Professional Documents
Culture Documents
Bestuurlijke informatieverzorging wordt gedefinieerd als ‘alle activiteiten met betrekking tot het
systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van
informatie ten behoeve van het besturen-in-engere-zin (kiezen uit alternatieve mogelijkheden),
het doen functioneren en het beheersen van een huishouding, en ten behoeve van de
verantwoordingen die daarover moeten worden afgelegd’.
Het gaat hierbij om de vragen van het ‘wat’ (welke informatie), het ‘wie’ (welke taakverdeling),
het ‘hoe’ (welke werkwijze) en het ‘wanneer’ (welk tijdschema). Het ‘wat’ heeft betrekking op de
informatie ten behoeve van de oordeelsvorming ex ante (vooraf), de informatie ten behoeve van
de oordeelsvorming ex post (achteraf) en de informatie ten behoeve van de communicatie.
Bestuurlijke informatieverzorging
Informatie kan worden gedefinieerd als datgene wat het bewustzijn van de mens bereikt en bijdraagt
tot zijn kennisbeeld. Informatie moet dus voor de ontvanger nieuw en relevant zijn.
Relevante informatie is essentiëler dan betrouwbare informatie. Managers hebben liever nu relevante
informatie welke minder betrouwbaar is, dan later informatie welke helemaal betrouwbaar is maar
door de tijdsduur niet meer (volledig) relevant (te laat!).
Een gegeven is een voorstelling van een feit of een idee in een zodanige vorm – namelijk in de vorm
van signalen – dat deze door een proces kan worden bewaard, verplaatst of bewerkt.
Het begrip informatieverzorging omvat meer dan alleen de verwerking van gegevens. Globaal
beschouwd kan men alleen relevante informatie verstrekken nadat de daarvoor bestemde
basisgegevens zijn verzameld, op de een of andere wijze zijn vastgelegd en vervolgens al dan niet zijn
verwerkt.
De kern van het besturen bestaat uit het nemen van beslissingen met betrekking tot de doelstellingen,
middelen en werkwijze van de betrokken huishouding, alsmede het nemen van beslissingen met
betrekking tot de te verrichten handelingen: welke handelingen moeten door wie, waarmee, wanneer
en hoe worden verricht?
1
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Op grond van het voorgaande definiëren wij bestuurlijke informatieverzorging als ‘alle activiteiten
met betrekking tot het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het
verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen-in-engere-zin (kiezen uit alternatieve
mogelijkheden), het doen functioneren en het beheersen van een huishouding en ten behoeve van de
verantwoordingen die daarover moeten worden afgelegd’.
Bestuurlijke informatieverzorgingssystemen
Een systeem is een verzameling van componenten gegroepeerd bij een vorm van geregelde interactie
om zodoende een organisatie als geheel te vormen.
Een statisch systeem is een systeem waarbij de structuur en de relatie tussen de elementen aan geen
verandering onderhevig zijn. Een dynamisch systeem is een systeem dat zich kenmerkt door een
proces dat invoer transformeert tot uitvoer.
Een gesloten systeem is een systeem welke niet wordt beïnvloed door de omgeving.
Een open systeem is een systeem welke onderhevig is aan invloeden uit de omgeving.
In deze zin is een huishouding, en daarmede het informatieverzorgingssysteem als aspectsysteem een
goed voorbeeld van een open systeem.
Terwijl de elementen van deterministische systemen op een volmaakt voorspelbare wijze op elkaar
reageren en het gedrag van het gehele samenstel daardoor volledig voorspelbaar is, speelt bij
probabilistische systemen het ‘toeval’ mede een rol. Omtrent de te verwachte uitkomst kan bij dit soort
systemen alleen een waarschijnlijkheidsoordeel worden uitgesproken.
Een huishouding kan dus als een systeem worden gezien en wel als een uiterst complex dynamisch en
open systeem dat in belangrijke mate wordt beheerst door probabilistische relaties tussen de
verschillende elementen en met de omgeving.
2
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Informatiebehoeften, algemene karakteristieken
Binnen het kader van het voorgenomen informatiebeleid kan worden nagegaan welke informatie de te
ontwikkelen informatieverzorgingssystemen zouden moeten opleveren. Hierbij dient bedacht te
worden dat de op te leveren informatie zoveel mogelijk moet voorzien in de informatiebehoeften van
functionarissen en groepen van functionarissen, zoals die uit de verschillende hun toegewezen taken
voortvloeien. Gezien het feit dat die taken met het bedrijf – als een open en dynamisch systeem – mee
veranderen, dient rekening te worden gehouden met het feit dat de daaruit voortvloeiende
informatiebehoeften eveneens veranderen.
De oordeelsvorming vooraf is in de eerste plaats gericht op het nemen van doelmatige beslissingen
met betrekking tot de keuze van doelstellingen, middelen, werkwijzen, volgorde e.d. Daarbij zullen,
vooral wanneer het om geheel nieuwe activiteiten gaat, de volgende etappen kunnen worden
onderscheiden (volgorde kan per situatie verschillen):
Oriëntatie ten aanzien van de mogelijke doelstellingen en van de marktbehoeften en van de
daaraan toe te kennen betekenis.
Oriëntatie ten aanzien van de aanwezige of verkrijgbare middelen (in de ruimste zin).
Oriëntatie ten aanzien van mogelijke werkwijzen.
Verkrijging van een voorcalculatorisch beeld van de kosten die aan de onderscheiden plannen en
werkwijzen verbonden zijn en van de resultaten die daarmee kunnen worden bereikt.
Voorcalculatorische optimumbepaling met betrekking tot doelen, middelen en werkwijzen,
waaronder de coördinatie van tegelijkertijd of achtereenvolgens uit te voeren werkzaamheden.
Normstelling op grond van geschatte of berekende optima.
Simulatie van het desbetreffende bedrijfsproces of onderdeel daarvan (gewoonlijk met behulp van
een computer) ten einde de invloed van de overwogen beslissing op de uitkomsten van het proces
te kunnen vaststellen.
3
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De oordeelsvorming achteraf is gericht op:
Het uitoefenen van controle.
Het uitbreiden van het ervaringsmateriaal dat dienst kan doen als basis voor toekomstige
beslissingen.
Oordeelsvorming ex post is niet alleen van belang voor allen die met het nemen van beslissingen
belast zijn of die beslissingsbevoegdheden hebben gedelegeerd, maar ook voor hen die
verantwoordelijk zijn voor toezicht en controle op zuiver uitvoerende werkzaamheden.
Technisch geschiedt controle door toetsing. Het doel van een controle kan echter zijn het toetsen en/of
het beheersen van een verricht(e) handeling (proces) aan de hand van de voor die (dat) handeling
(proces) geldende normen.
Het vormen van oordelen en het nemen van beslissingen nemen een belangrijke plaats in het
besturingsproces in. We dienen onderscheid te maken tussen sturen, waarbij men een object of een
proces technisch in een bepaalde richting doet gaan, en besturen, waarbij men een organisatie of een
groep mensen in een bepaalde richting leidt.
Een proces is beheersbaar als aan de volgende vereisten is voldaan (zie ook tolmodel):
Het doel van het proces moet bekend zijn;
Het doel moet meetbaar zijn;
Er moet een bekende relatie zijn tussen de input en de output van het proces;
Men moet invloed kunnen uitoefenen op deze relatie.
Geen enkel proces is volledig beheerbaar. Derhalve is het nooit helemaal duidelijk wat de
informatiebehoeften zijn.
Wie binnen het kader van zijn eigen taak en verantwoordelijkheid opdracht geeft aan een
ondergeschikte dan wel initiatiefbevoegdheid aan een ondergeschikte delegeert, heeft de plicht om
controle uit te oefenen op de uitvoering van de opdracht, c.q. op de wijze waarop van de verleende
initiatiefbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. De delegatie ontheft niet van verantwoordelijkheid en
schept daarom controleplicht.
Dat delegatie geen ontheffing van de verantwoordelijkheid geeft en daardoor een controleplicht schept
geldt niet alleen voor de hoogste bedrijfsleiding maar voor alle niveaus van de hiërarchie. Ieder op elk
willekeurig niveau leidinggevende functionaris heeft daarom naast informatie ten behoeve van zijn
keuze- en regelingsbeslissingen, ook informatie nodig ten behoeve van zijn controletaak. Doordat er
binnen de gehele organisatie gedelegeerd wordt dient er op alle niveaus voldoende informatie
verschaft te worden. Dit wordt dikwijls te weinig onderkend en men richt zich dan bij de bepaling van
de informatiebehoeften enkel op het hogere management.
Losse controle met versterkte dijkbewaking: dit is de controle waarbij bijvoorbeeld maandelijks aan
het management gerapporteerd, maar waarbij het management maar één keer per half jaar of jaar
ingrijpt of besprekingen houdt. Dus tussendoor wordt het management wel op de hoogte gehouden,
maar deze grijpt niet in (behalve als het echt uit de hand loopt).
4
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Iedere functionaris aan wie bepaalde bevoegdheid is verleend of aan wie bepaalde waarden in
bewaring zijn gegeven, is in beginsel verantwoording verschuldigd aan degene die hem de
bevoegdheid heeft verleend, c.q. de waarden heeft toevertrouwd. Het afleggen van verantwoording zal
in vele gevallen doelmatig kunnen geschieden door het indienen van door of namens de
verantwoordingsplichtige opgestelde verantwoordingsverslagen.
Communicatie
De belangrijkste bezwaren van mondelinge communicatie zijn:
Het gevaar van onnauwkeurigheid en/of onvolledigheid van de informatie.
Het gevaar van misverstand door onvoldoende normalisatie van de vorm waarin de informatie
wordt gegeven.
Het gevaar dat iets verkeerd wordt onthouden of geheel wordt vergeten.
Het ontbreken van de mogelijkheid om op een later tijdstip voor het afleggen van verantwoording
en voor het uitoefenen van controle dan wel voor het oplossen of verklaren van verschillen of
geschillen rechtstreeks op de oorspronkelijke informatie terug te grijpen.
Indien er kans is dat een of meer van deze omstandigheden zich kunnen voordoen, is het gewenst de
desbetreffende als informatie te verstrekken gegevens op de een of andere wijze vast te leggen en wel
liefst volgens een vaste systematiek die tot juistheid en volledigheid dwingt, die vastlegging
vereenvoudigt en raadpleging vergemakkelijkt.
Naast de informatiebehoeften van interne functionarissen dient ook rekening gehouden te worden met
de legitieme informatiebehoeften van derden, zoals brancheorganisaties, overheid, etc. Dit wordt niet-
bestuurlijke informatie genoemd.
Met betrekking tot informatie kunnen wij een aantal typen onderscheiden, te weten:
Geformaliseerde (standaard) versus niet-geformaliseerde (‘toevallig’) informatie.
Informatie die in doorlopende (AO) versus incidentele informatiebehoeften voorziet.
Informatie bestemt voor het vormen van een oordeel versus informatie niet bestemt als basis voor
een oordeel (communicatie-informatie -> voor functioneren bedrijfsprocessen).
Informatie welke wordt onderscheiden naar niveau van gebruik (strategisch, operationeel en
uitvoerend).
Procesinformatie (nodig voor dagelijkse uitvoer) versus projectinformatie (nodig voor nemen van
beslissingen rondom ondernemingsactiviteiten).
Bestuurlijke informatie (vooral intern) versus niet-bestuurlijke informatie (vooral extern).
Logistieke informatiesystemen (LIS) leveren informatie op die gericht is op het plannen, begeleiden en
beheersen van logistieke processen, dat wil zeggen van ketens van opeenvolgende concrete acties met
betrekking tot personeel, materialen, diensten en faciliteiten. Managementinformatiesystemen (MIS)
leveren dan informatie op die gericht is op ‘planning’ en ‘control’ van de totale gang van zaken ten
aanzien van het bedrijf, zowel wat betreft zijn normale dagelijkse gang als wat betreft zijn dynamische
ontwikkeling.
5
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Informatieverzorgingsprocessen
Wanneer wij ons realiseren waar geformaliseerde Informatieverzorgingsprocessen in algemene zin op
neerkomen en wat de strekking van die processen is, komen wij tot de conclusie dat het gaat om het
bewaren, overbrengen en veredelen van gegevens. Daarbij kunnen duidelijk drie motieven worden
onderscheiden, die als volgt kunnen worden gekarakteriseerd:
Overbrugging van tijd;
Overbrugging van afstand;
Toegankelijk maken van, inzicht verschaffen in en conclusies trekken uit een samengesteld geheel
van gegevens.
6
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Waar het bij het ontwerpen van bestuurlijke informatieverzorgingssystemen in hoofdzaak om
gaat
Bij het ontwerpen van bestuurlijke informatieverzorgingssystemen gaat het in hoofdzaak om een
twaalftal vragen, die als volgt in vier groepen van drie kunnen worden verdeeld (de twaalf vragen van
BIV):
Het antwoord op al deze vragen is afhankelijk van een afweging van nut en kosten van de alternatieve
mogelijkheden en zal daardoor van geval tot geval verschillend zijn. Een bijzondere moeilijkheid die
zich daarbij (met name bij de vragen 1 en 2) voordoet, is dat het nut van een bepaalde informatie in
vele gevallen slecht meetbaar en nog moeilijker voorspelbaar is. Behalve de aard van de informatie
spelen bij nut en kosten uiteraard ook de frequentie, de vertraging, de nauwkeurigheid, de vorm en de
gedetailleerdheid van de informatie een rol. Men zal zich daarom des te meer moeten verdiepen in de
concrete situatie waarvoor een informatieverzorgingssysteem moet worden ontworpen en zich daarbij
steeds moeten afvragen wat de motieven voor het te geven antwoord zijn. Het ‘wat’, ‘wie’, ‘hoe’, en
‘wanneer’ zal men zich dus iedere keer opnieuw aangevuld moeten denken met een ‘waarom’.
7
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De betekenis van het geven van leiding en het afleggen van verantwoording
Het besturen van een huishouding neemt onder meer met zich mee dat er oordelen ex ante
plaatsvinden. Hierdoor ontstaat in vele situaties steeds meer behoeften aan indicatoren, die iets
aangeven over toekomstige ontwikkelingen (zgn. ‘early warners’).
Het primaire bedrijfsproces kenmerkt zich onder meer door een doorstroom va zaken, zoals goederen,
geld en schuldvorderingen (oftewel een waardekringloop).
De betekenis van het bestuurlijk informatieverzorgingssysteem voor het besturen van een
huishouding
De betekenis van een bestuurlijke informatieverzorgingssysteem voor het besturen van een
huishouding – en daarmee de doelstelling van dit systeem – kunnen wij in één zin samenvatten: het
produceren van gegevens die als informatie verstrekt kunnen worden met de bedoeling het besturen en
beheersen van de betrokken huishouding zo optimaal mogelijk te ondersteunen.
In het verdere deel van deze samenvatting beperken we onze aandacht op de geformaliseerde
doorlopende informatiebehoeften.
Zie nu artikel: ‘De positie van het vak Administratieve Organisatie’ van o.a. O.C. van Leeuwen
(artikel 7)
Zie nu artikel: ‘Risico’s bij integratie’ van o.a. O.C. van Leeuwen (artikel 28)
8
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De inhoud van het boek Starreveld, en derhalve van deze samenvatting, wordt schematisch
weergegeven in onderstaand figuur.
Basis Terrein-
begrip- afbake-
pen ning
Sectie B: Organisaties, besturing en beheersing
Sectie E: Betrouwbaarheid
Uitgangspunten
9
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
2. BESTURING VAN ORGANISATIES
Introductie
Besturing is volgens de definitie van Bossert ‘de gerichte beïnvloeding van (delen van) een
organisatie door middel van besturingsprocessen, veelal leidend bij een organisatie tot een specifieke
besturingsvorm, ondersteund door een besturingssysteem.De gerichte beïnvloeding is er op gericht
het bestaansrecht van de organisatie waar te maken, waarbij meestal wordt uitgegaan van
economische principes’. Uiteraard spelen hierbij ook andere principes een rol zoals psychologische en
sociale principes.
Een organisatie richt haar besturing in met behulp van – veelal impliciete – besturingssystemen. Een
besturingssysteem is ‘het samenhangend geheel van organisatorische maatregelen ten behoeve van de
besturing van de organisatie’. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar de structuur van de
organisatie en de wijze van besturen van de te besturen processen. In het vervolg van dit hoofdstuk
wordt eerst ingegaan op het structuuraspect van het besturingssysteem. Daarna komen de
verschillende wijzen van denken over het besturingsproces binnen de verschillende manieren van het
nadenken over organisaties aan de orde.
Structuur
De inrichting van de organisatie resulteert daarmee, bezien vanuit de leidinggevende functionarissen,
in een aantal mensen of activiteiten waaraan direct leiding moet worden gegeven (‘span of control’) en
een aantal organisatieniveaus waarlangs wilsoverdracht dient plaats te vinden (‘depth of control’). Een
juiste balans tussen het beschikbare omspanningsvermogen van de manager (‘depth of control’ en
‘span of control’) en de vanuit een coördinatieoptiek benodigde omspanningswijdte is bepalend voor
de effectiviteit van het besturingssysteem. Middelen waarmee (dreigende) overschrijding kan worden
voorkomen c.q. worden ondervangen zijn onder meer:
Herverdeling van taken;
Inschakeling van staf- en hulpdiensten of persoonlijke staf;
Delegatie;
Inschakeling van subleiders (in tegenstelling tot voorgaande middelen hiërarchieversterkend);
Managementinformatievoorziening, al dan niet ondersteund door informatietechnologie.
10
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het onafhankelijke kostencentrum: dit zijn organisatieonderdelen die producten en/of diensten
genereren waarbij er geen duidelijke relatie bestaat tussen de inputs en de outputs (overhead). Het
beoordelen van het besturingsproces wordt in het algemeen afgemeten aan de benodigde input en
deskundige outputbeoordeling.
Het resultaatcentrum: het resultaatcentrum is verantwoordelijk voor zowel het omzettingsproces
als voor de marktgerichte activiteiten. Het bedrijfsresultaat (brutowinst) vormt hier de
beoordelingsmaatstaf.
Het investeringscentrum: naast het resultaatcentrum is het management verantwoordelijk voor de
productiemiddelen. Het rendement van deze middelen vormt de maatstaf om het management te
beoordelen.
Afhankelijk van het type organisatieonderdeel worden de prestaties dus op verschillende wijzen
gemeten. Daarmee is het onvermijdelijk dat de bijbehorende bestuurlijke informatie voor deze centra
er verschillend uit zal zien.
Organisatorische uitgangspunten
Bestuurlijke informatie
11
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Rationeel bestuurlijke organisaties
Een organisatie is in deze visie een geordende groep mensen, die met behulp van bepaalde middelen
samenwerken om bepaalde doelen te bereiken. Binnen deze organisaties hebben sommige
medewerkers – de leiding – de rol om aan andere medewerkers – de uitvoerenden – aanwijzingen te
geven, hoe zij moeten handelen. De omgeving en de organisatie beïnvloeden elkaar in een permanente
wisselwerking. Achter het denken over de mensen in rationele organisaties lijkt het idee te schuilen dat
deze van nature rationeel handelen, vooral gemotiveerd worden door economische voordelen en
(extra) geldelijke prikkels nodig hebben om tot prestaties te komen en dat de uitvoerenden van nature
lui zijn en verteld moeten worden wat er moet gebeuren (weinig eigen initiatief tonen).
Strategische doelen betreffen in het algemeen zaken die een organisatie op de lange termijn wil
bereiken. Tactische doelen vormen de tussenstappen die een organisatie moet nemen om de
operationele doelen te bereiken.
Het van Bestuurlijke informatieverzorging veronderstelde in het verleden veelal eenzijdig de hiervoor
beschreven rationele wijze van besluitvorming. Bij besturen wordt gedacht aan het nemen van
beslissingen met betrekking tot de doelstellingen, middelen en werkwijze van de betrokken
huishouding, alsmede het nemen van beslissingen met betrekking tot de te verrichten handelingen.
Bestuurlijke informatie is in deze zin informatie die erop is gericht beslissingen te nemen over de te
bereiken doelstellingen, alsmede de wijze waarop en de middelen waarmee dat dient te geschieden.
Informatie lijkt binnen deze rationele visie op het besturen van organisaties een objectieve weergave
van de werkelijkheid te zijn. Informatiesystemen moeten ervoor zorgen dat de informatie betrouwbaar,
volledig en tijdig is. Het bereiken van dit doel wordt haalbaar geacht. De informatievoorziening geeft
in deze visie een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid (met al haar kleurenpaletten). En managers
weten bovendien welke informatie zij nodig hebben voor hun besluitvorming. In deze visie is er bij
van de werkelijkheid afwijkende gegevensverstrekking sprake van een (on)bedoelde vorm van
manipulatie. In de praktijk komen deze afwijkingen voor. Echter, uit het feit dat ze voorkomen mag
niet worden afgeleid dat dit een wenselijke situatie is.
Hieruit blijkt dat bij besluitvormingsprocessen niet alleen kosten-batenafwegingen een rol spelen,
maar dat bijvoorbeeld ook ‘motives and personality’ (wil ik dit en past het wel bij mij?), ‘social
opinions’ (wat denken de anderen ervan?) en ‘perceived restrictions’ (zoals beschikbare tijd en ruimte)
van belang zijn.
Besluitvorming wordt vaak gezien als een proces waarbij een aantal situaties wordt onderkend en
afhankelijk van het gestelde doel het meest optimale alternatief gekozen wordt. Vaak bestaat er echter
onzekerheid over de kansen waarmee alle geanticipeerde situaties zich zullen voordoen. Besluiten
kunnen dan op basis van economische calculaties worden genomen.
De relatie tussen besluiten en de gevraagde informatie is bij de niet-rationele visie vaak ver te zoeken.
Sommige besluitvormingsprocessen verlopen zelfs uitgesproken irrationeel (vaak aangeduid als
gevoelsmatig). Managers verzamelen in niet geringe mate informatie zonder die te gebruiken.
MacKenzie Owen noemt hiervoor drie redenen:
Mensen hebben de neiging risico’s te minimaliseren en streven naar perfecte en volledige
informatie;
Het al of niet hebben van informatie heeft een symbolische waarde. Wie geïnformeerd is hoort
erbij. Het verwerven van zoveel mogelijk informatie past in dit stramien;
Het creëren van informatie is een autonoom proces dat in gang is gezet door de
informatievoorziening over te laten aan specialistische afdelingen.
12
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Organisaties als politieke systemen
Besluitvormers rationaliseren, maar handelen niet rationeel. De manager moet binnen het politieke
krachtveld ‘de kunst van het voor elkaar zetten’ voortreffelijk beheersen. Het is in het kader van deze
activiteiten vaak noodzakelijk besluiten te nemen over de aanwending van de binnen de organisatie
aanwezige resources die politiek tot de minste weerstand zullen leiden. Hieruit mag afgeleid worden
dat het bereiken van consensus na een ‘onderhandelingsproces’ veelal het resultaat is van het politieke
besluitvormingsproces.
Het meten van prestaties is altijd gekoppeld aan de te realiseren doelen. Wanneer de doelen
onduidelijk zijn of in de loop der tijd te veel aan verandering onderhevig zijn, heeft dit effect op de
wijze waarop de prestatie kan worden gemeten. Er kunnen meerdere systemen van prestatiemeting in
een organisatie bestaan al naar gelang de visie waarop naar de organisatie wordt gekeken of van
degene die de doelen formuleert. Hierbij kunnen conflicten optreden. Zo kan bijvoorbeeld het streven
naar werkgelegenheid strijdig zijn met de winstdoelstellingen van een organisatie.
Voor beoefenaren van het vak Bestuurlijke informatieverzorging betekend het voorgaande onder meer
dat zij zich ervan bewust moeten zijn dat zelfs als informatie volledig betrouwbaar verstrekt kan
worden, er soms managers zijn die deze informatie niet zullen willen hebben omdat hun politieke doel
daar niet door wordt gediend. Bestuurlijke informatieverzorgers zullen dus de kunst moeten verstaan
ook die informatie te verstrekken die aansluit bij de wensen van de verschillende politieke
belangengroepen, echter zonder concessies te doen aan de kwaliteit van de te verstrekken informatie.
In hoofdstuk 12 wordt bij het onderdeel negatieve culturen op de consequenties hiervan ingegaan.
Resumé
De term bestuurlijke informatie veronderstelt dat voor management of besturing van een organisatie
informatie nodig is. Het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop besturen van organisaties
plaatsvindt is derhalve van groot belang om een antwoord te geven op de vraag welke factoren
bepalend zijn voor de inhoud van de bestuurlijke informatie van een organisatie. In dit hoofdstuk is
nagegaan wat besturing is. De verschillende theorieën op het gebied van besturing zijn naar een aantal
hoofdlijnen geclusterd. Hierbij is het volgende onderscheid gemaakt:
Rationele besturing;
Beperkt rationele besturing;
Politieke besturing.
Uitgaande van verschillende gedachten over organisaties is de wijze van besturing en besluitvorming
van organisaties in kaart gebracht. De contingentiebenadering maakt geen keuze tussen deze drie
typen besturing, maar gaat afhankelijk van de feitelijke situatie na welke bestuurlijke informatie het
meest passend is. Wel dient hier opgemaakt te worden dat door de aard van het vak Bestuurlijke
informatieverzorging als gevolg van de bedrijfseconomische invalshoek de rationaliteit een niet te
miskennen onderstroom is. Dit komt zeker tot uiting in geheel of beperkt rationeel bestuurde
organisaties. Maar ook in het geval dat de besturing sterk politieke trekken heeft zal de bestuurlijke
informatie een rationele ondertoon hebben indien in de leiding een functionaris of een groep managers
een dominante positie inneemt.
13
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
3. STRATEGIEBEPALING, MANAGEMENT CONTROL EN INTERNAL CONTROL
Bestuurlijke processen kunnen zowel op strategisch, tactisch als operationeel niveau worden
uitgevoerd. De uitkomst van het strategiebepalingsproces is een set van
langetermijndoelstellingen en een strategie die richting geeft aan de wijze waarop die doelen
bereikt moeten worden. De strategie is een onderdeel van de organisatorische uitgangspunten en
daarmee medebepalend voor de wijze waarop de organisatie beheerst moet worden.
Management control (het interne-beheersingssysteem) is gericht op het implementeren en
realiseren van de strategische doelen van de organisatie (op tactisch en operationeel niveau),
terwijl internal control het accent meer legt op de operationele processen. Het interne
beheersingssysteem is opgebouwd uit een aantal complementaire componenten (beliefs), te weten
een diagnostische component, een kaderstellende component (boundary), een normen en
waarden-component en een afstemmingscomponent (interactive). Internal control omvat de
elementen: controleomgeving, risicobeoordeling, beheersingsmaatregelen, informatie en
communicatie, en bewaking. Risicobeheersing is het proces van analyse van de potentieel te
lopen risico’s en de bewuste keuze om daar al dan niet iets aan te doen.
Inleiding
Bij ‘internal control’ gaat het om het verkrijgen van de redelijke zekerheid dat de processen effectief
en efficiënt verlopen, dat wetten en regels gevolgd worden, dat er geen waarden van de organisatie
ongeautoriseerd verloren gaan en dat rapportages betrouwbaar zijn.
Strategiebepaling
In dit boek definiëren wij strategiebepaling als het vaststellen van de doelen die de organisatie op
lange termijn nastreeft, alsmede de weg waarlangs en de middelen waarmee zie die doelen denken te
bereiken. Het geplande strategieproces:
Omgevings-
onderzoek
(kansen en
bedreigingen)
Vaststellen Vaststellen
huidig mogelijk Vaststellen Ontwikkelen Evaluatie Opstellen
strategisch gewenste strategische strategische en keuze actieplannen
profiel strategische kloof alternatieven en uitvoeren
profielen
Intern
onderzoek
(sterke en
zwakke punten)
14
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Om te helpen zo’n keuze te kunnen maken noemt Meij een achttal verschillende instrumenten die bij
het proces van strategiebepaling bruikbaar zijn. Onderstaande overzicht vat deze instrumenten samen.
Scenario constructie
Er worden verschillende scenario’s ontwikkeld en beoordeeld die gebaseerd op aannames en
uitgangspunten als het ware verschillende toekomstbeelden verschaffen. Hierbij worden de
onzekerheden die de keuze bemoeilijken op een systematische wijze in verband gebracht met de
keuzemogelijkheden.
Portfoliotechnieken
Er wordt een analyse gemaakt van de productportfolio van een organisatie en de ontwikkeling
hiervan. Hierbij wordt de eigenlijke competentie in relatie gebracht met de mogelijkheden die de
industrie of de markt ons biedt.
Benchmarking
Bij toepassing van benchmarking vindt een vergelijking van de eigen prestatie met de zichtbaar
succesvolste toepassing plaats. Deze succesvolste toepassing (ook wel ‘best practice’ genoemd)
kan bijvoorbeeld worden gevonden in een vergelijkbare organisatie in dezelfde of andere branche.
Core competence
Uitgangspunt is dat een goede strategie uitgaat van de kracht (core competence) van een
organisatie. Bij deze methode wordt getracht de essentiële bekwaamheden waarop het succes van
de onderneming gebaseerd is in lijn te brengen met de aspiraties.
Speltheorie
Hier worden feitelijk een aantal simulaties uitgevoerd, waarbij de dynamische acties en reacties
worden bezien in hun onderlinge wisselwerking.
Chaos theorie
Waarbij geacht wordt naar de factoren die de dynamische zelfordening van het bedrijfsproces
bepalen.
Nadat de strategische keuzen zijn gemaakt zal de leiding van een organisatie ook willen volgen of de
organisatie er in slaagt de strategische doelstellingen te realiseren. Het bestuurlijke informatiesysteem
zal zo moeten worden ingericht dat het in staat is dergelijke informatie op te leveren.
In de klassieke benadering omvat het strategieproces het formuleren van doelstellingen (wat) en het
formuleren van een aanpak om deze doelstellingen te realiseren (hoe). Hierbij kijkt men naar vier
componenten:
Marktkansen;
Competenties (wat zijn onze sterke punten);
Persoonlijke waarden;
Maatschappelijke verantwoording.
15
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Whittington onderscheidt vier benaderingen voor strategie:
Classical approach: rationele top down aanpak gericht op winstmaximalisatie (informatie nodig
over realisatie lange termijn planning).
Evolutionary perspectives: de ‘markt’ bepaald de strategische beslissingen (informatie nodig over
de efficiency van de bedrijfsvoering t.o.v. de concurrenten).
