrwj,.,), van de reo jnd t,*W van reo
M.W l<"] 1
Mode
ftem van7het T-ttufc
Mode 3 Modfl'
I*"} [kN] kN) /*/
lVBlKMWIBlWB4.HUA4.tl> 0
515X13
214^7
217,31 180 86 7S7.SI
8 292.23
tH4 180,8 __
leU 0
240X13
214.S7
_____________________ 0 _____ lZ _________
6
De Ueinste wuiiit voor ft,Rd wordt gevonden voor bcnrijkmodc 2 met ecn kilcM van 151,93 kN en een rechte vtoeiiijn
__
Ftguur 4 15 - Manjele berekeningen model M16 8.8

Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4, zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm nm \,2Sex moeten

hebbei. Wanneer echter alie opties worden beschouwd. geeft een rechte vloeilijn de kleinste effectieve lengte.
De manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model M16 8.8 bezwijkt volgens bezwiikmode 2 met
een rechte vloeilijn en met een bezv/iikkracht oeliik aan 151,93 kN.

DEEl 2 ONDERZOEK | 89
IDEA StatiCa Steel Connections

Poisson = 0

Figuur 416 - Model M16 8 8

Volgende resutaten worden verkregen voor de stijfheJsberekening


Tabel 4.5 Rcsuttatcn sbjftctdsberckentny modo/ M16 8.8

Poisson = 0.3

* r * ui uunXB nMI IU nui'Un


>r M ir wooo j:\nrjn cu n*o*i
IU ntm n\um o muw Mi rimooi m .11 &4 IIUI'OM
1(1 'MWW MIMTOO 0. IMWIW iu launooo 1M4MU ai nana
uj vi5 ti.ntuo io iami' IU i.-ianm 301 Mil >a Mil
u IHMH uittm it WWM1 IB i VI00000 I1 U i4*7
IM viecoos ni,rano u iimm ia iTvaooaoanwM um j
ir M9MX ni,um o ninun U lauxnoo IMIUM nuw
IM mm irv iu* amu j la JJVUUI mm MU IWII
ii :vi: m.ntir ior iiwm im noaoooo wuiii nr UMIH

uw maooo Bi.urn iu r*rm uto rumo ni ir i tina


un }30ooe jjiartn ui VMM) un mooooo n >*>- IM ;

Figuur 4.17 - Modal M16 8.8: lekcontrote en piaslische rek

Wanneer de vaarden voor Nj.Rd. 5 en Si bij de verschillende cofficienten van Poisson worden vergeleken.
kai de invloed van Poisson verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden weliswaar toch
voor beide coefficienten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt
voor de coefftcient van Poisson = 0.3.

DEEl 2 ONDERZOEK | 0
Op figuur 4.17 is duidelijk te zien dat de flenzen van het model op twee plaatsen vloeien met een rechte
vloeilijn. Dit zou kunnen wijzen op bezwijkmode 2. De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze
bezwijkkracht) worden ais volgt berekend Q = (fl' = 30,992 kN. Er treden bij dit model bijgevolg wrikkrachten
op.
De vervormde constructie bij een kracht van 149,8 kN wordt op figuur 4.18 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt
weergegeven net een factor 10.

Bt

BJ

Figuur 4 18 - Vervormde const/uctro modal M16 8 8

Op figuur 4.19 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 149.8 kN. De bouten zijn
voor hun volledige capaciteit belast, Un = 99,96 %. Hierbij zijn de trekkrachten in de bouten F( gelijk aan de
trekweerstand FI.R per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een relatief kleine plastische rek van 0.74 %
bereikt

Oremcht

Figuur 4 19 Model M16 8 8 cigcnscbeppen bercketung

Control boutm rn anterr

Omdat bij het model wrikkrachten optreden, de flenzen vloeien op twee plaatsen de treksterkte van de bouten

Ontrrerparorvrnt boutm
is bereikt en de flenzen een - weliswaar kleine - plastische rek ondervinden, kan gesteld worden

DEEL 2 ONDERZOEK | 91
dat het model M16 8.8 bezwijkt volgens bezwiikmode 2 met een rechte vloeiltin en met een bezwiikkracht
geliik aan 149 EN voor Poisson = 0 en 149.8 kN voor Poisson = 0,3.

Grafiek 4.3 stelt het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervorniing.

Grafiek 4.3 - Model M16 8 8 kracht i.f.v. tangsve/vomung

DE EL 2 ONDERZOEK | V
4.1.2.3 Modlb400 Manueel

rt Miran
J7 .0S ran
; iJi ran
e 9* ran
i Atoran
Effwfleve toflfta
vfcadqn
YoqmNeKHl&f-HfttJH M<
im^o
VtOOf, Typ*
/ra Rom V
B m . wrahP
7*1 Rom |mm| M6.4,
< *m
C
1.V MNM 767,07
767.07
u /m OtoV Hmi
A ^anwwidiumi /
raid
717.04
Uto*
______________
felf.J C >ff* 7*7j07 1 V
__ *
Qoon > w
>i'nranm.. /</
nmin mnnwinu M(4
ydnotkimn
WIVW*
mmtmft :d/*t J44>radnunanra WLM I
*A00titMm
1
soui.Mi4 ia*ri
Mi 1000-
Al iW
KM nmi N

n>*MlfWWH4U MU
r-i
Mxte i Mal]*
Motel Molf/
tUfl W|
L .JWff.i 4tta 7,60 Z95JI

fc>on>HTt>rt> knrtttutOdANn 1 101 A/ | S07J4 | 7.40 I /.OI


r~) wi trnt rvt*>} ittoj * ta**n
O* UtMt mote voor ft.M mor graondra roo bd/raifenod* i moto** ktm M van 4U.4S kM n *4otf>|n C mat Wnft 4m
* I. JS*

Fiymii 4 20 Manuela bcrekenmgcn trtodd b400

Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6 4 tabel 6.4 zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm 4m + 1,25c moeten
hebben. Wanneer echter alie opties worden beschouwd. voorspellen de manuele berekeningen bijgevolg dat
het model b400 bezwijkt volgens bezwifkmode 2 mel een trapeziumvofmiae \rioeili|n 4ro 4- l .25f en met esn
bezwiikkracht geliik aan 432.45 kN.

DEEl2 ONDERZOEK|
IDEA StatiCa Steel Connections

Figuur 4.21 - Modelb400

Volgende resutaten worden verkregen voor de stijfheKJsberekening:

Tabal 4 6- Restrtaten stijfheidsberekening model b400


Wanneer de vaarden voor NI.RU. 5 en SI bij de verschillende coeffcienten van Poisson worden vergeleken. kan

Poisson ~ 0 Poisson = 0.3

de invloed van Poisson niet verwaarloosd worden. De bezwijkkracht n bezwijkmode worden daaron voor
beide coeffcienten berekend d.m.v. het vooropgestelde criterium. Onderstaande figuren zijn opcemaakt voor
de cofficint van Poisson = 0.3.

DEEl2 ONDERZOEK|W
Op figuur 4.22 is duidelijk te zien dat het gaat over cirkelvormtge vloeilijnen. De eventueel mogelijke
wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht) worden ais volgt berekend: Q = 1 ^- = 6.4 kN. Er treden bij dit modet
bijgevolg wrikkrachten op.

De vervormde constructie bij een kracht van 495,2 kN wordt op figuur 4.23 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen op twee plaatsen, namelijk via twee cirkelvormige vloeilijnen. Merk op dat de vervorming
wordt weergegeven met een factor 10.
Op figuur 4.24 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 495.2 kN. De bouten zijn

OvorzietU

Figuur 4 23 Vervormde
const/uctw model b400

Conttolr rtavm m ctaalplatm

Control boutrn en anket t

Ontwerpfogoton imutrn

Figuur 4.24 - Model b400. cigeaschappon


borekenitig
voor hun volledige capaciteit belast, Un = 99.95 % (UC onder trek). De trekkrachten in de bouten Fi zijn gelijk
aan de trekweerstand FI.RO per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een relatief grote en dus niet te
verwaarozen plastische rek van 2.6 % bereikt.
Omdat bij dit nodel wrikkrachten optreden. de flenzen vloeien op twee plaatsen. de treksterkte van de bouten
is bereikt en de flenzen een niet te verwaartozen plastische rek ondervmden. kan gesteld worden dat het
model b400 bezwijkt volgens bezv/iikmode 2 met een cirkelvorrmoe vloeilim 2nm en met een bezwijkkracht
oeliik aan 487 kN voor Poisson = 0 en 495,2 kN voor Poisson - 0,3.

DEEL2 ONDERZOEK|
Grafiek 4.4 stett het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervormmg.
Graftek 4 4 - frtodel b400 kracht i.f.v. langsvervormng

DEEl 2 ONDERZOEK | 96
4.1.3 Bezwijkmode 3

4.1.3.1 Modtl t150

Manueel
Oemiteiiiu h>
tf bOjmm
m S7,23|mm
n 67.V mm
e 67,S mm
el SOjmm

(f f < tieva tenfta yjoaWfri


VoktmNBNtHlfii i 4*42 6-4. tab64
lengte
Vtoetfin pe mm
A 2nm Rond 3S9.S9
IB nm 2el Rond 279.79
4m . USe Niet rond 313,30
\o ____________________ 2m 0.67Se el Nrt rond 206.6S
vento* H8N lH9ff i 6 4* i 6 5. totri6 6 fgeomrtrnth tortUr iMinJ
1 L*______________ 100.00

lengfe
Vtoetfcjn
leff,nt ___ 206.6S
le,cp B 279,79
LefU 0 206.6b
iftr.i 0 ____ __________
n K0mWIIM9i4|UM eo**<64
Groocte ptettbch moment
Voloem N6He*9fi-l-S&i4 MO**6 2
MPCUW __ 30,3S13SkNm
Mp,7,Rd 30JS13S!kNm
VMpmftflftfNm* 1 fCJ.f 5. tobrl 6 (q*antrtrnch tornar foedpO
IBML _______ \**** 1
BoutanA24 4^f)
fub 800N/mmi
A% 3S3mmJ
fUU 203328 N
f"t\MemM6Nen99318S6 tabHH

()V*9mN6NtNl99} l-4t424 IDM62


De kleirate wutde voor Ft,Rd wocdt gevonden voo* berwijkmode 3 met een kracht van 406,66 kN

Figitur 4.25 - Marnele berekeningen model tf50

Volgens NBN EN1993-1-8 6.2.6.4 tabel 6.4. zou de optredende effectieve vloeilijn de vorm jrm + l,25e,
moeten hebben Maar de manuele berekeningen voorspellen bijgevolg dat het model tf50 bezwijkt volgens
bezwijkmode 3 zonder vloeilijn en met een bezwiikkracht qeliik aan 406,66 kN

DEEl 2 ONDERZOEK | 97
IDEA StatiCa Steel Connections

Figuur 4 26 Model tfSO


Volgende resulaten worden verkregen voor de stijfhetdsberekening

Tobe/ 4 7 - ResuUaten $iijfte>d$bcrekeninQ model U50

Poisson = 0.3
Poisson = 0
N
M

> t N III imoouii ii/vsoo nt MIUMt


in moceas oi.io o i Ml
U) icttoau Mi.vm o*
K iwoaro MI i i 12009*54

u wnooeai irooo * Hmil


* IKUXCOO *K 4*877 M 74 *0471

117 KKMXOOO Kiein na H0MI7


III iMMan IMMO c.s *17407
II* Kooeceo '.un MJ *0IO*l
UIO ISOOKOO 48072915 1*8 IWI
: mi 7KMXCOO 48125000 I7<4 401*}

Wanneer de waarden voor NI.RU. 6 en SI bij de verschillende coeffcienten van Poisson worden vergeleken. kan
de invloed van Poisson verwaartoosd worden. Bijgevolg wordt de bezwijkkracbt n bezwijkmode berekend
d.m.v. het vooroppestelde cnterium met de cofficint van Poisson = 0,3.

Figuur 4 27 - Model tfSO rekcotdrole en plashscbe rek

DEEl 2 ONDERZOEK | 96
Opmerking: de regels vermeld n 1.1.4. zijn hier van toepassing. waardoor de vloeigrens niet langer gelijk is
aan 235 N/mm2 maar aan 215 N/mm2.

Op figuur 4.27 zou lijken dat de flenzen op twee plaalsen plooien, maar deze plastische rek van 0.11% kan
verwaartoosd worden De eventueel mogelijke wrikkrachten (bij deze bezwijkkracht) worden ais vogt berekend
Q= = -1,5 kN. Een negatieve wrikkracht bestaat niet, dus kan gezegd worden dat bij
dit model peen wrikkrachten optreden.

De vervormde constructie bij een kracht van 409.5 kN wordt op figuur 4.28 in het xz-vlak weergegeven. De
flenzen vervormen bijna nauwelijks. Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10.

Figuur 4.28 - Vervormde constructie model tf50


Op figuur 4.29 zijn de specifieke waarden af te lezen die horen bij de belasting van 409 5 kN. De bouten zijn
voor hun volledige capaciteit belast, Ur = 99,97 %. De trekkrachten in de bouten F zijn gelijk aan de
trekweerstand F\M per bout. Tegelijkertijd hebben de flenzen een kleine en dus te verwaartozen ptastische
rek van 0.1 % bereikt. UJUI'I oiu> O
JK M*M0 III km**.*. OH
m*v OMUI
Olfrtlhl
muncoimi
JI24HI OIIW

>300003 Kl , iw umn UMW ui


> tata H*M m

rnnilnblinuf xn nul,ti

OntWfi-pgegtivns bouten

Figuur 4.29 - Model tfSO: e/geoscheppen


be/ekening

DEEl 2 ONDERZOEK | S9
Omdat bij het model wrikkrachten optreden. de treksterkte van de bouten is bereikt en de flenzen een te
verwaarlozen ptastische rek ondervmden kan gesteld worden dat het model tf50 bezwijkt volgens
bezwijkmode 3 met een bezwijkkracht aelifk aan 409 5 kN.

Grafiek 4 5 stelt het verband voor tussen de aangebrachte kracht en de bijhorende langsvervorming.

Grafek 5 Model (f50 krocftt I l.v langsvcrvomung

OEEL 2 ONDERZOEK | ICO


4.2 Resultaten van alie modellen ln wat volgt zal een vergelijking gemaakt worden tussen de
verschillende resultaten en wordt er uitgelegd hoe de verschillende bezwijkmodes kunnen gedefimeerd
worden. Daarnaast worden de grootte van de wrikkrachten, de invloed van Poisson en de invloed van de
meshgrootte toegeltcht.
4.2.1 Vergeljking tussen de resultaten

4.2.1.1 Vergelijking van de manuele berekeningen en de uitkomsten in IDEA StatiCa Steel


Connections in deze masterproef

ln onderstaande tabel worden alie resultaten van de verschillende T-stukken weergegeven samen met de
manuele berekeningen volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6 2. De kleinste effectieve lengte van de vloeilijn wordt
gezocht

Tabel 4.8 - Resultaten T-stukken



*]
PotMon *0 Raudtatan atoaM

Modrt 1**1 -0- Vcrmrloetw Mde 1**1 Mooe Vorratfoedan Wnkkreddrti

Paramatar. dikte .n da IWruan


10 iS.il i rKM t>!JS 1 W4 1 recia wr**;aditen
IIW SSJ1
1
ffM Tt.i 1
nj t rtcM wrfefcjjcMm

is S6.I 1 rada 104,25 1 lO.S 1 nf(N r*t(*hlfn


<uo 1 I retht 167.91 1 167.91 1 rrcM mitrar liten
1 i redil
ttn ) 7 3S.1S 1 734,9 1 retid tiixMn
tno KM as 2 retht 794.8 2 M. 7 reda r*kr editen
tm _ SSAL_ 7 rttfK 14.I I 174,4 7 reta mktrxtiten
ao 370*0 7 red* 1S8.6 2 isa.9 7 r<4 wr*krxtden
IMS 40*66 3 1*3.7 J 1*4 2 reta *nktr*taen
tfSO 3 409,5 1 409,5 * fren ritkrchfrr

M1688 1S19J y rada 149* 7 149.8 7 reda mktracfdrri


MO** 0498 i reda 201,9 2 704,0 2 reta mkkr editen

s a aooj 1 reda 734,1 1 7143 1 reta rritk/ecfaeo


M;** 400) 1 ret* 74* 1 748 1 reda niti/eddra

Par amettr: matartaai eae da boutan


Ma a * 16)36 2 recM 167 2 167 2 reta rakiaditm
Mas a 19019 2 reda la* isa reta rr ai/editen
Mva l6*l 7 retid l 2 71* 7 reta wnakr aciden
Ma io 9 74001 rettd 247 1 74 7J 1 reta t*kr aciden

Paramatar: a * and nnu m da toada*


wllO S1.51 ffM 7sa.s 1 7H 1 reta MTidjcMro
w150 16448 1 f*C?K 1*7 1 187 1 reta MrtiketMeri
w?CO 11457 1 112 1 137 1 recN arikkJtMer
*.'40 97JJ7 1 fftM 110.5 1 110.5 1 reda ralkiecMeri
Paramatar
1
i

blOO 1 rada 779 1 779 1 reta vntkrxHten


bSO 47244 7 reda 44* 2 441 2 nm nAk/adden
blOO 417.4S 2 4m . US* 464 2 469 7 7m rt airee Id en
woo aias am . US* aa; 5*V 7 7am MflUrxMefl
2 2

OEEL 2 ONDERZOEK1101
Bemerk dat er m tabel 4.8 bij de modellen met een x' naast de naam een klemere bezwijkkracht wordt
verkregen in IDEA StaliCa Steel Connections dan in de manuele berekemngen. Dit impliceert dat de norm
NBN EN993-1-8 soms minder conservatieve resultaten levert

4.2.1.2 Resultaten in het boek boek "Benchmark cases for advanced design of structural Steel
connections" (Wald, et al., 2016) t.o.v. de resultaten bekomen n deze masterproef

De resultaten bekomen in deze masterproef worden vergeleken met de resultaten uit het boek "Benchmark
cases for advanced design of structural Steel connections (Wald. et al.. 2016). Dit gebeurt zowel voor de
manuele resultaten (CM) ais voor de resultaten bekomen met IDEA StatiCa Steel Connections (CBFEM). Dit
wordt voor de coefficient van Poisson = 0.3 uitgevoerd.

Tabel 4.9 - Vergetijkmg resultaten *Benchmark cases (Wald. el al, 2016) t o v. de resultaten bekomen
m IDEA

45.1.7 (WM. 2010) Mtttarptoov


FI.IW M.fcl 11.IUI 1 l.iui
Modri Modc [KN| Modp lkN| Minio |kNI IkNI

Pirjnwter dlkt van <1* tleiun


10 1 44 1 38,41 I 75
ttlf J 63 1 . *>,? i 90 77.1
IM> i 9H 1 8M7 i 115 104.75
t 130 1 1/4 1 153,63 i 1/5 162,93
tu> 1 339 1 756,64 i 749 234,9
tilo 3 305 3 7 788 7^,*
IOS 3 335 7 II-..4/ 2 .320 374,4
tl*> 3 3/t 2 3/0.80 7 358 358.9
Mi 1 40/ 3 406.66 7 185 184
MM i 40/ 3 406.06 3 412 409.5
Pa/anwtai

1
I
f

M16B8 2 152 2 151.93 2 150 149,8


M70B8 3 205 7 704.98 7 700 704,0
M74 H M i 2/0 1 740,0.1 1 749 7.14,
M7/B8 1 2/8 1 740,03 1 760 748

P*/in**tar VM r*e fvmlen


M/4 4 8 2 164 7 163.56 7 163 162
M74 5 8 3 190 7 190.19 3 186 188
M24b8 i 21/ .2 216,81 2 210 218
M/4 09 273 .. 1 740,03 1 762 247,2

Puanotar: ItUnd luticn d* lioutsn


WllO L 282 1 -. 1 273 258,5
wiro l 1HB 104.48 1 194 187
w7(0 i 129 114,5? 1 144 132
W7/0 i 10? 1^ 97.0/ 1 174 110.5

Ptiamatai: hooft*/bf*d* T-ituk


blCO i 314 1 253,51 I 296 279
bZSO 2 423 2 422,84 2 448 451
bico 3 473 7 437,45 7 469
b4IX) i 423 2 432.45 2 492 495,2

Bemerk dat er n tabel 4.9 bij de modellen met een x' naast de naam verschillende bezwijkmodes worden
verkregen bij de manuele berekemngen tussen de resultaten in het boek "Benchmark cases ' (Wald, et al.,
2016) en ce resultaten bekomen in deze masterproef Daarnaast zijn er de verschillen in waarden voor de
bezwijkkracht Fina waar in 4.3.1 uitgebreid wordt op teruggekomen

OEEL 2 ONDERZOEK 102


Ook bij de be-ekeningen met het softwarepakket worden verschillen bekomen. Deze verschillen zijn
hoogstwaarschijnlljk te wijten aan het gebruik van een verschillende versie van het pakket IDEA StatiCa Steel
Connectons. De resultaten in deze masterproet zijn bekomen d.m.v versie 7.1.18 van IDEA StatiCa Steel
Connections terwijl de resultaten in het boek met een eerdere versie van het programma zijn verkregen.

In grote lijnen kan men zeggen dat de resultaten bekomen met het CBFEM pakket qoed overeenkomen. De
defmiering van de bezwijkmodes is steeds gelijk. De grootte van de krachten kunnen soms - in kleine mate -
verschiBen.

4.2.2 Samonvatting van de bezwijkmodes

De bezwijkmoces zijn bepaald met volgend cnterium

Platen bezwijken bij een plastische rek van 5%


Bouter bezwijken bij het bereiken van hun trekweerstand Ftjw

4.2.2.1 Alge.veen
In tabel 4.10 /olgt een samenvatting van de verschillende bezwijkmodes met daarbij de typerende kenmerken.

Tabel 4 10- Samenvatting van de bezwijkmodes

Bezwijkmode 1 Bezwijkmode 2 Bezwijkmode 3

Plastische rek fenzen 5% Aanzienefjke plastische rek fenzen Plastische rek fenzen 0.2%
Pontea 86 3 97% fo ufen 100% Bouten 100%

Vloeien van e fenzen op i ier Vloeien van de fenzen op twee


phatsen phatsen

Wnkkrachten Wnkkrachten Geen wnkkrachten

A** -M *4

V - ' * JL* */

OEEL 2 ONDERZOEK|103
4.2.2.2 Gedetaillecrd Bezwijkmode 1

Er treedt een bezwijken op van de flenzen. De flenzen bereken de plastische grensrek van 5% terwijl
tegelijkertijd de bouten belast zijn voor 86 97 % van hun capaciteit (Un - UC onder trek)

Oiwrrtrto I

OivlMrM >

Figour 4 30 - Voorbeeicl
bezw^kmode 1 kenmerken

Figuur 4.31 - Voorbeeld bezwijkmode 1: vtoeien op vier plaatsen


De flenzen vtrvormen plastisch op vler plaatsen nabij de bouten en nabij de lassen. Dit wordt teruggevonden
in de controle van de rek en ook bij de plastische rek:
Ook bij de vervormde constructie in het xz-vlak. die wordt weergegeven op figuur 4.31. vervormen de flenzen
op vie* plaatsen, twee keer net naast de las en twee keer in de nabijheid van de bouten (aan de kant van het
lijf). Merk op dat de vervorming wordt weergegeven met een factor 10.

' r

V
Figuur 4 32 Vervormde conslmclte bezwijkmode 1

OEEL 2 ONDERZOEK | KM
Bij alie modelan van drt bezwijkmechamsme hebben de vloeilljnen een rechte vorm. Natuurlijk s dit voltedig
afhankelijk van de afmetmgen van het T-stuk en is dit daarom geen vast gegeven. Bij deze bezwijkmode
treden ook steeds wnkkrachten op. Dit is ook te zien op figuur 4.32 en volgt uitgebreid in 4.2.6.

Het verband tussen de aangebrachte kracht en de langsvervorming 5 kent volgend verloop. Graftek 4.6 wordt
gekenmerkt door twee verschillende hellingen Bovendien ligt de bezwijkkracht steeds in de buurt van het punt
waar de helling verandert.

Grafek4 6- Voorheefdbezvjkmode 1: kracht i.f.v. langsvervorming


Model tMS

9 \ io i) n n n NI ii
u A (mm)

Bezwijkmode 2

Er treedt een tezwijken op van de bouten samen met een behoorlijk grote plastische vervorming van de
flenzen. De bojten1 bereiken steeds hun treksterkte Fu** of hun volledige capaciteit van 100% (Un - UC onder
trek) terwijl de flenzen een niel te verwaartozen plastische vervorming ondergaan.

Daarnaast is h=t ook mogelijk dat de flenzen een kleine plastische vervorming ondergaan Dit wil echter niet
zeggen da: het niet meer gaat over bezwijkmode 2. want er treden nog steeds wrikkrachten op.
Orrrnek11

Oxrrtvkt}

Figuur 4 33 Voorheeld bezviijkmode 2 kenmerken

1
Er kan slechts snkel worden vastgesteld, m.a.w. er is geen verklaring voor het feit dat txj bezwijkmode 2 telkens de bouten
hun volledige capaciteit hebben bereikt terwijl de flenzen een niet te verwaarlozen, maar kletnere plastische vervonning van
de 5% rekgrens ondergaan.