Prossual approach: strategie als proces van vallen en opstaan (informatie nodig over ontwikkeling
kerncompetities).
Systemic perspectives: Strategie aansluiten op locale normen en warden (informatie nodig over
waardering van omgeving en sociale ontwikkeling (jaarverslag Shell).
Extern Intern
We kunnen de volgende tien vragen opvatten als een soort van checklist voor de evaluatie van een
strategie (Andrews):
Is de strategie omschreven en gecommuniceerd (mate van aandacht)?
Is de strategie onderscheidend?
Speelt de strategie in op de kansen die zich voordoen in de omgeving?
Is de strategie consistent met de competenties van de organisatie?
Is het strategische programma intern consistent?
Zijn de strategische risico’s aanvaardbaar?
Is de strategie in overeenstemming met de persoonlijke waarden van sleutelmanagers?
Is in de strategie voldoende aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de
onderneming?
Vormt de strategie voldoende stimulans voor gerichte inspanningen door medewerkers?
Zijn er signalen dat de strategie positief ontvangen zal worden door de markt?
16
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Management control in het kader van tactische besturing
Management control of het intern beheersingssysteem omvat ‘het door de leiding van een organisatie
aangestuurde en toegepaste proces ten behoeve van het beheersen van de uit te voeren
bedrijfsactiviteiten’. Management control, als het belangrijkste instrument van het intern
beheerssysteem is gericht op het implementeren en realiseren van vooraf gedefinieerde doelen.
Traditioneel is management control ingevuld vanuit een regelkringgedachte. Deze visie op control
vanuit het cybernetisch meet en regel principe staat ook wel bekend onder de naam ‘diagnostic
control’.
Beheersing door het management kan met meer dan uitsluitend diagnostische beheersingssystemen
plaatsvinden. In dit kader is de aanpak van Robert Simons van belang. Simons stelt dat management
control de resultante is van vier typen ‘control systems’. Naast het hierboven genoemde ‘diagnostic
control system’, onderkent hij achtereenvolgens ook ‘boundary systems’, ‘beliefs systems’ en
‘interactive control systems’.
Business strategy
Strategic Critical
uncertainties performance
variables
Management control
Gevolgen voor bestuurlijke informatieverzorging: valt eigenlijk buiten de scope van B.I.V. Nadruk op
communicatie van de missie, veelal in de vorm van slogans.
17
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Boundary systems/strategie als positie/strategie
Dit systeem gaat uit van de gedachte dat aan medewerkers moet worden verteld wat zij niet mogen
doen. Binnen deze heldere grenzen worden medewerkers aangemoedigd tot innovatief en
ondernemend gedrag. Dit zijn de remmen van de organisatie, veelal in negatieve termen weergegeven.
De grenzen waarbinnen men opereert. Te vergelijken met de tien geboden uit de bijbel. Grenzen
stellen en erbinnen mag men vrij manoeuvreren. Als men over de grens gaat dient men ‘gestraft’ te
worden. De remmen van de organisatie.
Simons: ‘High-performing businesses need good brakes, just like high-performing cars. Cars have
brakes for two reasons. First, and most obvious, they allow the driver to slow the car down and stop
safely. However, cars have brake for another reason. They give the driver the confidence to go very
fast.’
Gevolgen voor bestuurlijke informatieverzorging: regels en sancties ten aanzien van wat niet
acceptabel wordt geacht. Overtreden van de regels wordt gemeten.
Meten
Bijsturen
Norm
Een organisatie dient volgens bovenstaand overzicht te worden beheerst. Net zoals een thermostaat
van een centrale verwarming werkt.
Gevolgen voor bestuurlijke informatieverzorging: afwijkingen ten opzichte van de geplande resultaten.
Gevolgen voor bestuurlijke informatieverzorging: informeel, ad hoc, mondeling. Valt eigenlijk buiten
de scope van het vak B.I.V.
Het model van Simons draagt bij aan het zowel uitvoeren van de geplande strategie (de zogenaamde
‘Intended Strategy) als het waarnemen van ontwikkelingen die van belang zijn voor de nieuwe
strategische koers van de onderneming (de zogenaamde Emergent Strategy).
18
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Relatie managementinformatie met levers of control
Managementinformatie is een typisch voorbeeld van een van de producten van het diagnostic control
system. De overige deelsystemen bepalen wel mede de kwaliteit van de informatie en de wijze waarop
de organisatie daarmee omgaat. De boundary systems waarborgen de kwaliteit van de informatie ten
behoeve van de besluitvorming en verantwoording. Zo kunnen er bijvoorbeeld richtlijnen zijn
vastgesteld die bepalen wie verantwoordelijk is voor invoer, controle, bewerking en rapportage van
gegevens en welke gegevens deze functionaris dus wel of niet mag muteren of raadplegen. De cultuur
(beliefs systems) is van invloed op de wijze waarop belang wordt gehecht aan managementinformatie
en op de wijze waarop men daadwerkelijk stuurt op basis van feitelijke informatie. De interactive
control systems hanteren met name informele informatie om als input te dienen voor de
besluitvorming over de strategie van de organisatie. Het is de vraag of dit als een deelsysteem
beschouwd mag worden, omdat wij van mening zijn dat het ontwikkelen van de te volgen strategie
niet tot het management control-systeem behoort.
Target
Stra-
Intended strategy Proces Output Realized strategy
tegy als
(gewilde strategie)
plan
Business Strategic
Unrealized strategy strategy uncertainties
Strategy
als patroon
Debate & Interactive
Dialogue control systems
19
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Internal control
In deze paragraaf wordt het Engelse begrip internal control behandeld. Dit begrip wordt hierbij
gepositioneerd ten opzichte van de Nederlandse begrip interne controle (intern
betrouwbaarheidssysteem).
Vergelijken we de accenten die Simons en COSO onderling hebben dan lijkt de nadruk bij Simons
meer op het realiseren van de strategie te liggen en bij COSO meer op het aansturen van de
operationele processen. Zo ontstaat het volgende beeld:
Strategie
bepaling Accent Simons
(strategic control)
Tactische besturing
(met management control)
Interne controle of intern betrouwbaarheidssysteem wordt in dit boek gedefinieerd als ‘de controle op
de oordeelvorming en de activiteiten van anderen, voor zover die controle ten behoeve van de leiding
van de betrokken huishouding door of namens die leiding wordt uitgeoefend’. Bij interne controle
staat toetsing van de kwaliteitseis betrouwbaarheid van informatie centraal. In dit verband kan ook wel
gesproken worden van informatiecontrole, gericht op het verkrijgen van betrouwbare informatie.
Interne controle of het interne betrouwbaarheidssysteem richt zich daarbij met name op het verkrijgen
van betrouwbare informatie, het hanteren van de juiste bevoegdheden en het beschermen van de
waarden van een organisatie. Overigens gaat het begrip interne controle (het intern
betrouwbaarheidssysteem) nog wel iets verder dan uitsluitend informatiecontrole. Interne controle
omvat tevens het nagaan of alle waarden die een organisatie zou moeten bezitten ook daadwerkelijk
aanwezig zijn (bewaringscontrole) en of op de verschillende niveaus binnen de organisatie, conform
de bevoegdheden en de overige voorschriften van interne controle (het intern
betrouwbaarheidssysteem) is gehandeld (bevoegdheidscontrole).
20
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De hiervoor geschetste relatie tussen management control volgens Simons, internal control volgens
COSO en het in deze samenvatting gehanteerde interne controle begrip is in onderstaand figuur
schematisch weergegeven:
Strategiebepaling
(strategic control)
Tactische besturing
(met management control)
Informatiecontrole
Bewaringscontrole
21
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Management control:
Het door de leiding van een organisatie aangestuurd en toegepast proces ten behoeve van het
beheersen van de uit te voeren bedrijfsactiviteiten. Dit proces vindt plaats in het kader van een intern
beheersingssysteem. Het doel van management control is het beheersen van de uit te voeren
bedrijfsactiviteiten.
Internal control:
Interne beheersing is een proces gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid
omtrent het bereiken van doelstellingen in de volgende categorieën (definitie Coso):
De effectiviteit en efficiency van bedrijfsprocessen;
De betrouwbaarheid van de financiële informatieverzorging;
De naleving van relevante wet- en regelgeving;
Bewaking van activa tegen ongeautoriseerde verkrijging, gebruik of besteding.
Internal control omvat in tegenstelling tot het Nederlandse interne controle geen uitgewerkte conceptie
voor informatiecontrole.
Interne controle:
De controle op de oordeelsvorming en de activiteiten van anderen, voor zover die controle ten behoeve
van de leiding van de betrokken huishouding door of namens die leiding zelf wordt uitgevoerd (interne
controle = informatiecontrole + bewaringscontrole + bevoegdheidscontrole).
Interne controle in het kader van het vak BIV omvat (slechts) de effectiviteit en efficiency van de
informatieverzorgende processen, waar internal control (interne beheersing) zich richt op de
effectiviteit en efficiency van alle processen.
Management control
(Simons)
Internal control
(Coso)
Intern betrouwbaar-
heidssysteem =
interne controle
Controle = toetsing
Control = beheersing (= ruimer)
22
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Coso en NIvRA
Aanleiding
In 1997 verscheen het rapport van de Commissie Corporate Governance (ook wel Commissie Peters
genoemd). De aanleiding voor dat rapport was tweeledig: enerzijds de vergaande internationalisering
van de economie en internationaal gewijzigde verhoudingen en anderzijds de discussies over rol,
positie en invloed van de kapitaalverschaffer. In het rapport zijn 40 aanbevelingen opgenomen die
bestuurders zouden behoren op te volgen wil er sprake zijn van goed bestuur. Het rapport bevat ook
aanbevelingen over het beoordelen van de opzet van interne-beheersingssystemen en de wijze waarop
hierover verantwoording moet worden afgelegd.
Doelstelling en doelgroep
Het Koninklijk NIvRA, draagt met dit rapport graag bij aan het tot stand brengen van een algemeen
aanvaard raamwerk voor het analyseren en beoordelen van de opzet van interne-beheersingssystemen
en de verantwoording daarover.
De begripsomschrijving bevat een viertal fundamentele elementen, die als volgt worden omschreven:
1. Internal control is a process;
2. Internal control is effected by people;
3. Internal control can be expected to provide only reasonable assurance;
4. Internal control is geared to the achievement of objectives.
2. De menselijke factor
Er bestaat een wisselwerking tussen mensen en het IC-systeem. Interne controle wordt uitgeoefend
door mensen i.c. de bedrijfsfunctionarissen en deze worden op hun beurt weer beïnvloed door het
vigerende IC-systeem. Het is van grote betekenis dat mensen in het bedrijf de inhoud en grenzen
van hun taken, bevoegdheden en daarmee hun verantwoordelijkheden kennen.
23
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
3. Beperkingen van het IC-systeem; het begrip redelijke zekerheid
Het IC-systeem, hoe goed ook georganiseerd, kan nimmer garanderen dat alle doelstellingen,
plannen en opdrachten ook conform alle vooraf bepaalde verwachtingen en normen worden
gerealiseerd. Vooraf moet worden vastgesteld dat bepaalde ontwikkelingen en condities eenvoudig
buiten de invloedssfeer van het management vallen. Het studierapport wijdt een discussie aan de
factoren die deze stelling nader toelichten. Zij worden enerzijds bepaald door het economisch
motief (verhouding kosten-opbrengsten) en anderzijds door het menselijk handelen (bewust of
onbewust), dat nu eenmaal beperkingen aan de werking van het systeem oplegt.
De Coso-studie ziet interne controle als een expliciete verantwoordelijkheid van het management en
een onlosmakelijk onderdeel van het managementproces. Alle IC-activiteiten worden ook in dit kader
geplaatst. Dit betekent echter niet dat alle managementactiviteiten ook per definitie IC-activiteiten
zijn.
De componenten zijn afgeleid van de wijze waarop het management leiding geeft aan de
onderneming, en ze zijn binnen het managementproces geïntegreerd. De onderverdeling van de vijf
componenten in deelcomponenten is ontleend aan het Canadese CoCo-rapport.
De componenten van Coso zijn ook terug te vinden in het beoordelingsinstrument van het NIvRA:
Control enviroment: E Beheersingskader
Risck assessment: A Risicobeoordeling
Control activities: B Beheersingsmaatregelen
Information and communication: C Informatie & Communicatie
Monitoring: D Bewaking
24
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
A Risicobeoordeling
Hoe gaat de organisatie om met de interne en externe risico’s die het realiseren van de
organisatiedoelstellingen in de weg staan?
Voor een effectieve risicobeoordeling is allereerst noodzakelijk dat de organisatiedoelstellingen voor
processen en activiteiten worden vastgesteld op verschillende niveaus in de organisatie en in
onderlinge samenhang. De risicobeoordeling bestaat uit het identificeren en analyseren van die risico’s
die het realiseren van deze doelstellingen in de weg kunnen staan.
Deelcomponenten:
Ondernemingsdoelstellingen;
Externe en interne omgeving;
Kritieke succesfactoren en prestatie-indicatoren;
Risicoanalyse.
B Beheersingsmaatregelen
Hoe zorgt de organisatie ervoor dat datgene dat moet gebeuren ook werkelijk wordt uitgevoerd?
De component beheersingsmaatregelen is erop gericht te waarborgen dat richtlijnen van het
management worden uitgevoerd. Ook helpen de beheersingsmaatregelen waarborgen dat de nodige
actie wordt ondernomen wanneer risico’s optreden die een bedreiging vormen voor realisatie van de
doelstellingen van de onderneming.
Deelcomponenten:
Interne beheersingsmaatregelen;
Procedures;
Coördinatiemechanismen.
C Informatie en communicatie
Hoe waarborgt de organisatie dat de informatie die nodig is om werkzaamheden goed uit te voeren bij
de juiste personen aanwezig is en wordt gebruikt?
Medewerkers van de onderneming kunnen hun taken uitsluitend efficiënt uitvoeren wanneer de
daarvoor benodigde en relevante informatie is geïdentificeerd, vastgelegd en gecommuniceerd op een
bepaalde wijze en in een bepaalde frequentie. Communicatie moet binnen de gehele onderneming dus
op effectieve wijze plaatsvinden. En de werknemers moeten in staat worden gesteld om belangrijke
informatie aan de leiding te communiceren.
Deelcomponenten:
Communicatie;
Informatiebehoeften;
Planning;
Informatievoorziening en informatiesystemen.
D Bewaking
Hoe zorgt de organisatie ervoor dat de werkprocessen tot de gewenste effectiviteit en efficiëntie
leiden?
Beheersing en toezicht. Tekortkomingen in deze component van de interne beheersing dienen aan de
leidinggevenden te worden gerapporteerd, in ernstige gevallen aan het topmanagement of de directie.
Deelcomponenten:
Prestatieniveau;
Veronderstellingen en uitgangspunten;
Follow up-procedures;
Effectiviteitsmeting.
25
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
E Beheersingskader
Hoe kan de organisatie er zeker van zijn dat de onderneming op de juiste wijze wordt bestuurd?
De component beheersingskader is van grote invloed op de houding van het personeel en de aandacht
van het personeel voor interne beheersing. Het beheersingskader vormt de basis voor alle andere
elementen van interne beheersing en draagt bij aan discipline en structuur. Factoren die de kwaliteit
van het beheersingsdader bepalen zijn onder meer: de integriteit, zakelijke ethiek en deskundigheid
van de medewerkers, de stijl van leidinggeven van het management; de wijze waarop bevoegdheden
en verantwoordelijkheden door het management worden gedelegeerd, maar ook de inzet en
ontwikkeling van personeel; de aandacht die de directie voor de onderneming heeft en de mate waarin
zij er sturing aan geeft.
Deelcomponenten:
Taken en bevoegdheden;
Personeelsbeleid;
Kennis en vaardigheden;
Stijl van leiding geven;
Ethisch gedrag.
Dit instrument van plan, do, check en act is te vergelijken met het diagnostic control system (oftewel
management control in enge zin volgens Anthony en Govindarajan).
Zie nu artikel: ‘Coso mist wat Starreveld al lang wist’ van R. Soeting (artikel 26)
26
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Risicomanagement
Risicomanagement is, net als management control en internal control, onderdeel van de
organisatorische uitgangspunten.
Het Coso-rapport onderkent, zoals vermeld, de volgende elementen van internal control: de
controleomgeving, risicobeoordeling, beheersmaatregelen, informatie en communicatie en bewaking.
Risicobeoordeling is één van de vijf activiteiten die deel uitmaken van internal control. Het beheersen
van deze risico’s wordt aangeduid met de term risicomanagement. Risico kan opgesplitst worden in
een viertal componenten, namelijk een schadeoorzaak, aan te duiden als risicofactor (de gebeurtenis),
de objecten waaraan schade kan worden toegebracht (het risico-object), de kans dat de schade wordt
aangebracht (schadekans) en de gevolgen of de omvang van de risicofactor. De schadekans
vermenigvuldigt met de schadeomvang levert het schade-effect op.
27
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
o Door overdracht (verzekering);
o Door vermindering (afstoten);
Risicobehoud (acceptatie);
Risico-overdracht (verzekering).
Simons beschrijft de Risk Exposure Calculator (REC) als diagnostisch instrument. Een hulpmiddel om
risico’s te ontdekken. De Risk Exposure Calculator brengt de drukpunten in kaart welke er toe kunnen
leiden dat strategische risico’s uitgroeien tot een crisis:
Growth
o Pressures for Performance (druk op prestatie);
o Rate of Expansion (mate van groei);
o Inexperience of Key Employees (onervarenheid personeel).
Culture
o Rewards for Entrepreneurial Risk-Taking (beloning voor risico nemen);
o Executive Resistance to Bad News (reactie management op slecht nieuws);
o Level of Internal Competition (niveau van interne communicatie).
Information Management
o Transaction Complexity and Velocity (complexiteit en snelheid transacties);
o Gaps in Diagnostic Performance Measures (leemtes in de periodieke informatieverzorging);
o Degree of Decentralized Decision Making (mate van gedecentraliseerde besluitvorming).
Per aspect wordt een score van 1 tot 5 gegeven. Een score van 5 is hoog en van 1 is laag.
Simons over voorwaarden voor fraude. Als de volgende drie aspecten tegelijk aanwezig zijn is er een
vergrote kans op fraude. De gevaarlijke driehoek:
Rationalization
(reden)
28
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Risicoanalysemodel
Inleiding
Het risicoanalysemodel vormt een gestructureerde benadering met behulp waarvan de aard, de
omvang en het tijdstip van de uit te voeren controlewerkzaamheden op efficiënte en effectieve wijze
kunnen worden bepaald. Basis hiervoor vormt het onderkennen, schatten en evalueren van het risico
dat de beweringen van de ondernemingsleiding, die impliciet aan de (financiële) verantwoording ten
grondslag liggen, materiele onjuistheden bevatten.
Het accountantscontrolerisico (AR) is het risico dat de accountant een onjuiste accountantsverklaring
verstrekt bij een jaarrekening die onjuistheden of omissies van materieel belang bevat. In het
risicoanalysemodel wordt het verband tussen het AR en de hierna te bespreken deelrisico’s als volgt
weergegeven:
AR = IHR * ICR * DR
Detectierisico ICR
Hoog Gemiddeld Laag
29
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De eerste factor in het risicoanalysemodel betreft het inherent risico (IR). Dit is de gevoeligheid van
saldi of soorten transacties voor onjuistheden, die zowel afzonderlijk als tezamen met onjuistheden in
andere saldi en transacties van materieel belang kunnen zijn, onder de veronderstelling dat daarop
geen interne-controlemaatregelen van toepassing waren (RL 400, NIvRA 1996). Het inherent risico
wordt beïnvloed door:
Algemene kenmerken van de branche van de te controleren huishouding.
Kenmerken van specifieke transacties of posten.
De tweede factor uit het risicoanalysemodel is het interne-controlerisico (ICR). Dit is het risico dat
onjuistheden, die zich in saldi of soorten transacties kunnen voordoen en die afzonderlijk of tezamen
met onjuistheden in andere saldi of transacties van materieel belang kunnen zijn, niet tijdig worden
voorkomen of ontdekt en herstelt door het stelsel van maatregelen van administratieve organisatie en
interne controle (RL 400, NIvRA 1996). Hoewel het IR en het ICR dikwijls afzonderlijk op het niveau
van transacties binnen bedrijfsprocessen (en controledoelstellingen) worden vastgesteld, kunnen deze
inschattingen niet geheel los van elkaar worden gezien. Van de ondernemer kan toch moeilijk worden
verwacht dat indien het IR zeer laag is, er een uitgebreid systeem van interne controle is opgezet. Het
beoordelen van de opzet van dit systeem moet dan ook door de accountant in het licht van het
ingeschatte IR worden bezien. Met andere woorden, een zeer laag inherent risico vereist een beperkt
systeem van interne controle. Een beperkt systeem van interne controle betekent dus niet per definitie
een “hoog” interne-controlerisico. Het gecombineerde IR en ICR wordt ook wel het ‘risico van een
belangrijke fout” genoemd.
De derde en laatste factor uit het risicoanalysemodel is het detectierisico (DR). Dit is het risico dat de
gegevensgerichte werkzaamheden van de accountant een onjuistheid die bestaat in een saldo of
soorten transacties en die, afzonderlijk of tezamen met onjuistheden in andere saldi of transacties, van
materieel belang kan zijn, niet ontdekken ((RL 400) NIvRA 1996).
Enige aarzeling om het risicoanalysemodel te hanteren komt voort uit de gedachte dat het zogenaamde
vakkundig oordeelsvormingsproces door het gebruik van “modellen en (reken) regels” op de
achtergrond zal raken. Toepassing van risicoanalyse maakt in deze visie van het controleproces een
rigide en mechanisch proces. Deze angst lijkt ongegrond omdat ook bij het toepassen van het
risicoanalysemodel vakkundige oordeelsvorming een centrale rol speelt.
Zie nu artikel: ‘Risicomanagement een sterke basis voor succes’ van o.a. J.I. de Groot (artikel 18)
30
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
4. BESTURING EN BEHEERSING VAN PROCESSEN
Organisaties richten processen in om hun producten en/of diensten te leveren. Voor het besturen
en beheersen van de primaire en ondersteunende processen kunnen veel instrumenten worden
gehanteerd. De belangrijkste besturingsaspecten daarbij zijn structuur, personeel, cultuur,
grondstoffen, financiën, technologie en bestuurlijke informatie. Voor zover het routinematige
processen betreft wordt bij de toepassing van vele instrumenten gebruikgemaakt van de
planning en controlecyclus. De inrichting van het besturings- en beheersingssysteem en daarmee
de keuze van de instrumenten is geen sinecure. De keuze dient zorgvuldig te worden gemaakt.
De onderlinge afstemming van de instrumenten is namelijk bepalend voor de werking en de te
behalen synergie. De wijze van inzet van de instrumenten kan worden gebaseerd op de
uitkomsten van een aantal logische stappen.
Introductie
In dit hoofdstuk richten we ons op het operationele niveau. In het kader van de
beheersingsmaatregelen op operationeel niveau kan een onderscheid worden gemaakt tussen de
primaire en de ondersteunende processen.
Primaire processen. Dit zijn de processen die direct gericht zijn op de realisatie van het product of
de dienst van de organisatie. Aan het uitvoeren van deze processen ontleent de organisatie haar
bestaansrecht. Denk bijvoorbeeld aan het onderwijsproces bij onderwijsinstellingen.
Ondersteunende processen. Dit zijn de processen die de primaire processen faciliteren en
ondersteunen. Zij richten zich op het verzorgen en instandhouden van de mensen- en
middelenstromen. Een voorbeeld hiervan is personeelswerving bij een organisatie.
Het management
De manager of leider vervult een sleutelrol bij besturing en beheersing. Hij is verantwoordelijk
voor de kwaliteit van de processen en besturing daarvan. We kunnen de managementtaken in een
drietal categorieën indelen. Deze categorieën zijn in de volgende tabel uitgewerkt.
31
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De controller
De controller is de steun en toeverlaat van het management als het gaat om de inrichting en het
onderhoud van het bestuurlijke informatiesysteem. De controller ondersteunt de manager derhalve
bij de beheersing en kan de manager adviseren als het gaat om de inrichting van het
besturingssysteem (zeker als het om de meer financieel-economisch georiënteerde aspecten gaat).
Andere staffunctionarissen
Ook andere staffunctionarissen kunnen de manager inhoudelijke ondersteuning bieden bij de
evaluatie, keuze, inrichting en implementatie van uiteenlopende besturingsinstrumenten. Denk
bijvoorbeeld aan een informatiemanager, personeelsmanager of manager facilitaire zaken.
32
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
(administratieve Maatregelen van interne controle
organisatie) (Formele) managementrapportages
Informele informatieuitwisseling
Plannen
Dit omvat het plannen van activiteiten en het formuleren van doelstellingen/normen van de te
besturen processen en van de daarbij te hanteren besturingsinstrumenten. De uitkomsten van het
proces van strategieformulering (missie, kritische succesfactoren, doelen en doelstellingen)
vormen hierbij het richtinggevende kader. Strategie en beleid worden op het operationele vlak
vertaald naar concrete doelstellingen en realisatiewijzen. Goed beschouwd is het plannen
onderdeel van een ontwerpproces.
Inrichten en uitvoeren
Voor het proces van organisatiebesturing betekent dit primair het invoeren van de mix van
besturings- en beheersingsmaatregelen en –instrumenten en het bepalen van de
ingreepmogelijkheden/stuurvariabelen per proces. Als onderdeel hiervan moeten de meetpunten en
het meetinstrumentarium vastgesteld en ingevoerd worden.
Uitvoeren
Deze stap van de planning en controlecyclus omvat het uitvoeren van de geplande activiteiten en
het meten van de gerealiseerde prestaties van de uitgevoerde processen alsmede het vergelijken
van de realisatie met de norm/doelstelling. Dit laatste wordt ook wel aangeduid met de term
prestatiemanagement. Hiermee wordt beoogd zowel de prestatie van het management als de
bijdrage van het proces aan de ondernemingsdoelstellingen te meten.
Evalueren en bijstellen
Deze stap omvat het evalueren van prestatie, proces en doelstelling/norm. Evaluatie van het
resultaat is primair het vergelijken met de norm of doelstelling. Een objectief oordeel over de
prestatie vraagt dus ook om inzicht in de omstandigheden waaronder de prestatie is geleverd. Dit
komt tevens neer op evaluatie van de normstelling. De evaluatie geeft derhalve inzicht in de mate
van afwijking van de gestelde norm en de oorzaak daarvan en vormt daarmee de input voor de
keuze van de geschikte stuurmaatregelen.
Het ontwikkelen en invoeren van besturings- en beheersingssystemen bij niet volledig bestuur-
en beheersbare processen
Niet alle processen zijn volledig beheersbaar. Otley en Berry hebben vier voorwaarden gedefinieerd
waaraan een proces moet voldoen wil het voor de manager volledig beheersbaar zijn. Het betreft de
volgende voorwaarden:
1. Er is sprake van ondubbelzinnige doelstellingen;
2. Het resultaat van het proces is meetbaar in termen van de doelstelling(en);
3. Het proces bestaat uit:
a. Repeterende activiteiten;
b. De effecten van interventies op het proces zijn vooraf bekend.
4. De mogelijkheid tot bijsturen is aanwezig.
33
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
34
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
In de praktijk wordt vrijwel nooit aan al deze voorwaarden voldaan. Voor minder beheersbare
processen zijn alternatieve vormen van besturing en beheersing. Hofstede onderscheidt in dit verband
de volgende vormen van besturing en beheersing (controltypen):
1. Routine control. Aan alle vier de aspecten is voldaan.
2. Trial and error control. Aan punt 3a is niet voldaan.
3. Intuïtieve control. Aan punt 3a en 3b is niet voldaan.
4. Judgemental control. Aan punt 2 is niet voldaan.
5. Political control. Aan punt 1 is niet voldaan.
Onderstaand tabel geeft de rol van managementinformatie weer in relatie tot deze vragen. Hierbij is
een link gelegd naar de hiervoor onderkende vormen van besturing en beheersing.
Controltypen: 1, 2 en 3 Controltype: 6
Controltypen: 4 en 5 Controltype: 6
35
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
5. COMMUNICATIE- EN INFORMATIENETWERK
In een bestuurlijke informatieverzorgingssysteem vormen deelnemers van dat systeem alleen een
samenhangend geheel indien zij in de een of andere vorm met elkaar communiceren, waarbij
gegevensoverdracht plaatsvindt. Bij het ontwerpen van een bestuurlijke informatiesysteem dient
aandacht te worden besteed aan de wijze waarop gegevens en informatie worden verplaatst,
kortom aan de communicatie binnen het systeem en aan die tussen het systeem en zowel de
interne organisatie als de omgeving.
Het werken in arbeidsverdeling heeft tot gevolg dat interne en externe communicatie ontstaat.
Hierbij worden onderscheiden de berichtgever, het communicatiekanaal, de ontvanger van het
bericht en de respons van de ontvanger. Aldus ontstaat het schema van het communicatieproces.
Voor wat betreft de berichtinhoud worden drie taalniveaus onderscheiden. Hierbij heeft het
begrip redundantie, voorzover deze bewust is aangebracht, een bijzondere betekenis.
Het gebruik van communicatiekanalen hangt vervolgens af van de aard van het bericht, de
technische mogelijkheden van het gebruikte kanaal en de kosten.
Het geheel van alle communicatiekanalen met bijbehorende apparatuur, programmatuur en
procedures vormt het communicatienetwerk van een huishouding: het gaat hierbij om een
technisch begrip. Indien men met betrekking tot dit netwerk de nadruk wil leggen op de door
deze gegevens opgeleverde informatie, spreekt men van een informatienetwerk.
Een krachtig hulpmiddel om onder meer informatie over te dragen zijn schema’s. Afhankelijk
van het doel van het in kaart brengen van bestuurlijke informatieprocessen kiest men voor een
combinatie van doelmatige schematechnieken.
Communicatie
Een communicatieproces kan als volgt schematisch worden weergegeven:
De kwaliteit van de gebruikte taal, van het coderen van het te transporteren bericht, van het
transporteren van signalen en van het decoderen van deze signalen dient zodanig te zijn dat het doel
van de communicatie (de ontvanger begrijpt hetgeen de zender bedoelde mee te delen) wordt bereikt.
Hiertoe wordt een drietal taalniveaus onderscheiden, te weten:
Het syntactische niveau (grammaticaal juist);
Het semantische niveau (betekenis van de symbolen (eenduidige woorden gebruiken));
Het pragmatische niveau (hoe kijken mensen vanuit hun achtergrond naar het bericht).
Communicatienetwerk
Het geheel van alle communicatiekanalen met bijbehorende apparatuur, programmatuur en
procedures, voor zover de beschikkingsmacht daarover aan een huishouding toehoort, vormt het
communicatienetwerk van die huishouding. Aldus gedefinieerd gaat het om een technisch begrip.
Zulks in tegenstelling tot het in de volgende paragraaf te behandelen begrip ‘informatienetwerk’.
Met betrekking tot schriftelijke communicatie kan men twee patronen onderscheiden. Namelijk
schriftelijke communicatie die óf in serie óf parallel wordt geschakeld.
Bij serieschakeling wordt eenzelfde stuk achtereenvolgens doorgegeven aan alle functionarissen die
(in)direct bij de uitvoering van de aan de orde zijnde taak zijn betrokken.
Bij parallelschakeling ontvangt iedere functionaris die daarbij belang heeft, al dan niet gelijktijdig een
volledige of gedeeltelijk kopie van een formulier dat de totaliteit van alle voor de verschillende
functionarissen benodigde gegevens over de betrokken zaak bevat.
36
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Informatienetwerk
Langs het communicatienetwerk stromen de gegevens in de vorm van symbolen of signalen. Indien
men met betrekking tot dit netwerk de nadruk wil leggen op de door deze gegevens opgeleverde
informatie spreekt men van een informatienetwerk. Technisch gezien is er dus sprake van een
communicatienetwerk en functioneel gezien van een informatienetwerk.
Schematechniek
Een schema in de hier bedoelde zin is een getekende voorstelling, die een vereenvoudigd of
generaliserend beeld geeft van de samenstelling of de werking van een systeem.
Een van de twee doeleinden die men met het gebruik van schema’s tracht te bereiken, is dan ook het
bevorderen van kennisoverdracht, al dan niet door het geven van een overzicht (communicatie). Het is
ook mogelijk schema’s te gebruiken voor het geven van voorschriften. Het maken van schema’s
verhoogt daarnaast het inzicht van degene die een systeem of een proces bestudeert.
Hieronder komt een kort overzicht van een aantal veel in de praktijk gebruikte schematechnieken voor
het uitbeelden van (handelingen inzake) bestuurlijke informatiesystemen. Deze technieken kunnen als
volgt worden gerangschikt (tussen haakjes is weergegeven waar het desbetreffende schema
voornamelijk op is gericht):
Vrije schema’s:
Organisatiestructuurschema (geven van een overzicht);
Hiërarchisch overzicht (geven van een overzicht);
Processchema (uitbeelden van een proces);
Alternatievenschema (uitbeelden van een proces);
Blokschema (uitbeelden van een proces).
Gebonden schema’s:
Totaaloverzicht van processen en afdelingen (geven van een overzicht, analyseren);
Formulierenbehandelingschema (uitbeelden van een proces, analyseren);
Formulierenloopschema (uitbeelden van een proces);
Procesanalyseschema (analyseren van een proces);
Instructieschema (geven van voorschriften);
Rekeninggebruiksschema (geven van voorschriften).
Het is ook mogelijk een aantal van de besproken schema’s gecombineerd in één overzicht onder te
brengen. Een veel gebruikte combinatie omvat de volgende schema’s:
Een hiërarchisch overzicht, waarmee de processen top-down worden benoemd;
Een organisatiestructuurschema, waarmee werkplekken of afdelingen en eventueel personen
worden aangegeven;
Een totaaloverzichtschema in de vorm van een matrix, waarin het organisatiestructuurschema en
het hiërarchisch overzicht worden gecombineerd tot het ‘totale werkveld’;
Processchema’s, (globaal of in detail), waarmee de processen zelf worden weergegeven;
Instructieschema’s, waarmee desgewenst bepaalde handelingen van de processen in tekst worden
uitgewerkt.
37
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
6. METHODEN VOOR HET VERKRIJGEN VAN BASISGEGEVENS
Bij het verkrijgen van basisgegevens wordt onderscheid gemaakt tussen gegevens uit externe
bronnen en uit interne bronnen.
Gegevens uit externe bronnen zijn met name van belang voor het nemen van beleidsbeslissingen
op het strategische en het tactische niveau, doch in een aantal gevallen ook voor het kunnen
nemen van beslissingen op het operationele niveau.
Voor het verkrijgen van basisgegevens uit interne bron zijn er niet-geformaliseerde en
geformaliseerde methoden. De geformaliseerde methoden hebben betrekking op de
voorgenomen of geëffectueerde gebeurtenissen en op de toestand van aanwezige zaken. Deze
basisgegevens kunnen op een directe methode worden verkregen (door geregistreerde
wilsbesluiten, communicatiedocumenten, primaire verantwoordingsverslagen en
waarnemingsverslagen) en via indirecte methoden. Bij de indirecte methoden (waarbij wordt
uitgegaan van de samenhang tussen bepaalde verschijnselen) is het waardekringloopproces de
basis. De belangrijkste wetmatigheden zijn hierbij:
De wet van de samenhang tussen toestand en gebeuren;
De wet van het rationeel verband tussen opgeofferde en verkregen zaken.
Voor de methoden tot het verkrijgen van samenvattende of anderszins veredelde informatie
wordt onderscheid gemaakt in duurzaam toegepaste methoden (zoals de financiële
administratie, statistische bewerking van comptabele gegevens, extracomptabele statistieken en
andere extracomptabele administraties) en incidenteel toegepaste methoden (zoals enquêtes,
multimomentopnamen en zoeklichtadministratie).
Introductie
Een huishouding zal die basisgegevens moeten verzamelen die nodig zijn voor het bevredigen van de
informatiebehoeften die in de huishouding en bij de bij die huishouding betrokken derden leven.
De leiding van het bedrijf dient daarom waarborgen te scheppen dat dus alleen de benodigde gegevens
worden opgemerkt en zonodig worden vastgelegd en als bericht worden doorgegeven. Het is dus nodig
ervoor te zorgen dat een functionaris weet welke gegevens voor hem en voor anderen van belang zijn
(relevant zijn).
Het merendeel van de ten behoeve van het besturen, doen functioneren en beheersen van een
huishouding te maken onderscheidingen (groepen van soortgelijke gegevens) kan in de volgende acht
groepen van onderscheidingsreeksen worden ondergebracht, namelijk de onderscheiding:
Naar subjecten en objecten;
Van kosten naar de aard van de productiefactoren en de gezichtspunten van de inkoopmarkt
(kostensoorten);
Van kosten, prestaties en baten naar verantwoordelijke organen of afdelingen (kostenplaatsen; in
voorkomende gevallen kostenveroorzakers);
Van baten en kosten naar bronnen, doeleinden of objecten van middelenaanwending
(kostendragers; in voorkomende gevallen kostenveroorzakers);
Van kosten naar soorten gebeurtenissen, activiteiten of functies;
Naar fasen van het doorstromings- en omzettingsproces;
Naar attributen of aspecten van de verschillende subjecten en objecten en van het aldus ontlede
gebeuren en van de aldus ontlede toestanden;
Naar relaties tussen subjecten, objecten, activiteiten, e.d.
38
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het verkrijgen van basisgegevens uit externe bron
Het zoeken in een externe databank naar gegevens voor het nemen van beleidsbeslissingen op het
strategisch en het tactisch niveau, bestaat uit de volgende stappen:
Het identificeren van de subjecten of objecten waarvan men gegevens wenst op te vragen;
Het selecteren van de (sub)gegevens van de aldus geïdentificeerde subjecten of objecten;
Het aangeven van de vorm waarin men de gevraagde gegevens wenst te ontvangen.
Niet-geformaliseerde methode met betrekking tot het verkrijgen van interne basisgegevens
In de informatiebehoeften die zich doorlopend of relatief frequent incidenteel doen gevolgen, zal in
het algemeen door vaste formele procedures worden voorzien. Indien het echter om incidentele
informatiebehoeften met geringe frequentie gaat – zoals dit veelal het geval is bij onvoorziene
gebeurtenissen of onverwacht geschapen toestanden – ligt het voor de hand dat de
informatieverzorging op een niet-geformaliseerde wijze zal plaatsvinden. Daarbij denken wij in het
bijzonder aan de informatievoorziening door middel van persoonlijke waarneming.
Geformaliseerde methoden met betrekking tot het verkrijgen van interne basisgegevens
Indien de informatiebehoeften inzake het primaire bedrijfsproces van doorlopende aard zijn of niet
doorlopend maar relatief frequent voorkomen, zal men in belangrijke mate zijn aangewezen op de
geformaliseerde informatieverzorging. Bij een dergelijke informatie verzorging dient men uiteraard
systematisch te werk te gaan.
Nu zijn er verschillende methoden om in de behoefte aan geformaliseerde procesinformatie te
voorzien. Daarbij kan men drie trajecten of fasen onderscheiden:
Het verzamelen en het vastleggen van de benodigde interne basisgegevens;
Het al dan niet bewerken van de op het eerste traject verzamelde en vastgelegde gegevens;
Het verstrekken van informatie die tijdens het doorlopen van de vorige twee trajecten is ontstaan.
Met betrekking tot het verkrijgen van basisgegevens heeft men de keuze uit verscheidene methoden,
die in een tweetal groepen zijn onder te brengen:
Directe methoden voor het verkrijgen van basisgegevens;
Indirecte methoden voor het verkrijgen van basisgegevens, waarbij gebruik wordt gemaakt van
reeds op andere wijze verkregen gegevens.
Ad 2) Communicatiedocumenten:
Ook hier is het van groot belang om naast de juistheid en bevoegdheid te kijken naar de
volledigheid van de documenten.
39
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Ad 3) Primaire verantwoordingsverslagen (dus geen financiële verantwoordingsverslagen):
Het zich regelmatig verantwoorden over het doen en laten door middel van het opstellen en
het indienen van een verantwoordingsverslag kan worden gevraagd aan iedere functionaris
aan wie:
Bepaalde taken zijn opgedragen;
Bepaalde zaken zijn toevertrouwd (bewaarfunctie);
Bestaande beslissingsbevoegdheden zijn gedelegeerd.
Ad 4) Waarnemingsverslagen:
Benodigde gegevens kunnen ook worden geput uit waarnemingsverslagen die geheel of
gedeeltelijk geen eigen verantwoordingskarakter hebben, maar afkomstig zijn van personen
die door hun functie gelegenheid hebben tot het doen van betrokken waarnemingen.
Waarnemingen kunnen alleen betrouwbaar worden geacht indien aan drie voorwaarden is
voldaan:
De waarnemer is onafhankelijk;
De waarnemer is deskundig;
De waarnemer dient het belang van een goede vastlegging van de waarneming in te zien.
B=E+A-T
E=B+T-A
T= E +A- B
A=B+T–E
Vermelde wet geldt uiteraard alleen als er geen storende invloeden plaatsvinden.
Uit het voorgaande volgt dat men met betrekking tot de gewenste informatie over een
toestandsgrootheid de keuze heeft uit de volgende mogelijkheden:
Rechtstreekse waarneming van de toestand zelf;
Vaststelling van de toestand op een bepaald moment door afleiding uit een bekende vorige
toestand, rekening houdende met de sindsdien opgetreden mutaties;
Vaststelling van de toestand op een bepaald moment door afleiding uit een bekende toestand op
een later moment, rekening houdende met de tussen beide momenten opgetreden mutaties.
40
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Ook met betrekking tot het verkrijgen van informatie over de omvang van een gebeuren, met andere
woorden over de opgetreden mutaties, heeft men de keuze uit verschillende mogelijkheden, te weten:
Rechtstreekse waarneming van het gebeuren zelf (eventueel via op het gebeuren betrekking
hebbende documenten, aangevuld met een registratie en totalisering van het waargenomene;
Vaststelling van de omvang van het gebeurde door vergelijking van het hoeveelheidpeil van de bij
het gebeurde betrokken zaken voor en na het gebeuren;
Afleiding van de omvang van verkrijgingen uit die van de daarvoor gebrachte offers en andere
veroorzakende factoren (output = input);
Afleiding van de omvang van gebrachte offers uit die van het daarmee verkregene (input =
output).
De omstandigheid dat men in vele gevallen de keuze heeft tussen verschillende mogelijkheden om de
gewenste gegevens te verkrijgen is van grote betekenis in verband met de wenselijkheid controle uit te
oefenen op de juistheid en volledigheid van de geproduceerde informatie, aangezien dit de
mogelijkheid biedt die informatie te toetsen aan gegevens die langs een geheel andere weg zijn
verkregen. Vandaar dat het naast elkaar gebruiken van de verschillende verkrijgingmethoden niet
alleen bij de accountantscontrole een belangrijke rol speelt, maar evenzeer bij de opbouw van een
goed stelsel van interne controlemaatregelen.
41
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
7. INFORMATIEVERSTREKKING TEN BEHOEVE VAN DE OORDEELSVORMING EX
ANTE
Naast een risicoanalyse (zie hoofdstuk 3) kan het gebruik van modellen de onderbouwing van de
plannen sterk verbeteren. Modellen die op econometrische of meer intuïtieve wijze de
werkelijkheid weerspiegelen kunnen ondersteunend zijn bij het nemen van beslissingen.
Introductie
De toekomstgerichte oordeelsvorming (de oordeelsvorming ex ante) betreft zowel de in de toekomst te
realiseren doelstellingen als de wijze waarop en de middelen waarmee deze doelstellingen moeten
worden gerealiseerd.
De behoefte aan informatie met betrekking tot de toekomst en de mogelijkheden van het
informatiesysteem om daarin te voorzien
Om besluiten over toekomstige ontwikkelingen te kunnen nemen heeft het management op ieder
niveau van de organisatie behoefte aan informatie die deze besluitvorming ondersteunt. We kunnen
een drietal organisatieniveaus onderscheiden, te weten:
Strategisch niveau;
Managerial niveau (tactisch niveau);
Operationeel niveau.
Traditioneel zijn plannen, budgetten en begrotingen op alle niveaus in de organisatie financieel van
aard. Naast financiële gegevens kunnen echter ook andere kwantitatieve gegevens en zelfs
kwalitatieve beschrijvingen een functie hebben in de sturing en beheersing van specifieke
proceskarakteristieken opdat de geformuleerde doelstellingen worden gerealiseerd. Veel organisaties
beschikken daarom tegenwoordig niet alleen over financiële informatiesystemen maar ook over
informatiesystemen die wel worden aangeduid als managementinformatiesystemen (MIS), executive
information systems (EIS) en early warning systems. Het gebruiksdoel van deze systemen is de
ondersteuning van het management in de oordeelsvorming ex ante en ex post door middel van
informatieverschaffing over allerlei voor de besturing en beheersing relevante aspecten op strategisch,
management en operationeel niveau.
42
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De Balanced Scorecard (van Kaplan en Norton): een inhoudelijk gedefinieerde informatievorm die de
uitvoering van de processen strategische en management control in de organisatie kan ondersteunen en
die daarenboven richting kan geven aan de inhoud van de gegevens ter ondersteuning van de
uitvoering van operationele activiteiten. De Balanced Scorecard is een instrument waarmee het
management de prestaties van de organisatie vanuit diverse invalshoeken kan beschouwen en wordt
wel vergeleken met het geheel van instrumenten in de cockpit van een vliegtuig (zie kaft van het boek
Starreveld).
Voor het gebruik van de Balanced Scorecard is het nodig om prestatie-indicatoren te formuleren zodat
de werkelijke resultaten hiermee kunnen worden vergeleken. Het ontwerpen van indicatoren kan
bijvoorbeeld worden ondersteund door een methode die is ontwikkeld door Van Snellenberg, Van
Nijhuis en Van Woerkom. Deze bestaat uit een vijftal stappen:
Inventariseren van kritische succesfactoren (SWOT-analyse);
Inventariseren van organisatieprocessen;
Confronteren van kritische succesfactoren met de organisatieprocessen (welke processen hebben
invloed op een kritische succesfactor);
Operationeel maken van de controlvariabelen (meetpunten binnen een proces welke aangeven of
aan de kritische succesfactoren wordt voldaan);
Bepalen rapportagevorm en frequentie.
Begrotingen ondersteunen een doelmatige uitvoering van de processen en zijn in het algemeen
(tegelijkertijd) taakstellend of autoriserend van karakter. Daarenboven zijn de begrotingen een
instrument om de activiteiten in de organisatie te coördineren.
Budgetten zijn uit de eerder genoemde begrotingen afgeleide opstellingen, veelal ingedeeld naar
verantwoordelijke functionarissen en/of afdelingen. Budgetten hebben meer het karakter van een
taakopdracht. Van vaste budgettering is sprake wanneer de kosten niet met de bedrijfsdrukte variëren,
zoals algemene kosten en researchkosten. Bij variabele budgettering worden voor de onderscheidene
werkzaamheden tarieven per prestatie-eenheid vastgesteld.
Bij huishoudingen die zonder tussenkomst van de markt goederen of diensten voor de rechtstreekse
behoeftebevrediging van hun leden ter beschikking stellen (zogenaamde consumptiehuishoudingen)
treed de behoeftebegroting of een activiteitenbegroting in de plaats van de verkoopbegroting.
43
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De totstandkoming van de diverse begrotingen en de consolidatie ervan tot een begroting voor de hele
organisatie is een iteratief (= terugkerend) proces waaraan de diverse geledingen in de organisatie
deelnemen. Door middel van het begrotingsproces wordt de gewenste coördinatie tussen de diverse
organisatorische eenheden tot stand gebracht. De begrotingen en de tarieven vormen daarenboven de
ex ante-informatie waaraan de ontwikkelingen in de werkelijkheid kunnen worden getoetst opdat
bijsturing kan plaatsvinden. Verder representeren de door de directie geautoriseerde begrotingen in
zekere zin de bevoegdheden waarbinnen de verantwoordelijke functionarissen een zekere vrijheid van
handelen bezitten.
Een risicoanalyse kan volgens de methode van Louwman en Steens worden uitgevoerd. Deze methode
bestaat uit een vijftal stappen, te weten:
1. Definieer de reikwijdte;
2. Inventariseer de risico’s;
3. Kwantificeer de risico’s;
4. Beoordeel en selecteer de risico’s;
5. Formuleer risicobeheersingsmaatregelen.
Ad 1) Definieer de reikwijdte:
De reikwijdte van de risicoanalyse wordt gevormd door die bedrijfsprocessen,
organisatieonderdelen en/of specifieke aandachtsgebieden (zoals kritische succesfactoren en
bepaalde kwaliteitseisen) waarop het uitvoeren van de in de planning voorbereide beslissingen
invloed kan hebben.
Ad 2) Inventariseer de risico’s:
Inventarisatie van de risico’s en systematische vastlegging van de risico’s.
Ad 3) Kwantificeer de risico’s:
Per risico worden de mogelijke (negatieve) effecten gekwantificeerd in termen van mogelijke
schadebedragen en de bijbehorende weegfactoren, kansen of frequenties.
Ad 5) Formuleer risicobeheersingsmaatregelen:
Voor de risico’s met een voldoende hoge prioriteit worden maatregelen geformuleerd.
Uiteindelijk worden die (clusters van) maatregelen gekozen waarvan de verhouding tussen de
lasten (de met de maatregelen gepaard gaande uitgaven) en de baten (waartoe met name de
beperking of zelfs de eliminatie van de verwachte schade behoort) het gunstigste is.
44
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het werken met modellen
Een beslissingsmodel wordt gedefinieerd als een modelmatige structurering van een van een
beslissingssituatie voortkomend uit een bedrijfseconomisch vraagstuk. Een beslissingsmodel is in
essentie een modelmatige weergave van de relevante elementen in het vraagstuk en hun onderlinge
relaties. Hierbij staan de verbanden tussen de beslissingsvariabelen en de doelvariabelen centraal.
Kostencalculatie
Standard conditions zijn de op standaarden, normen en ervaringsgegevens gebaseerde omstandigheden
waaronder actieve productiemiddelen (grondstoffen e.d.) worden gebruikt en passieve
productiemiddelen (machines e.d.) worden verbruikt, daaronder de normering van het ge- en verbruik
begrepen. Het gebruik van standard conditions ten behoeve van de kosten- en kostprijsbepaling mag
niet ten koste gaan van het permanente streven naar verbeteringen in de uitvoering van de activiteiten
die worden uitgevoerd voor het vervaardigen van de producten en diensten (leereffect).
Voor zover behoefte bestaat aan het kennen van de integrale kosten van bepaalde producten, diensten
of bewerkingen, zal men geïnformeerd moeten zijn over de daarop betrekking hebbende indirecte
kosten en over de toe te passen verdeelsleutels (verbijzonderinggrondslagen). Dit alles heeft in de
bedrijfseconomische literatuur geleid tot pleidooien voor kostenbeschouwingen op basis van direct
costing, waarbij de relatie wordt gelegd tussen geleverde producten en diensten enerzijds en de direct
met de productie daarvan samenhangende kosten anderzijds. Activity Based Costing (ABC) en
transaction costing zijn de bekendste methoden voor de toerekening van indirecte kosten aan de
geleverde producten, diensten en bewerkingen.
Bij het toerekenen van de indirecte kosten volgens Activity Based Costing wordt uitgegaan van de
activiteiten waardoor de indirecte kosten worden veroorzaakt. Per kostendrager waarvoor de kostprijs
wordt uitgerekend, wordt bepaald in welke mate deze activiteiten voor de desbetreffende kostendrager
worden uitgevoerd.
45
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Voor het vaststellen en beoordelen van kosten die samenhangen met bepaalde activiteiten in de
indirecte sfeer zijn onder meer Activity Based Budgeting (ABB), Zero-Base Budgeting (ZBB),
Overhead Value Analysis (OVA), Value for Money Accounting (VMA) en Kerntakenbudgettering
(KTB) beproefde technieken. Overigens zijn deze technieken, behalve Overhead Value Analysis, ook
van toepassing op activiteiten in de directe sfeer.
46
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
8. HET BESLISSEN
In een huishouding moeten op basis van oordelen beslissingen worden genomen. Hierbij is het
noodzakelijk dat de managers beschikken over voldoende informatie over na te streven kritische
succesfactoren en te verwachten kansen en risico’s. Na een beslissing zal men voortdurend
genoodzaakt zijn oordelen te vormen met betrekking tot de te besturen bedrijfsprocessen,
waarbij weer informatie over de ontwikkeling van de voorziene en gesignaleerde nieuwe kansen
en risico’s nodig is.
Beslissen is in wezen een gegevensverwerkingsproces, waarbij het gaat om het afwegen van
alternatieven. Deze afweging kan geschieden op basis van meetbare en onmeetbare criteria. Bij
de belangrijkste beslissingen spelen vaak de onmeetbare factoren een grote rol, doch het blijft
van belang de meetbare factoren zo nauwkeurig mogelijk in getallen uit te drukken en aan de
hand daarvan de gunstigste verhoudingen te berekenen, alvorens de onmeetbare factoren in het
beslissingsproces te betrekken.
Het beslissingsproces kan worden ondersteund door een geheel van programmeerbare
beslissingen (die een zeker routinematig karakter hebben en daarom aan lager geplaatste
functionarissen kunnen worden gedelegeerd).
Vooral door het werken met computers is het mogelijk het nemen van routinebeslissingen te
automatiseren en in te brengen in gegevensverwerkingsprocessen. Hetzelfde geldt voor de
voorbereidende berekeningen ten behoeve van beslissingen die door het management zelf
worden genomen. Hierbij maakt men gebruik van een ‘beslissingsondersteunend systeem’ (een
zogenoemd ‘decision support system’). Daarnaast kunnen ‘expertsystemen’ worden toegepast:
deze systemen zijn in feite computerprogramma’s die in staat zijn een bijdrage te leveren aan
taken waarvoor vele jaren opleiding en ervaring noodzakelijk worden geacht. Hierbij kunnen
‘neutrale netwerken’ (computerprogramma’s die gemodelleerd zijn naar de werking van de
hersenen) menselijke beslissingen ondersteunen op basis van ‘geleerde’ kennis.
Het beslissingsproces
H.A. Simon onderscheidt een viertal fasen in een beslissingsproces:
‘Intelligence activity’: het zich bewust worden van de noodzaak tot het nemen van beslissingen;
‘Design activity’: het vinden, ontwikkelen en analyseren van mogelijke oplossingen;
‘Choice activity’: het kiezen van een oplossing uit beschikbare oplossingen;
‘Review activity’: het evalueren van in het verleden genomen beslissingen.
We treffen de drie volgende tweedelingen met betrekking tot beslissingssituaties aan in de literatuur:
Situaties met de mogelijkheid tot programmed decisions versus situaties zonder die mogelijkheid
(non-programmed decisions)
Het meest kenmerkend voor programmeerbare beslissingen is dat de beslisser over vaste regels,
procedures (algoritmen) beschikt met behulp waarvan hij beslissingen neemt. Het gaat om
middelen ten behoeve van beslissen. In tegenstelling tot bij programmeerbare beslissingen
beschikt de beslisser bij niet-programmeerbare beslissingen niet over vaste regels of procedures.
47
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Een specifiek probleem waar organisaties mee geconfronteerd worden inzake het beslissingsproces ten
aanzien van de aanwending van mensen en middelen betreft het principal-agent-probleem. Dit
probleem ontstaat indien de beslissingsbevoegde leidinggevende functionarissen niet degenen zijn, die
het eigendom van die organisaties bezitten. Het is een discrepantie die voorkomt bij vele
rechtspersonen. Deze omstandigheid houdt het gevaar in dat het beslissingsproces binnen organisaties
niet altijd zo rationeel is als men zich zou wensen en dat beslissers ook hun eigen doelen kunnen
nastreven bij het nemen van beslissingen. Dit laatste fenomeen wordt ook wel aangeduid als ‘goal
incongruence’.
In Nederland is een belangrijke bijdrage aan de discussie rond corporate governanace geleverd door
de Commisie-Peters. Deze door de Amsterdamse beurs ingestelde commissie onder leiding van drs.
J.F.M. Peters heeft uitgaande van de bestaande wetgeving een veertigtal aanbevelingen gedaan om de
invloed van de beleggers te vergroten door onder meer de aandeelhoudersvergadering meer invloed te
geven.
48
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
9. INFORMATIEVERSTREKKING TEN BEHOEVE VAN DE OORDEELSVORMING EX
POST
49
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het afleggen van verantwoording
In de meeste ondernemingen worden bevoegdheden gedelegeerd en zal hierover verantwoording
afgelegd moeten worden. Degene die een verantwoording (of daarop gebaseerde informatie)
ontvangen hebben de volgende vragen:
Geeft de ontvangen verantwoording betrouwbare informatie omtrent de werkelijkheid?
Zijn de uit de verantwoording blijkende handelingen geschied binnen het kader van de
gedelegeerde bevoegdheden?
Voldoet het uit de verantwoording blijkende beleid aan alle daaraan gestelde eisen?
Zijn alle aanvankelijk ter beschikking gestelde respectievelijk volgens de verantwoording
sindsdien verkregen waarden, voor zover zij niet blijkens de verantwoording zijn afgegeven of
verbruikt, nog aanwezig?
Het antwoord op deze vragen wordt verkregen door het uitoefenen van controle. De controle is daarbij
dus in zekere zin een aanvulling op de verantwoording. Zonder deze aanvulling heeft de
verantwoording alleen waarde voor zover bepaalde tekortkomingen reeds uit de ongecontroleerde
verantwoording blijken.
Zelfcontrole: Zelfcontrole is de controle die wordt uitgevoerd op eigen verrichte activiteiten. Deze
controle wordt uitgeoefend door het resultaat van de verrichting te vergelijken met de daarvoor
door hem of haar gestelde of aanvaarde norm.
Externe controle: externe controle is de controle die door een derde wordt uitgeoefend ten behoeve
van anderen dan de leiding van de betrokken huishouding.
Sociale controle: onder sociale controle verstaan wij de controle die een groep van personen of
een gemeenschap uitoefent op de oordeelsvorming, de activiteiten en het gedrag van een lid van
die groep of die gemeenschap.
Gezien de omstandigheid dat iedere vorm van controle kosten met zich meebrengt, dient de vraag te
worden gesteld waarom deze drie vormen van controle (zelfcontrole, interne en externe controle) naast
elkaar voorkomen en of een van deze controles wel door een van de andere of door beide andere
vormen kan worden vervangen.
Onder reikwijdte van een controle verstaan wij de functionele afstand tussen degene voor wie de
uitgevoerde controle van betekenis is enerzijds en de controleur anderzijds. Nu is de reikwijdte van de
externe controle groter dan die van de interne controle en deze laatste is weer groter dan de reikwijdte
van de zelfcontrole.
Hoe beter zelfcontrole wordt uitgevoerd, des te groter is de kans dat de interne controle slechts behoeft
te constateren dat alles in orde is, zodat deze zich meer op een constatering van juistheid dan op het
opsporen van fouten behoeft te richten. Evenzeer geldt, dat hoe beter de interne controle wordt
uitgeoefend, des te meer de externe controle zich zal kunnen concentreren op maatregelen die in het
bijzonder zijn gericht op het wegnemen van de onvolkomenheden die de interne controle, door haar
afhankelijkheid van de mede te controleren acties en opdrachten van de hoogste leiding, aankleven .
Juist in deze laatste omstandigheid ligt de ratio van de externe controle besloten. Controle moet dus op
dat niveau plaatsvinden waarop de kosten-nut-verhouding het gunstigste is.
50
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Management control
Om het domein van de interne controle goed te kunnen bepalen, is het noodzakelijk eerst een korte
beschouwing te geven met betrekking tot het begrip management control. Management control
definiëren wij als ‘het door de leiding van de organisatie aangestuurde en toegepaste proces ten
behoeve van het beheersen van de uit te voeren bedrijfsactiviteiten. Dit proces vindt plaats in het kader
van een intern-beheersingssysteem. Deze definitie van management control is afgeleid van de door
Anthony gegeven definitie. Uit zijn definitie blijkt dat het ontwikkelen en vaststellen van de te volgen
strategie geen onderwerp van de management control acht.
51
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Uit deze opsomming blijkt dat het interne-betrouwbaarheidssysteem een breder terrein bestrijkt dan
alleen de betrouwbaarheid van de geproduceerde verantwoordingsoverzichten en overige verstrekte
informatie. Met andere woorden: het strekt verder dan informatiecontrole alleen.