OEEl 2 ONDERZOEK | IOS


De flenzen vervormen piastisch op twee plaatsen: nabij de lassen. Dit wordt teruggevonden in de controle van
de rek en ook bij de plastische rek.

Ook bij de vervormde constructie in het xz-vlak die wordt weergegeven op figuur 4 34, vervormen de flenzen
op twee plaatsen. twee keer net naast de las. Merk op dat de vervorming wordt weergegeven met een factor
10.

0t *?

Figuur 4 35 - Vetvormde ccuistructte bezwijkmode 2


Volgens de norm zijn bij bezwijkmode 2 geen cirkefvormige vloelijnen mogelijk. Opmerkehjk is dat bij de
modellen b300en b400, zoals ook blijkt uit 4.1.2 3 , er wel degelijk een cirkelvormige vloeilijn ontstaat. Hier
is geen verklaring voor en dit kan enkel worden vastgesteld

Bij deze bezwi^mode treden ook steeds wrikkrachten op. Dit is te zen op figuur 4.35 en volgt uitgebreid in
4.2.6.

OEEL 2 ONDERZOEK | C6
Hei verband tussen de aangebrachte kracht en de langsvervormmg 6 kenl volgend verloop. Grafiek 4.7 wordt
gekenmerkt door drie verschillende hellinaen2.

Graftek 4 7 VooiheeM bezwijkmode 2: krachl i. f v. langsvwvommyj


Bezwijkmode 3
Moctol tf40

WHnl
S * ^ Moren PTW. : i

Figuur 4 36 - Voorbeeht -
bezwtfkmode 3 ketimetken l
I m

B IH Jfl w M W W I) )B I i
aipwxiwy * |iin|
De bouten bereiken hun treksterkte Ft.Ru of hun voHedige capateit 100% { Un - UC onder trek) terwijl de
flenzen een kleine, verwaarloosbare ptastische rek ondergaan.
Bij deze bezwijrkracht treden geen wrikkrachten op De berekende wrikkrachten bij dit model zijn miniem en
bovendien negatief. Wat kan wijzen op het feit dat de bouten lets sterker en dus iets meer kunnen belast
worden dan theoretisch verwacht wordt. Dit wordt uitvoerig besproken n 4.2.6.

Ook bij de vervormde constructie m het xz-vlak. die wordt weergegeven op figuur 4.37, vervormen de flenzen
bijna nauwelijks. Merk op dat de vervormmg wordt weergegeven met een factor 10

MI

Figuur 4.37 - Vervormde constructie bezwrjkmode 3

2
Allicht worden de verschillende knikken in de grafiek ais volgt bepaald: de eerste knik treedt op in de buurt van een bezwijken
vai de bouten terwijl de tweede knik optreedt in de buurt van het bereiken van de 5% rekgrens van de flenzen.

OEEL 2 ONDERZOEK 107


Het verband tussen de aangebrachte kracht en de langsvervorming 5 kent volgend verloop. Grafiek 4.8 wordt
gekenmerkt door twee verschillende hellmgen. Bovendien ligt de bezwijkkracht steeds m de buurt van het
punt waar de hellmg verandert.

Grafiek 4 8 - Vooibeeid bezv/ijkirtode 3 kracht tt.v. langsve/vorming

o n M io tn i i
l ijwiiimfl <

DEEl 2 ONDERZOEK 1toe


4.2.3 Studic naar de paramctcrs

4.2.3.1 Parameter: dikte van de fiemen

Grafek 49- Parameten dikte van de fienzen

Pararnetcr dikte van de flenwn

O M Ib 20 Jb JO i 40 w>
0*tv w rtc Itonnn |mm|

De bezwijkkracht wordt groter naargelang de flenzen dikker worden. Hoe dikker de flenzen. hoe groter het
beschikbare oppervlak aan staal dat bijdraagt tot het opnemen van de krachten.

Er worden verschillende extra testen uitgevoerd om het bereik van deze grafiek uit te breiden en om bijgevolg
een theoretische verwachting te maken. Vanaf een dikte van 50 mm heeft de bezwrjkkracht steeds een grootte
van 409.5 kN

Grafiek 4.10- rticorcliselw vcrwuchtmg paramotor: ctikto van de fiemen

TheoretHche vefwechttng petameter. dikte van de ftenaen

OEEt 2 ONDERZOEK 110*


4.2.3.2 Paramoter: grootte van do bouton

Grafek 4.11 - Parameter: grootte van efe bouten


Pramete^- grootx* van de bouten

a aoc

ln grafiek 4.11 is de bezwijkkracht uitgezet n functie van het oppervlak A, van de bouten. Hoe groter het
oppervtak van de bouten, hoe klemer de spannmgen m de bouten, hoe sterker de verbinding. De helling van
de grafiek neemt af naarmate de bouten groter worden Theoretisch zou verwacht worden dat vanaf het
bereiken van bezwijkmode 1, de grafiek constant zou verlopen, ongeacht de grootte van de bouten. Ais de
bouten echter zeer Klein zijn. zijn zij het zv/akke element van de verbinding en doet zich bezwijkmode 3 voor.

Extra testen worden uitgevoerd om het bereik van deze grafiek te vergroten. Dit werd getest voor de modellen
M36 3.8 en M12 8.8. De resultaten voor M36 8.8 tonen aan dat de bezwijkkracht blijft stijgen bij het groter
worden van de bouten en dit tegen de theoretische verwachtingen in.

Grafiek 4.12 - Theoretische verwacMng parameter grootte van de bouten

Theoreosdw verwachtm* parameter. gootte van de bouten


tm

aw.aAlwQ

0EEL2 ONDERZOEK 110


4.2.3.3 Parameter: materiaal van de bouten

Grafiek 4.13- Parameter: materiaal van de bouten


Paramoter: materiaal van de bouten

no oa
2 o

o roo vo 6O MOO teco ix


tittMmklr *< 0 aculen INjVom'l

ln grafiek 4.15 is de bezwijkkracht uitgezet m functie van de treksterkte van de bout. Wanneer de treksterkte
van de bout stijgt, stijgt ook de bezwijkkracht. Ais de bouten nog sterker zouden worden zal dit geen effect
neer hebben op de verbmding want in bezwijkmode 1 zijn enkel de flenzen van belang

Dit kan echter niet verder getest worden omdat 10.9 de grootste treksterkte uit het programma IDEA Statica
Steel Connections s AJs de bouten daarentegen zwakker worden. zal dit wel effect hebben Na verloop van
tijd zal bezwijkmode 3 zich voordoen en dus zal de grafiek door de oorsprong lopen. Volgende veronderstellmg
kan dus gemaakt worden.

Graek 4.14- Theoretiscbe verwacbting parameter: matenaal van de bouten

Thooretische vorwachting paramotor: materiaal van da bouten

un uno IUD tan


TnaunrM* van da hmdm W/mn'l

OEEL2 ONDERZOEK 111


4.2.3.4 Parameter: afstand tussen de bouten

Grafiek 4.15- Parameter afstand tussen de bouten


Parameter afstand tussen bouten

*>
M

Bd
un
so UD to w ) n
Afsund tunen de tioutsn (mm|

ln grafiek 4.15 is de bezwijkkractit uitgezet m functie van de afstand tussen de bouten. Wanneer de afstand
tussen de bouten groter wordt, daalt de bezwijkkracht. De hefboomsarm wordt groter en hiermee ook de
momenten die ontstaan. Indien de bouten dicht bij elkaar zijn getegen, ondervinden de flenzen hier minder
invoed van.

Er zijn nog twee extra testen uitgevoerd, de modelten w80 en w250. De afstand tussen de bouten is beperkt
door de afmetingen van het T-stuk waardoor geen verdere voorspellingen kunnen gemaakt worden.

Grafek 4 16- Theoretische venvachting parameter afstand tussen de bouten

Thaoratischa varwachting paramatar: afstand tussen bouten

no

o un ts x JSO m Aloma tunen de IXHttn |mm)

OEEL2 ONDERZOEK 112


4.2.3.S Parameter: breedte van het T-stuk

a
Grafiek 4.17- Parameter breedte van het

het T-suk Parameter: breedte van het T-

stuk

.......
.

a
i ;o n lio w
aiMdt vm rt r tul |mm)

ln grafiek 4.17 Is de bezwijkkracht uitgezet in functie van de breedte van het T-stuk. Inden de breedte van het
T-stuk vergroot. stijgt ook de bezwijkkracht. Er ontstaat een groter oppervlak om de krachten over te brengen,
waardoor de spanningen lager worden en de verbinding sterker.

Er zijn extra testen uitgevoerd om het bereik van deze grafiek uit te breiden. Indien de breedte heel groot is.
wordt verwacht dat de bouten de zwakke schakels zijn in de verbinding. Hierdoor zou de grafiek volgens deze
verwachting convergeren naar n waarde. Daamaast treedt er een knik op in de grafiek bij een breedte
tussen 170 en 180 mm. Deze knik vormt de overgang tussen een bezv/ijken volgens mode 1 en mode 2.
Tabel 4 11 - Detads berekentng parameter breedte van he; T-stuk

Grafiek 4.18- Theoretische

verwachting parameter, breedte van

het T-stuk Theoretische verwachting

parameter: breedte van het T-stuk

a JO o ia> MU IODO
imite > ht I Bu |mnO

0EEL2 ONDERZOEK 113


4.2.4 Invloed cofficint van Posson

In 4.2 tabel 8 zijn de resultaten van alie testen samengevat. Voor alie modellen. uitgezonderd de modellen
met parameter: breedte van het T-stuk. kan de invloed van Posson worden verwaarloosd. De verschillen
bedragen bij deze modellen hoogstens 0 2 kN

Bij alie modellen waar Posson kan verwaarloosd worden. treden in IDEA StatiCa Steel Connections rechte
vloeilijnen op. zoals afgebeeld op figuur 4.38 Bij deze modellen treedt ais het ware een vlakspanningstoestand
op. De elementen die willen vloeien. worden bijna nauwelijks tegengehouden door de elementen die met
vloeien. waardoor vervorming mogelijk is en geen spanningen ontstaan in nabijgelegen elementen.

Figuur4 38 Invloed Posson; recnte vk>et>tn

Bij de modellen met parameter breedte van het T-stuk meer bepaald de modellen b300 en b400, kan de
invloed van Poisson niet verwaarloosd worden. Al deze modellen bezwijken volgens bezwijkmode 2.
Opvallend bij deze modellen is dat de vloeilijnen. gegenereerd door IDEA StatiCa Steel Connections. met
langer rechte vloeilijnen zijn. maar wel cirkelvormige met lengten 2nm. zoals afgebeeld op figuur 4.39.

Figuur 4 39 - Invloed Poisson ci/keJvomw/e v/oeil/jn

De elementen Jie vloeien zijn m een cirkel gelegen Daardoor kunnen de elementen rondom deze cirkel een
grotere invloed uitoefenen op de vervorming van de elementen die willen vloeien. De vervorming wordt meer'
belemmerd. waardoor spanningen optreden. Dit valt te vergelijken met een vlakvervormingstoestand. maar in
principe is dit een 3D-spanningstoestand. Hier wordt in deze masterproef niet verder op mgegaan.

Dit effect vermindert wanneer Poisson = 0. In dit geval treden grotere rekken op waardoor de modellen eerder
de plastische grensrek zouden bereiken en dus een kleinere bezwijkkracht wordt bekomen. Hiermee zijn de
verschillen tussen de Poisson-cofficinten verklaard.

OEEL2 ONDERZOEK 114


4.2.5 Invloed van de mosh

Deze testen worden uitgevoerd door een model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 1 te belasten met dezelfde
trekkracht en steeds een verschillende mesh. Een stijfheKlsberekening wordt uitgevoerd en de waarde van
N|.w kan worden uitgezet m functie van de mesh. Aangezen dit gaat over bezwijkmode 1. is Ni.Rd een goede
benadering van de bezwijkkracht Op deze manier moet niet steeds de specifieke bezwijkkracht worden
gezocht via een trial-and-error principe.

De ideale mesh wordt gevonden door 16 etementen te plaatsen over de rand van de halve hoogte van de
flenzen. zoals afgebeeld op figuur 4.40. De reden waarom dit de ideale mesh wordt genoemd. zal uit de
volgende testen blijken.