Naast deze vragen dient nog een tweetal vragen te worden gesteld, die daar boven uitgaan. Deze
metavragen luiden:
Vormen de voorschriften met betrekking tot het stelsel van interne betrouwbaarheid (nog) een
doeltreffend en doelmatig geheel?
Worden de voorschriften met betrekking tot de interne controle voldoende nageleefd?
Interne-beheersingssystemen Interne-betrouwbaarheidssystemen
Beoordeling van de oordeelsvorming ex ante
Verwachtingscontrole Bevoegdheidscontrole
Metavragen
Vormt het gehele systeem een doelmatig en doeltreffend geheel?
Worden de voorschriften van het systeem voldoende nageleefd?
Internal control
In 1992 is het Coso-rapport verschenen, dit Amerikaanse rapport, onder de titel Internal Control –
Integrated Framework, kwam onder verantwoordelijkheid van het ‘Committee of Sponsoring
Organizations of Treadway Commission (Coso)’ tot stand.
Zoals de titel van het rapport aangeeft gaat dit rapport over de structuur van de ’internal control’.
Tijdens de uitoefening van (dit proces van) ‘internal control’ dient volgens het rapport aandacht te
worden besteed aan een vijftal componenten, en wel:
Control environment;
Risk assessment;
Control activities;
Information and communication;
Monitoring.
52
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Verder wordt nagegaan wat de wat de relaties zijn tussen deze componenten en de ‘objectives’ die met
betrekking tot de in de definitie genoemde drie categorieën moeten worden nagestreefd en welke
doeltreffendheidsnormen daarbij zouden kunnen worden aangehouden. Vervolgens worden per
component besproken:
De aandachtspunten (factoren) die bij het onderzoek naar de effectiviteit van het proces van
‘internal control’ aan de orde moeten komen;
De invloed van de – uit hoofde van de in het desbetreffende bedrijf aangetroffen voorkeuren van
het management – heersende opvattingen over waardeoordelen en managementstijl op de
effectiviteit;
De invloed van de grootte van het bedrijf op de toe te passen maatregelen, speciaal indien het om
een klein of middelgroot bedrijf gaat;
De algemeen toepasbare maatregelen die genomen kunnen worden in het kader van een effectief
proces van ‘internal control’ alsmede de wijze waarop men na kan gaan of die maatregelen effect
ressorteren.
Bij deze bespreking per component heeft men voortdurend een open oog voor de relatie tussen die
component en de andere componenten.
Bij lezing van het rapport krijgt men de indruk dat het accent sterk ligt op het beheersingsproces en
minder op de toetsing van de betrokken handelingen aan de daarvoor gestelde normen. Zoals uit het
voorgaande blijkt worden de te nemen maatregelen wel geëvalueerd – hetgeen toetsing aan de normen
inhoudt – maar dit zijn toetsingen ten behoeve van een evaluatie van het systeem van ‘internal control’
en geen toetsingen die verricht worden bij de uitvoering van het interne controleproces als zodanig.
Geconcludeerd mag dan ook worden dat de in het kader van de interne controle te nemen maatregelen
ter beheersing van de gang van zaken in de Verenigde Staten sterker worden benadrukt dan hier
gebruikelijk is.
53
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
10. KWALITEIT VAN HET BESTUURLIJKE INFORMATIEVERZORGINGSSYSTEEM
Reeds in het eerste hoofdstuk is het begrip kwaliteit geïntroduceerd. Dit begrip is ook van
toepassing op bestuurlijke informatieverzorgingssystemen.
Kwaliteit bestaat uit een verzameling van kwaliteitscriteria of kwaliteitsattributen. Het is
daarom beter te spreken van een ‘kwaliteitsprofiel’. Om de kwaliteit van het bestuurlijke
informatieverzorgingssysteem te bepalen moet rekening worden gehouden met het
kwaliteitsprofiel van:
a. Het informatieproduct, zoals dat door de leverancier en de afnemer van informatie wordt
ervaren;
b. Het bestuurlijke informatieverzorgingssysteem (mensen, middelen, procedures);
c. Het ontwerp, de ontwikkeling en het beheer van het bestuurlijke informatiesysteem.
Het is van groot belang om vooraf de kwaliteitseisen – het gewenste kwaliteitsprofiel – te bepalen
zodat achteraf getoetst kan worden of het bestuurlijke informatieverzorgingssysteem ook
daadwerkelijk het vereiste kwaliteitsniveau kan waarborgen (het werkelijke kwaliteitsprofiel).
Introductie
Het rationeel handelen binnen een huishouding is in belangrijke mate afhankelijk van de
oordeelsvorming ex ante en oordeelsvorming ex post. De kwaliteit van deze oordeelsvormingen is op
haar beurt weer afhankelijk van de kwaliteit van het bestuurlijke informatieverzorgingssysteem.
Onder informatiebeleid wordt verstaan het totaal aan doelstellingen en richtlijnen, op te stellen met
betrekking tot het ontwikkelen en in stand houden van informatiesystemen alsmede de daarbij toe te
passen informatietechnologie.
Met het oog op de kwaliteit van het product informatie en die van het informatieverzorgingsproces is
het KAD-model (Kwaliteit Administratieve Dienstverlening) ontwikkeld, teneinde het kwaliteitsbegrip
toe te passen op administratieve producten en processen. Het model geeft concrete handvatten voor het
bepalen van de te stellen kwaliteitseisen ten aanzien van het product en proces. Het KAD-model maakt
gebruik van uitgangspunten van de systeemtheorie bij het analyseren en inrichten van het
informatieverzorgingsproces. Daarbij wordt uitgegaan van een externe en klantgerichte oriëntatie.
Voortbouwend op de systeemtheorie geldt dat verbetering van de kwaliteit van de administratieve
dienstverlening kan worden bereikt door het ontwikkelen van informatieproducten die zijn afgestemd
op de eisen en wensen van de klant, het afstemmen van de informatieverzorging op de behoefte van
het management en het verhogen van de beheersbaarheid van processen. Deze procesbenadering gaat
dus in tegenstelling tot de waardekringloop niet uit van de betrouwbaarheid van informatie, maar van
de beheersbaarheid van processen.
Het KAD-model richt zich op het beheersen en besturen van processen en de hiervoor benodigde
bestuurlijke informatieverzorging. Vanuit de systeemleer zijn drie aan elkaar gerelateerde modulen
afgeleid, te weten:
Productmodule
Procesmodule
Structuurmodule
54
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Productmodule:
De productmodule is gericht op de afstemming van de organisatie op de omgeving. Centraal staat het
ontwikkelen van informatieproducten die zijn afgestemd op de wensen en eisen van de gebruiker.
Wanneer immers een ‘systeem’ een product levert waar de omgeving van het systeem geen behoefte
aan heeft, is er sprake van een overbodig product. Het systeem levert dan geen toegevoegde waarde,
heeft geen functie en zal volgens de systeemtheorie afsterven. Bestuurlijke informatie kan een
informatieproduct zijn. Bij het bepalen van de aan informatieproducten te stellen eisen spelen de
strategie en doelen van de organisatie een rol.
Procesmodule:
Bij de procesmodule richt de analyse zich op de beheersing en besturing van de processen en de
hiervoor benodigde informatievoorziening. Binnen de procesmodule bestaan drie deelcomponenten:
Sturen: Bepalen doelstellingen en inrichting proces en normen.
Regelen: Reageren op veranderingen in de invoer, doorvoer en uitvoer.
Ondersteunen: Hulpmiddel vanuit andere processen.
De procesmodule kent een aantal regelkringen, welke zijn op te vatten als diagnostic controls:
55
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Structuurmodule:
De structuurmodule is gericht op het structureren en inrichten van de organisatie, het vaststellen van
de cultuur van de organisatie van de informatieverzorging en de taakverdeling.
Voordelen: Voordelen:
Hoge bezettingsgraad Hoge doorstroomsnelheid
Hoge deskundigheid Snelle probleemoplossing
Mogelijkheid tot functiescheiding Mogelijkheid tot werkstructurering
Nadelen: Nadelen:
Coördinatieproblemen en complexe Opoffering van middelen (inefficiëntie)
informatiestructuur
Zie nu artikel: ‘Een model voor de inrichting van bestuurlijke informatievoorziening’van o.a. A.
Molenkamp (artikel 34)
De informatieverstrekker en de informatiegebruiker
Gewoonlijk krijgt een informatiegebruiker de benodigde gegevens van een informatieverstrekker. Het
is noodzakelijk om nu met betrekking tot het begrip ‘informatieverstrekker’ een onderscheid te maken
tussen de bewerker en de eigenaar. De eigenaar is verantwoordelijk voor de inhoud van de gegevens.
De eigenaar kan tevens de bewerker zijn, maar deze twee functies kunnen ook gescheiden zijn. In deze
samenvatting verstaan we onder informatieverstrekker de eigenaar van de informatie.
Met betrekking tot informatieverstrekking kan men drie trajecten onderscheiden, te weten:
Informatieverkrijging van en uit externe bronnen;
Interne communicatie;
Informatieverstrekking aan externe gebruikers.
Onder kwaliteit van informatie verstaan we: het geheel van eigenschappen en kenmerken van te
verstrekken of verstrekte informatie, dat van belang is om daarmee de uit het gebruikersdoel en/of
verstrekkersdoel voortvloeiende behoeften te bevredigen.
56
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
57
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het kwaliteitsprofiel van het product ‘informatie’
Het kwaliteitsprofiel van het product ‘informatie’ bestaat uit de volgende aspecten:
Begrijpelijkheid (1);
Passend in informatiebeleid (2);
Doelgerichtheid-in-ruime-zin (3);
o Inhoudelijke doelgerichtheid (3.1);
Relevantie (3.1.1);
Gerichtheid (3.1.1.1.);
Gedetailleerdheid (3.1.1.2);
Nauwkeurigheid (3.1.1.3);
Kritisch gehalte (3.1.1.4);
Toereikendheid (3.1.2);
Beschikbaarheid (3.1.3);
Consistentie (3.1.4);
Kwantificeerbaarheid (3.1.5);
o Tijdigheid (3.2);
o Presentatievorm (3.3);
Betrouwbaarheid (4).
1. Begrijpelijkheid:
De informatieverstrekker dient in een concreet geval het begripsniveau van de gemiddelde
ontvanger, voor wie de te verstrekken informatie bestemd is, in te schatten.
2. Passend in informatiebeleid:
De te verstrekken informatie dient te passen in het van kracht zijnde informatiebeleidsplan.
3. Doelgerichtheid-in-ruime-zin:
De informatieverstrekker moet er bewust van zijn waarvoor de informatie zal worden
gebruikt.
3.1.1. Relevantie:
Onder relevantie wordt verstaan de mate waarin de verstrekte informatie ter zake is.
Inhoudelijk doelgerichtheid heeft betrekking op informatie zoals die verstrekt zou moeten zijn,
ongeacht of ze wel of niet verstrekt is.
3.1.1.1. Gerichtheid:
De informatie moet gericht zijn op het te bereiken doel. Er dient geen overtollige informatie te
worden verschaft.
3.1.1.2. Gedetailleerdheid:
Onder de gedetailleerdheid van informatie verstaan we de mate waarin de te verstrekken
informatie moet worden onderverdeeld. De informatie dient op het juiste niveau van
gedetailleerdheid te worden verstrekt.
3.1.1.3. Nauwkeurigheid:
Onder nauwkeurigheid wordt verstaan de mate waarin de meeteenheid, gebruikt ter
kwantificering van de te verstrekken informatie, moet worden onderverdeeld (het aantal
decimalen achter de komma).
58
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
3.1.1.4. Kritisch gehalte:
Het kritisch gehalte van de informatie, waarmee wordt bedoeld de mate waarin de te
verstrekken informatie reeds een objectief kritisch oordeel moet bevatten. Dit kritisch gehalte
wordt bijvoorbeeld verhoogd indien de te verstrekken informatie mede de normen, budgetten
en begrotingen zal bevatten die aan de te verstrekken werkelijke cijfers ten grondslag hebben
gelegen.
3.1.2. Toereikendheid:
Toereikendheid wil zeggen dat alle informatie die zou moeten worden verstrekt ook inderdaad
wordt verstrekt (volledigheid).
3.1.3. Beschikbaarheid:
De verstrekte informatie moet makkelijk te vinden en toegankelijk zijn.
3.1.4. Consistentie:
Consistentie in betekenis houdt in dat in de tijd gezien een als informatie verstrekt gegeven
naar aard aan zichzelf gelijk moet blijven (continuïteit).
3.1.5. Kwantificeerbaarheid:
Gegevens moeten zoveel mogelijk kwantificeerbaar (dus in cijfers) worden uitgedrukt om zo
de beslissing tussen kosten en nut te vergemakkelijken.
3.2. Tijdigheid:
Verstrekte informatie is tijdig verstrekt indien het doel waarvoor d informatie is opgeleverd,
nog geëffectueerd kan worden.
3.3. Presentatievorm:
De informatie met in de juiste presentatievorm worden verstrekt.
4. Betrouwbaarheid:
Informatie is betrouwbaar als het juist en volledig is.
59
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
11. DOELGERICHTE INFORMATIE
Introductie
Bestuurlijke informatie kan onder meer worden onderscheiden in managementinformatie en logistieke
informatie. In dit kader definiëren wij managementinformatie als informatie die gericht is op het
besturen-in-enge-zin. Dat wil zeggen informatie die gericht is op de ‘planning’ en ‘control’ van de
totale gang van zaken ten aanzien van de organisatie. Dit heeft zowel betrekking op de dagelijkse gang
van zaken als op de dynamische ontwikkelingen van de organisatie. Managementinformatie
ondersteunt het management bij het nemen van besluiten om processen (bij) te sturen.
Managementinformatie vervult derhalve een belangrijke rol bij het beheersen van de organisatie.
Anderzijds wordt deze informatie vaak ook tegelijkertijd gebruikt om de prestaties van een manager te
meten. Logistieke informatie is vereist voor het doen functioneren van organisaties. Het betreft
informatie die nodig is om ketens van opeenvolgende concrete acties met betrekking tot personeel,
materialen, diensten en faciliteiten uit te voeren.
Accounting en managementinformatie
Een aantal vakgebieden houdt zich bezig met de informatievoorziening voor managers. Het
Amerikaanse vakgebied Accounting speelt daarbij een belangrijke rol. Dit vakgebied, gericht op
administreren en rapporteren, kan gelet op de gebruikers van het vak verder worden onderverdeeld in
Management accounting en Financial accounting. Management accounting (interne berichtgeving)
houdt zich bezig met de interne berichtgeving binnen organisaties. Financial accounting richt zich op
de berichtgeving van een organisaties aan externe belanghebbenden.
Management accounting werd in de jaren zestig met name ondersteund door geautomatiseerde
(kosten)systemen. Echter deze waren veelal verouderd en leverden niet de gewenste informatie. Vaste
kosten werden veelal onvoldoende toegerekend aan de activiteiten die de kosten veroorzaakten. De
getoonde periodieke resultaten gaven geen beeld van de prestatie van een organisatieonderdeel.
Management accounting had hierdoor zijn relevantie verloren. Gevraagd werd daarom naar nieuwe
60
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
ideeën om de managementinformatie die resulteerde uit de management accounting-systemen beter de
operationele, tactische en strategische activiteiten te laten ondersteunen. In lijn met voorgaande
conclusies van Johnson en Kaplan concludeert Blommaert op basis van een enquête onder
registeraccountants en controllers dat ‘het aspect relevantie alsmede de deelaspecten van waaruit het is
opgebouwd, onvoldoende (dit is niet significant) in de perceptie van de functionarissen die een
management accounting-functie vervullen tot uitdrukking komen’. Het in de volgende hoofdstukken te
behandelen tolmodel gaat daarom juist op het relevantieaspect in.
Kaplan en Norton hebben in antwoord op de kritiek ten aanzien van met name het financiële karakter
van de informatievoorziening en de beperkte relevantie vanuit stuurperspectief de Balanced Scorecard
(BSC) geïntroduceerd. De vier perspectieven van deze Balanced Scorecard weerspiegelen de
meetpunten van de bedrijfsvoering. De exacte invulling van de gewenste meetpunten is het resultaat
van het (strategische) planningsproces. De resultaten in het financiële perspectief worden bepaald door
de prestaties in de overige, niet-financiële perspectieven. Zodoende ontstaat er als het ware een logisch
oorzaak-gevolgmodel waarmee het management beter in staat zal zijn daadwerkelijk te sturen met
behulp van de informatie die het krijgt. De Balanced Scorecard schrijft niet voor wat er gemeten en
gerapporteerd dient te worden. In dat opzicht is het een ‘leeg model’. Het in het volgende hoofdstuk te
behandelen tolmodel ondersteunt organisaties bij het vaststellen van de relevante informatie en kan
daarmee gebruikt worden om de vier perspectieven van de Balanced Scorecard ook daadwerkelijk
inhoud te geven.
Financieel perspectief
Hoe zien onze klanten ons? Wat is de toegevoegde waarde van onze
belangrijkste bedrijfsprocessen?
Innovatieperspectief
61
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Simons onderscheidt als afgeleiden van de ‘business strategy’ vier complementaire deelsystemen die
tezamen met management control-systeem vormen en die in een zekere mate van evenwicht dienen te
zijn, te weten: boundary systems, diagnostic control systems, interactive control systems en beliefs
systems. Zie voor een uitgebreidere behandeling van deze vier levers of control hoofdstuk 3.
De wijze waarop het beste de informatiebehoefte kan worden vastgesteld, is situationeel bepaald. Wij
onderschrijven dan ook een contingentiebenadering als het gaat om de keuze voor de wijze waarop de
informatieanalyse dient plaats te vinden. Davis en Olson hebben een viertal mogelijke strategieën
geformuleerd en aangegeven wanneer welke strategie het best gehanteerd kan worden.
Oberstrategie: Rechtstreeks vragen, is een strategie waarbij de gebruiker van de informatie wordt
gevraagd de behoefte zelf te definiëren. Dit kan bijvoorbeeld tijdens interviews of met behulp van
vragenlijsten worden gedaan. Vanzelfsprekend heeft deze strategie alleen kans van slagen als de
gebruiker in stat is zijn eisen glashelder te definiëren en de informatieanalist dit op de juiste wijze
kan vastleggen. Een manager weet over het algemeen niet wat zijn informatiebehoefte is en deze
strategie is dus veelal onbruikbaar. Lage mate van onzekerheid en risico.
Referentiestrategie: Wanneer er sprake is van een stabiel informatiesysteem dat kan worden
geanalyseerd en er sprake is van een relatief vergelijkbare ‘case’, kan de mogelijkheid worden
overwogen de bruikbare elementen te kopiëren c.q. af te stemmen op de eigen situatie. De
vergelijkbaarheid van de situatie kan zijn gebaseerd op uiteenlopende (combinaties van)
variabelen, bijvoorbeeld het primaire proces van de organisatie, de omvang of de structuur van de
organisatie. Toltypologie. Gemiddelde mate van onzekerheid en risico.
Ontwikkelstrategie (ontwerpen): de andere strategie gaat uit van een meer analytische aanpak. Op
basis van de belangrijkste kenmerken van de organisatie wordt een vertaalslag gemaakt naar de
informatiebehoefte. Dit veronderstelt de beschikbaarheid van gedegen kennis over de organisatie
bij zowel gebruiker als informatieanalist dan wel het vermogen en de bereidheid deze kennis op te
bouwen. Tolmodel. Gemiddelde mate van onzekerheid en risico.
Een gestructureerde aanpak voor de bepaling van de informatiebehoeften bestaat altijd uit de volgende
drie fasen:
Ontwerpen: Naast financiële, interne informatie hebben managers ook behoefte aan niet-
financiële, kwalitatieve, externe en toekomstige informatie. Wij gebruiken hier het tolmodel dat
primair aansluit op de eerdergenoemde ontwerpstrategie.
Selecteren: Need to know versus nice to know, expliciteren van kwalitatieve eisen en wensen,
kosten versus baten.
Bouwen; de infrastructuur: eerst bouwen van een prototype met een simpele applicatie
(bijvoorbeeld een spreadsheet). Niet alles volledig willen automatiseren; dit gaat ten koste van de
flexibiliteit. Handmatig werk vaak noodzakelijk om tot blijvend goede resultaten te komen.
62
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
12. HET TOLMODEL
Door van een organisatie al deze factoren in kaart te brengen ontstaat voldoende inzicht om een
vertaalslag naar de informatiebehoefte te maken. In de ideale situatie heeft de organisatie een
dusdanige invulling van de factoren gekozen dat deze onderling op elkaar aansluiten. Het is
echter ook mogelijk dat bijvoorbeeld de managementstijl impliceert dat managers weinig
delegeren terwijl de organisatiestructuur anders zou doen vermoeden (zoals bij business unit-
vorming). Wanneer niet afdoende wordt omgegaan met deze verschillen bestaat het risico dat er
vanuit organisatieoogpunt disfunctionele informatiebehoeften worden gedefinieerd.
Het tolmodel kan op twee manieren worden toegepast. In de eerste plaats kan men de factoren
van de tol invullen en deze vertalen naar consequenties voor de
managementinformatievoorziening. Dit is de contingentiebenadering. In de tweede plaats kan
men de grondvorm van de organisatie bepalen aan de hand van de toltypologie. Met deze
typologiebenadering maakt men gebruik van bestaande referentiemodellen voor
managementinformatie.
Introductie
In dit hoofdstuk reiken de auteurs twee praktische instrumenten aan waarmee u, de lezer, de
informatiebehoeften van het management – voor zover die een stelselmatige karakter hebben – in kaart
kunt brengen en aldus de bestaande informatieverzorging tegen het licht kunt houden, óf de eisen kunt
formuleren voor het verbeteren daarvan. Het ene instrument is de ‘tol’, waarmee enerzijds ‘top down’
vanuit de missie en doelen van een organisatie en anderzijds ‘bottom up’ vanuit de organisatiecultuur
en managementstijl kan worden vastgesteld welke stelselmatige informatieverzorging er nodig is. Het
andere instrument is de ‘toltypologie’, waarmee een patroon van herkenning wordt geschetst in die
bonte verscheidenheid van al die ieder voor zich unieke organisaties.
Organisatiebeheersing en managementinformatie
Dit boek richt zich met name op de informatiebehoefte van het management (vraagzijde). Het
vaststellen van de informatiebehoefte blijkt namelijk in de praktijk lastiger te zijn dan het vervullen
van de informatiebehoeften (aanbodzijde). Dit heeft te maken met het scala van factoren dat bepalend
blijkt te zijn voor de informatiebehoefte.
Het tolmodel is ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de managementinformatie relevant (geschikt voor
de uit te voeren taak) is voor de betreffende manager. Een aantal andere kwaliteitseisen zoals de
betrouwbaarheid van de managementinformatie en de mate van gedetailleerdheid vallen buiten het
bestek van dit boek.
Het tolmodel
De informatiebehoeften van het management zijn deels rationeel af te leiden uit missie, kritische
succesfactoren, doelen, doelstellingen, structuur en bedrijfsprocessen; het betreft ‘harde’ factoren die
de informatiebehoeften bepalen. Daarnaast zijn er nog ‘zachte’ factoren die de informatiebehoefte
bepalen. Dit zijn de persoonlijke stijl van de manager alsmede de organisatiecultuur. Het tolmodel is
een raamwerk waarin zowel de ‘harde’ als de ‘zachte’ factoren zijn weergegeven.
63
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Het is gebaseerd op de meest dominante factoren die bepalend zijn voor de periodieke besluitvorming
door managers in het kader van de besturing en beheersing van de organisatie.
Missie
Kritieke
succesfactoren
Doelen
Doelstellingen
Managementstijl
Cultuur
De toltypologie
Zoals reeds aangegeven kent ieder van de informatiebehoeften bepalende factoren een aantal
verschijningsvormen. De praktijk leert dat slechts enkele combinaties van verschijningsvormen
plausibel zijn. Deze combinaties zijn weergegeven in de zogenaamde toltypologie. Per toltype zijn de
kenmerken van de managementinformatievoorziening in kaart gebracht. Belangrijk voordeel hiervan
is dat, nadat voor een organisatie is vastgesteld welk toltype het betreft, op eenvoudige wijze de
daarbij behorende managementinformatie kan worden afgeleid (in de praktijk zijn de toltypologieën
veelal ‘zuiver’).
64
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Kort gezegd komt het erop neer dat de missie, kritische succesfactoren en doelen aangeven wat de
organisatie wil bereiken. De strategie geeft weer hoe de organisatie dat wil gaan bereiken.
Missie
De missie is het vertrekpunt van het strategieformuleringsproces. Op het niveau van de missie is het
nog nauwelijks zinvol en mogelijk de hieraan gerelateerde informatiebehoefte te definiëren. Natuurlijk
is het management geïnteresseerd in de mate waarin de missie wordt gerealiseerd. Om het proces
uitvoerbaar en de ‘voortgang’ meetbaar te maken is het echter nodig dat de abstracte missie verder
wordt geconcretiseerd. De informatiebehoefte wordt dan afgeleid van de concrete invulling van de
missie. Deze concrete invulling wordt bepaald door de hierna volgende begrippen: doelstellingen,
kritische succesfactoren en strategie.
Kritieke succesfactoren
Kritische succesfactoren – soms ook wel ‘do-wells’ genoemd – zijn die gebieden die doorslaggevend
zijn voor het succes of falen van een organisatie.
Organisaties zijn vaak geneigd om een veelheid aan kritische succesfactoren te onderkennen. De
praktijk leert echter dat er dikwijls slechts tussen de drie en acht echt cruciale factoren bestaan.
Doelen en doelstellingen
Uitgaande van de missie en de kritische succesfactoren definieert een organisatie organisatiedoelen die
aan het volbrengen van de missie een bijdrage leveren. Doelen zijn daarmee een concretere invulling
van de missie en kunnen een concrete invulling van een kritische succesfactoor zijn. Van belang bij het
formuleren van de doelen en de doelstellingen is dat niet alleen de missie en kritische succesfactoren
als denkkader worden gezien, maar dat de doelstellingen ook zo concreet mogelijk worden
gedefinieerd. Het nadenken over de ‘meetbaarheid’ dwingt de organisatie zeer goed na te denken wat
nu precies de doelstelling is. De doelen en de doelstellingen dienen eenduidig, concreet en meetbaar te
zijn.
Een algemeen raamwerk dat dienst kan doen bij het definiëren van kritische succesfactoren en van
doelen is de zogenaamde Balanced Scorecard (BSC). Met de BSC worden prestaties vanuit
verschillende perspectieven bekeken en met elkaar in onderling verband getoond. Op ieder van deze
perspectieven dient een organisatie te presteren. De perspectieven zijn:
Financieel perspectief;
Klantperspectief;
Interne perspectief;
Innovatie- en leerperspectief.
De balanced scorecard is vooral gericht op profit-ondernemingen.
Strategie
Strategieën of beleidsregels betreffen formele richtlijnen die betrekking hebben op de wijze waarop de
missie, kritische succesfactoren, doelen en doelstellingen gerealiseerd zullen worden. Een strategie
geeft de weg aan waarlangs de missie, de kritische succesfactoren, en de doelen moeten worden
bereikt (het hoe). Deze definitie hanteren tijdens tentamens (niet definities uit andere boeken). De
literatuur bevat velen strategietypologieën. Eén van de bekendste typologieën is die van de
concurrentiestrategieën van Porter. Hij maakt onderscheid naar drie typen strategieën, te weten:
Kostenleiderschapstrategie (concurreren op basis van de laagste prijs);
Differentiatiestrategie (concurreren op basis van unieke (eigenschappen van) producten);
Focusstrategie (concurreren door middel van concentratie op een specifiek product,
gespecialiseerd op een klein segment in de markt of op kleine markten).
65
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Stappenplan toepassing bovenkant tolmodel
Hieronder wordt een stappenplan weergegeven welke ertoe leidt dat de informatiebehoeften van het
management, die uit de bovenkant van het tolmodel voortvloeien, worden vastgesteld:
Stap 1: formuleer de missie;
Stap 2: inventariseer de kritische succesfactoren;
Stap 3: definieer doelen: management-by-objectives-analyse;
Stap 4: stel de strategie vast;
Stap 5: bepaal de informatiebehoefte.
Zie nu ook het KAD-model in hoofdstuk 10 met betrekking tot de beheersbaarheid van processen.
Otley en Berry hebben vier voorwaarden gedefinieerd waaraan een proces moet voldoen wil het voor
de manager volledig beheersbaar zijn. Het betreft de volgende voorwaarden:
1. Er is sprake van ondubbelzinnige doelstellingen.
2. Het resultaat van het proces is meetbaar in termen van de doelstelling(en).
3. Het proces bestaat uit:
a) Repeterende activiteiten;
b) De effecten van interventies op het proces zijn vooraf bekend.
4. De mogelijkheid tot bijsturen is aanwezig.
In de praktijk wordt vrijwel nooit aan al deze voorwaarden voldaan. Voor minder beheersbare
processen zijn alternatieve vormen van besturing en beheersing. Hofstede onderscheidt in dit verband
de volgende vormen van besturing en beheersing (controltypen):
1. Routine control. Aan alle vier de aspecten is voldaan.
2. Trial and error control. Aan punt 3a is niet voldaan.
3. Intuïtieve control. Aan punt 3a en 3b is niet voldaan.
4. Judgemental control. Aan punt 2 is niet voldaan.
5. Political control. Aan punt 1 is niet voldaan.
66
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Onderstaand tabel geeft de rol van managementinformatie weer in relatie tot deze vragen. Hierbij is
een link gelegd naar de hiervoor onderkende vormen van besturing en beheersing.
Controltypen: 1, 2 en 3 Controltype: 6
Controltypen: 4 en 5 Controltype: 6
Organisatiestructuren
Aan de hand van een viertal structureringsdimensies wordt in deze paragraaf toegelicht dat de
verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de onderlinge ordening van de
organisatie-elementen van invloed is op de informatiebehoefte van het management:
Basisstructuren;
Soorten van organisatie-onderdelen in een basisstructuur;
Soorten verantwoordelijkheidsgebieden;
De wijze van coördinatie en beheersing.
Basisstructuren
Er kunnen twee basisstructuren worden onderkend, te weten de functionele structuur en de
productgerichte cultuur. Verder kan er nog sprake zijn van een geografische structuur en een markt- of
klantgerichte structuur. Daarnaast kunnen in organisaties verschillende structuurvormen tegelijkertijd
voorkomen. Bijvoorbeeld een organisatie met productgerichte divisies, waarbij de divisies
bijvoorbeeld zelf een functionele structuur hebben. Het voordeel van een productgericht structuur is
dat de informatie over minder schijven loopt. Hierdoor kan de besluitvaardigheid en de flexibiliteit
toenemen. Nadelen zijn de verminderde efficiency en de daarmee gepaard gaande hogere kosten.
67
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Soorten organisatie-elementen
Bij het structureren van organisaties ontstaan organisatieonderdelen. Dit zijn lijn- of staforganen.
Lijnorganen functioneren in het algemeen goed als het primaire proces goed loopt. De
informatievoorziening voor lijnorganen is geënt op het primaire proces. Staforganen bieden
toegevoegde waarde als zij de lijn goed ondersteunen. Dit leidt voor het management van een
staforgaan tot veelal specifieke managementinformatiebehoeften. De meest essentiële
managementinformatie voor het staforgaan betreft de tevredenheid van de lijnorganen.
Soorten verantwoordelijkheidsgebieden
De informatiebehoeften van het management verschillen al naar gelang het soort
verantwoordelijkheidsgebied. Bossert maakt in dit verband onderscheid naar vijf typen
verantwoordelijkheidscentra waarbij de eenduidigheid van de relatie tussen input en output het
indelingscriterium is, te weten:
Heet gestandaardiseerde kostencentrum (duidelijke relatie tussen input en output);
Het opbrengstencentrum;
Het onafhankelijke kostencentrum (geen duidelijke relatie tussen input en output);
Het resultaatcentrum;
Het investeringscentrum.
De beheersinformatie die de manager nodig heeft verschild dan per soort centrum.
68
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Onderstaande tabel bevat de voornaamste kenmerken van deze structuurconfiguraties:
Managementstijl
In dit boek staat de informatiebehoefte centraal die het management nodig heeft om de
bedrijfsprocessen te besturen en te beheersen. De managementstijl ligt dan ook voor de hand als factor
die van invloed is op de informatiebehoefte van het management. Bots en Jansen onderkennen 5
managementprofielen te weten:
Contactpersoon:
De contactpersoon vervult met name een rol bij representatieve verplichtingen. Hij moet daarom
goed weten wat de gang van zaken daarbij is (het protocol). Bij het verwerven van opdrachten
betekent zijn naam een meerwaarde ten opzichte van de concurrent. Hiertoe heeft de
contactpersoon behoefte aan informatie over de mogelijkheden van het bedrijf om te voorkomen
dat er toezeggingen worden gedaan die men niet na kan komen.
Politiek manager:
De politiek manager is het liefst zo veel mogelijk informeel op de hoogte van wat eraan de hand
is. Immers: kennis is macht. Informeel bekende informatie kan hij gebruiken op het geschikte
moment of juist achterhouden wanneer dat nodig is. Voor bepaalde specifieke doelen wil hij deze
informatie ook formeel hebben.
Ondernemer:
De ondernemende manager richt zich op het ontwikkelen van nieuwe producten en het ontginnen
en bewerken van afzetmarkten. Externe informatie over de potentiële markt en interne informatie
over de mogelijkheden om de plannen te kunnen realiseren zijn hierbij zeer belangrijk .
69
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Real-time manager:
Deze manager houdt zich met name bezig met het oplossen van korte-termijn-ad-hoc-problemen.
Deze spelen met name een rol op operationeel niveau. Voor het oplossen van problemen is snel
concrete uitvoeringsgerichte informatie vereist.
Teammanager:
De teammanager probeert zijn medewerkers zo goed mogelijk als een team te managen. Hij heeft
hiervoor persoonsgerichte informatie nodig voor het motiveren van zijn medewerkers. Hij is
voorwaardenscheppend voor zijn medewerkers en belangenbehartiger naar buiten toe. Strategische
en specifieke vaktechnische aspecten spelen hierbij een grote rol.
Tot nu toe is alleen gesproken over stijlen van individuele managers. Nu kunnen meerdere managers
bij elkaar ook een bepaald gedrag vertonen. In dit gevalkan gesproken worden van een ‘collectieve
managementstijl’. Deze zal meer invloed op de te realiseren managementinformatie hebben dan de
individuele managementstijl omdat informatiesystemen vaak voor meerdere personen tegelijk
gebouwd worden. Een hanteerbare indeling van collectieve managementstijlen is die van Lewy. Lewy
heeft het ‘planning en control’ proces binnen concerns onderzocht. Hij onderscheidt binnen
organisaties losse delegatie (loose control) en strakke delegatie (tight control) als beheersingsstijlen.
70
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Cultuur
Het belang of het effect van een organisatiecultuur op het wel en wee van een organisatie kan worden
vergeleken met een ijsberg. Wat zich boven de waterspiegel bevindt is zichtbaar, bijvoorbeeld de
organisatiestructuur en de strategie. Het deel onder de waterspiegel is het grootst doch onzichtbaar,
maar bepaalt in grote mate het gedeelte boven de waterspiegel. De cultuur, onder water, beïnvloedt
dan ook in belangrijke mate hoe organisaties functioneren, hun doelen stellen en nastreven, zich
organiseren, etcetera.
Er zijn vele cultuurtypologieën ontwikkeld, waarbij vrijwel nooit een rechtstreeks verband wordt
gelegd tussen de cultuur van de organisatie en informatievoorziening. Hierna wordt de
cultuurtypologie van Van Peursen besproken omdat hiermee weel een praktische koppeling tussen de
organisatiecultuur en de informatieverzorging mogelijk is. Het model maakt onderscheid naar drie
cultuurfasen. Binnen elke fase wordt een positieve en een negatieve dimensie onderkent. Zo ontstaan
er dus zes cultuurtypen. Een onderneming doorloopt elke fase en zal daarbij de negatieve dimensies
van de fasen proberen te mijden.
Elke fase wordt afzonderlijk besproken; de gevolgen voor de managementinformatie worden hierbij
weergegeven.
Informatievoorziening:
Formele informatieplanning ontbreekt in het algemeen. De directeur is de enige die richting kan geven
aan de inrichting van de managementinformatievoorziening. Het managementinformatiesysteem moet
gericht zijn op het bedrijfsdoel. Centraal staat welke informatie de directeur nodig heeft.
Geïntegreerde systemen zijn strijdig met de grondhouding van de organisatie: improvisatie en
flexibiliteit. De informatie heeft betrekking op de markt(ontwikkelingen) en is toekomstgericht. Het
“Fingerspitzengefuhl” is zeer belangrijk bij de besturing en beheersing van de organisatie.
Besluitvorming vindt dan ook niet altijd op rationele gronden plaats en de manager hecht grote waarde
aan informele informatie en communicatie.
71
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Informatievoorziening:
De directeur probeert zijn eigen informele circuit in stand te houden om zo zijn macht te kunnen laten
gelden. De informatie naar de ondergeschikten is schaars Dit vergroot het wantrouwen ten opzichte
van de directeur. De informatiesystemen zijn vaak technisch gericht. Computerspecialisten hebben de
macht. Zij richten de informatiehuishouding in. De informatiehuishouding drijft volledig op hun
kennis en ervaring.
Informatievoorziening:
De informatievoorziening wordt systematisch geregeld. De informatiesystemen zijn vaak
afdelingsgericht. Het is moeilijk om afdelingsoverstijgende processen goed te beheersen met behulp
van informatie omdat niemand zich daarvoor verantwoordelijk voelt. De systemen zijn vaak
omvangrijk met een centraal karakter. Beveiliging speelt een belangrijke rol.
Informatievoorziening:
Informatisering draagt bij tot de institutionalisering van de sub-optimalisatie. Afdelingsgebonden en
afdelingsgeoriënteerde informatiesystemen leveren toegesneden informatie op die de politieke
managers voor hun eigen doelen al dan niet aanwenden. Het kanvoorkomen dat er meerdere, elkaar
tegensprekende informatiesystemen over hetzelfde fenomeen bestaan. Bestaande systemen worden
vaak niet aangepast aan de gebruikerswensen. Het realiseren van geïntegreerde afdelingsoverstijgende
informatiesystemen en managementinformatie kan een hulpmiddel zijn om uit deze situatie te komen.
72
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
Fase C1: functionele cultuur (positief):
Organisaties met een functionele cultuur zijn niet op zichzelf gericht, maar op het welzijn van degenen
die zowel binnen als buiten de onderneming door de activiteiten van de onderneming worden geraakt.
Er heerst duidelijkheid, de eigen positie in de markt is helder. De organisatie is flexibel en werkt
klantgericht. Besluitvorming vindt interactief plaats. Op basis van het gemeenschappelijke denkkader
is men zeer actiegericht. Individuele initiatieven en prestaties zijn een deel van het grotere geheel
waarvoor allen verantwoordelijk zijn. Er bestaat een toenemende behoefte geïnformeerd te zijn. Er
zijn veel in formele netwerken.
Matrixachtige structuren zijn aanwezig.
Informatievoorziening:
Informatiesystemen en managementrapportages zijn gericht op de uitvoering en beheersing van de
bedrijfsprocessen. De managementinformatie geeft mede inzicht in de tevredenheid van de klanten en
van de medewerkers. Daarnaast geeft de managementinformatie inzicht in de flexibiliteit van de
organisatie. De informatieverzorging kan zowel met standaardpakketten als met maatwerk worden
gerealiseerd. Organisatie- en informatiekundigen werken goed samen en er is sprake van een
informatiseringsaanpak waarbij naast aandacht voor de techniek ook aandacht bestaat voor de sociaal-
organisatorische aspecten. Thuiswerken met behulp van de aanwezige systemen is mogelijk. Hierbij
spelen datanetwerken een grote rol.
Informatievoorziening:
De vraag naar de zinvolheid van de informatie wordt vaak niet gesteld. Men loopt het risico informatie
te gaan verstrekken om het informatieverstrekken. Informatieverzorging wordt ook wel voor
oneigenlijke doelen (of manipulaties) gebruikt. Informatie is tot een machtsmiddel verheven; verkeerd
gebruik leidt tot manipulatie. Men zet zich af tegen de automatisering, mensen willen zelf de
informatievoorziening kunnen sturen en beïnvloeden. De neiging ontstaat om de informatiesystemen
te saboteren.
73
Samenvatting BIV ter voorbereiding mondeling examen
De toepassing van het tolmodel
De contingentiebenadering
De contingentiebenadering inzake het bepalen van de managementinformatie gaat primair uit van de
factoren uit het tolmodel. Deze benadering staat tegenover de toltypologie.
Dit systeem dient zeer flexibel te zijn. In de praktijk is namelijk gebleken dat managers met name in
de eerste maanden door het gebruik van de nieuwe managementinformatie veel nieuwe inzichten en
ideeën krijgen. Hierdoor zullen de informatiebehoeften veranderen. Natuurlijk blijkt de behoefte aan
managementinformatie net zo dynamisch, als de factoren uit het tolmodel aan veranderingen
onderhevig zijn.
De typologiebenadering
Bij de typologiebenadering worden, in tegenstelling tot de contingentiebenadering, de factoren van het
tolmodel in onderlinge samenhang beschouwd. De hierbij te zetten stappen zijn:
1. Bepaal op basis van de verschijningsvorm van de factoren het meest relevante toltype. Het zal niet
altijd zo zijn dat een organisatie één op één samenvalt met één van de onderscheiden typen. Het
gaat erom het type te kiezen dat de meeste overeenkomsten vertoond met de werkelijkheid;
2. Kies op basis van het meest geschikte toltype de bijbehorende managementinformatiebehoefte;
3. Stel vervolgens vast welk procestype (handelsbedrijf, productiebedrijf, e.d.) het betreft;
4. Vul nu de informatiebehoefte uit hoofde van de toltypologie aan met de informatiebehoefte uit
hoofde van de functionele processen;
5. Perfectioneer de inventarisatie op basis van de afwijkingen van het toltype en de specifieke eisen
en wensen van de gebruikers.
Zie nu artikel: ‘Bestuurlijke informatieverzorging en accountants’ van o.a. O.C. van Leeuwen
(artikel 10)
Zie nu artikel: ‘De manager en zijn informatievoorziening. De kunst van het kiezen.’ Van o.a.
O.C. van Leeuwen (artikel 48)
74
Charismatische organisaties Doelgerichte organisaties Ongerichte organisaties Maatschappelijke organisaties Eenzijdige organisaties
Factor uit het De pionier De zwerver De doelgerichte Het De ongerichte Het ingerichte De maatschap- Het De eenzijdige Het eenzijdige
tolmodel bureaucratie doelgerichte bureaucratie concern pelijk maatschap- professional netwerk
concern professional pelijk netwerk
Structuur
Functioneel/ Product Functioneel Productgericht Functioneel Productgericht Product- en klantgericht Product- en klantgericht
product
Typologie Machine- Divisie- Machine- Divisie- Professionele Adhocratie Professionele Adhocratie
Mintzberg Eenvoudig bureaucratie structuur bureaucratie structuur bureaucratie bureaucratie
Staf/lijn Lijn Staf relatief veel nadruk Staf relatief veel nadruk Staf geringe rol Staf geringe rol
Kosten/opbrengst
/resultaat/ Kosten- en Resultaat- en Gestandaardiseerde kostencentra, Gestandaardiseerde kostencentra,
Investerings- Geen behoefte aan deze indeling opbrengst- investerings- Kosten- en opbrengstcentra resultaat- en investeringscentra resultaat- en investeringscentra
centrum centra centra
Processen
Beheerst/minder Overdreven beheerst op één
beheerst Beheerst Niet beheerst Beheerst Niet beheerst Beheerst aspect
Standaard,
samengesteld of Variabel Standaard Standaard Samengesteld en standaard Samengesteld en maatwerk
maatwerk
Onderkant
Contactpers., Politiek en real-
Managementstijl ondernemer time manager Teammanager Politiek en real-time manager Ondernemer, teammanager Politiek en real-time manager
Collectieve
managementstijl Strak Strak Strak/los Strak Strak/los Los Los
Interne controle heeft een belangrijke invalshoek voor wat betreft de betrouwbaarheid van de
informatie en de hierop gerichte maatregelen. Controletechnisch gezien gaat het om drie te
onderscheiden elementen:
De grootheid die moet worden gecontroleerd;
De grootheid die als controlemaatstaf dient;
De eigenlijke toetsing.
De effectiviteit van de betrouwbaarheidsmaatregelen wordt bepaald door de nodige maatregelen
van organisatorische aard en door de nodige specifieke controlemaatregelen. Belangrijke
maatregelen van organisatorische aard zijn de controletechnische functiescheidingen. Hierbij
wordt onderscheid gemaakt tussen de beschikkende, bewarende, registrerende, uitvoerende en
controlerende functies.
Bij het inrichten van controlemaatregelen wordt een aantal controlebegrippen gehanteerd, zoals
directe en indirecte controle, formele en materiele controle, positieve en negatieve controle,
detailcontrole, totaalcontrole, steekproef en verbandscontrole.
Het geheel van interne-controlemaatregelen kent zijn beperkingen op basis van economische
gronden, waarbij het te aanvaarden risico vanuit de bedrijfsvoering de tegenpool van de
economische afwegingen is.
Technisch verstaan wij onder het begrip ‘controle’ het zich een oordeel vormen over een object of
subject door middel van een toetsing aan een norm. Iedere controle heeft dan ook te maken met drie
elementen, te weten:
De grootheid die moet worden gecontroleerd (IST-positie);
De grootheid die als controlemaatstaf dient (SOLL-positie);
De eigenlijke toetsing:
Technische geschiedt de eigenlijke controle door het constateren of de IST-positie afwijkt van de
SOLL-positie. Indien een afwijking wordt geconstateerd, dient deze afwijking vervolgens te
worden gesignaleerd – hier in de zin van waarschuwen – en wel in die gevallen dat de afwijking
groter is dan de daarvoor gestelde tolerantie.
Wat betreft het samenstellen van overzichten waarin de confrontatie van werkelijkheid en norm
zichtbaar wordt gemaakt, kan soms worden volstaan met rapportering volgens het zogenaamde
uitzonderingsbeginsel. Daarbij worden alleen die posten in het overzicht opgenomen waarbij de
afwijking de gestelde tolerantiegrens overschrijden.
De betrouwbaarheid van verantwoordingen valt uiteen in een tweetal aspecten, te weten: juistheid en
volledigheid. Men ziet in de literatuur vaak nog een derde, ten weten tijdigheid. Dit aspect zou niet
apart genoemd moeten worden omdat het een onderdeel van de juistheid en volledigheid is.
Het toetsen van een verantwoordingsverslag aan dat van een functionaris met een tegengesteld belang,
lijkt op een toetsing van het ene verslag als de IST-positie aan het andere verslag als de SOLL-positie.
Het is echter minder rechtlijnig dan zo voorgesteld. In verband met de legitieme belangen van de
verantwoordingsplichtigen kan in het algemeen het verslag van de ontvangende partij als de SOLL-
positie worden beschouwd wat de juistheid betreft. Wat de volledigheid betreft kan het verslag van de
afgevende partij als de SOLL-positie worden gehanteerd.
Deze maatregelen vormen gezamenlijk een stelsel waarin de elementen zo doelmatig mogelijk dienen
te worden gedoseerd. Dit stelsel wordt normaliter als het stelsel van interne controlemaatregelen
aangeduid.
Functiescheidingen
Bij controletechnische functiescheidingen worden, voor zover economisch haalbaar, de taken zodanig
verdeeld en worden zodanige beperkingen in de bevoegdheden van de verschillende functionarissen
aangebracht dat:
a) Ieder van hen slechts een beperkt aantal schakels van het totale omloopproces kan beïnvloeden;
b) Beslissingen tot het beschikken over zaken alleen kunnen worden genomen door personen die niet
zelf met de bewaring van die zaken belast zijn;
c) Personen die als uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het rendement van bepaalde technische of
commerciële omzettingsprocessen, niet tevens belast zijn met een relatief langdurige bewaring
van de aan te wenden respectievelijk verkregen goederen c.q. gelden;
d) Mogelijkheden worden geschapen tot het verkrijgen van elkaar wederzijds controlerende
verantwoordingsverslagen van personen met niet-identieke en zo mogelijk tegengestelde belangen;
e) Geen der bij b) of c) betrokken functionarissen deelneemt aan enig deel van de registratie dat
kritisch is ten aanzien van de op zijn of haar activiteit uit te oefenen controle;
f) Ten aanzien van die onderdelen van de administratie die praktisch mede een bewaringskarakter
hebben, de controle in handen wordt gelegd van een ander dan degene door wie dat onderdeel van
de administratie wordt bijgehouden.
Indirecte controle is daarentegen de controle die zich richt op het product of het resultaat van de te
contoleren activiteit. Men controleert daarbij of het product of het resultaat aan de gestelde eisen
voldoet, waardoor men indirect de aan het product of het resultaat ten grondslag liggende activiteiten
controleert.
Negatieve controle is de controle die zich richt op de vraag of alles wat verantwoord of geboekt zou
moeten worden, ook wel verantwoord of geboekt is. Uiteraard valt hier ook de controle op het te laat
verantwoorden of boeken onder.
Bij uitvoering van een negatieve controle dient men een andere benaderingswijze te volgen. Negatieve
controle richt zich op de vraag of alle posten verantwoord of geboekt zijn. Negatieve controle dient
men derhalve primair door middel van een verbandscontrole te verrichten, waarbij me van
betrouwbare, derhalve volledig verantwoorde gegevens uitgaat.
Er is sprake van een verbandscontrole als verband wordt gelegd tussen twee gegevens omtrent
eenzelfde activiteit uit van elkaar onafhankelijke bron.
Voorbeelden van verbandscontrole zijn:
Draaiuren machines volgens productie = maximale capaciteit machines (administratie) -/- opgave
stilstand (technische dienst).
Niettegenstaande deze beperkingen moet men toch een groot belang hechten aan de goede opzet en het
goed functioneren van een stelsel van interne controlemaatregelen omdat anders de basis voor het
vormen van een oordeel op grond van verkregen informatie over de uitvoering van de verrichte
bedrijfsactiviteiten wegvalt.
Beginvoorraad Beginvoorraad
goederen geldmiddelen
+ -/-
Beginsaldo + Inkopen van -/- Betalingen aan = Eindsaldo
crediteuren goederen crediteuren crediteuren
-/- +
Beginsaldo + Verkopen van -/- Ontvangsten = Eindsaldo
debiteuren goederen van debiteuren debiteuren
= =
Eindvoorraad Eindvoorraad
goederen geldmiddelen
14. DE ORGANISATIE VAN DE CONTROLE OP DE AANWEZIGHEID VAN ACTIVA
(BEWARINGSCONTROLE)
Introductie
Naast de reeds in het vorige hoofdstuk besproken ‘aandachtsgebieden’ van de interne controle neemt
de controle op de aanwezigheid van de activa een belangrijke plaats in. Het gaat daarbij niet alleen om
de beantwoording van de vraag: ‘Zijn alle ten behoeve van het bedrijf ontvangen of verkregen
waarden, voor zover ze daarna niet rechtmatig ten behoeve van het bedrijf zijn afgegeven of verbruikt,
nog aanwezig? (bewaringscontrole)’, maar ook om het treffen van preventieve maatregelen die gericht
zijn op de voorkoming van verlies, ontvreemding, verduistering of onrechtmatig verbruik van de
betrokken activa.
Introductie
De in dit hoofdstuk aan de orde gestelde stof heeft grotendeels algemene geldigheid, ongeacht of het
bestuurlijke informatieverzorgingssysteem al dan niet geautomatiseerd is. De bijzondere problematiek
die de automatisering oproept, zal in het volgende hoofdstuk worden besproken.
Voor het verkrijgen van een sluitende controle, door middel van een omspannende controle, moet aan
de volgende voorwaarden zijn voldaan:
De waardekringloop moet eenvoudig zijn;
Er mogen geen verstoringen optreden zoals indroog- of stuifverlies;
Er mogen geen gebeurtenissen plaatsvinden waarvan de financiële consequenties niet in het
gehanteerde stelsel van vergelijkingen kunnen worden verwerkt (in praktijk niet aan te voldoen);
Het mag niet voorkomen dat de gegevens die wel in de waardekringloop zouden moeten worden
verwerkt, erbuiten kunnen worden gehouden, zonder dat dit wordt ontdekt.
De conclusie kan worden getrokken dat de voorgenoemde omspannende materiële verbandscontrole
praktisch gezien nooit de gewenste zekerheid kan opleveren, en dat derhalve deze controle moet
worden aangevuld met andere controlemiddelen, die tezamen het stelsel van maatregelen van interne
controle vormen.
De problematiek bij een meer complexe of minder duidelijke waardekringloop
Bij huishoudingen waar een of meer technische omzettingsprocessen plaatsvinden, zoals industriële
bedrijven, maar ook agrarische en extractieve bedrijven, kan de effectiviteit van de materiële
verbandscontrole verzwakt worden door het ontbreken van harde omzettingsnormen. Ook daar waar
zulke normen wel aanwezig zijn, zullen die veelal betrekking hebben op de zuiver variabele kosten en
vallen vele indirecte en algemene kosten daardoor buiten de effectieve werkingssfeer van de materiële
verbandscontrole.
Daartegenover staat dat in bedrijven waar technische omzettingsprocessen plaatsvinden de
omspannende materiële verbandscontrole – uiteraard beperkt tot de passieve productiemiddelen – zeer
goed kan worden uitgevoerd voor zover deze omzettingsnormen genoegzaam hard zijn. Als in dit
geval een passief productiemiddel of een kenmerkend bestanddeel van zo’n productiemiddel tijdens
het omzettingsproces niet van aard verandert, kan de verbandscontrole beperkt blijven tot dat
productiemiddel of dat kenmerkende bestanddeel (bijvoorbeeld de beeldbuizen van
televisietoestellen).
Het toepassen van een materiële verbandscontrole is nauwelijks meer mogelijk bij huishoudingen die
de door hen geproduceerde goederen of diensten niet via ruilprocessen afzetten maar, onafhankelijk
van de grootte van eventuele daartegenover staande heffingen of andere baten, rechtstreeks ten goede
doen komen van de door hen verzorgden. Bij dergelijke consumptiehuishoudingen ontbreekt namelijk
het verband tussen prestatie en tegenprestatie. Het ontbreken van een dergelijke belangrijke schakel
betekent een aanmerkelijke verzwakking van de totale keten van verbanden. Dit verband kan men in
deze gevallen enigszins herstellen door te werken met een begroting die door anderen dan de
betrokken bestuurders is geautoriseerd.
Accuratessecontrole
Met één factor is tot dusverre nog geen rekening gehouden, namelijk met het ervaringsfeit dat bij de
gegevensverwerking altijd een groter of kleiner percentage onopzettelijke fouten wordt gemaakt. Het
bovenstaande is zeker van toepassing bij een handmatige verwerking van gegevens. Bij handmatige
vastlegging kan de controle op dit soort fouten, die men met de term accuratessecontrole aanduidt,
zonder overwegend bezwaar geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd door degenen die de betrokken
arbeid in eerste instantie hebben verricht (zelfcontrole). Ook deze accuratessecontrole kan zowel langs
de weg van detailcontrole, al dan niet integraal, als, voor zover mogelijk, langs die van totaalcontrole
worden uitgeoefend. Totaalcontrole kan bijvoorbeeld bij het boeken van een serie posten worden
toegepast door de te boeken bedragen eerst te totaliseren en dit totaal later te vergelijken met het totaal
dat ontstaat door de geboekte bedragen op te tellen.
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de in de hoofdstukken 13 tot en met 15
besproken instrumenten, die zijn gericht op het handhaven van de betrouwbaarheid van de te
verstrekken informatie, ongeacht of deze informatie afkomstig is uit wel of niet
geautomatiseerde systemen. De instrumenten die speciaal worden gebruikt in geautomatiseerde
systemen, worden in hoofdstuk 20 behandeld.
Introductie
De te behandelen controlemaatregelen worden gerangschikt naar bevoegdheidscontrole,
bewaringscontrole en informatiecontrole.
Interne-betrouwbaarheidssysteem:
inleiding
De toe te passen controlemiddelen zijn in hun verscheidenheid zo talrijk dat het gewenst is in dit
hoofdstuk nog eens een samenvattend, maar beknopt overzicht te geven.
Bevoegdheidscontrole
In deze paragraaf wordt bevoegdheidscontrole gezien als die maatregelen die samenhangen met:
Preventieve beveiligingen met betrekking tot het handelen;
Het scheppen van gunstige voorwaarden voor de uitoefening van repressieve controle.
Bewaringscontrole
In deze paragraaf wordt bewaringscontrole gezien als die maatregelen die samenhangen met de directe
preventieve beveiliging van zaken. De belangrijkste mogelijkheden tot beveiliging van zaken zijn:
Lokaliseren, omheinen en afsluiten van de betrokken zaken; bewaken van de uitgangen van de
bedrijfsruimten;
Bepaalde personen, die geen beschikkingsmacht over de aan hen ter beschikking gestelde zaken
hebben, verantwoordelijk stellen voor de bewaring van de betreffende zaken;
In het geval van zeer waardevolle zaken verstrekking van voorstaande twee punten door het
aanbrengen van een meervoudige versluiting en het collectief verantwoordelijk stellen van twee of
meer functionarissen die ieder een verschillende sleutel hebben en daardoor alleen gezamenlijk
toegang tot de toevertrouwde zaken kunnen verkrijgen;
Hiërarchisch toezicht op de bewaarders;
Uitvaardigen van het voorschrift dat bewaarders de aan hen toevertrouwde zaken periodiek
moeten inventariseren aan de hand van een door hen bijgehouden registratie (zelfcontrole);
Toezicht via televisiecamera’s, aanbrengen van alarminstallaties;
Tegen ontvangstbewijs in bewaring geven aan een speciale vertrouwensinstantie (bank, veem,
notaris, enz.);
Gescheiden bewaring van samenstellende onderdelen die alleen tezamen van waarde zijn
(bijvoorbeeld mantels van effecten enerzijds en de bijbehorende coupon- of dividendbladen
anderzijds);
Het nemen van maatregelen die gegevensverlies (bij geautomatiseerde) informatiesystemen zoveel
mogelijk tegengaan of voorkomen.
Informatiecontrole
In deze paragraaf wordt informatiecontrole gezien als die maatregelen die samenhangen met:
Controle op primaire verantwoordingsverslagen en andere basisgegevens;
Controle op de gegevensverwerking en de daaruit voortvloeiende veredelde informatie;
Controle op de materiële werkelijkheid (het sluitstuk van informatiecontrole).
Zie nu artikel: ‘E-business: een aanjager voor vraag naar assurance services’ van o.a. J.
Waardenburg (artikel 11)
17. ALGEMEEN: INFORMATIEBELEID, INFORMATIEPLANNING EN
INFORMATIESYSTEMEN
Dit is het inleidende hoofdstuk van sectie F, waarin met name het automatiseringsaspect van de
bestuurlijke informatieverzorging in het bijzonder wordt belicht. In dit hoofdstuk wordt
allereerst ingegaan op de vraag wie er binnen een organisatie verantwoordelijk zijn voor de
bestuurlijke informatieverzorging. Deze functionarissen moeten namelijk met elkaar het
informatieplanningsproces uitvoeren. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan de
informatiebeleidsvorming in het algemeen, waarna dieper ingegaan wordt op de strategische
informatiebeleidsvorming en op de tactische beleidsvorming. Na een behandeling van het
informatieplan en het proces van informatieplanning wordt verder aandacht besteed aan de
factoren die het proces van informatieplanning beïnvloeden.
Wat de uitvoering van de informatieverzorgingsprocessen betreft kan een aantal argumenten worden
aangevoerd voor het onderbrengen van bepaalde gedeelten, en wel in het bijzonder waar het de
inhoudelijke aspecten van de financiële administratie betreft, bij een afzonderlijk orgaan. De
belangrijkste van die argumenten vóór centralisatie en concentratie waren van oudsher:
Uit oogpunt van de eisen dien interne-beheersings- en –betrouwbaarheidssystemen stellen is het
gewenst de registraties aan de hand waarvan de controle op beschikkende functionarissen,
uitvoerders en bewaarders wordt uitgeoefend, te laten geschieden door personen die hiërarchisch
onafhankelijk zijn van de te controleren functionarissen.
Het laten verrichten van (administratieve) arbeid door speciaal daarvoor geschikt personeel biedt
in de regel kostenvoordelen.
Onderbrengen van de informatieverzorging in een centraal orgaan biedt de mogelijkheid een
gemeenschappelijk informatiesysteem te hebben voor zowel verschillende doeleinden als voor
verschillende belanghebbende functionarissen of afdelingen (voorkoming van duplicering van
gegevensverzamelingen).