Figuur 40 - Idate meshgrootte:


16 etementen overde halve hoogte
van de fenzen van het Tstuk
Noot. omwille van deze benadering is het beter om de meshgrootte te benoemen volgens bv. 16 etementen
op de rand van de halve hoogte van het T-stuk

Deze testen worden gemaakt met model tf15 en worden voor beide coff*cinten van Poisson uitgevoerd. Om
deze testen uit te voeren wordt steeds n parameter in de mstellingen gewijzigd, afgebeeld op figuur 4.41.

i'jitr ntuumjle en mj.tim.iie grootte rjn he* eJemeol

Figuur 4.41 - Vahabele parameter by testen meshgrootte

4.2.5.1 Poisson 0.3

Volgende resutaten worden verkregen voor de stijfheidsberekening per meshgrootte;

OEEL2 ONDERZOEK 111$


Tabal 4 12- Invloed meshgrootte op bezwi/kkrachten (Poisson = 0.3)
10 elementen u id ' i n i |

4 elementen

8 elementen

OEEL2 0NDER20EK 111$


10 elementen u id ' i n i |

12 elementen

14 elementen

16 elementen

20 elementen

24 elementen
< a IXOOOOO H4ITW K >

28 elementen

32 elementen

36 elementen
ii N ai ijagaco Mana .i vi mu

40 elementen
i > ifi IXMOO si SITW

4.2.S.2 Poisson = O

Volgende resutaten worden verkregen voor de stijfheidsberekening per meshgrootte:

Tabel 4 13 - Im/toed meshgrootte op bezv/ijkkrachten (Poisson = 0) 4

elementen
* m i.aooeo m omo > monas

8 elementen
n * o ixoocoo niinao j mu

OEEL2 0NDER20EK 111$


10 elementen
t> u< XIUDO turno tu TJMM

12 elementen

14 elementen

16 elementen

20 elementen

24 elementen

28 elementen

32 elementen

36 elementen

40 elementen

0EEL2 0NDER20EK|117
4.2.5.3 Bosluit
Alie resultaten samengevat;
Tabel 4.14 - Samewatting resultaten: tnvloed meshgrootte op bezwykkracbten
NJ.IWIfottton.O.J)
1:1 |KN| IW4] w
4 145625 145*375 50.32
B 117,4125 118,125 21,61
10 113,4375 113.75 17.10
1} 104.75 104,75 12 26
14 104,3423 104.5423 10.00
104 04 10* 0*24
1 10 u 101.5*21 4.32
2* 100 2*0
u 34.4375 M.7S 1-*1
47.5 M? 5 045
4*4 **.75 003
40 **.475 *6.475 00

Tabol 4.15 Versctutgronzen


tnvteed moshgroola op
bezwijkkracbton
Krwhl
W m
5H vtftcM 101,71473
10H vtmM 10*5*
lSHvtrscfel 111.40625

Gtafi&k 4 19 - Ittvloodmesftgrootte
op bezwi/kkracften weersland
U.v. aantal elementen

Invloed meihRfootte op de bcwljkkrachton

Pwwon 0,1 - --
rowon - u

A<nt.il rtmimlm op i-ind ()


Er kan In het agemeen gestekl worden dat de weerstand op trek van de T-stukken convergeert naar n
bepaalde waarde Deze waarde wordt bekomen met een kleme mesh, dit is vanaf 36 elementen over de halve
hoogte van de flenzen van het T-stuk.

De mesh met 16 elementen over de halve hoogte van de flenzen van het T-stuk, wordt beschouwd ais de
ideale mesh omdat de berekeningstijd bij deze meshgrootte relatief beperkt is n omdat het een goede
benadering is Deze mesh wijkt 7.42 % af van de convergerende waarde. Dit is in principe minder veilig, maar
de overs^hatting van de weerstandbiedende kracht zal hier worden opgevangen door het gebruik van het
criteriun met de 5% plastische rekgrens.

Het zou natuu-hjk beter zijn om onmiddellijk met een klemere mesh te rekenen. maar door de lange
berekeningstijd met een kleme mesh, weegt dit met op t.o.v. de resultaten.

OEEL2 0NDERZ0EK|11$
4.2.6 Wrikkrachtcn

Bij iedere bezwijkkracht worden de specifieke boutkrachten voor de cotifficitint van Poisson = 0,3 bepaald.
Met deze boutenkrachten worden vervolgens de wnkkrachten berekend a.d.h.v. de volgende formules:

Q . &-n . w (4.D

Omdat er zich per T-stuk eigenlijk twee bouten en bijgevolg ook twee dergelijke wrikkrachten voordoen,
worden de wrkkrachten vermenigvuldtgd met twee. Vervolgens wordt gekeken o de grootte van de
wrikkrachten in verhouding is met de aangebrachte kracht. m dit geval de bezwijkkracht, Dit wordt gedaan
a.d.h.v. volgende verwerking:

Percentage Q = 100 (4.2)


1%)

Tabel 4. 16 - Wrikkrachten
Parren.***
18. *1.82 T Wrlkbracht an 20 70
Beraiibfiode <wg| {*) (4NJ PH

din and* riantan


rilo 1 63,5 170,47145 170.4968 340,96825 138,734125 277.46825 4)6.96
riu 1 27.1 170.05144 170.05748 340 10892 131.50446 261.03892 341.1)
1 104,2b 12137755 171.36) 342.74055 119.2452/5 238.49355 228.77
rilb
ri;o 1 H7.9) 175,40)41 175,39475 350,79814 93,9)408 187*6816 115,31
ri/'t 1 7M.9 180.48757 180.48475 140.96727 61.011615 17606777 61,67
riJO 2 294,8 20128166 203.28309 406.56475 55.882)75 111.76475 37.91
riir. 2 124,4 705,17698 703,17752 406,6545 41,12775 87,7545
It-tO 2 203,37602 703.32644 406*5746 23.8762 47.75246 u.
IMS 2 W* 20179106 203.29197 405.5830) 11.291515 27.58333
uso 2 409'. 701,74177 703,36)16 406,50458 1,49771 7,99547 ASL

Paramotar arootta wi da boutan


Mil. 88 2 149,8 90,M 90.39595 180,79205 15.496075 30 ,99/O 2069
2 204 141,0)581 14!,OISAf* 282*7167 r^oisms 7071C7 AZ _
M24 88 1 234,9 180,34273 180,34848 360.69121 b2.B9SOS 125,79121 5*55
M7788 1 J 483 7B66/ 778,77177 4S7.SS794 104,67897 209 2SrS4 W 7

Parameter materiwl van de bcruten


M2448 2 187 8% 101 64634 101.61463 ;r>> jsjar 20,716485 40.4 329 7 24*1
M24 58 2 188,5 126,931)4 126,9)125 253*6259 37.681295 34,68
M2468 2 718.5 152,23478 149.54828 301,78256 41.64128 8*28756 38.17
M 4 10 *1 1 247.2 738.24578 738,2)917 476.48445 II4.M2725 229.78445 *7.75

Paramla, alvtand latan da boutan


*110 1 258.5 188.32988 188.30411 376.63399 59.066995 11813399 4V 70
wlSO 1 117 178,90681 357,78017 87.890085 17V 78017
w20 1 1)2 170,55555 170,56922 341.12477 104,562385 209,12477 1S8.4)
240 1 110,5 169,24053 169,24605 338,48658 113,99329 227*8658 206.32
hoofte/b-
Parameter eedte T-Muk
blOO I 279,6 246,07103 246,02503 497*9606 106,24803 212.49606 76,00
6750 2 451 M.WOH1 253.93958 507*7)39 28.411695 56*25)9 12.40
2 4W4! JS4.0CI/1/ 254,0715 508*736/ (t.SlhJilS 39*7)67 l.ii
2 495 753*9922 253.96914 507.86836 MMII 17*68)6 2.60

Belangrijke opmerking bij de modellen van bezwijkmode 2 en 3 zijn de boutkrachten exact gelijk aan de
treksterkte van de specifieke bout.

OEEL2 ONDERZOEK 1119


Volgende condusies kunnen opgemaakt worden.

Parameter, dikte van de flenzen

De dikte van de flenzen heeft een grote invloed op de wrikkrachten. Hoe dikker de flenzen. hoe stljver de
flenzen, hoe minder contact en hoe kleiner de wrikkrachten zijn. Dit komt heel sterk terug bij deze modellen.
Bij model tf10 is de bezwijkkracht veel kleiner in verhouding met de bijhorervde wrikkrachten. Het omgekeerde
is geldig bij model tf45.

Bij model tf5C wordt er voor de wrikkrachten een negatieve waarde bekomen. De som van de boutkrachten
is kleiner dan de aangelegde kracht. De negatieve waarde kan verklaard worden door de manier waaropde
wrikkrachten zijn berekend (een verschil van krachten). In principe wijst dit simpelweg op het feit dat er qeen
wrikkrachten optreden Deze negatieve wrikkrachten zouden eventueel kunnen duiden op het feit dat de
bouten ook net iets sterker zijn dan theoretisch verwacht (de treksterkte per bout).

Parameter: grootte van de bouten

Logischerwjze zijn de wrikkrachten het kleinst bij de kleinste en dus minder weerstandbiedende bouten. m dit
geval M16 8.8. Hoe slanker de bout. hoe sneller de bout vervormt m de axiale richting en hoe minder contact
tussen de flenzen.

Parameter: matenaal van de bouten

Hier geldt dezelfde conclusie ais het voorgaande. De wrikkrachten zijn het kleinst bij de zwakste bouten. in dit
geval bouten M24 4 8

Parameter afstand tussen de bouten

Wrikkrachten worden in het algemeen groter wanneer de bouten verder uit elkaar staan. Dit komt doordat de
hefboomsaim groter wordt.
Model w! 10 MOMKJM

F-tyutir 4 42 tUustrabe van do para meter afstand tussen do bouten

Parameter: breedte T-stuk

De wrikkrachten zijn het kleinst wanneer de hoogte van het T-stuk het grootst is. in dit geval b400.

OEEL 2 ONDERZOEK 1120


4.2.6.1 Mogtn wrikkrachten optreden?

In 1.4.11. werd een criterium opgesteld om te kunnen weten of wrikkrachten voor een bepaalde constructie
al dan niet mogen optreden. In deze paragraaf zullen de eerder geteste modellen aan dit critenum
onderworpen worden. Het criterium wordt gevonden door formule (1.27) en luidt ais volgt

8.82m3/ly
L
b 5 LbMm -

Omdat de afleiding in de hteratuur (Wald, Sokol, & Jaspart, 2008) specifiek werd gemaakt voor
ankerboutverbindingen, worden in deze paragraaf twee modellen uit tabel 4 1 getransformeerd naar een
ankerboutverbindmg. Daarnaast worden ook deze twee effectieve modellen uit tabel 4 1 ter vergelijking getest.

In de norm NBN EN1993-1-8 tabel 6.2 is de lengte L ais volgt gedefimeerd;

Ligqer- kolomverbindinq, T-stukken, . de lengte van de bout, gelijk aan de klemlengte (volledge dikte
van het materiaal en de sluitringen). plus de helft van de som van de boutkoohoogte en de
moertioogte.

Voor de dubbele T-stukken uit tabel 4.1 verduidelijkt figuur 4.43 deze afmetmg. In dit geval wordt:

Lb = Klemhereik + 2r + -j-

Figuur 4.43 - Afmetmgen hecbttengte


bout
(4.3)
Ankertoutverbinding de lengte van de ankerbout. gelijk aan de som van 8 maal de nomnale diameter,
de laag grout. de plaatdikte, de dikte van de sluitring en de halve moertioogte

(4.4)

In wat volgt wcrden de modellen tf10 en tf50 aan drt aiterum onderworpen. Beide modellen bevatten de
bouten M24 8.8. In tabel 4 17 worden de afmetingen van deze bouten toegeltcht

Tab&l 4 17 Afmetmgen bout M24

OEEl 2 ONDERZOEK 1121


OEEL 2 0NDER20EK 1122
Voorbeeld 1: model tf10
Frguur4 44 - Model tf10 met getransformeerde ankerboutverbinding

Gegevens:

As = 352,5 mm2

b)

t = 10 mm
ltff =100 m?n
m = 61,19 mm

8,82 X 61.193mm3 X 352.5mm2 Lb.Um =


100mm x 103mm3 =7123,1 mm

a) Getransformeerde ankerboutverbinding bepalen klemlengte met formule (4 4)


19
Lb = 8 x 24mm + 0 + lOmm + 4mm + mm = 215,5 mm - Lb < ib Um

b) Effectief model tf10: bepalen klemlengte met formule (4.3)

15+ 19
Lb = 2 X lOmm + 2 X 4mm + ------- -- --= 45 mm - L, < LbUm

Conclusie bij teide opties mogen er wrikkrachten ontstaan.

VoorbeekJ 2: model tf50


Figuur 4 45- Model tfSQ met getransfomteerde ankerboutverbinding

b)

OEEl 2 ONDERZOEK 1123


Gegevens
A$ = 352,5 mm2
t = 50 mm itff
=100 mm m =
57,23 mm

8,82 X 57,233mm3 X 352,5mm2 46,62 mm


lOOmm x 503mm3

a) Getransformeerde ankerboutverbmding bepalen klemlengle met formule (4.4)

19

Lt, = 8 x 24mm + 0 + 50mm + 4mm + mm = 255,5 mm Lb>

b) Effectief model tf50: bepalen klemlengte met formule (4.3)

Lh 2 X 50mm + 2 x 4mm H ------ - = 125 mm -* Lb > LbMm

Conclusie: bij teide opties mogen er aeen wnkkrachten ontstaan.