Het onderbrengen bij een centraal orgaan biedt de mogelijkheid tot het scheppen en hanteren van
allerlei controleverbanden tussen de verschillende onderdelen van de administratie; de
betrouwbaarheid van de daaraan ontleende gegevens wordt hierdoor vergroot. Bovendien biedt
concentratie grotere mogelijkheden tot het verstrekken van allerlei complementaire informatie die
van betekenis kan zijn voor hen die informatie nodig hebben als basis voor het nemen van
beslissingen.
Tegenover deze voordelen kunnen ook enkele nadelen geformuleerd worden, te weten:
Er ontstaat een tweevoudig communicatieprobleem doordat:
o Diegenen die de administratie voeren de daarvoor benodigde grondgegevens niet meer
rechtstreeks door eigen waarneming kunnen verkrijgen;
o De door de administratie te verschaffen informatie niet meer in handen is van degenen die
de betreffende informatie moeten gebruiken.
Zij die belast zijn met de bestuurlijke informatieverzorging komen verder van het eigenlijke
bedrijf af te staan en kunnen daardoor minder goed beoordelen welke eisen aan hun werk worden
gesteld en wat de reële betekenis is van hetgeen zij registreren.
Er kan bij de gebruikers van de door de administratie verstrekte informatie een, al dan niet terecht,
gevoel van onzekerheid ontstaan met betrekking tot de betrouwbaarheid van die informatie.
Diegenen op wier arbeid de verschafte informatie betrekking heeft, maar die van het zelfstandig
voeren van de betrokken administratie zijn ontheven, voelen zich dikwijls bedreigd door
mogelijke kritiek die zich zou kunnen baseren op – wellicht verkeerd verwerkte of verkeerd
geïnterpreteerde – informatie die henzelf (nog) niet bekend is.
Een aldus gevoerde administratie kan strikt genomen niet meer als eigen verantwoording van de
betrokken beschikkende functionarissen, bewaarders of uitvoerders worden beschouwd. De
betrouwbaarheid van de door de administratie verstrekte gegevens kan daarom door deze
functionarissen worden betwist, waardoor het verantwoordelijk stellen voor eventuele tekorten of
minder gunstige uitkomsten in het gedrang kan komen.
Het zal duidelijk zijn dat de moderne informatietechnologie deze bezwaren in belangrijke mate
ondervangt, dan wel deze bezwaren in het niet doen vallen bij de voordelen van het gebruik ervan.
Informatieplanning
Voor zowel de besturing als de uitvoering van processen is informatie nodig. De medewerkers die zich
bezig houden met de informatieverzorging, zullen de bestuurlijke informatieverzorgingssystemen ook
moeten plannen. Welke informatiesystemen binnen een organisatie moeten worden ontwikkeld en hoe
dit moet gebeuren, wordt vastgelegd in het informatiebeleid en het op grond daarvan op te stellen
informatieplan. Informatiebeleid en het informatieplan geven aan op welke wijze de
informatieverzorging van een organisatie zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden ingericht opdat
de juiste gegevens en informatie op het juiste moment ter beschikking kunnen worden gesteld voor de
uitvoering van processen binnen een organisatie.
Informatiebeleidsvorming
Onder informatiebeleid wordt verstaan het totaal aan doelstellingen en richtlijnen, op te stellen met
betrekking tot het ontwikkelen en instandhouden van informatiesystemen alsmede de daarbij toe te
passen informatietechnologie. Het informatiebeleid is in te delen in een strategisch en een tactisch
deel.
Het strategische deel van het informatiebeleid, in het vervolg strategisch informatiebeleid of kortweg
informatiestrategie genoemd, vormt een onderdeel van de algehele strategie van een onderneming. Het
geeft de visie van het management over hoe het bedrijf zijn concurrentiepositie kan verbeteren en/of
behouden met behulp van informatiesystemen en omvat de strategische doelstellingen en richtlijnen
voor het omgaan met ICT.
Het strategievormingsproces kan in een drietal fasen worden onderverdeeld:
De externe analyse bestaat uit een onderzoek naar relevante factoren buiten de organisatie met als
doel reeds bestaande en potentiële kansen en bedreigingen voor de organisatie op te sporen.
De interne analyse bestaat uit een intern onderzoek met als doel de sterkten en zwakten van de
organisatie te bepalen.
De resultaten van de in- en externe analyse (tezamen de SWOT-analyse) vormen de input voor de
laatste fase, het vaststelen van de te volgen strategie. Deze strategie zal bedreigingen zoveel
mogelijk moeten afwenden en kansen moeten uitbuiten. De strategie moet voortbouwen op de
bestaande en de te ontwikkelen sterke kanten van de organisatie en moet de bestaande en
potentiële zwakke kanten trachten te neutraliseren respectievelijk te voorkomen.
Het tactische deel van het informatiebeleid is voornamelijk intern gericht en dient primair te leiden tot
een effectieve en efficiënte organisatie.
De randvoorwaarden die aan de uitvoering van het planningsproces zijn verbonden, onder meer in
termen van te bereiken doelstellingen, kosten en beveiliging, zijn als onderdeel van het
informatiebeleid vastgelegd. Bij het vormgeven van het informatieplan zullen deze randvoorwaarden
expliciet in de uit te voeren activiteiten worden meegenomen. Deze activiteiten zijn onder te verdelen
in de volgende fasen:
Analyse van de huidige situatie, waarin (informatie)behoeften, knelpunten en problemen met
betrekking tot de huidige situatie van de informatievoorziening worden vastgesteld;
Vaststellen van de gewenste situatie, waarin wordt vastgesteld op welke wijze de
informatieverzorging zal worden vormgegeven teneinde het informatiebeleid te kunnen realiseren
en waarin wordt vastgesteld welke organisatie van de informatieverzorging voor deze realisatie
benodigd is;
Vaststellen van het migratiepad, waarin wordt vastgesteld welke projecten wanneer in de komende
jaren zullen worden uitgevoerd om van de huidige naar de gewenste situatie over te gaan, alsmede
in welke volgorde zij moeten worden uitgevoerd.
Invloed van de (interne) organisatie op bestuurlijke informatieverzorgingssystemen
De voortschrijdende informatietechnologische ontwikkelingen en het toenemend besef van de
betekenis van ICT voor de doelrealisatie van de organisatie (informatie wordt wel de vierde
productiefactor genoemd) leidden tot ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van de bestuurlijke
informatieverzorging, enerzijds waar dit betreft de inhoud van de informatievoorziening, anderzijds
waar dit betreft de technische mogelijkheden van de geautomatiseerde systemen om de gewenste
informatie te verschaffen.
Niet alleen is een goed informatiesysteem een voorwaarde voor een goede organisatie en een goede
beheersing van de bedrijfsprocessen, omgekeerd is ook de aanwezigheid van een goede interne
organisatie een voorwaarde voor een doelmatig functioneren van de bestuurlijke informatieverzorging.
Call Centers:
Een call center is een vernieuwing van de telefooncentrale functie binnen organisaties. Een voorbeeld
van call center technologie waar iedereen wel eens mee te maken heft zijn de ‘automatische
antwoordapparaten’ die de beller door een hiërarchische vragenstructuur leiden om vervolgens tot het
gewenste resultaat te komen (bijvoorbeeld het bestellen van goederen, het overboeken van geld, het
verkrijgen van specifieke informatie). Toepassing van call centers kan op verschillende wijzen een
bijdrage leveren aan het optimaliseren van de bedrijfsprocessen:
Call centers ondersteunen de filosofie van de scheiding tussen de front-office (direct in relatie met
externen) en back-office (interne afdeling) van organisaties;
Call centers verminderen wachttijden voor bellers en dragen ertoe bij dat bellers sneller op de
juiste plek terechtkomen;
Call centers kunnen geïntegreerd worden met workflow management;
Call centers kunnen gebruikt worden om activiteiten te outsourcen/insourcen.
Electronic mail:
Daarbij is het mogelijk om te communiceren met één gebruiker dan wel met meerdere gebruikers
tegelijkertijd.
Data warehousing:
Een data warehouse – ook wel gegevenspakhuis genoemd – is een grote gegevensverzameling die is
samengesteld uit uiteenlopende interne informatiesystemen en externe gegevensbronnen die
bovendien voldoet aan de volgende kenmerken:
De gegevens kunnen langs verschillende dimensies worden geprojecteerd/bekeken (bijvoorbeeld
omzet naar klant, product of regio);
De gegevens kunnen over meerdere tijdsintervallen worden bewaard;
De gegevens in het data warehouse kunnen niet worden aangepast door gebruikers;
De gegevens beschikken over unieke gegevensdefinities.
Internet en Intranet:
Inmiddels is het internet ontdekt als commercieel verkoop- en distributiemedium (E-Commerce/
E-Business). Deze ontwikkeling zal in de komende jaren snel volwassen worden. Ook in dit verband is
het eerde opgemerkte onderscheid naar front-office en back-office relevant. Niet alleen de front-office
zal gebruik gaan maken van het internet, maar ook voor de back-office-processen biedt het medium
vele kansen en voordelen. Het intranet is in feite een ‘micro’ uitgave van het internet voor een
specifieke organisatie.
Groupware:
Groupware is geautomatiseerde ondersteuning van de samenwerking tussen mensen, ongeacht plaats
en tijd. Daarbij is het van belang dat de relevante informatie voor iedereen beschikbaar is. Groupware
wordt vaak gebruikt als verzamelnaam voor e-mail, bulletin Boards, groepsbesluitvormingssystemen,
scheduling- en agendabeheer, video conferencing, etc.
Fase 1: Initiatie
In deze fase wordt de computer in de organisatie geïntroduceerd. Het ontwikkelen van bestuurlijke
informatiesystemen is beperkt tot eenvoudige administratieve toepassingen met een massaal
verwerkingskarakter. De automatiseringsafdeling blijft beperkt qua omvang en werkt sterk
gecentraliseerd.
Fase 2: Uitbreiding
De gebruikers beginnen enthousiast te worden en gaan allerlei nieuwe toepassingen eisen. Apparatuur
en automatiseringspersoneel worden drastisch uitgebreid, waardoor de automatiseringskosten
aanmerkelijk stijgen.
Fase 3: Beheersing
Het hogere management, gealarmeerd door de sterk stijgende automatiseringsuitgaven, hout het
automatiseringsbudget strakker in de hand. Dit budget blijft nagenoeg constant. Meestal wordt de
managementstructuur van de automatiseringsafdeling volwaardig uitgebouwd en wordt een begin
gemaakt met de doorbelasting van de automatiseringsuitgaven naar de gebruikers. De
ontwikkelingsmethoden worden enigermate gestandaardiseerd.
Fase 4: Integratie
In deze fase wordt de definitieve stap naar het informatietijdperk gezet. De nadruk ligt niet langer op
de beperking van de computer, maar op het verantwoorde gebruik dat kan worden gemaakt van de
informatie die door geïntegreerde informatiesystemen wordt verschaft. Deze integratie wordt in de
eerste plaats gerealiseerd door het introduceren van gegevensbanken. Ontwikkelingsmethoden worden
verder gestandaardiseerd.
Fase 5: Architectuur
In deze fase is de database-technologie voluit operationeel en heeft de organisatie een ‘data
administration’ functie ingesteld. Deze beheert en plant het gegevensgebruik van de organisatie.
Tevens wordt het mogelijk de gebruikers zelf toegang te geven tot de gegevens door onder andere
gebruikersvriendelijke vraagtalen. Meer en meer worden beslissingsondersteunende systemen ten
behoeve van de hogere leiding gepland en ontwikkeld.
Fase 6: Deconcentratie
In deze fase zijn de geautomatiseerde informatiesystemen volledig afgestemd op en geïntegreerd in de
bestuurlijke processen. Er is een harmonisch evenwicht ontstaan tussen de met betrekking tot de
systeemontwikkeling te verrichten werkzaamheden door het automatiseringscentrum en die door de
diverse gebruikersafdelingen. Geautomatiseerde hulpmiddelen worden hierbij door beide partijen
voluit gebruikt.
Business
redesign
Business
process
redesign
Work process
redesign
Beter Fasen
organiseren
Nolan
Geld
Groeifase 5 Businessgericht
Groeifase 4 Klantgericht
Groeifase 3 Servicegericht
Groeifase 2 Beheerst
Groeifase 1 Technologiegedreven
In groeifase 1 (technologie gedreven) vinden projecten ‘ad hoc’ plaats en het succes ervan hangt af van
individuele inspanningen. Deze fase loopt over in groeifase 2 (beheerst). De wijze waarop projecten
worden uitgevoerd is gestandaardiseerd, de verantwoordelijkheden voor diensten zijn gedefinieerd en
de interne aandacht is gericht op kosten, performance en efficiency. De stap van technologie gedreven
naar beheerst is vaak relatief eenvoudig te zetten omdat deze stap binnen deICT-organisatie kan
worden gezet. De volgende stap naar groeifase 3 (service gerichtheid) is vaak veel lastiger. Alle
processen binnen deICT-organisatie zijn gestandaardiseerd en gedocumenteerd. Hierbij kan onder
meer gedacht worden aan productieprocessen (het draaien van applicaties), incidentbeheer,
probleembeheer, wijzigingenbeheer, configuratiebeheer, prestatiemanagement en
capaciteitsmanagement. Daarnaast zijn zogenaamde service-level agreements afgesloten met de
klanten. Deze zijn veelal nog wel in technische termen gedefinieerd. In de klantgerichte fase (fase 4)
wordt gemanaged op de successen en prestaties, wordt pro-actief meegedacht met de klanten en
worden waar noodzakelijk diensten beperkt in beheer gegeven aan daarop gespecialiseerde derden (ge-
outsourced). In de ‘business’ gerichte fase (groeifase 5) levert de informatieverzorgende functie een
pro-actieve bijdrage aan veranderingen van de bedrijfsprocessen bij hun klanten en is de
informatieverzorgende functie in staat zich snel aan de steeds wijzigende eisen van de business aan te
passen.
18. HET BEHEER VAN GEAUTOMATISEERDE BESTUURLIJKE
INFORMATIEVERZORGINGSSYSTEMEN
Introductie
In dit hoofdstuk staan wij stil bij het beheer ban bestuurlijke informatieverzorgingssystemen, waarbij
de interne beheersing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) tegenwoordig van
doorslaggevende betekenis is geworden.
We onderscheiden de begrippen beheer en beheersing. Bij beheer is binnen de aan de orde zijnde
problematiek sprake van de totale verantwoordelijkheid voor de inzet van ICT in de organisatie, zoals
het uitzetten van de kaders waarbinnen ICT een rol moet en mag spelen, alsmede het doelgericht
beschikbaar stellen van de middelen om daarin te investeren. Bij het begrip beheersing moet worden
gedacht aan het binnen de gestelde kaders en doelen doelmatig gebruikmaken van de ter beschikking
staande middelen, het evalueren van de realisatie, het op grond van de evaluatie bijsturen en uiteraard
het afleggen van verantwoording daarover.
Het effect van ICT op het gebruik van informatiesystemen in een organisatie
Vanuit de verschillende eisen die aan informatie worden gesteld en de hiervoor opgesomde voor- en
nadelen van geautomatiseerde systemen worden in de praktijk onder meer de volgende soorten
geautomatiseerde informatiesystemen onderscheiden, waarbij het onderscheidingscriterium de aard is
van het gebruik dat van het systeem wordt gemaakt:
Operationele informatiesystemen. Dit zijn informatiesystemen die gebruikt worden voor het
uitvoeren en beheersen van de primaire bedrijfsactiviteiten, alsmede die ten behoeve van de op dat
gebied benodigde interne en externe communicatie (te denken valt aan transactieverwerkings-
systemen, procesbeheersingssystemen en kantoorautomatisering). Aangezien de operationele
processen zich het best lenen voor toepassing van de computer komen wij hier de hoogste graad
van penetratie van ICT tegen.
Oordeelsvormingsondersteunende informatieverzorgingssystemen. Dit zijn informatiesystemen die
gebruikt worden om de leiding periodieke feedback te geven over de uitkomsten van primaire
bedrijfsactiviteiten en ter ondersteuning van de bestuurlijke besluitvorming (te denken valt aan
periodieke rapportagesystemen, beslissingsondersteunende systemen (ad hoc), e.d.). Moderne
ontwikkelingen, zoals de creatie van datawarehouses en dataminingtechnieken, doen de invloed
van ICT ook in deze systemen toenemen.
Overige informatiesystemen, zoals expertsystemen, eindgebruikersystemen en strategische
informatiesystemen. Dit zijn systemen die individuen ondersteunen bij hun persoonlijke
werkzaamheden (denk hierbij aan spreadsheet-toepassingen, e.d.).
Meer consistente implementatie van het ‘overall’ Er wordt sneller en beter ingespeeld op de lokale
informatiebeleid en snellere strategische problemen, met name ook doordat niet
besluitvorming op het gebied van ICT. geconcurreerd hoeft te worden met andere
organisatieonderdelen.
Efficiëntere benutting van middelen door gebruik Grotere motivatie en betrokkenheid bij
te maken van schaalvoordelen, voorkomen van medewerkers doordat de decentrale
‘twee keer het wiel uitvinden’. beheersingsactiviteiten direct ten gunste komen
van de lokale activiteiten.
Zie nu artikel: ‘Grote gevolgen voor inrichting en beheersing’ van o.a. J. Kruijd (artikel 13)
19. HET ONTWIKKELEN VAN BESTUURLIJKE
INFORMATIEVERZORGINGSSYSTEMEN
In de eerdere hoofdstukken van dit boek is geconstateerd dat informatie een belangrijke peiler
vormt voor de besturing en beheersing van de organisatie. Geautomatiseerde
informatiesystemen zijn binnen moderne organisaties een niet weg te denken fenomeen. Het
ontwikkelen van dergelijke systemen is een complex en moeilijk beheersbaar proces. Zeker
wanneer rekening wordt gehouden met de snelle technologische ontwikkelingen vormt het een
belangrijk aandachtspunt voor elke organisatie.
Dit hoofdstuk gaat in op de vraag op welke wijze bestuurlijke informatieverzorgingsssystemen
die deze informatie op betrouwbare wijze moeten aanleveren, ontwikkeld worden. Het zal
duidelijk zijn dat het goed implementeren van informatie- en communicatietechnologie (ICT)
hierbij een belangrijke rol speelt.
Waar moet bij het bouwen van B.I.V.-systemen rekening mee worden gehouden?
Het inrichten van het systeem van bestuurlijke informatieverzorging betekent dat de
Informatieverzorgingsprocessen op een dusdanige wijze moeten worden ontworpen dat de handmatige
en geautomatiseerde delen van de processen in evenwicht zijn.
Personeel en verandering
Connor gaat uit van een drietal fasen in een veranderingstraject. Om de weerstand van de
medewerkers tegen verandering als gevolg van de nieuweICT-toepassing te overwinnen, is het nodig
hen ‘los te weken’ uit het bestaande gedragspatroon (unfreeze) en hen te begeleiden gedurende de
overgangsfase (transitie) naar de gewenste situatie. De nieuwe manier van werken moet daadwerkelijk
beklijven (refreeze).
Unfreeze Refreeze
Raamwerk voor de ontwikkeling van de informatieverzorging
De verkrijging van een bestuurlijk informatiesysteem maakt deel uit van de ontwikkeling van de totale
informatieverzorging binnen een organisatie. Een dergelijke ontwikkeling is een voortdurend proces
van vernieuwing dat dient te worden gecoördineerd (planning en sturing) en bewaakt. Als conceptueel
raamwerk voor de behandeling in dit hoofdstuk zijn de volgende fasen te onderkennen (schematisch
weergegeven in onderstaande figuur).
Planning: een organisatie zal (periodiek) het te volgen informatiebeleid moeten bepalen, ontwikkelen
en vastleggen, waarbij zij onder meer de doelstellingen vaststelt, die zij met de informatieverzorging
als geheel wenst te bereiken, alsmede de daarbij optredende mogelijkheden en knelpunten. De totale
informatieverzorging wordt vervolgens opgedeeld in (relatief onafhankelijke) deelgebieden.
Gebruik en onderhoud (meerdere trajecten): een informatiesysteem dient ondersteuning te bieden aan
de bedrijfsprocessen van een organisatie. Aangezien de bedrijfsprocessen zich kunnen wijzigen, zullen
dan tevens de aan het informatiesysteem te stellen eisen veranderen. Onderhoud (aanpassing en
uitbreiding) van het informatiesysteem gedurende het gebruik is derhalve evident.
Afbouw (meerdere trajecten): in deze fase wordt het gebruik van het informatiesysteem beëindigd.
Redenen hiervoor kunnen van technische aard zijn (bijvoorbeeld veroudering) of van organisatorische
aard (bijvoorbeeld te grote onderhoudsachterstand of radicale wijzigingen in de ondersteunde
bedrijfsprocessen),
Ontwikkelingsmethoden
Onder een methode verstaan wij de wijze van werken en aanpak. Technieken kunnen derhalve als een
detaillering van de methode worden beschouwd. Binnen het kader van dit boek is het onmogelijk een
totaaloverzicht van de beschikbare methoden en technieken te geven. Derhalve zal hier worden
volstaan met het beschrijven van een aantal stromingen binnen deze methoden en een aantal
voorbeelden om een beeld te schetsen. Alvorens met die beschrijvingen te beginnen, zal eerst nog
verder op de vorige paragraaf beschreven raamwerk worden ingegaan, waarbij de door te lopen fasen
verder zullen worden uitgediept.
Fasen bij het ontwerpen en implementeren van B.I.V.-systemen
BijICT-projecten kan men in het verlengde van de indeling van het raamwerk (watervalmethode)
grofweg de volgende fasen of stappen onderscheiden:
Plannen;
Analyseren/definiëren (huidige en gewenste situatie);
Globaal ontwerpen;
Detail ontwerpen;
Bouwen;
Testen;
Invoeren/implementatie/conversie;
Exploiteren en beheren (onderhoud);
Evalueren en bijstellen.
Deze fasering geeft de algemene levenscyclus van een informatiesysteem weer waarbij sprake is van
maatwerksystemen. Een informatiesysteem is geen statisch geheel; het is voortdurend aan verandering
onderhevig. Het is een levenscyclus: de fasen of stappen zijn niet lineair, maar cyclisch. Waar
voorheen het ontwerpen en bouwen van een applicatie in het kader van systeemontwikkeling een
gebruikelijke keuze was, is momenteel de aanschaf van een standaardpakket een aantrekkelijk
alternatief geworden.
Deze pakketten zijn speciaal ontworpen om de informatieverzorging van een gehele organisatie te
kunnen ondersteunen. Bij het ontwerp/impementatie is een ERP-systeem erg flexibel, maar eenmaal
geïmplementeerd is het veel minder flexibel.
2. Definitiestudie:
Het per deelgebied onderkennen van de informatiebehoefte en de mogelijk optredende problemen,
alsmede het opstellen van alternatieve oplossingsrichtingen (waaronder mogelijk de aanschaf van een
toepassingspakket). Tevens dienen in deze fase de uitgangspunten van en de randvoorwaarden aan het
project te worden gedefinieerd. De belangrijkste activiteiten zijn:
Verzamelen en analyseren van gegevens over het huidige en gewenste informatiesysteem;
Evalueren veranderingsbehoefte, definiëren systeemeisen en organisatorische gevolgen;
Bepalen systeemconcept en systeemontwikkelings- en productieomgeving (meerdere oplossingen)
en selecteren van een optimale oplossing.
4. Detailontwerp:
De informatiebehoefte wordt gedetailleerd vastgesteld en de deelsystemen worden gedetailleerd
uitgewerkt. De belangrijkste activiteiten zijn:
Detailleren van de toekomstige organisatie, de functiestructuur en de gegevensstructuur inclusief
een beschrijving van de afzonderlijke entiteiten;
Specificeren van procedures, formulieren, beeldscherm- en lijstindeling;
Ontwerpen van de opslagstructuur en specificeren van de programmatuur.
6. Invoering:
De activiteiten die benodigd zijn voor het operationeel maken van het informatiesysteem bestaan
onder andere uit:
Vervaardigen van taakbeschrijvingen;
Opleiden van gebruikers (op basis van een opleidingsplan);
Converteren van de gegevens (op basis van een conversiestrategie en –plan);
Daadwerkelijk in gebruik stellen van het informatiesysteem.
7. Gebruik en beheer:
Het in continuïteit garanderen van de uitvoering van systeemfuncties en zorgen dat het
informatiesysteem blijvend tegemoet komt aan de eisen van de organisatie. Naast het
geautomatiseerde deel dient ook het niet geautomatiseerde deel van het informatiesysteem te worden
geëxploiteerd en beheerd. Het integrale systeembeheer zoals wij dat voorstaan omvat niet alleen het
bewaken van de samenhang tussen de beide delen van het informatiesysteem, maar ook het gericht
houden van het geheel op de veranderde doelstellingen en eisen van de organisatie en haar omgeving.
8. Evalueren en bijstellen:
Het periodiek evalueren en op basis daarvan bijstellen van het informatiesysteem (geautomatiseerd en
handmatig) is een vereiste voor een blijvend goede informatievoorziening. Deze evaluatie maakt
idealiter onderdeel uit van de beheersfase.
Projectbeheersing op basis van SDM: Elk van de fasen is binnen SDM gescheiden door een expliciet
beslis- en accorderingsmoment op grond van ‘de informatiecontrole bij geautomatiseerde bestuurlijke
informatieverzorgingssystemen’ aangehaalde mijlpaaldocumenten. Op de genomen beslissingen kan
uitsluitend worden teruggekomen als na de beslissing volgende fase(n) opnieuw worden uitgevoerd.
Naast een strakke fasering met expliciete beslismomenten voorziet SDM in een documentatiestructuur
voor deel- en tussenproducten. SDM vormt derhalve een ontwikkelingsmethode die een belangrijk
deel van het gepresenteerde conceptuele raamwerk afdekt en tevens aandacht besteedt aan alle
relevante elementen van een informatiesysteem. Daarnaast voorziet SDM in een beheersingsstructuur
voor systeemontwikkelingsprojecten die is gebaseerd op een strikte beschrijving van taken en
verantwoordelijkheden en een definitie voor de vorm en inhoud van deel- en tussenproducten. SDM is
voor een belangrijk deel onafhankelijk van technieken. Bij de opzet van een project kan deze methode
worden ingevuld met voor de desbetreffende situatie geschikte technieken.
De veelgebruikte watervalmethode wordt echter door het gebruik van moderne hulpmiddelen in
toenemende mate vervangen door een strategie die ‘incrementeel ontwikkelen’ heet. Deze strategie
tracht niet in één slag de totale gewenste functionaliteit van een informatiesysteem te realiseren, maar
doet dit in stappen (‘increments’) die eerst worden ingebed in de organisatie voordat de ontwikkeling
wordt voortgezet. Het einddoel hoeft derhalve niet initieel in detail bekend te zijn. Er wordt veelal
gewerkt met een prototype dat steeds verder wordt verfijnd.
Wensen gebruikers
Ontwerp prototype
Implementatie
prototype
Gebruik prototype
Bouwen
productiesysteem
Time-boxing
De time-box techniek wordt veel toegepast in combinatie met RAD. Een time-box is een vaste
tijdsperiode waarna het projectteam een werkend systeem moet opleveren. Indien noodzakelijk moet
het projectteam de tijd beperken of het aantal door het systeem uit te voeren functies beperken om op
tijd klaar te zijn. Dit ter voorkoming van de veel gemaakte fout te veel te willen specificeren aan een
prototype. Voorstanders van deze methode stellen dat het beter is snel een werkend systeem te hebben
en dit geleidelijk te verbeteren dan te proberen alles in een keer te bedenken. Teams in een RAD-
project werken gemiddeld 2 tot 4 maanden in een time-box.
Een aantal conclusies
Welke methode wordt gehanteerd dient per situatie te worden bepaald. Onderstaan schema geeft een
indicatie voor de in een bepaalde situatie te maken keuzen:
Systeemontwikkeling
Bovenstaande drie elementen dienen tezamen te worden ontworpen en geïntegreerd, zodat alle drie de
elementen goed op elkaar zijn afgestemd.
De rol van de technologie bij de bouwfase van het realiseren van bestuurlijke
informatiesystemen
Er zijn toepassingen/programma’s ontwikkelt ter ondersteuning van zowel het ontwerpen als het
bouwen van informatiesystemen. Voor deze geautomatiseerde ondersteuning van systeemontwikkeling
is het begrip Computer Aided Software Engineering (CASE) geïntroduceerd. De Case-tools zijn onder
te verdelen in vier (sub)categorieën:
Lower-Case tools zijn Case-tools die zich alleen richten op de ondersteuning van het
programmeren en worden ook wel code-generatoren genoemd.
Upper-Case tools richten zich alleen op het onderdeel applicatieontwerp en zijn sterk in de
bewaking van de consistentie tussen het ontwerp van functies en gegevens
Integrated Case-tools zijn een combinatie van Lower- en Upper-Case tools.
Integrated Project Support Environment case tools zijn Integrated Case tools die ook
ondersteuning bieden voor het projectmanagement van applicatiebouwtrajecten.
Een belangrijk kenmerk van CASE-technologie is de aanwezigheid van een zgn. repository. De
repository is de door alle ontwerpers gezamenlijk te gebruiken verzamelplaats voor alle gegevens
tijdens de verschillende fasen van het systeemontwikkelingstraject (bijvoorbeeld ontwerpen,
programmatuur en datadefinities). Met behulp van specifieke programmatuur kunnen deze gegevens
op een gebruiksvriendelijke manier worden gemanipuleerd om te komen tot een werkende applicatie.
Beheer en managementinformatie
We kunnen een drietal soorten beheer onderscheiden, te weten:
Functioneel beheer: doet het systeem wat het moet doen;
Technische beheer: applicaties (software) en infrastructuur (hardware);
Operationeel beheer: zorgen voor printpapier, inktpatronen, etc.
De strategische managementinformatie met betrekking tot ICT kan worden onderverdeeld in:
Extern: rapportage over gebruik nieuwe technologie, omzet via internet, etc.
Intern: rapportage op afdeling, medewerkerniveau, gebruik internet, mobiele telefoon, etc.
20. HET INTERNE-BETROUWBAARHEIDSSYSTEEM VAN GEAUTOMATISEERDE
BESTUURLIJKE INFORMATIEVERZORGINGSSYSTEMEN
Redenen waarom er toch een stelsel van interne-betrouwbaarheidssysteem gehandhaafd moet blijven
in een geautomatiseerd informatieverzorgingssysteem zijn:
Een stelsel van interne-betrouwbaarheidssysteem heeft een veel ruimer werkingsgebied dan het
waarborgen van een foutloze verwerking van betrouwbare verantwoordingsverslagen. Men streeft
met dit stelsel nog vele andere doelstellingen na, die we aanduiden als ‘operational control’;
Ook in een geautoriseerde omgeving blijven er tal van handelingen over die door de mens zullen
moeten worden uitgevoerd;
Computers slaan de gegevens op een zodanige wijze op dat deze gegevens niet direct leesbaar zijn
voor de mens, daarom moet de controleerbaarheid van het systeem in het oog worden gehouden;
Door de automatisering van de gegevensverwerking kan een (on)opzettelijke fout een grotere
inpact hebben door de snelheid en omvang van de verwerking, hierom moet de continuïteit van het
systeem in de gaten worden gehouden.
De gegevensverwerking die geschiedt door middel van gespreid opgestelde apparatuur en waarbij de
verwerking niet overwegend op één locatie plaatsvindt, wordt veelal met de term gedistribueerde
gegevensverwerking (distributed system) aangeduid.
De technologische ontwikkelingen maakte het mogelijk de stap van batch-verwerking via online-
invoervastleggingen (per stapel transacties) naar online/real time-verwerking (per transactie) te maken.
Onder online/real time-verwerking verstaan we de invoervastlegging op afstand met onvertraagde
verwerking in de gegevensverzamelingen.
Spoedig zou blijken dat een verder gaand online/real time-gebruik van computers slechts efficiënt
mogelijk zou zijn wanneer tot een eenmalige opslag en gemeenschappelijk gebruik van gegevens zou
worden overgegaan. De databank. Een databank (database) is een geïntegreerde verzameling van
gegevens waarvan de specificaties buiten de applicatieprogramma’s om worden vastgelegd.
Onder kleinschalige automatisering verstaan we het feit dat computers steeds kleiner en krachtiger
worden. We verstaan onder kleinschalige automatisering dus niet een omgeving met weinig of geen
computers.
Electronic Data Interchange (EDI) staat voor de verzending van berichten (orders, facturen,
betaalopdrachten) volgens standaardafspraken langs elektronische weg.
De administratieve functie
Het vastleggen van de werkelijkheid mag dan ook de belangrijkste taak van de administratieve functie
worden genoemd, in andere woorden: dat de administratie betrouwbaar is.
Het behoort tot de taak van de administrateur erop toe te zien dat de desbetreffende functionarissen
binnen hun bevoegdheden handelen. Een in dit verband zeer praktische overweging voor
procuratieverlening aan de administrateur is het instellen van verplichte medeondertekening van
bepaalde stukken door het hoofd van de administratie ter verzekering van een volledige registratie van
alle transacties.
Ten einde te verzekeren dat de door de administratie verschafte informatie een zo betrouwbaar
mogelijk beeld geeft van de werkelijkheid en ter bevordering van de effectiviteit van de met behulp
van de administratie uitgeoefende controle, is het in het algemeen gewenst dit hoofd van de
administratie ruime bevoegdheden te geven. Dit omvat mede de bevoegdheid tot het stellen van
vragen aan alle functionarissen met betrekking tot alles wat in het bedrijf voorvalt. Uiteraard zullen de
ondervraagden zich moeten kunnen beroepen op een hun door de hoogste leiding ook ten opzichte van
het hoofd van de administratie opgelegde geheimhoudingsplicht.
Naast deze aspecten van de treasury-functie worden tot deze functie soms eveneens gerekend het
beleggen, het verzekeren van andere risico’s in de organisatie (assurantiën) en het verkrijgen van
subsidies.
De informatiemanagementfunctie
Het informatiemanagement
De functie van het informatiemanagement is erop gericht dat het systeem van bestuurlijke
informatieverzorging ‘bij voortduring’ aansluit bij de ontwikkelingen in de besturing, bij de interne
organisatie, bij de eisen die klanten aan het functioneren van de organisatie stellen alsmede bij de
wettelijke vereisten.
De functie van het beheer van het systeem van bestuurlijke informatieverzorging betreft een aantal
aandachtsvelden, die in het navolgende nader worden uitgewerkt.
Een en ander pleit voor een zelfstandige functie onder de directie. Dit kan tevens de betrokkenheid van
de directie vergroten, die juist bij automatisering in het bijzonder van belang is. Een combinatie met de
functie van controller is ook denkbaar, mits de controller niet hoofd van de administratie is.
De controllingfunctie
In de literatuur wordt als meest belangrijke controllingfunctie de bewaking van de financieel-
economisch levensvatbaarheid c.q. de rentabiliteit genoemd. De Nederlandse gedragscode voor de
Registercontroller duidt de controller als het bedrijfseconomisch geweten van de organisatie.
De split controller: Bij de opgedeelde controller worden de taken met betrekking tot
managementondersteuning en de taken op het gebied van de rapportering aan twee verschillende
functionarissen opgedragen, waarbij het verschil tussen beider verantwoordelijkheden wordt
benadrukt.
De strong controller: Bij de sterke controller berusten alle verantwoordelijkheden, zowel op het
gebied van de managementondersteuning als op het gebied van de betrouwbare interne
berichtgeving, waarbij aan beide verantwoordelijkheden in evenwicht aandacht wordt geschonken.
In een geval is de organisatorische plaatsing van de auditfunctie onder de controller naar onze mening
niet opportuun. Dit betreft de situatie waarin de audit de interne certificering van de jaarrekening tot
doel heeft. Hier is het apparaat en instrumentarium van de controller immers zelf object van
onderzoek. Deze financial audit kan dan ook best bij een Interne Accountantsdienst worden
ondergebracht, die direct aan de hoogste leiding of aan een audit committee rapporteert. In deze laatste
constellatie kan niet worden ontkend dat, zeker indien aan de interne accountant een ruimere taak
wordt toegekend dan de interne certificering van de jaarrekening, een onnodige duplicering kan
optreden. Het verdient dan ook aanbeveling de controller mede te betrekken in de opzet van
auditprogramma’s.
Uit onderzoek blijkt dat veel managers ontevreden zijn over de financiële functie: managers geven hun
controller gemiddeld een 5. De meeste controllers zijn zich hiervan onvoldoende bewust: ze geven
zichzelf gemiddeld een 8 voor hun prestaties. Kortom: er is een duidelijke ‘mismatch’. Deze mismatch
wordt nog te weinig naar voren gebracht in de managementletter van de accountant. Belangrijkste
oorzaak voor de ontevredenheid is de gebrekkige kwaliteit van de managementinformatie verstrekt
door de controller en zijn medewerkers (informatie is misschien wel betrouwbaar (Starreveld), maar is
vaak niet relevant (Tolmodel)).
Zie nu artikel: ‘Voor en tegen de outsourcing van de financiële functie’ van H.A.L.M. van Horn
(artikel 20)
Zie nu artikel: ‘De piramide af; de piazza op’ van o.a. O.C. van Leeuwen (artikel 38)
Zie nu artikel: ‘Management accounting en controller’ van C. Izeboud (artikel 39)
Zie nu artikel: ‘Heeft u de financiële functie die u wilt?’ van o.a. O.C. van Leeuwen (artikel 44)
Zie nu artikel: ‘De toekomst van de financiële functie’ van o.a. O.C. van Leeuwen (artikel 45)
22. VERDERE EISEN DIE AAN DE INFORMATIE MOETEN WORDEN GESTELD
Naast de eisen waaraan informatie moet voldoen uit hoofde van relevantie en betrouwbaarheid
zijn ook de op bedrijfseconomische, juridische en andere gronden te stellen eisen van belang. Dit
geldt voor de juridische eisen vooral vanuit de invalshoek van e-commerce. Het gaat daarbij om
het informatie- en archiefmanagement, en om het vraagstuk van de bewijskracht van
elektronische handtekeningen.
Introductie
Zonder volledigheid te streven kunnen, buiten relevantie en betrouwbaarheid, nog enkele verder te
stellen eisen aan de te verschaffen informatie worden genoemd, onder meer:
De op bedrijfseconomische gronden te stellen eisen;
De op juridische gronden te stellen eisen; alsmede
De op andere gronden te stellen eisen.
Het probleemgebied inzake waarde- en winstbepaling kan aanleiding geven tot de volgende eisen:
Toepassing van grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, die passend zijn bij de aard van
de bedrijfsactiviteiten en de wijze van gebruik van informatie (bijvoorbeeld kostprijs of
vervaardigingsprijs, dan wel varianten van actuele of reële waarde);
Toerekening van:
o Ontvangsten aan perioden ten behoeve van de opbrengstbepaling (op basis van het
realisatiebeginsel dan wel verrichte prestaties); en
o Uitgaven aan perioden op basis van causale relaties met de opbrengsten (matching);
Scheiding maken tussen ongerealiseerde en gerealiseerde waardeverschillen;
Onderscheid maken tussen technische en economische voorraden;
Scheiding maken tussen normatieve en werkelijke kostenbedragen (mogelijke verschillen:
efficiëntieverschillen, bezettingsverschillen, prijsverschillen en begrotingsverschillen);
In de kostprijs rekening houden met rente over eigen vermogen;
Scheiding maken tussen vaste en variabele kosten;
Calculeren op basis van normale bezetting;
Kosten groeperen naar kostenveroorzakers;
Tegenover elkaar stellen van voor- en nacalculatie.
Bewaarplicht
Om een indruk te krijgen van welke bescheiden onder andere gearchiveerd dienen te worden, is het
volgende overzicht opgenomen:
Statuten;
Vergaderstukken;
Correspondentie in/uit.
Arbeidsovereenkomsten;
Overeenkomsten met derden.
Administratie/boekhouding;
Jaarverslagen.
Om een efficiënte systematische vastlegging te verkrijgen van de financiële aspecten van het
gebeuren en de toestand in een organisatie is het noodzakelijk om in het bestuurlijke
informatieverzorgingssysteem, en in het bijzonder in de centrale administratie, een zodanige
structuur aan te brengen dat een zo doelmatig en optimaal mogelijk inzicht in dit gebeuren en in
deze toestand wordt verkregen.
Deze structuur komt tot uiting in een voor de organisatie geëigend rekeningstelsel. Het met dit
rekeningstelsel te verkrijgen inzicht kan vanuit diverse invalshoeken van betekenis zijn:
Bedrijfseconomisch. De invulling van kostenplaatsen en kostensoorten heeft alleen dan
betekenis als er een bepaalde samenhang tussen bepaalde activiteiten en kosten en
opbrengsten wordt verondersteld en het van belang is om de realisatie van de beoogde
toegevoegde waarde van de organisatieactiviteiten te bewaken.
Organisatiestructuur. De invulling van een rekeningstelsel geschiedt per
verantwoordelijkheidscentrum, uit het oogpunt van een informatie- en controledoel. De
inrichting dient zodanig te zijn dat kosten, opbrengsten en waarden zoveel mogelijk worden
verantwoord op een wijze dat bepaalde functionarissen kunnen worden aangewezen, die
verantwoordelijk zijn voor de besturing en beheersing van organisatieonderdelen en de
hierin plaatshebbende bedrijfsprocessen.
Wettelijke vereisten. Naast de fiscale eisen (zoals de aansluiting tussen de commerciële en de
fiscale jaarrekening) is er ten behoeve van de openbaarmaking van de jaarrekening het
modellenbesluit waarin verplicht bepaalde posten moeten worden aangetoond. Daarnaast is
er een wettelijke boekhoudplicht.
Internationale aspecten. Deze invalshoek is met name van belang bij de vaststelling van de
fiscaalbelastbare resultaten.
Controledoeleinden. Hierbij gaat het er onder meer om een eenvoudige controle op de
waardekringloop van geld en goederen te krijgen met behulp van controlerekeningen.
Bij de bespreking van dit onderwerp wijzen wij erop dat in de literatuur en ook in de praktijk nog
regelmatig wordt gestreefd naar een min of meer gestandaardiseerde ordening van de rekeningen in de
financiële administratie. Men gaat er dan van uit dat standaardisering de doelmatigheid bevordert. Het
nadeel van standaardisering is echter, dat men zich te weinig inspant om een op maat gemaakt
rekeningstelsel voor de betreffende organisatie te ontwerpen, hetgeen de relevantie van de informatie
uit de grootboekadministratie negatief beïnvloedt.
Buiten de hierboven opgenomen samenvatting van het hoofdstuk en de opgenomen alinea verder geen
bijzonderheden.
24. APPENDIX A T/M G
Advisering
Advies -> E = K * A (effectiviteit = kwaliteit * acceptatie).
Fasen in het adviestraject zijn: 1. entree en contractering (belangrijk deel van de opdracht), 2.
verzamelen van gegevens en diagnose, 3. feedback en plan van actie, 4. implementatie en 5.
verlening/opnieuw beginnen of beëindigen.
Bestuurlijke informatietechniek (BIT)
Onder bestuurijke-informatietechniek (BIT) verstaan wij het geheel van geordende kennis omtrent
methoden en hulpmiddelen die kunnen worden toegepast ter effectuering van bestuurlijke
informatieverzorgingsprocessen (B.I.V.-processen). Beperking van het gebied ontstaat door de aan de
B.I.V.-processen inherente begrenzingen. Niet iedere vorm van besturen en beheersen van organisaties
valt eronder, evenmin de niet-systematische, informele en incidentele processen. De hiervoor gegeven
definitie van bestuurlijke informatietechniek is ruim van strekking, dit in tegenstelling tot het begrip
informatietechnologie (IT) dat speciaal gericht is op de automatisering. Inmiddels is deze term
geëvolueerd tot ICT (Informatievoorziening, Communicatie en Technologie), daar (data)communicatie
een essentieel onderdeel vormt voor de informatievoorziening.
De in hoofdstuk 1 gesteld twaalf vragen van B.I.V. hebben betrekking op het wat, wie, waar, wanneer,
hoe en waarom. De antwoorden op deze vragen – met uitzondering van die met betrekking tot grote
delen van het ‘hoe’ – zijn in de voorgaande hoofdstukken behandeld. In BIT komen de tot nu toe niet
behandelde delen van het ‘hoe’ aan de orde.
Schematechnieken
Introductie
De taak van degenen die belast zijn met het inkopen van goederen en diensten, bestaat uit het
verwerven van deze goederen en diensten op de voor het bedrijf meest doelmatige wijze. De
inkoopfunctie is, een beschikkende functie die enerzijds gericht is op het veroorzaken van mutaties in
de goederenvoorraad of in het genieten van diensten van derden en die anderzijds leidt tot mutaties in
de financiële verhouding tot de betrokken leveranciers.
Uit een oogpunt van interne controle verdient het in het algemeen aanbeveling de inkoopfunctie niet
op te dragen aan functionarissen belast met;
De ontvangst, de bewaring, het verbruik of de verkoop van de in te kopen goederen;
De fiattering of de effectuering van betalingen aan leveranciers;
De verzorging van de administratie aan de hand waarvan controle wordt uitgeoefend op het
inkopen zelf, op de juiste en volledige verantwoording van alle uit inkopen voortvloeiende
activiteiten, alsmede op de aanwezigheid van alle per saldo uit die activiteiten voortvloeiende
bezittingen en schulden;
De uitvoering van een of meer van in het vorige punt genoemde controles.
Activiteiten
Voor de verdere behandeling van de inkoopfunctie wordt uitgegaan van de volgende activiteiten:
Het initiatief tot inkoop;
Het aanvragen van offerten;
De inkoopbeslissing;
Het plaatsen van een bestelling;
De ontvangst van de goederen;
Eventuele retourzendingen;
De controle op de levering van diensten;
De ontvangst en controle van facturen;
De berekening van bijkomende kosten;
De behandeling van betalingskortingen.
De informatiebehoeften
Overige informatiebehoeften
In het algemeen zal de koper de koopsom schuldig zijn na ontvangst en acceptatie van de goederen en
na ontvangst en acceptatie van de inkoopfactuur. De ontvangst van de inkoopfactuur zal dus als
zodanig moeten worden vastgelegd.
De o.i. belangrijke informatiebehoeften hebben wij in onderstaand figuur opgenomen. Hierbij hebben
wij tevens aangegeven:
Of deze informatie betrekking heeft op het besturen-in-engere-zin (B) of op overige behoeften (O);
Of de desbetreffende informatie continu (C), periodiek (P) of incidenteel (I) beschikbaar moet zijn.
Inkoopbeslissing:
Kwaliteit, prijs, condities; B/O C
Bestelgegevens: bestelniveau en bestelhoeveelheid; B/O C
Calculatiegegevens; B/O C
Inkoopbegroting c.q. –budget (in relatie tot assortimentsplan, verkoopplan); B C
Totaal aan te gane verplichtingen ten opzichte van financieringsplan. O P/I
De inkoopimpuls
Met betrekking tot de inkoopimpulsen is het doelmatig onderscheid te maken tussen:
a. Goederen, grond- en hulpstoffen en onderdelen die:
1. Met een zekere regelmaat door het bedrijf worden verkocht of verbruikt;
2. Niet met grote regelmaat worden verkocht of verbruik;
b. Duurzame productiemiddelen;
c. Diensten.
Ad a.1 goederen, grond- en hulpstoffen en onderdelen die met een zekere regelmaat door het bedrijf
worden verkocht of verbruikt.
Deze goederen zullen bovendien veelal in voorraad worden gehouden. In dat geval kunnen formules
worden opgesteld voor het (door de computer) berekenen:
Van het zogenaamde bestelniveau, dat is het voorraadniveau waarop tot het opnieuw bestellen
moet worden overgegaan;
Van de bestelhoeveelheid, dat is de grootte van het alsdan te bestellen kwantum.
De bestelhoeveelheid is de economische of optimale ordergrootte. Deze wordt bereikt bij die
hoeveelheid waarbij de som van de voorraadkosten en orderkosten per tijdseenheid minimaal is.
Indien zowel op het magazijn als op het kantoor kan worden geconstateerd dat het bestelniveau is
bereikt, is een goede maatregel van interne controle het voorschrift dat beiden dit melden. Afwijkingen
tussen de kantoorvoorraad-administratie en de werkelijke voorraden kunnen op deze wijze sneller
worden gesignaleerd dan anders het geval is. Wel zal men rekening moeten houden met de
omstandigheden dat er een zekere tijd verloopt tussen een voorraadmutatie en het verwerken van deze
mutatie in de kantoorvoorraadadministratie. Het signaleren door twee functionarissen behorende tot
verschillende afdelingen is zeker nodig indien het gaat om waardevolle artikelen, om artikelen die
bederfelijk zijn, om artikelen die om andere redenen aan gewichtsverandering, zoals indroging,
onderhevig zijn, dan wel indien het beleid van het bedrijf zodanig is dat nooit ‘neen’ mag worden
verkocht of wanneer de aanwezigheid van onderdelen essentieel is voor de continuïteit van de
productie.
Ad a. 2 Goederen, grond- en hulpstoffen en onderdelen die niet met een zekere regelmaat door het
bedrijf worden verkocht of verbruikt
Ten aanzien van deze goederen enz. zal het niet mogelijk zijn bestelniveaus en bestelhoeveelheden te
bepalen op basis van waarnemingen in het verleden. Deze omstandigheid wordt veroorzaakt:
Door de onmogelijkheid het afzetpatroon te bepalen. e denken valt hierbij aan bedrijven met
stukproductie, zoals de productie van kostbare investeringsgoederen. In dat geval komt de
oorspronkelijke impulsinformatie van de verkoop. Via een bedrijfsbureau of een tekenkamer
komen afgeleide impulsen bij de inkoopafdeling terecht.
Door de onvoorspelbaarheid van aard, vorm, uiterlijk, enz. van de in te kopen artikelen. Dit komt
voor bij modegevoelige artikelen, in te kopen artikelen voor incidentele verkoopacties van
warenhuizen, enz. Kennis van en oriëntatie op de inkoopmarkt is hier de belangrijkste factor. De
inkoper neemt dan ook in deze gevallen het initiatief, al zal overleg met de verkoopafdeling
omtrent de afzetmogelijkheden noodzakelijk blijven.
Ad b Duurzame productiemiddelen
Voorstellen tot aankoop van duurzame bedrijfsmiddelen –al dan niet passend in een
investeringsbegroting- dienen, zowel wanneer het vervanging als wanneer het uitbreiding betreft, te
worden gemotiveerd aan de hand van binnen het bedrijf gehanteerde richtlijnen die voor de
investeringsselectie gelden.
Ad c Diensten
De impulsen die tot de inkoop van diensten leiden, komen normaliter van al die functionarissen in het
bedrijf die ten behoeve van de uitoefening van hun taak over deze diensten dienen te beschikken.
Uiteraard dient de inkoper te weten van wie hij opdrachten dienaangaande mag ontvangen
(competentietabel).
De inkoopbeslissing
In sommige gevallen zal het wenselijk zijn een systematische vastlegging te maken van de
inkoopcalculaties (ramingen en berekeningen) op grond waarvan de inkoopbeslissingen worden
genomen. Bij gebruik van dergelijke systemen wordt het mogelijk het delegeren van de
inkoopbeslissing afhankelijk te stellen van de uitkomst van de toetsing. Indien de bij de toetsing door
het systeem berekende afwijking kleiner is dan een in het systeem vastgelegde tolerantie, mag de
inkoper een beslissing nemen. In het andere geval is deze beslissing aan een meerdere voorbehouden.
Uiteraard dienen binnen het informatiesysteem maatregelen te worden getroffen dat controle op de
naleving van deze regel plaatsvindt (vergelijke prijzen met normprijzen).
Een en ander is niet alleen van belang om tot een zo goed mogelijke beslissing te komen, maar ook om
de verwachtingen later systematisch te kunnen confronteren met de werkelijkheid. En dat niet alleen
ten behoeve van de controle op de uitvoering, maar ook om daaruit lering te kunnen trekken voor
volgende soortgelijke gevallen. De desbetreffende gegevens zullen in verband daarmee zodanig
moeten worden vastgelegd en opgeborgen, dat zij zowel ‘uitgaande van het artikel’ als ‘uitgaande van
de leverancier’ te allen tijde gemakkelijk te kunnen worden gevonden. Ten slotte zijn deze
berekeningen van belang, omdat de vastleggingen van de ramingen en berekeningen als
verantwoording moeten kunnen dienen.
Inkoopresultaat
In sommige gevallen zal op grond van deze registratie een zeker ‘inkoopresultaat’ kunnen worden
berekend, zijnde het op geld gewaardeerde verschil tussen de verwachte samenstelling van de
ingekochte goederen en de werkelijke samenstelling van de ontvangen goederen, zowel voor wat de
kwantiteit als voor wat de kwaliteiten betreft.Een inkoopresultaat zal voorkomen in die situaties
waarin de leverancier geen harde garanties kan geven omtrent de kwaliteit en samenstelling van de te
leveren producten. Veelal gaat het, zoals reeds vermeld, om natuurproducten in onbewerkte of licht
bewerkte vorm. Er is dan veelal sprake van inkoop van een bepaalde partij voor een bepaalde prijs.
Het verschil tussen deze in de voorraadadministratie opgenomen waarde en de aan de leverancier
betaalde prijs is het inkoopresultaat. Van belang is om de ingekochte partijen met bijbehorende prijzen
te registreren in een zogeheten partijadministratie. Dit geldt tot het moment dat het inkoopresultaat kan
worden bepaald. Het inkoopresultaat dient niet door de inkoper zelf te worden bepaald, uit hoofde van
de objectiviteit van de vastlegging ervan. Het resultaat kan worden vastgesteld door een
onafhankelijke functionaris van de administratie, op basis van de offerten, inkooprapporten, inspectie-
en sorteerrapporten, eventuele interne kostenoverzichten en de inkoopfactuur. Van belang is hierbij
tevens de onafhankelijke en relevante vaststelling van de intern gehanteerde tarieven voor de
ontvangen goederen.
De bestelling
Veelal gebruikt men voor deze schriftelijke vastlegging bestelformulieren die door een
geautomatiseerd systeem worden geproduceerd en van een volgnummer zijn voorzien, of door een
drukker als voorgenummerde fomulierensets zijn geleverd. Dit geschiedt onder meer ter voorkoming
van bestellingen door andere dan de bevoegde instanties en ter voorkoming van het vervangen van
echte kopieën door vervalste. Het bestelformulier dient door een bevoegde functionaris te worden
ondertekend. Het bestelformulier zal in de regel onder meer de volgende gegevens moeten bevatten:
Naam, adres, postcode en woonplaats van de leverancier;
Besteldatum;
Naam, adres, postcode en woonplaats van de leverancier;
Hoeveelheid, omschrijving, kwaliteitsaanduiding en prijs van de te leveren goederen;
Levertijd;
Plaats van levering en wijze van vervoer;
Betalingscondities;
Wijze van verpakking;
Verwijzing naar offerte;
Het gewenste aantal factuurexemplaren en zo nodig het factuuradres.
De behandeling van facturen, waarbij ondersteuning door een geautomatiseerd systeem plaatsvindt
Uitgaande van de veronderstelling dat het gehele inkoopproces door middel van een geautomatiseerd
systeem wordt ondersteund, kunnen ontvangen inkoopfacturen direct worden ingevoerd, waarna
automatisch de nodige controles worden uitgevoerd. In verband met de neutrale positie die de
financiële administratie inneemt, verdient het de voorkeur deze afdeling aan te wijzen voor het
invoeren van de factuurgegevens. Deze afdeling dient namelijk namens de centrale bedrijfsleiding
onafhankelijk van de inkoper vast te stellen dat het bedrijf ontvangt waar het recht op heeft en niet
meer betaalt dan waartoe het verplicht is. Indien de factuur juist is bevonden, wordt deze door het
systeem geaccepteerd, waarna de desbetreffende gegevens automatisch in het grootboek en de
crediteurenadministratie worden geboekt. Indien blijkt dat factuurgegevens van de overeenkomstige
bestel-, ontvangst- of keuringsgegevens afwijken, moeten de daarvoor in aanmerking komende
functionarissen worden ingeschakeld, die een besluit moeten nemen of de factuur toch kan worden
geaccepteerd, of dat acties moeten worden ondernomen.
Daar ook degenen die de factuurcontrole verrichten fouten kunnen maken dan wel zouden kunnen
frauderen – bijvoorbeeld door factuurbedragen te verhogen of nieuwe facturen tussen te voegen – is
het met name in risicovolle situaties gewenst ook hierop een controle uit te oefenen. Dit kan dan het
beste geschieden door de door de controleurs vastgestelde bedragen te vergelijken met die van het
inkomende factuurregister en de verschillen door een controlerende en hiertoe bevoegde functie te
laten analyseren, beoordelen en al dan niet goed te keuren. In dit verband dient dan ook melding plaats
te vinden aan de desbetreffende budgethouder.
26. INKOOPSCHULDEN
Introductie
Zodra de verplichting tot betalen onvoorwaardelijk is geworden, is er sprake van een
schuldverhouding. Als uitgangspunt voor de administratie van de inkoopschulden pleegt men de
gecontroleerde en goedgekeurde inkoopfacturen voor geleverde goederen of diensten te nemen.
De informatiebehoeften
In de praktijk zien we vaak het volgende onderscheid in de informatiebehoeften met betrekking tot de
schulden en voor zover nodig van de potentiële verplichtingen terug:
Informatie over de omvang van de aan te gane verplichtingen;
Informatie over de totale omvang van de lopende schulden (en voorzover nodig van de potentiële
verplichtingen);
Informatie over de omvang van een groep schulden, enz.
Hierbij kan men een onderscheid maken tussen informatie met betrekking tot de schulden:
o Per leverancier;
o Per vervalperiode;
o Per vreemde valuta.
Informatie over de omvang van iedere afzonderlijke schuld in het geval dat het initiatief tot het
incasseren van de crediteur uitgaat. Uiteraard dient deze informatie mede de vervalperiode te
bevatten, waarin de schuld moet worden afgewikkeld.
Informatie over de omvang van de schulden per inkoper.
De afdeling Crediteurenadministratie
Het is ongewenst aan de bewaarder, dus ook aan een crediteurenadministrateur,
beschikkingsbevoegdheid te geven. Hij mag daarom alleen op grond van opdrachten van daartoe
gemachtigde functionarissen boekingen verrichten die tot een toe- of afname van de schuldverhouding
leiden.
De betalingsorganisatie
Dit vraagt uiteraard een strikte handhaving van allerlei functiescheidingen. Hierbij dient men de
volgende functies te onderscheiden:
De functie van degene die de schulden bewaart. In het algemeen is deze bewaarder de
crediteurenadministrateur;
De functie van degene die de geldmiddelen bewaart (kassier en banken);
De functie van degene die inkoopt en daarmee een beslissing neemt;
De functie van degene die opdracht tot betaling geeft (beschikkingsmacht), in grotere organisaties
is deze beschikkingsmacht aan de treasurer toegekend;
De functie van degene die de geregistreerde schuldverhoudingen met de crediteuren controleert.
Het geautomatiseerd gereedmaken van girale betalingsopdrachten
Het systeem zal een lijst per vervalperiode dienen te produceren van alle reeds vervallen en in de
desbetreffende periode te vervallen nog openstaande factuurbedragen. De treasurer of de
procuratiehouder dient de beslissing te nemen of en welke betalingsverplichtingen betaald mogen
worden. De aldus genomen besluiten worden vervolgens in het systeem ingevoerd, waarna met behulp
van de computer de betaalopdrachten per betaalwijze gereed worden gemaakt.
Met betrekking tot de geproduceerde betalingsopdrachten kan nu het volgende onderscheid worden
gemaakt:
1. De gegevensdrager waarop de betalingsopdrachten zijn vastgelegd, is tevens voor de mens
leesbaar.
2. De gegevensdrager waarop de betalingsopdrachten zijn vastgelegd, is niet leesbaar voor de mens.
In dit verband is het goed hier op te merken dat binnenkomende schriftelijke klachten –zoals over het
uitblijven van ontvangsten inzake vervallen vorderingen- in eerste instantie niet in handen mogen
komen van degenen die de schulden ‘bewaren’ of die in de betalingsorganisatie functioneren. Dit kan
men bereiken door binnenkomende post centraal te laten openen, waarna brieven met dit soort
klachten aan de directie of het directiesecretariaat moeten worden doorgegeven.