OEEL 2 0NDER20EK11
4.3 Additionele testen
Met alie resultaten en conclusies van hierboven, worden nog een paar extra berekenmgen gemaakt Ten eerste
wordt er onderzocht of er wel degelijk een rechte vloellijn kan ontstaan. Ten tweede wordt er op zoek gegaan
naar de verschlllen m de manuele berekenngen van de T-stukken (4.2.1.2.). Daarnaast wordt de plastische
rek van dichterbij bekeken zoals vermetd m 4 1 en wordt er op zoek gegaan naar bezwijkmode 1*.

4.3.1 Rechte vloeilijnen?


In deze paragraaf wordt nagegaan of de veronderstellmg, dat een rechte vloeilljn ontstaat, klopt Dit wordt
onderzocht a d h v. de theorie van Zoetemeijer zoals beschreven n 1.4 4.1

De optredende lengten - volgens Zoetemeijer - worden ter ilustratie van de berekenlngsmethode nmaal
berekend voor een model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 1 (model tf15) en vervolgens berekend voor een
model dat bezwijkt volgens bezwijkmode 2 (model tf30). Daarna worden de effectieve lengten van de
vloeilijnen van alie modellen m.b v. Excel bepaald,

4.3.1.1 Model tf1S


Model tf 15 bezwijkt volgens bezwijkmode 1 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2 Dit komt overeen met
bezwijkmechanisme 2 volgens de theorie van Zoetemeijer,

Ftgt/ur 4 46 Bezwi/lenechansme 2 (Zoetemeijer 1974) (el

fteztvtykmode 1 volgens NBN EN1993-1-S) Voor model tf 15

gelden volgende afmetingen:


m 61,19 mm n'
- e = 67,5 mm <1=
0

Volgens formule (1.35) kan de waarde voor (I ais volgt worden berekend:
Volgens formule (1.34) kan de waarde voor a ais volgt worden berekend:
1 1
eos (i = sin I = 0,345 p = 69.83
cosa =
[m + n' t '61,l9mm +
i m 67.5mm
61,19mm
Volgens de geometrie van figuur 4,47 kan de lengte van vloeilijn 2 worden bepaakl ais volgt:

lefnun 2 = a + 2m tan a = 0 + 2 x 61,19mm x tan 49,66' =144 mm

OEEL 2 ONDER20EK 112<


-* De lengte van vloeilijn 2 bedraagt 144 mm. Aangezien de breedte van de flenzen van model tf15 slechts
100 mm bedraagt ontstaat voor dlt model een rechte vloeilijn Model tf15 heeft bijgevolg - volgens de
theone van Zoetemeijer - een etfectieve lengte van de vloeilijn van 10Omm,

4.3.1.2 Model tf30


Model tf30 bezwijkt volgens bezwijkmode 2 volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6,2 Dit komt overeen met
bezwijkmechanisme 1 volgens de theorie van Zoetemeijer,

Figum 4 47 Bezwi/kmechoiusnic 1 (Zoetemeijer. 1974) (el benn/kinode 2 mtgens NBN

CN1993-1-8) Voor model tf30 gelden volgende afmetingen:


m = 57,23 mm n'
= e = 67,5 mm a
=0

Volgens formule (1.32) kan de waarde voor a ais volgt worden berekend:

m + 2n' 57,23mm + 2 x 67,5mm


tan a = - - = 0.6498
v7m2 4 12mn' 4n'2 ^7 x 57,232mm2 + 12 x 57,23mm x 67,5mm + 4 X 67,52mm2
- a = 33,02

Figuur 4 48- Geametrie vtoeiHjn Zoetemeijer

Omdat de lengte van W.i < h kan men volgens figuur 4.49 de lengte van .r bepalen

b ~ Lrf i lOOmm 74,379mm x = ----- =


---------- ------------------------ -- 12,81 mm

OEEL 2 ONDERZOEK 11
VervoJgens wodt de lengte van W-2 volgens figuur 4.49 berekend ais volgt
12,81mm
itf(2 = ------ ---- ----= 18,45 mm

n
eos/? eos 43,966

De lengte van de volledige vloeilijn wordt dan

l t f f = leff.i + 2 x l e f f 2 = 74,379mm + 2 x 18,45mm = 111,28 mm


Model tf30 heeft vervolgens - volgens de theone van Zoetemeijer -een effectieve lengte van de vloeilijn
van 111.28mm.

4.3.1.3 Alie modellen


Met de berekenmgen m deze masterproef. zowel manueel (volgens NBN EN1993-1-8) en met IDEA StatiCa
In Excel wordsn de effectieve lengten - volgens de
theorie van Zoetemeijer - van alie modellen berekend
Fabo/ 4 18-Eftectiove lengten van de vloeijnen - volgens de
llworto van Zoetemeijer - van ath modellen

Steel Connections wordt steeds - uitgezonderd van modellen b300 en b400 - een kleinere of minstens even
grote effectieve lengte verkregen dan de effectieve lengten bepaald met de theorie van Zoetemeijer Dit
impliceert dat de berekeningen volgens Zoetemeijer een ietwat minder veilige berekeningsmethode geven.

OEEL 2 ONDERZOEK11
Tabe) 4.20 - Rekenwaarde van de weerstand F r , van een Rens van een T-stuk (NBN EN 1993-1-8 labe16.2)

wnkkincbten humen apneden, HjvrenhecW U fren unUiiKbicn

brrvtyk tumi 1 mdbode 1 nwihutk 2 ultcnutdeve metbodri

zon<lei Wp.JJU
Fxx
.idifcrfeK- nii" ----- ------ ~
plaren m

id
nduntey-
pinten m

br/Hjk
tom2 - -Np<J JLS rxiMm E --

hr/n|jk
vorin3 Ftxms U.

ln methode 2 is aangenomen dat de kracht die door een bout op de flens van een T-stuk aangrijpt gelijkmatig
verdeeld is onder de sluitring. de boutkop of de moer, zoals afgebeeld op figuur 4 49. en niet geconcentreerd
aangrijpt n de hartlijn van de bout. Deze aanname leidt tot een grotere waarde voor bezwijkmode 1.

Figuur 4 <9 - Krachtenverdehng T-stuk: bezivijkmode 1 votgens methode 2 (NBN EN1993-1-8

tabel 8.2) De afmetmgen van de sluitnngen worden gegeven m de tabel 4.21.

Tabel 4 21 - Atmetingen bout en. moeren en siuitnngen

i== | 1- ; '
: ............................................ .
s ------

i ---------- -fcr
' s. as *' * JSS ---
JE ___

Wanneer de rranuele berekeningen worden uitgevoerd volgens methode 2 (alternatieve methode), dan
worden volgende resultaten bekomen

OEEL 2 ONDERZOEK 112$


Tabel4.22 - Resuttaten marnwte berekeningw) volgens methoe 2 (NBN EN1993-1-8 (abe! 6.2)

: dlkt# van d >l*nin


i 44 i 44.46
12 i 63 i 64.03
i 98 i 100,04
_J29l_ i t74 i 177,85
2!. 2 2/9 2 278,95
2 105 7 104.85
35 2 335 2 335,47
40 2 321 7 3/0.80
45 J 407 3 406,66
50 3 407 3 406.66

: groon* VM bout* .
M16 8-8 2 152 2 151,93
V20R H 2 205 2 204.98
V2488 2 270 2 270,06
LMJ 1 278 1 284,28

Pifimflttf! niAtCfliii vm de boutin


M24 4 R 2 164 161,56
M24 4A 2 190 7 190.19
M24 6* .2 2W 7 ___ 71M1
M24 I-". t 273 212*1
1

. ifttend tunen de bouten


1 wiqj l 282 2 781,93
rnmrw
1 188 1 191,56
t 12? 1 131,50
*240 107 1 109.63

Prmtor : nooBte/urccaio i tun


1 114 1 325,37

J b300
b400
2
2
421
___ 42} ____ 2
a a 3
r> 422.84
432/45
[ 417.41

L 2 1

Door de bezwjkkracht van het T-stuk te bepalen volgens methode 2. worden quasi exact dezelfde resultaten
bekomen ais in (Wald, et al., 2016). Merk op dat voor alie modellen nu eenzelfde bezwijkmode wordt bekomen
en dat de verschillen m de waarden van de bezwijkkracht mlmem zijn.

OEEL 2 ONDERZOEK11
4.3.3 Plastische rek

In 4.1. werd gespeculeerd dat de plastische rek. horende bij het plastiseh moment zoals gevonden m IDEA
StatiCa Steel Connections, zou kunnen gebruikt worden om het vloeien van de flenzen aan te duiden. Dit wl
zeggen dat m alie voorgaande berekeningen de plastische grensrek van 5% zou veranderen naar 14.6%,
de plastische rek horende bij het plastiseh moment van de flenzen. Daarmee zou voor modellen van
bezwijkmode 1 een aanzienlijk grotere bezwijkkracht kunnen bekomen worden. Echter in deze paragraaf
wordt onderzocht of deze plastische rek wijzigt ais de mesh wordt gewijzigd. Indien de rek met wijzigt of
convergeert naar n waarde. dan zou de gebruiker deze rek kunnen instellen om de bezwijkkracht van het
T-stuk te vinden.

Zoals vermeld in 2.1.3, maakt IDEA StatiCa Steel Connections gebruik van MITC4 pate elementen om platen
te modelleren. Dit impliceert dat over de dikte van de flenzen in principe slechts n element wordt

gemodelleerd Dit wordt geillustreerd op figuur 2.10 en wordt voor de duidelijkheid op onderstaande figuur
nogmaals afgebeeld. Door het gebruik van MITC4 pate elementen zou. votgens theoretische overwegingen.
de rek niet mogen wijzigen wanneer de mesh wordt gewijzigd. Deze testen moeten uitwijzen of dit al dan met
het geval is.

Figuur 4 5O- Invtoed pate elementen op de gtofische resultaten

Deze testen worden uitgevoerd door gebruik te maken van de construcbe in hoofdstuk 3 waarbij de platen de
afmetingen krijgen van de flenzen van de geteste T-stukken
Figuur 4 51 - Conslmctie voor testen plastische rek

Analoog ais in loofdstuk 3 wordt via een stijfheidsberekenmg gezocht naar het plastiseh moment van de
flenzen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het gevonden criterium

Iridien een plaat wordt ngeklemd, belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening
wordt ondorworpen, treedt vloeien op wanneer de hoekrotatie d>gelijk wordt aan de
rotatiecapaciteit <t>c.'

Het plastiseh moment wordt gezocht voor verschillende meshgroottes. Daarna kan men voor die verschillende
plastische momenten telkens de bijhorende plastische rek berekenen. Deze testen worden uitgevoerd voo -
model tf15 met de coefficient van Poisson = 0.

OEEL 2 ONDERZOEK 1130


4.3.3.1 Theoretisch plastisch moment

Theoretisch plastisch moment (bij een rechte vloeilijn met lengte b = 100mm) 0,25 Y Lff 1 / 2 Xtf3 XL 0,25 Y h Xt,2
Xtv
pl.Z.Rd '
= (f f
f- ----- ^ y
L ^ = 0,25 x 100 x 15 x 235
Yno YMO
1,321875 kNm

4.3.3.2 Bepating van het plastisch moment in IDEA StatiCa Steel Connections en de bijhorende
plastische rek

De berekeningen worden slechts uitgevoerd tussen 2 en 20 etementen op de rand (over de breedte b van de
flenzen). Deze berekeningen voor de meshgroottes werd beperkt door de rekentijd van de testen
Wanneer het plastisch moment wordt uitgezet in funche van het aantal elementen op de rand. wordt grafiek
Tabel 4.23 - Model tf15: onderzoek naarplastische rek

4.20 verkregen. Let op de schaal van de grafiek, om een duidelijker beeld te geven werd ingezoomd op le
resultaten.

Graftek 4 20 Model tf 15 Moed meshgrootte op het plastisch moment

Invtoed meshgrootte op plastisch moment

|
un
^

012J4sft t t10uuuuUIir u u
AJKUI rlrinentm op und O

3 t u ti u u M u ;i ii u n ; A-ir.ut op
MMI(-)

OEEL 2 ONDERZOEK 1131


Zoals ook werc vastgesteld m 3.4.3. v/ordt het met deze resultaten duidelijk \vaarom IDEA StatiCa Steel
Connections in zijn standaard netmstellingen opteert voor onderstaand bereik. Binnen dit bereik van
meshgroottes. Iiggen de v/aarden voor het plastisch moment echter dicht bij elkaar

Een mimmale grootte van het element van 0.01m of 10mm


Een maximale grootte van het element van 0,05m of 50mm

Wanneer wordt rekening gehouden met de breedte b = 100 mm van het model tf15:
Mnimum meshgrootte 10 elementen op de rand
Maximjm meshgrootte: twee elementen op de rand

Indien de plas:sche rek horende bij de plastische momenten wordt uitgezet in funche van het aantal
elementen op de rand. dan worden grafieken 4.21 en 4.22 bekomen. Let op de schaal van de grafieken: om
een duidelijker beeld te geven werd ingezoomd op de resultaten.

Invloed meshgrootte op plastische rek

oI i
0 I I ) 4 S t 7 t >0 II 12 tJ 14 15 ti 17 M * >0 Ajntji elementen op rjnd ()
Grafiek 4 21 - Model tf15: invloed meshgrootte op plastische rek
Ift , i

Grafiek 4 22 Model tfl5 imtoed mesJigroottc op plastische rek foangepastc schaal)

Invloed meshgrootte op plastische rek


i i
u.
tM | I ,
f#* j
M j fc |V

I',j f !|
l
"-' ! I
IM ij l|
w !l 3 i

01 1I4 &t

OEEL 2 ONDERZOEK 1132


Uit grafiek 4.22 kan besloten worden dat de plastische rek wel degelijk wij 2igt wanneer de meshgrootte wijzigt
en dit tegen de theoretische verwachtingen in. Er moet echter wel worden vastgesield dat binnen het bereik
van de standaard netinstellmgen een eerder beperkt verschll optreedt tussen de waarden voor de plastische
rek

Uit deze grafieken kan dan ook besloten worden dat de gebruiker van IDEA StatiCa Steel Connecbons
vreemde resultaten kan verkrijgen wanneer een meshgrootte wordt gekozen die buiten het bereik van de
standaard netinstellingen valL

4.3.3.3 Invlood moshgrootto op do plastische rok bij eenzelfdo plastisch momont


In 3.4.3. werd vastgesteld dat de meshgrootte met 8 elementen op de rand de ideale netinstelling is voor een
dergelijke oerekenmg. Het plastisch moment voor deze meshgrootte bedraagt 1.34267 kNm. In deze
berekemngen wordt de invloed onderzocht van meshgrootte op de plastische rek waarbij de plastische rek
steeds bepaald wordt met het plastisch moment van 1.34267 kNm, Dit is aeen correte berekemno maar op
deze manier is de plastische rek enkel afhankelijk van de meshgrootte en gaat het dus over een enkele
onafharkelijkheid i.p.v. een dubbele.
7abe/ 4.24 - Model tfl 5: invloed meshgrootte op de plastische rek
bij eenzeifde plastisch moment
ran iv n moiwm PlMlhCltt >r*
Ajjr.tjl rlftlifltliil Op I4IMI |HNmJ 1*!
7 1.34267 14,14/71
3 1.34267 14.4594)
4 1,34267 14.4318
6 1.3426/ 14,50919
8 1,34267 14,55108

10 1.34267 14.576S5
12 1,3426/ 15.0)698
14 1.34267 15.72377
16 1.34267 16.7804
18 1,3426/ 16.76504
70 1,34267 17.17015
22 1,34267 17.S16S6
24 1.34267 17.81305
26 1,34267 18.07016
28 1,34767 18.70416

30 1,34267 18.49042
32 1.34267 18.66511
34 1,34267 18.82103
36 1,3426/ 18,96038
38 1.34267 19.08585
40 1,34267 19.19999
42 1,34267 19.30325
44 1,3426/ 10.19/36
46 1.34267 19,4841
48 1,3426/ 19.56441
SO 1,34267 19.63839
1,34767 19.70/69
S4 1,1476/ 19.77771

S6 1,3426/ 19213442
S8 1.34267 19.89359
60 1.61/6/ 19,94948
62 1.34267 70.00361
64 1,34267 702)5474
66 1.3426/ 70.10474
68 1.34267 20,15295
70 1.34267 20.19898

OEEL 2 ONDERZOEK11
Deze testen warden uitgevoerd t.e.m. 70 elementen op de rand. IDEA StatiCa Steel Connecbons kan geen
berekenmgen uitvoeren met een mesh die klemer is dan 70 elementen op de rand.

Indien de plastsche rek wordt uitgezet in functie van het aantal elementen op de rand, wordt grafiek 4.23
bekomen. De plastische rek lijkt te convergeren naar een waarde van 20%. Omdat deze berekemng niet op
een correte manier is verlopen, kan hiermee enkel de afhankeltjkhetd worden aangetoond van de plastische
rek op het aantal elementen op de rand. Daarnaast wordt opnieuw duidelijk waarom IDEA StatiCa Steel
Connections in de standaard netinstellingen een maximale en een minimale meshgrootte voorstelt.

Graftek4.23 Model tfIS: tnvtoed meshgrootte op de plastische rek toy eenzelfde plastisch moment
Ais besluit kan gesteld worden dat de gebruiker in de berekening voor de T-stukken zich het best
invloed meshgrootte op plestische rek

O S 10 IS JO 2S 10 U 0 5 SO M SO M ffl
Aantal rlrmrntrn op rand 11
houdt aan de plastische grensrek van 5%.

DEEl 2 ONDERZOEK 1134


4.3.4 Bezwijkmodc 1*

Er werd in 1.4.2. reeds toegelicht dat er ook nog een vierde bezwijkmode mogelijk is. namelijk bezwijkmode
1*. Dit werd geilluslreerd aan de hand van figuur 1.24. Bij deze bezw]kmode kunnen peen wrikkrachten4 tot
stand komen. worden er twee plastische scharnieren gevormd op een afstand van 0.8V2 keer de lasdikts van
het lijf van het equivalent T-stuk n bezwijken de bouten niet. De formule voor het bepalen van de rekenwaarde
van de weerstand FT.R<I van de flens van een T-stuk wordt dan

2Mplflrf
Ft 2M =
'-

Er werd in IDEA StatiCa Steel Connections een zoekproces naar bezwijkmode 1* doorlopen a.d.h.v twee
noodzakelijke criteria:

Geen ontwikkeling van wrikkrachten


Vioeien van de flenzen zonder breuk van de bouten

Alie mogelijke combmaties werden overwogen. Er werd gevarierd n de breedte b van het T-stuk, de dikte
van de flenzen de afstand tussen de bouten en in de sterkte en grootte van de bouten. Dit zoekproces werd
echter zonder aeschikt resultaat tot een emde gebracht Er kan wel besloten worden dat bezwijkmode 1* het
best kan bekomen worden door volgende eigenschappen:

Breedte b: klein - twee rechte vloeilijnen ontstaan net naast de las;


Dikte ffenzen klein - bezwijken van de flenzen is bepalende factor,
Afstand w tussen de bouten klein - wrikkrachten zijn kleiner;
Sterkte en grootte van de bouten: groot - geen breuk van bouten;
Bouter moeten sterk genoeg maar toch voldoende elastisch vervormbaar zijn.

Wanneer de elasticiteitsmodulus E van de bouten zou kunnen aangepast worden, zodat deze nog steeds
sterk maar wel meer elastisch vervormbaar zijn, bestaat de mogelijkheid dat bezwijkmode T toch gevonden
kan worden. In de huidige versie van IDEA StatiCa Steel Connections (versie 7.1.18) kan echter enkel de
elasticiteitsmodulus aangepast worden voor de gehele constructie. Dit wil zeggen dat niet alleen de bouten.
maar ook de platen elastischer/stijver zouden worden. Logischerwijze heeft dit dus geen bijdrage voor de
zoektocht naar bezwijkmode 1'. Daarenboven zijn andere opties ook mogelijk om bezwijkmode r te
modelieren. Het gaai voorai over een samenspei tussen de sterkte/stijfneid van oe bouten. en de
vervormingseigenschappen en afmetingen van de flenzen.

De volgende versie van IDEA StatiCa Steel Connections waar de mvoer van 'user de/med matenais mogelijk
zal zijn. is bijgevolg een veelbelovende optie in deze zoektocht. Verder onderzoek naar bezwijkmode 1* is
noodzakelijk.

4
Volgens NBN EN1993-1-8 tabel 6.2 [OPMERKING 1] mag er voor liggerkolomverbindngen of lggerstuiken worden
aangenomen dal wrikkrachten tot ontwikkeling zullen komen. Deze aanname gaat gepaard met een vooronderstelling dat
het heel ongewoon is dat een T-stuk bezwijkt volgens bezwijkmode 1*. De uitkomsten in IDEA StatiCa Steel Connections
bevestigen deze vooronderstelling.

OEEl2 ONDERZOEK|1
Besluit ln deze paragraaf worden de algemene besluiten gevormd en wordt een aanzet gegeven voor
verder onderzoek.
In deze masterproef werd bestudeerd hoe het softwarepakket IDEA StatCa Steel Connections omgaat met
de regels in de norm -Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-8: Algemene regels
- Ontwerp en berekening van verbindmgen (NBN EN1993-1-8: 2005). In deze norm worden stalen
erbindingen berekend met de plastische methode en staat het gebruik van het equivalent T-stuk centraal

In het eerste hoofdstuk van het onderzoek werd gezocht waar en wanneer het plastisch plooien of vloeien
optreedt. In ee'Ste instantie werd gewerkt met het criterium van Von-Mises maar een spanningscontrole heeft
in IDEA StatiCa Steel Connections niet veel nut en daarom wordt er in de plaats een plastische grensrek
opgelegd van 5%. Via een stijfheidsberekening kon het moment van plastisch plooien nauwkeurig worden
bepaald. Volgend criterium werd gevonden om te voorspellen wanneer vloeien optreedt:

Indien een piaat wordt ingekJemd. belast wordt met een moment en aan een stijfheidsberekening wordt
onderworpen, treedt vloeien op wanneer de hoekrotatie <P gelijk wordt aan de rotatiecapaciteit <P C '

Het is niet mogelijk om exact te zeggen ivaar het plastisch plooien optreedt Er is echter wel een vermoeden
dat bij dergelijke testen - met lange platen - vloeien optreedt langsheen de inklemming. meer bepaald op een
afstand van 0,8v2 keer de lasdikte van de inklemming. Na vergelijking met de norm NBN EN 1993-1 -8 wordt
er afwisselend bekomen dat de norm wel of niet de meest conservatieve berekenmgen levert.

In het tweede hoofdstuk van het onderzoek werd er voor specifieke testen, waarbij een dubbel T-stuk op trek
wordt belast. gezocht naar de verschillende bezwijkmodes. Hiervoor werd gebruik gemaakt van gelijkaardige
testen en resultaten uit de literatuur (Wald. et al. 2016). Het criterium dat gebruikt werd in deze literatuur werd
toegepast en luidt ais volgt: platen bezwijken bij een plastische rek van 5% en bouten bezwijken bij het
bereiken van hun trekweerstand Fiea.

Htermee werden de verschillende bezwijkmodes m kaart gebracht. Alie resultaten werden tevens
onderworpen aan een verificatie volgens de norm NBN EN1993-1-8 en volgens de literatuur. Hierbij kan
besloten worden dat Eurocode 3 soms minder conservatieve resultaten levert dan het softwarepakket IDEA
StatiCa Steel Connections. Dit kan echter enkel worden vastgesteld.

Tijdens het verwerken van de resultaten bleek dat de cofficint van Poisson slechts een gennge invloed heeft
op de resultaten en in de meeste gevallen kan verwaarloosd worden. Daamaast kan besloten worden dat de
mesh een grote invloed heeft op de berekening. IDEA StatiCa Steel Connections hanteert in zijn
standsardinstellmgen een mimmale en maximale meshgrootte. Indien de gebruiker een meshgrootte mstelt
buiten dit standaardbereik, kunnen de resultaten (sterk) afwijken van wat men theoretisch verwacht. Daarom
werd er voor de verschillende type-elementen een ideale meshgrootte bepaald. Deze meshgrootte levert
nauwkeurige en betrouwbare resultaten op waarbij de rekencapaciteit beperkt blijft.

In deze masterproef werd reeds een aanzet gegeven tot verder onderzoek door enkele additionele testen uit
te voeren. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe het softwarepakket de bezwijkbelasting berekent voor T-
stukken met meerdere boutrijen of boutgroepen. En of het daarbij mogelijk is alie circulaire en niet-

BESLUfT 113S
circulaire vloeipatronen van Johansen te modelleren. terwijl de theorie van Zoetemeijer met buiten
beschouwing wordt gelaten.

Met een veelbelovende meuv/e versie van IDEA StatiCa Steel Connections zal het alltcht mogelijk zijn om va
usar deinad malerials de stijfheid van de bouten aan te passen en daarmee bezwijkmode 1* te modelleren
Hiermee kan dieper worden ingegaan op het al dan niet optreden van wrikkrachten en kan de invloed hiervan
worden blootgelegd.

Daarnaast kan de invloed van een dwarsverstijver in de nabijheid van bouten worden behandeld. Ook kan er
onderzocht worden hoe het softwarepakket omgaat met complexe - minder simplistische - verbtndingen. Met
andere softwarepakketten zoals RFEM kunnen alie resultaten uit IDEA StatiCa Steel Connections nagerekend
en vergeleken worden. Kortom talloze onderdelen kunnen in een verder onderzoek worjen behandeld.

BESiurr 1137
Literatuurlijst

Asselman, S., 4 Van Der Eeken, C. (2015). Equivalent T-stuk helas! op trek: Vloeihjnentheone van
Johansen met EEM-software Gent: KULeuven Technologiecampus Gent.

ESDEP Course. (sd). Opgeroepen op januari 26. 2017, van http://fgg-web.fgg.uni-


lj.si/~/pmoze/ESDEP/master/toc.htm

IDEA RS . S. (2009-2017). IDEA Connections - Steel joints, connections Theoretical background Opgehaald
van IDEA StatiCa: https://www.ideastatica.com/downloads/
NBN Belgisch bureau voor normalisatie . (2005). Eurocode 3: Ontwerp en berekening van
staalccnstruclies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen NBN EN1993-1-1. NBN
Belgisch bureau voor normalisatie.

NBN Belgisch bureau voor normalisatie . (2005). Eurocode 3: Ontwerp en berekening van
staalccnslructies - deel 1-8: Algemene regels - Ontwerp en berekening van verbmdingen NBN
EN1993-1-8 NBN Belgisch bureau voor normalisatie.

Nunez . E , & Malik, A. (2005). Ex ampie Portal trame - eaves moment connection Acces Steel.

Sari. Z . & Cab/. L. (2015-2016). Bestuderen van de plastische weerstand van stalen profielen via
spanniTgsbeelden, gegenereerd met een optimalisatie-algoritme. KULeuven thesissen .
Opgeroepen op januan 26, 2017, van KULeuven thesissen.

Van den Broeck . P. (2011-2012). Bouwmechanica 3. Gent: KULeuven.

Van Paepegem. W. (2009-2010). Mecbanica van matenalen. Opgeroepen op november 13. 2016. van
Universiteit Gent
http://ueers ugent.be/--ivdbaere/ftp/mvm/Mechank:a_van_Materialen_theoriecursus_AJ_2009_20
10.pdf

VamJepille, D. (. (sd). Beiekeniity van vuustruulhts. Opyeioepen op jauudii 20, 2017, van Beiekeimiy van
constructies http://www.berekenmgvanconstructies.be/toc.htm#24

Wald. F.. Sabatka. L.. Bajer. M.. Bernat. J.. Godrich . L.. Holomek. J ........ VHd, M. (2016). Benchmark
cases ior advanced design ofstructural Steel connections Praag: Czech Technical University.

Wald. F.. Soko. Z.. & Jaspart. J.-P. (2008). fiase pate in bending and anchor bdts in tensioin. HERON.
Opgehaald van
http://heronjoumal nl/search.php?word=base+plate+in+bending+and+anchor+bolts+in+tension

Zoetemeijer P (1974). A design methodforthe tensinside ofstaticallyloaded. boltedbeam-to-column


connections Opgeroepen opoktober 18. 2016. van httpV/heronjoumal.nl/20-1/1 pdf

LITERATUURUJST |
Bijlagen

A Appendix A: Onderzoek plastisch moment

A.1 Stijfheidsberekening plaat L: ontwikkeling in moment- rotatiediagram

M = 4,7125 kNm - max = 14,5 % M = 5 kNm - emax = 24,97 % en


en 0 = 11956,37 mrad <t> = 21740,05 mrad

BIJIAGEN | 140
M = 6,5 kNm - max = 0,15 %

M = E.5 kNm - max = 0,02 % M = 6 kNm - max = 0,04 %


en<t> = 221,5 mrad en <t> = 354,52 mrad

A.2 Stijfheidsberekening plaat P: ontwikkeling in moment- rotatiediagram


M = 7 kNm - max = 11,14%

en <i> - 9295,8 mrad en<t> = 19873,7 turad

Bemerk dat er bij het optreden van het plastisch moment van 7,02275 kNm een grotere rek optreedt dan de
plastische yensrek van 5 %.

BUIAGEN 1141
B Appendix B: Onderzoek T-stuk op trek

B.1 Parameter: dikte van de flenzen

B.1.1 Model tf 10

X fe-
N = 20 kN met emax = 0,04 % r N = 40 kN met emax= 0,28 %

J
J

N = 50 kN met emax = 1,24 % N = 55 kN met emax = 2,21 %


xz

/
N = 60 kN met imaz = 3,79 % N = 63,66 kN met etnax = 5,00 %

'V 'fe 'v fe


N = 65 kN met max = 5,46 % N = 70 kN met ftnax = 7,21 %

BIJIAGEN | 14?
B.1.2 Modcl tf12

*_ X
N = 20 kN met e max = 0.00 % N ~ 40 kN met emax = 0.04 %

~v

%, ! :L,.
X c.

-
i- *_

N = 50 kN met max = 0,16% N = 60 kN met emax = 0,62 %

% ,:c
v.

N = 70 kN met e max = 2.24 % Af = 77.24 kN met imu = 5.00 %

N = 80 fcAf met mox = 6,11 % Af = 90 */V met m<u. = 10,23 %

BIJlACiEN | 143
B.1.3 Modcl tf15

<

N = 35 kN met e max = 0.00 % N = 70 kN met = 0,10 %

% !w
N = 80 kN met emcx = 0,29 % W = 90 kN met e max = 0,84 %

------------
"" 4

N = 100 kN met imax = 3,03% N = 104,37 kN met tnax = 5,00 %

""'a 'V

N = 110 kN met emax = 7,76 % N = 120 kN met emax = 12,85 %

BIJlACiEN | 144
B.1.4 Modcl tf20

IS3Hn> * J,

"""''i-

N = 50 kN met i'max = 0.00 % N = 130 kN mel = 0,25 %

,V = 140 kN met max = 0,42 % Ai = 150 kN met emax = 0,86 %


_ _________

c.

,V = 160 kN met emax = 3,67 % N = 163,07 kN met emax = 5,00 %


^
mmm
'kmm

V = 170 kN met emax = 8,29 % W = 180 kN met emax = 13,30 %

BIJIAGEN | '45
B.1.5 Modcl tf25

"Hfc
N = 100 kN met . max - 0.00 % N = 200 kN met emax = 0,31 %

'f~ c.

lili
i*
mmmt A

N = 210 kN met tmax = 0.48 % N = 220 kN met = 1,02 %

'*1

N = 230 kN met emax = 3.21 % N = 235.20 kN met emax = 5,00 %

:, t- t:
. a1i 111

r

V = 240 kN met e max = 6,92 % N = 250 kN met emax = 11.30 %

BUIAGN|146
B.1.6 Modcl tf30

XC-

N = 100 kN met e,nx = 0.00 % W = 250 JV met emax = 0.29 %

'v c.

N = 275 kN met emax = 1.13 % N = 294.80 */V met eliutx = 1,97 %

Xc
" i

N = 300 kN met emax = 2.20 % W = 325 kN met emax = 3,69 %

\ c. \ * r.

N = 332,36 kN met max = 5,00 % N = 350 kN met = 11,20 %

BUIAGEN 1147
B.1.7 Modcl tf35
'"It c.

mm Jmmm

V = 200 kN met emca = 0,00 % N = 300 kN met einax = 0,75 %

"%r
UMm kmm

N = 325 kN met emax = 1.85 % N = 324.10 kN met max = 1.85 %

T.
'* tZ

'"M-

N = 350 kN met emax = 3,11 % N = 375 kN met = 4,35 %

V ; ^ _______________________________________ -r. : -
r^. 1k V_.

N = 388,30 kN met tmax = 5,00 % W = 400 kN met i<nax = 5,58 %

'Vt \ r

N = 425 kN met emax = 6,79 % N = 450 A/ mei = 8,05 %

BIJIAGEN | 14S
B.1.8 Modcl tf40
C

N = 200 kN met emax = 0.00 % N = 300 * A / m e t fmax = 0,05 %


^ c "'* r

N = 350 kN met emai = 1.51 % W = 358.60 kN met rmax = 1,97 %

V t.
" A,- X ti ........................
,V = 375 kN met e max = 2.86 % JV = 400 *V met rma, = 4.20 %
-r;:: . VJl f
plr -

N = 415,40 kN met emax = 5,00 % N = 425 */V met = 5,49 %

'*% i . :

N - 450 kN met emax = 5,75 % W = 470 kN met fmax = 7.41 %

BIJIAGEN | 149
B.1.9 Modcl tf45

' i - i .
-----
* , a , a - A -

N = 200 kN met emax = 0.00 % /V = 300 * A / met max = 0,04 %

nr >
a

N = 350 kN met max = 0,53 % 11111# N = 375JUV met f m a r = 1,82 %

- n r

N = 383,70 kN met emax = 2,32 % W = 400 *V met emax = 3,25 %

- z
K
>

*
1 1
1
1
.. wm*

N = 425 kN met = 4.60 % max JV = 433,00 fciV met f l t u u . = 5,00 %

A. *% i . .

N = 450 kN met e = 5,75 % max N = 480 * N met emax = 6,79 %

BIJlACiEN | 150
B.1.10 Modcl tf50

N = 300 kN met emax = 0,00 % N = 350 kN met emax - 0,03 %

"
Wwr *
A-

N = 375 kN met emax = 0,04 % N = 400 kN met emax = 0,11 %

"'""'A "~A

N = 409,50 kN met emax = 0,19 % N = 425 kN met = 0,47 %

"V ! *''m~**~

N = 450 kN met emax = 3,67 % N = 482,90 kN met emax = 5,00 %

BUIAGEN 1151
B.2 Parameter: grootte van de bouten

B.2.1. Model M16 8.8

\t
N = 100 kN met tmax = 0,00 % N = 125 kN met max = 0,04 %

'% _ t : \'C
N = 150 kN met max = 0,70 % N = 175 kN metmax = 2,U%
'V c. He t.
ataa

N = 200 kN met max = 3.60 % JV = 222.00 kN met max = 5,00 %

irr.

N = 225 kN met emax = 5.29 % N = 250 kN met max = 14,77 %

BIJIAGEN | 15?
B.2.2. Modcl M20 8.8

V
N = 100 kN met emax = 0,00 % A/ = lSOfcAf met = 0.04 %

" 1* r .
"V ............................. *"* tomm

N = 175 kN met emax = 0,29 % N = 200 *N met nuu. = 1,28 %

f <c
imm ''%J C
V = 203 kN met emax = 1.43 % W = 225 kN met einax = 3,25 %

'C.
^ c. JU.

= 230,50 kN met emax = 5,00 % N = 250 */V met emax = 15.30 %

BUIAGEN 1153
B.2.3. Modcl M24 8.8

>

" kmm

N= 100 kN met emax = 0,00 % N = 150 kN met emax = 0,04 %


T.

Wi
lilil**

i i i i *
\

i
N = 175 kN mete max 0,11 % W = 200 kN met emax = 0,31 %

% t:
n- > k .......................................................

N = 225 kN met smax = 1,85 % N = 235.20 JV met emax = 5,00 %

>

f;--
MH
N = 250 kN met emax = 11.30 % N = 275 *V met = 22,65 %

BUIAGEN 1154
B.2.4. Modcl M27 8.8

'*% Ir"'
* ittmm

N = m kN met e max = 0,00 % N = 150 kN met e^x = 0,03 %

/*

. i III i i i
^4- *

N = 200 kN met emax = 0,26 % N = 225 kN met max = 0.62 %


i

i i i i i

X
i*

t
i

N = 248,45 kN met emax = 5,00 % N = 250 kN met einax = 5,58 %

V = 275 kN met emax = 16,09 % N = 300 kN met max = 26,47 %

BIJ l AGE N 1156


B.3 Parameter: materiaal van de bouten

B.3.1. Model M24 4.8

N = 100 kN met emax = 0,00 % N = 150 kN met emax = 0,39 %

t,....

N = 162 kN met emax = 1,13% W = 175 *A/ met emax = 2,07 %


|E

N = 200 kN met emax = 3,94 % W = 213,80 JW met W = 5,00 %

N = 225 kN met mit = 5,93 % N = 250 kN met Emax = 13,80 %

BUIAGN|1S6
B.3.2. Modcl M24 5.8

:N 1157
B.3.3. Modcl M24 6.8

'LJ iv
iV = 100 kN met e max = 0,00 %
^ ir. "' I. t
N = 150 kN met emax = 0,04 %

.V = 175 f c f l mct emax = 0.15 % N = 200 *JV met e


' 1- c .
max = 0.76 %

N = 218 kN met smax = 1.64 %


:
N = 225 JV met
_________-
einax = 2.80 %

<c
mmm

N = 231,35 kN met tmai = 5,00 % N = 250 kN met emax = 13,87 %

BUIAGEN 1158
B.3.4. Modcl M24 10.9
%tr.

N= 100 kNmetemax = 0,00% N = 150 kN met emax = 0,04 %

^_ <C

iV = 175 kN metemax 0,11 % N = 200 kN met emax = 0,31 %

^ c.

N = 225 kN met emax = 0.86 % JV = 247.30 kN met emax = 5,00 %

r
mmm "V t.

N = 250 kN met emax = 6,21 % N = 275 kN met emax = 18,64 %

BIJIAGEN | 159
B.4 Parameter: afstand tussen de bouten
4.1. Model w110

X bm
X i

X
N = 100 kN met emox = 0,00 % Af = 150 kN met emax = 0,04 %

ka
X c.

\t "ife
N = 200 kN met emax = 0,22 % W = 225 *iV met emax = 0,48 %

X
N = 250 kN met emax = 2,84 %

II-
Xu
W = 259,05 kN met tina* = 5,00 %

IB a.

N = 275 fcW mef EWi = 9.71 % JV = 300 kN met Emax = 18,11 %

BULASEN 1160
B.4.2. Modcl w150

X^$- V = 50 kN met emaz = 0,00 %


"V f.
N = 100 met max = 0,03 %

z _______________________ -
t, -
N = 125 kN met emax = 0,08 % N = ISO kN met timu = 0,32 %

V tr.
W = 175 kN met emax = 2,38 %
\c
JV = 182.07 kN met emux = 5,00 %

i tmm
J

N = 200 kN met emax = 13,42 % N = 210 kN met emax = 18,45%

BIJIAGEN | 1161
B.4.3. Modcl w200

X. v I 'Is _ ,:
c.

N = 50 kN met emax = 0,00 % W = 100 kN met = 0,16 %

T.
H V
-- "

N = U0 kN met emax = 0,35 % /V = 120 *N met * = 1.01 %


ma

" .
%

N = 130 kN met emax = 3,99 % JV = 132,35 *JV met = 5,00 %

~V
* * itijf
% r: .

N = 140 kN met emax = 8,55 % N = 150 met = 13,45 %

BIJlAGEN | '6?
B.4.4. Modcl w240

% rfc. *

N = 50 kN met emax = 0,00 % W = 70 fcJV met = 0,04 %

"V t.

N = 80 kN met emax = 0,11 % W = 90 kN met emax = 0,34 %


"V

V C-

N = 100 kN met e, = 1,38 % N = 110 fciV met fmax = 4,62 %

'" JL- -"4

N = 110,97 kN met emax = 5,00 % N = 120 kN met enmx = 8,71 %

BIJIAGEN | '63
B.5 Parameter: breedte T-stuk

X t: X
B.5.1. Model b100

taKOB
N = 150 kN met emax = 0,04 %

c. v
N = 100 kN met emax = 0,00 %

'-t~

c:
km.
N = 225 kN met max = 0,42 %
\ = 200 kN met emax = 0,22 %

Xjr. XjC N = 275 kN met elnax = 3,54 %

X c vi'
\ = 250 kN met emax = 0,80 %

kmm
N = 279,94 kN met imax = 5.00 % N = 300 kN met emax = 12,24 %

BUIAGEN 1164
B.5.2. Modcl b250

-y^

'km. hmm

N = 100 kN met max = 0,00 % N = 300 kN met emax = 0,26 %

%c i.

V = 400 kN met cmax = 0.98 % N = 448 kN met nmx = 2,50 %


1 1 T i i

'( t i
km

N = 450 kN met emax = 2,62% N = 473.77 kN met max = 5,00 %

%' %:-

N = 500 kN met tmax = 9,74 % N = 550 kN met = 20,58 %

BIJLAGEN | 166
B.5.3. Modcl b300

|
N = 100 kN met emax = 0,00 % /V = 200 /ciV met eIIULr = 0,04 %

j-
. . . .
jf
V = 400 kN met emax = 0,78 % W - 450 iV met smax = 1,65 %

Ir
^ ' i.

N = 466 kN met emax = 2.20 % W = 499,50 kN met emaT = 5,00 %

N = 500 kN met imax = 5,08 % W = 550 *iV met eimj, = 13,00 %

BIJ l AGEN | 166


\ } \ '!
*
PJ \ ! '! t I
PM_

IN|167
O ^ I I 1 t 1 1 J - II | ||

i j S j i
i^i

\ :|
# - #( ' ' O o f
pg l il il 1 1 1 1 ' ' I I I I - I I
g i 8
J 1 *? 1 J

| fe 1
\ I \ | ^f l k 1 wi k i
1 . :l jBlBifsJKgigSrK
o ...............................................................................................................................iv
. - . o
O
B.5.4. Modcl b400

*>
Extended
abstract

EXrENOD ABSTRACT 1168


Research on structural software for Steel joints
Banie Sarrazijn & Marlies Waeyaert
Promotor: ir. Stcf Pillacn

I. INTROOUCTION This theoretical dcsign plstic moment resistance is


The dcsign method for the tensin side of boltcd beam- to- compared to the bending moment at which yielding occurs in IDEA
column conncctions, commonly used with an equivalen! T-stub. ts StatiCa Steel Conncctions. A stiffncss analysis guarantees a
based on plstic behaviour of the (tanges and bolts. Differcnt criterion is formulated to define when yielding takes place.
collapse mechanisms. dctcrniincd by thc effective length of the
Yielding of a pate, loaded by a moment. occurs on the total
yielding pattem. are possible. Johansen's yield-line iheory
length of thc pate. ITicreforc this test is also cxccutcd on a pate
attempts to predict in what way thc tlangcs of thc T-stub will yield.
loaded by a transverse forc, By this nteans a straight yield linc
A dilYcrcncc is made bctwccn circular and non-circular pattems.
can be created near the fixation.
This study coirpares the results from the structural software
applicatior IDEA StatiCa Steel Conncctions with the regulations in In a second stage a double equivalent T-stub in tensin,
Eurocode 3 (NBN EN 1993-1-8 (I]>. shown in figure 2. is used to examine the differcnt collapse
mechanisms. In litera ture (2) a criterion to survey the differcnt
I. METHODOLOGY
collapse mechanisms has airead)' been set up.
A. CieneraHy T-$tubs with di verse dimenskms are being tested by this
existing criterion. Hcreby thc accuracy of thc criterion is
A criterion of fa lure is searched lo determine when and
investigated.
where yielding will accur.
Morcovcr there is investigated as to which thc ditTcrcnt
collapse mechanisms of the equivalent T-stub. as proposed in
NBN EN 1993-1-8 tablc 6.2. can be rcproduccd in thc software
applicatior. This study examines if acting prying Torces are taken
intoaccount in the used software.
All tcsting results are obtained with a trial-and-crror principie
and compared with thcorctical calculations.
Figure 2. Equivalent T-stub

B Proccdurc All possible effective lengths of yielding pattems are


considcrcd and sunimariscd in tablc I. With a theoretical calculation
As shown in figure 1. thc yielding behaviour is examined by according to Eurocode 3. the shortest effective length is defined.
applying a simple fixed small pate, vvelded to a ngid tube. The
pate is loaded by a bending moment around thc wcak axis in a In NBN EN 1993-1-8 table 6.2. a dilTcrence is made between
way that a straight yield linc can be created alongsid the weld. prying forces and no prying torces when determining thc collapse
modc of thc T-stub.
In cases where prying forccs may develop, thc collapse
mechanisms are deiermined as follows: mode of failure I occurs
Tablc I: Effective lengths
Effective length
Yielding pattem 1 2irm
Yielding pattem 2 jrm + 2e<
Yielding pattem 3 4m + l,25e
Yielding pattem 4 2m + 0,625e + fi
Y ieldtng pattem 5 b
by complete yielding of thc tlangcs. modc of failure 3 occurs by bolt
failure and modc of failure 2 is a composition of the above
Iigur; I: Model to exnime ytckling mentioned mechanisms. The design tensin resistance Fr M of a T-
stub flange should be taken as thc sniallcst valu obtained from
The dcsign plstic moment resislance according to Eurocode
thc formulas (2), (3) and (4).
3 is calculatcd with thc following formula (I).

cu

(2)
FT.ZM *Mpl:.'.ltrf + nl<EftJt.f (3) Nevertheless this criterion isn't applicable when the pate is
wt4n loaded by a transverse lorce. Consequcntly ts impossiblc to
prediet where yiclding occurs.
FTX*<t - na (4>
In cases where no prying forces develop, modc of failure 3 D Equivalen/ T-stub in tensin
(see befte) or niode of failune I*. considering yiclding of tanges s Table 2 shows the applied criterion to determine the ditTcrcnt
thc dcterniining factor, could takc place. In this case, thc design collapsc mcchanisms.
tensin resistance FTM of a T-stub flange should be taken as the
smallest valu obtained from formulas (4) and (5). Table 2 : Coodition of collapsc nveehanisms
Modc 1 Flangcs reachine limited plstic strain 5%
rr.\-7M ~ Modc 1 No resid
Modc 2 Significan! plstic strain of thc llangcs Bolts
To all T-stubs with diverse dimensions. the design tensin
(5) rcachinc design tensile strcngth
resistance FTJU is compared lo the failure
load, obtained by applyng the proposed criterion in IDEA StatiCa Modc 3 Bolts rcachine design tensile strcngth
Steel Connections. The failure loads obtained with IDEA StatiCa Steel
By means of th: rcsults, additional tests are cxccutcd stich as Connections are being compared to the design tensin rcsistanccs
computing the size of the prying forces. Furthermore therc ii calculatcd according to Eurocodc 3. On most modcls a straight
calculatcd if prying forces may occur for thc spccic T-stibs. yicld lint is defined as thc shortest efl'ective length of the T-stub for
both methods of calculation. Occasionally a dilTcrcnt collapsc
Subscquently thc modc of failure I * is being examined. In mcchanism is obtained for certain T-stubs Funhermore it appears
order to accomplish this. thc bolts have to be strong while they that Eurocode 3 doesn't always provide the most conservativo
allow a sjfficient elastic deformation. rcsults.
Mcanwhilc, modc of failure I* couldn't be modcllcd since
The influcnce of thc ntesh as wcll as thc influcnce of the fracture of tlte bolts occurs or yielding of the tanges appears with
coefYicent of Poisson ate analysed in all calculations. dcvclopmcnt of pry ing forces.

III. RESULTO IV. CONCLUSION


While proccssing all rcsults. it bccamc clcar that thc coefficient The conclusin regarding the results appears to lie that thc
of Poisson only has a minor influcnce on the results and therefore rcgulations in Eurocode 3 don't always provide thc most
is negligible in most cases. conservativo rcsults. Howcvcr, no dcclaration is available.
Morcovcr therc can be concludcd that thc mesh has a ntajor
influcnce on the calculations. In the default settings of IDEA Funhcr rcscarch should indcate how thc software dcals with
StatiCa Steel Connections. a minimal and a ma.ximal mcsh-size T-stubs with mltiple bolts-rows and reveal the influcnce of
are set up. Whcn thc uscr sets a mesh- si/e outside this default stiffcning piales in the proximity of thc bolts. It will be possiblc to
range, rcsults could (strongly) ditTer from the theoretical investgate modc of failure I * with a promsing new versin of IDEA
expectation. Therefore an ideal mcsh-size is defined for scvcral StatiCa Steel Connections. which provides uscr defined matcrials
typical elements. This mcsh-sizc provides accuratc and rcliablc to adjust thc stiffness of thc bolts. With other stmctural software
results whcrcas thc lime of calculation remains limiled. applications such as RFEM. the results could be recalculated and
chcckcd.
C. Yiclding, ofplatt in bending
WORD OF TI JANKS
Initially yiclding was examined by applying the criterion of
Von-Mises because this is the most simple method to chcck if the Our gratitude goes to our promotor, ir. Stef Pillaert, who was
yicld strcngth f, is reachcd at thc integral cross-sccticn. Howcvcr a available at all times to answcr questions and rcdircct us in thc
stress chcck appears to be useless in IDEA StatiCa Steel rcscarch where ncccssary. Togcthcr with his opinin and feedback
Connections. Thus a limited equivalen! plstic strain of 5% is this thesis was brought to a succcssful ending.
sufficicnt as chcck valu.
REFERENCES
The following criterion of failure is found by means of a
[11 NBN Belgisch bureau voor normalisatic, 2005. Eurocode 3:
stiffness analysis to prediet whcn yiclding occurs: ln case that a
Design of Steel siruclures - part 1-8: Design ofjoints (NBN
pate is fixed. loaded by a moment and subjected to a stiffness
EN 1993-1-8: 2005).
analysis. then yielding occurs when rotation <1> cquals to thc
[2| Wald, et al,. (2016). Bcnchmark cases for advanccd design
rotation capacity <> '
ofstructural Steel connections. Prague: Czech Tcchnical
Univcrsity.

You might also like