Kasbetalingen
Zeker indien geen afzonderlijke registratie van inkoopschulden plaatsvindt, is het ongewenst dat de
kassier de gronddocumenten in handen krijgt aan de hand waarvan de rechtmatigheid en juistheid van
de door hem verantwoorde betalingen kunnen worden gecontroleerd. Daartegenover staat dat het
redelijk is om hem tot het moment waarop hem op grond van een verrichte controle decharge wordt
verleend, in het bezit te laten van de stukken waarmee hij zijn verantwoording kan staven. Daartoe
behoren in de eerste plaats de betalingsbewijzen waaruit blijkt dat hij bepaalde bedragen aan bepaalde
personen of instellingen heeft betaald. Hij zal echter ook moeten kunnen aantonen waarom hij tot
betaling is overgegaan. Zou hij dit laatste op grond van eigen constateringen van de verschuldigdheid
hebben gedaan, dan zou hij in bezit moeten zijn gesteld van de desbetreffende gronddocumenten, wat
in strijd zou zijn met hetgeen hiervoor is opgemerkt. Dit probleem kan slechts worden opgelost door
een derde functionaris in te schakelen, die met de beschikkingsmacht is uitgerust. Ook hier zal de
eigenaar of een daartoe aangewezen functionaris het besluit tot betaling moeten nemen. De kassier, die
de betalingen verricht, heeft dus alleen een uitvoerende taak. Ten behoeve van zijn verantwoording zal
deze laatste schriftelijke bewijzen van de ontvangen betalingsopdrachten moeten kunnen overleggen.
Die schriftelijke bewijzen kunnen uiteraard allerlei vormen hebben. Door de daartoe bevoegde
functionarissen geparafeerde facturen schijnen op het eerste gezicht de meest logische en eenvoudige
oplossing. Die oplossing is echter niet aanvaardbaar indien de facturen zelf en de daarop gemaakte
controleaantekeningen de enige vastlegging van de verschuldigdheid zouden vormen. Ook hier kan op
dezelfde wijze worden gehandeld als reeds hiervoor is beschreven.
27. VOORRADEN
De functie
Voorraden worden aangehouden om verschillende redenen. Gezien hun functie kunnen voorraden in
algemene zin als volgt worden onderscheiden:
Ontkoppelingsvoorraden: bijvoorbeeld verbruiksvoorraden, beschikbaar voor afname tussen twee
opeenvolgende aanvoer- en afgiftecharges, veiligheidsvoorraden om onvoorziene gebeurtenissen
op te kunnen vangen, servicevoorraden, e.d.;
Strategische voorraden, onder meer bij politieke onzekerheid;
Speculatieve voorraden waarbij geanticipeerd wordt op verwachte prijsstijgingen. (Indien
prijsdalingen worden verwacht kunnen tot op zekere hoogte tekorten worden gecreëerd die als
negatieve speculatieve voorraden kunnen worden aangemerkt.)
Activiteiten
Als zeer ongewenste functiecombinaties kunnen worden genoemd:
Bewaren en registreren/controleren;
Beschikken en bewaren.
De informatiebehoeften
Met betrekking tot voorraden kunnen de volgende potentiële behoeften aan informatie worden
onderkend:
a) Informatie ten behoeve van de besluitvorming ter regeling van de goederenstroom;
b) Informatie die het mogelijk maakt de grootte van vermogen en resultaat te bepalen zonder dat
daartoe eerst tot inventarisatie moet worden overgegaan;
c) Informatie ter controle op de bewaring van de voorraad;
d) Informatie voor het uitoefenen van een overkoepelende controle op de verantwoording van de bij
in- en verkoop geleverde respectievelijk ontvangen of in rekening gebrachte tegenprestaties of op
die van de bij verwerking verkregen halffabrikaten of producten.
Ad c) Controle op de bewaring
De bewarings-aanwezigheidscontrole en de onder punt d) te bespreken materiële verbandscontrole.
Ad d) Overkoepelende verbandcontroles
De overkoepelende verbandcontroles dienen normaliter ter complementering en toetsing van de
dagelijkse controlemaatregelen en strekken zich uit over de handelingen zowel van hen die de in- en
verkooptransacties uitvoeren als van hen die de uitgaande respectievelijk inkomende tegenwaarden
moeten verantwoorden. Het gaat hier dus niet om een (zelfstandige) informatiebehoefte met
betrekking tot de voorraden. Het is een randvoorwaarde waaraan moet zijn voldaan. Het middel
daartoe is gelegen in het leggen van verband tussen de voorraadadministratie en de vermogens-
verantwoordingsadministratie. Deze ‘materiele verbandscontrole’ vormt als het ware de repressieve
totaalgewijze overkoepeling van de voorafgaande (preventieve) interne detailcontrole die normaliter
bij de uitvoering van de individuele mutaties plaatsvindt, en geeft mede steun aan de onder punt c
vermelde controle op de bewaarders. Een dergelijke totaalgewijze overkoepeling is in eerste plaats
van belang voor de leiding van het bedrijf, maar is ook voor de accountant van grote betekenis.
Een schematisch overzicht van enerzijds de potentiële informatiebehoeften met betrekking tot de
voorraden en anderzijds de mogelijkheden van de onderscheiden vormen van voorraadadministratie
om daarin te voorzien, is hieronder opgenomen.
Regeling goederenstroom
01. Technisch aanwezige voorraden Alleen globaal + + +
per groep
02. Economische voorraad + + +
03. Plaats van de goederen + + +
04. Nog te ontvangen goederen + + +
05. Nog uit te voeren verkooporders + + +
06. Beschikbare voorraad + + +
07. Ontwikkeling verkoop/verbruik Alleen globaal + +
per groep
08. Omzetsnelheid/gemiddelde ouderdom Alleen globaal + + +
per groep
09. Prognose inzake toekomstige verkoop/toekomstig Alleen globaal +
verbruik per groep
10. Ervaring inzake leveringstermijn e.d. + + +
11. Vastgestelde minimumvoorraad +
12. Laats vastgestelde bestelniveau +
13. Optimale bestelhoeveelheid +
Bepaling vermogen/resultaat + + + +
Kantoorvoorraadadministratie (KVA)
Zoals eerder besproken dient een voorraadadministratie welke onder meer wordt gebruikt om controle
uit te oefenen op de aanwezigheid van de voorraad, niet te worden bijgehouden door degenen die met
de bewaring van de betrokken goederen belast zijn of die beschikkingsbevoegdheid met betrekking tot
de voorraad hebben. Een buiten de beinvloedingsmogelijkheid van deze personen bijgehouden
voorraadadministratie wordt gewoonlijk aangeduid als KVA. Wanneer er verschillen worden
geconstateerd tussen de aanwezige voorraad en het saldo dat aanwezig moet zijn volgens de KVA,
bestaan er in beginsel twee mogelijkheden:
Ofwel er is een reëel voorraadtekort (of -surplus), waarvoor de magazijnmeester verantwoordelijk
kan worden gesteld,
Ofwel de gegevens van de KVA zijn niet juist.
De magazijnmeester zal wellicht geneigd zijn het laatste aan te nemen.
Magazijnvoorraadadministratie
Het kan daarom van belang zijn dat de magazijnmeester beschikt over een registratie (aangeduid als
magazijnvoorraadadministratie) op grond waarvan hij zelf kan vaststellen hoeveel er aanwezig moet
zijn. Eventuele verschillen tussen deze registratie en de KVA kunnen aan de hand van de bij de
mutaties vermelde data, bonnummers, e.d. worden opgehelderd. Zijn de beide administraties met
elkaar in overeenstemming, dan mag worden aangenomen dat geconstateerde verschillen tussen KVA
en geïnventariseerde voorraden reëel zijn.
De inventarisatie
De belangrijkste functies die de inventarisatie kan vervullen, zijn de volgende:
Bepaling van vermogen en bedrijfsresultaat;
Controle op de bewaarder;
Controle op het bijhouden van de kantoorvoorraadadministratie;
Indirecte bepaling van het verbruik of de verkoop;
Indirecte bepaling van de productie;
Vaststelling van de bedragen;
Vaststelling van het ‘bestaan’;
Vaststelling van de aanwezigheid;
Vaststelling van beschadiging, vernietiging of vermissing;
Beoordeling van ouderdom en kwaliteit.
Controleaspecten
Voor zover inventarisatie met controleoogmerken geschiedt, dient deze te worden uitgevoerd door (of
in aanwezigheid van) iemand die maatschappelijk en functioneel onafhankelijk staat van de te
controleren bewaarder. Deze laatste dient overigens wel bij de inventarisatie aanwezig te zijn opdat
hij eventuele verschillen mede kan constateren en deze niet achteraf aan de controleur kan wijten. Ook
is het van belang dat hij zonodig met behulp van eigen stukken eventuele onjuistheid van de
administratie aan de hand waarvan de controle wordt uitgevoerd, kan aantonen. Het is in het algemeen
gewenst een protocol van opneming te maken, inhoudende datum, volgnummer, magazijn, uitvoerende
functionarissen, artikelen, voorraad volgens voorraadadministratie van de magazijndienst (voorzover
van toepassing), idem volgens de kantoorvoorraadadministratie, aanwezig bevonden voorraad, tekort
(hoeveelheid, prijs, bedrag) en teveel (hoeveelheid, prijs, bedrag). Het stuk dient te worden
ondertekend door de met de opneming belaste functionaris en door de magazijnmeester die de
opneming bijwoont of laat bijwonen. (Indien men de magazijnmeester niet direct met verschillen ten
opzichte van de kantoorvoorraadadministratie wil of kan confronteren, maar deze eerst door een
andere functionaris moeten worden uitgezocht, zal deze voorraad volgens de administratie niet in het
protocol zelf worden opgenomen, maar in een afzonderlijk stuk moeten worden vastgelegd).
Bijzondere aandacht dient verder te worden geschonken aan een controle die gericht is op het
vaststellen van overeenstemming met het boeksaldo per moment van inventarisatie, de zogenaamde
cut off. In het bijzonder zal moeten worden nagegaan of alle kort voor de inventarisatie ontvangen
posten per dat moment reeds als ontvangen verantwoord zijn en of de kort voor de inventarisatie
geboekte afgiften reeds voor dat moment waren verzonden.
Incidentele inventarisatie
Een incidentele inventarisatie vindt plaats wanneer brandschade moet worden vastgesteld, de schade
door diefstal moet worden bepaald, enz. De doelstellingen van de ad d aangegeven inventarisaties
behoeven geen nadere toelichting. De doelstelling van de eerste drie aangegeven inventarisaties is met
name de overeenstemming vast te stellen tussen de werkelijk aanwezige voorraden en de voorraden
volgens de voorraadregistratie. De betrouwbaarheid van deze registratie is essentieel; de regeling van
de goederenstroom is in het bedrijfsleven namelijk in overwegende mate gebaseerd op de informatie
die de voorraadregistratie verschaft. De doelstelling van de ad a aangeduide inventarisatie per
balansdatum is niet alleen vast te stellen dat de goederen aanwezig zijn in de vereiste aantallen, maar
ook de hoedanigheid en ouderdom te beoordelen. Deze beoordeling van de kwaliteit komt tot
uitdrukking in de waardering van de voorraden op de balans.
28. VERKOPEN
Introductie
In dit hoofdstuk zal aandacht worden geschonken aan de bestuurlijke informatieverzorging met
betrekking tot de verkopen van alleen die bedrijven die goederen uit voorraad verkopen door middel
van vertegenwoordigers, dan wel rechtstreekse schriftelijke, telefonische of geautomatiseerde
bestelling door afnemers.
Activiteiten
Om het beleid te realiseren dienen activiteiten te worden verricht welke in eerste instantie kunnen
worden onderscheiden in:
Besturen-in-engere-zin (beleidsvorming, meerjarenbegroting, jaarbegroting en de daarop
gebaseerde verkoopbudgetten alsmede de controle op de realisatie), en
Overige activiteiten (zoals de operationele werkzaamheden: doen functioneren, beheersen,
afleggen van verantwoordingen).
De informatiebehoeften
De orderadministratie
De werkzaamheden met betrekking tot de bij de orderadministratie ontvangen orders omvatten in de
hierboven geschetste context de planning, de werkvoorbereiding en de voortgangscontrole. Deze drie
aspecten lichten we hieronder toe.
De planning
Aan de hand van de (eventueel) op de binnengekomen orders vastgelegde levertermijn zal de
uitvoering van de ontvangen orders worden gepland. Dit betreft mede de planning van de verzending
en het vervoer van de goederen.
De werkvoorbereiding
De werkvoorbereiding betreft onder meer de navolgende werkzaamheden:
Beoordeling van de kredietwaardigheid van de afnemer;
Nagaan of de gevraagde goederen aanwezig zijn;
Vaststelling van de plaats waar de te leveren goederen zich bevinden;
Vervaardiging, indien noodzakelijk, van een orderbevestiging (indien een order wordt aanvaard
maar niet snel geheel kan worden uitgevoerd, is het gewenst een orderbevestiging aan de
opdrachtgever te zenden);
Vervaardiging van de in het kader van de orderuitvoering noodzakelijke documenten.
De voortgangscontrole
Ook de voortgangscontrole op de uitvoering van de orders is in het systeem opgenomen. Daartoe kan
het systeem periodiek signaleringslijsten produceren waarin zijn aangegeven de orders die de
overeengekomen tijdslimieten overschrijden.
De te onderscheiden factureringssystemen
Met betrekking tot de methoden van facturering kunnen in hoofdlijnen worden onderscheiden:
Voorfacturering;
Nafacturering.
De keuze tussen deze varianten wordt onder meer bepaald door de elementen van het commerciële
beleid. De methode van factureren wordt bovendien bepaald door de vraag of alle gegevens die nodig
zijn om de factuur op te stellen, op basis van het administratieve systeem bekend kunnen zijn voordat
het magazijn is ingeschakeld.
29. VORDERINGEN
De informatiebehoeften
De informatiebehoeften inzake de vorderingen vloeien voort ui het te voeren debiteurenbeleid, dat
deel uitmaakt van het financieringsbeleid waarbij met name de liquiditeit en de solvabiliteit van de
organisatie centraal staan.
Introductie
In dit hoofdstuk komt het actief geldmiddelen in brede zin aan bod. Het beheer van dit actief wordt in
het Angelsaksisch taalgebied vaak aangeduid met het begrip treasury management.
Zie voor een overzicht van de aan de treasury toe te wijzen taken onderstaand overzicht.
Taakgebieden Taken
Cashmanagement Liquiditeitenbeheer
Saldobeheer
Geldstromenbeheer
Bankrekeningenbeheer
Werkkapitaalbeheer Kasmiddelenbeheer
Voorraadbeheer (adviserend)
Debiteurenbeheer (veelal adviserend)
Crediteurenbeheer (veelal adviserend)
Risicobeheersing Renterisicobeheer
Valutarisicobeheer
Financiering Langetermijnfinanciering
Vermogensstructuur
Specifieke controlebehandelingen:
Het uitoefenen van specifieke controlehandelingen (met een repressief, maar indirect ook preventief
karakter):
Het constateren dat de genomen maatregelen van organisatorische aard worden nageleefd;
Het aansluiten van posities en resultaten volgens de back office met die volgens de front office
(zoals: bij niet-geïntegreerde systemen dient de ‘klad-aantekening’ van de treasuryfunctie
dagelijks overeen te komen met de posities volgens de administratie);
Op basis van de ontvangen informatie controleren
o Dat alle transacties zijn vastgelegd (registratie op de administratie versus bevestigingen);
o Dat de uit sub- en nevenadministraties blijkende saldi aansluiten op die in het grootboek;
o Dat de transacties alleen door de aangewezen functionarissen zijn afgesloten voor bedragen
die de gestelde limieten niet te boven gaan.
o Dat – indien het beleid alleen gericht is op het afsluiten van transacties die voortvloeien uit de
normale bedrijfsactiviteiten – ieder complex van transacties inderdaad in elkaar sluitend is.
De te onderscheiden vormen
Bij niet-financiële instellingen (veelal defensief) komt men veelvuldig een onderscheid tegen tussen de
zogenaamde ‘in-house bank’-structuur en de zogeheten agencystructuur. Bij een ‘in-house bank’-
structuur fungeert de treasury-afdeling (treasurycenter) als een juridisch zelfstandige entiteit die
opereert alsof zij een bank is. Liquiditeitsoverschotten en –tekorten van de dochter- en
groepsmaatschappijen worden zoveel mogelijk gecompenseerd door de treasury-afdeling. Bij een
agencystructuur beheert het treasurycenter de aanwezige groepsliquiditeiten in naam van de
deelnemers als een agent. Dit impliceert dat de liquiditeiten juridisch in handen blijven van de dochter-
of groepsmaatschappij.
Risicobeheersing
Onder risicobeheersing wordt verstaan het kwantificeren en beheersen van risico’s. In de literatuur
wordt een groot aantal mogelijkheden gegeven om risico’s te classificeren. In dit hoofdstuk wordt de
indeling gehanteerd zoals geïntroduceerd door de Groep van Dertig (G30). In deze classificatie zijn de
volgende risico’s met betrekking tot financiële transacties te onderscheiden:
Het risico dat door zich wijzigende marktomstandigheden een negatief resultaat wordt behaald
(marktrisico’s);
Het risico dat de tegenpartij niet aan haar verplichtingen voldoet (tegenpartijrisico’s);
Risico’s als gevolg van leemten in de interne organisatie (operationele risico’s);
Risico’s die ontstaan doordat gebruik wordt gemaakt van slechte contracten (juridische risico’s).
Renterisico’s Liquiditeitsrisico
Beleggings- en
financieringsrisico’s
Verhandelbaarheidsrisico
Tegenpartijrisico’s Debiteurenrisico
Settlementsrisico
Faillissementsrisico
De eerste methode heeft het voordeel dat men steeds de dispositieruimte kan zien en dat de betrokken
crediteurenrekeningen meteen kunnen worden belast, hetgeen onder meer ter voorkoming van dubbel
betaling van belang kan zijn; de tweede methode heeft het voordeel dat voortdurend aansluiting wordt
gehouden op de afrekening van de banken, maar heeft als nadeel dat aan de hand van de
bankafrekeningen dikwijls moeilijk kan worden nagegaan op welke tegenrekening zij betrekking
hebben. Deze verschillen zijn echter niet van principiële betekenis. In beide gevallen zal men op de
een of andere manier moeten nagaan of alle opdrachten tijdig worden uitgevoerd. Een synthese van
beide methoden kan worden verkregen door gebruik te maken van een of meer tussenrekeningen
(kruisposten), waarop de nog uit te voeren betalingsopdrachten worden geboekt.
31. DE FACTOR ARBEID
Introductie
In vrijwel alle organisaties spelen het besturen, het doen functioneren en het beheersen van de factor
arbeid, alsmede het verantwoorden en controleren van de arbeidskosten een belangrijke rol.
Hierbij kan men een onderscheid maken tussen activiteiten die:
Gericht zijn op het bemensen van de organisatie, waaronder het wervings- en selectieproces;
Gericht zijn op het belonen van het personeel, waaronder het vaststellen en uitbetalen van de
verschuldigde beloning (primaire arbeidsvoorwaarden) en de verantwoording daarvan, alsmede
het ontwerpen, vaststellen en toekennen van secundaire arbeidsvoorwaarden;
Gericht zijn op de ontwikkeling van het arbeidspotentieel;
Gericht zijn op de beoordeling van het personeel;
Gericht zijn op de registraties, controles alsmede de toerekening van de kosten aan afdelingen
en/of producten.
De informatiebehoeften
De informatiebehoeften inzake de factor arbeid zijn vrij divers. In het algemeen worden deze
behoeften gevoeld door:
Interne belanghebbenden, zoals management, personeelsfunctionarissen, werknemers,
ondernemingsraad of dienstcommissies; en
Externe belanghebbenden, zoals fiscale instanties, sociale uitvoeringsinstanties, CBS, enz.
Beveiliging en privacybescherming
In verband met het feit dat in de onderhavige systemen persoonlijke gegevens worden vastgelegd,
dient aan de beveiligings- en privacybeschermingaspecten bijzondere aandacht te worden besteed.
Interne controlemaatregelen
Met betrekking tot de factor arbeid is een goede interne controle van bijzondere betekenis. Dit houdt
verband met de volgende omstandigheden:
De lonen vertegenwoordigen in de meeste huishoudingen een belangrijk deel van het totaal van de
kosten.
Voor de lonen worden geen facturen van derden ontvangen. De uitbetaling geschiedt geheel op
grond van eigen berekeningen.
De loonberekening en de loonadministratie zijn door de ingewikkeldheid van loonregeling, fiscale
en sociale heffingen bijzonder bewerkelijk en vatbaar voor al of niet opzettelijke
uitvoeringsfouten.
Voor zover de uitbetaling van het loon niet giraal maar in contant geld geschiedt, houdt dat een
bijzondere frauderisico in.
Voor het uitbetaalde loon wordt niet meteen een materiele tegenwaarde ontvangen, die in handen
kan worden gesteld van een speciale bewaarder, wiens ontvangstverantwoording rechtstreeks zou
kunnen dienen als ‘tegenrol’ van de uitgavenverantwoording van degene die de lonen uitbetaalt.
In veel gevallen kan ook indirect geen exact normatief verband worden gelegd tussen de
loonuitgaven en de daartegenover door het betrokken personeel geleverde prestaties, zodat de
loonuitgaven slechts zeer onvolkomen via de verkregen tegenwaarde kunnen worden
gecontroleerd, waardoor het eens te meer van belang is gerichte controlemaatregelen te treffen.
Voorzover het onder de zesde bullet bedoelde verband wel kan worden gelegd, worden –mede ter
stimulering van de arbeidsproductiviteit- soms bijzondere beloningssystemen toegepast, die zowel
in kwantitatief als in kwalitatief opzicht hoge eisen stellen aan de organisatie van de vastlegging
van de prestaties en de gewerkte tijden, alsook aan de loonadministratie.
Aangezien de mogelijkheden tot het uitoefenen van materiele verbandscontroles veelal niet of
onvoldoende bestaan- hier gaan wij later dieper op in-, dient de interne controle met betrekking tot de
factor arbeid in sterkere mate dan bijvoorbeeld bij grondstoffen en handelsgoederen het geval is, te
steunen op controletechnische functiescheidingen.
De afdeling personeelszaken
De afdeling Personeelszaken kan met een inkoopafdeling worden vergeleken. In veel gevallen splitst
men een inkoopafdeling weer in een aantal (onder)afdelingen, en wel in een afdeling die de
inkooptransacties ‘technisch’ uitvoert en een afdeling die de inkoopbronnenadministratie verzorgt.
Eenzelfde splitsing ziet men ook bij Personeelszaken toegepast en wel door het scheiden van de
‘technische inkooptaken’, die aan een onderdeel van Personeelszaken worden toegewezen dat wel
wordt aangeduid als Personeelsbureau, en de ‘registratie’, die op de afdeling Personeelsadministratie
plaatsvindt.
Het arbeidspotentieel
Het vaststellen en de controle op de aanwezigheid van werknemers zijn nodig om er zeker van te zijn
dat de overeengekomen arbeidstijden door het personeel worden aangehouden. Dit klemt temeer
indien de arbeidstijd (mede) basis is voor de bepaling van het loonbedrag. Zo zal dit bij flexwerkers
over het algemeen het geval zijn. De methoden van aanwezigheidscontrole die worden toegepast,
zullen – naar gelang van de omstandigheden – uiteenlopen.
Een probleem met betrekking tot de afstemming van de tijd volgens de eerste bullet met die volgens
de tweede bullet kan worden gevormd door het voorkomen van zogenaamde overlopende
werkopdrachten. Hiervoor moeten speciale maatregelen worden genomen om deze in de werkelijke
afstemming te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld geschieden doordat een functionaris van de
loonadministratie aan het einde van de loonperiode de overlopende tijden afzonderlijk uitdraait. Het is
hiervoor noodzakelijk dat alle voor het maken van uitdraaien benodigde gegevens in de computer zijn
opgeslagen. Dat is overigens alleen mogelijk indien is vastgelegd hoever het onderhanden werk is
gevorderd. In tegenstelling tot passieve productiemiddelen, zoals handelsgoederen, grondstoffen,
halffabrikaten, eindproducten en geldmiddelen, zijn arbeid en werkeenheden van duurzame activa (zie
voor deze laatste het volgende hoofdstuk) actieve productiemiddelen. Dit betekent dat in een bepaalde
periode niet aangewende arbeidskracht verloren gaat en niet naar een volgende periode kan worden
overgeheveld. Dit benadrukt de wenselijkheid van een goed systeem van (detail)planning en
voortgangscontrole. Met betrekking tot de arbeidsprestaties die direct voor het produceren van
goederen of het verrichten van diensten worden aangewend, heeft men in principe de keuze tussen:
stukloon (tariefloon), tijdloon en premieloon (tijdloon + premie afhankelijk van presteren). Deze keuze
beïnvloedt de mogelijkheid materiele verbandscontrole toe te passen. Ten slotte moet nog worden
verwezen op het verschuivingsgevaar dat ontstaat indien met stuk-, tarief- of premieloon wordt
gewerkt, omdat bij altijd daarnaast ook tijdloon wordt uitgekeerd (bijvoorbeeld voor schoonhouden).
Deze verschuivingen kan men het beste tegengaan door te werken met een geautomatiseerde
tijdregistratie of door het uitgeven van nieuw werk, niet eerder dan na het gereedkomen van de vorige
opdracht.
Ontwikkelingen op personeelsgebied
Binnen het vakgebied Human Resources Management is een aantal ontwikkelingen merkbaar. Wij
noemen een aantal belangrijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de bestuurlijke
informatieverzorging:
De terugtredende overheid
Er komen allerlei collectieve en individuele verzekeringspakketten op de markt beschikbaar.
Controle daarop wordt veelomvattend als gevolg van de keuzevrijheid per pakket.
De toenemende individualisering
De tijd van massaal afgesloten arbeidsvoorwaardenpakketten voor grote groepen werknemers
komt achter ons te liggen. Individuele werknemers wensen zelf mede te bepalen welk pakket van
arbeidsvoorwaarden het meest recht doet aan de eigen positie. De opkomst van zogenaamde ‘a la
carte’-systemen is daar een uitvloeisel van.
De informatiebehoeften
Uitgaande van de genoemde informatiebehoeften en rekening houdend met de levenscyclus van een
vast actief in de onderneming, kunnen de volgende hoofdfuncties van een vaste activa-
registratiesysteem worden aangegeven:
Inleidende beschouwing
Bedrijven
waarin nog
een zekere
Bedrijven met doorstroming van goederen die eigendom Café- en restaurantbedrijf, uitgeverij van
goederen-
van het bedrijf zijn dagbladen en periodieken
beweging
kan worden
herkend
Veiling, wasserij, stomerij, ververij,
Bedrijven met doorstroming van goederen die eigendom reparatiebedrijf, transportbedrijf (al dan
van derden zijn niet met logistieke diensten),
containeroverslag
Gas-, elektriciteit-, en waterleverings-
Bedrijven die via vaste leidingen bepaalde stoffen, energie
Dienstverl- bedrijf, telefoonexploitatiemaatschappij,
of diensten leveren
eningsbe- kabeltelevisie
drijven Bedrijven Huizenexploitatiemaatschappij,
waarbij de ziekenhuis, hotel, tentoonstelling
dienstverle- Bedrijven waarbij specifieke reservering van de ruimten (verhuur van stands), vervoerbedrijf voor
ning bestaat plaatsvindt transport van personen over relatief lange
uit of afstand (o.a. scheepvaart, luchtvaart),
gepaard gaat satellietverhuur
met
Bad- en zweminrichtingen, vervoer-
beschikbaar- Bedrijven waarbij geen specifieke reservering van de
bedrijf voor het transport van personen
stelling van ruimten plaatsvindt
op relatief korte afstand (trein, tram, taxi)
ruimten
Schoonmaakbedrijf, projectbureau,
Overige dienstverleningsbedrijven en beroepen bemiddelingsbureau (w.o. reisbureau,
makelaar), softwarehuis, vrije beroepen
Levens- en schade-verzekeringsbedr.,
Verzekeringsbedrijven
pensioenfonds
Financiële Algemene bank, spaarbank,
Banken
instellingen hypotheekbank
Speciale financieringsinstellingen Participatie- en beleggingsmaatschappij
Overige financiële instellingen Makelaar in effecten, kredietorganisatie
Huishoudingen die zonder Overheidshuishoudingen, publiekrechtelijke lichamen, voor zover niet Rijk, provincie en gemeente, publiek-
tussenkomst van de markt, vallende onder huishoudingen die voor de markt produceren rechtelijke organen van het bedrijfsleven
m.a.w. anders dan op
ruilbasis, goederen en
diensten voor de
Huishoudingen van privaatrechtelijke gemeenschappen, voorzover niet
rechtstreekse Vereniging, stichting, kerkgenootschap
vallende onder huishoudingen die voor de markt produceren
behoeftebevrediging van
hun leden beschikbaar
stellen
34. HANDELSBEDRIJVEN
Introductie
Handelsbedrijven worden omschreven als huishoudingen die voor de markt produceren, met een
doorstroming van (eigen) goederen zonder een technisch omzettingsproces. Hierbij wordt opgemerkt
dat het ompakken van goederen, vanuit grote verpakkingseenheden in kleine verpakkingseenheden,
dan wel individuele stuks, niet wordt beschouwd als een technisch omzettingsproces.
Functiescheiding
Er is pas sprake van een effectieve functiescheiding wanneer in beginsel de beschikkingsbevoegdheid
ten aanzien van de commerciële functie over twee functionarissen is verdeeld: een inkoper en een
verkoper. Bovendien zou de bewaarfunctie van de commerciële functie moeten worden gescheiden. In
de praktijk is het, om commercieel-technische en/of doelmatigheidsredenen. Niet altijd mogelijk deze
functiescheidingen aan te brengen,
Begroting
Een van de belangrijkste beheersinstrumenten bij handelsbedrijven is een op de verkoopverwachtingen
gebaseerde inkoopbegroting.
Inkopen
Van belang is de voortdurende afstemming van de in- en verkopen. Voor de uitvoering van zijn functie
heeft de inkoper onder meer informatie nodig over (potentiële) leveranciers, hun productaanbod,
levertijden en prijzen (kortingen) en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden. Daartoe wordt,
afhankelijk van de aard van het bedrijf en van de inkoopmarkt, een meer of minder uitgebreide
inkoopbronnendocumentatie bijgehouden.
Informatiebehoeften
Historische gegevens, ontleend aan het eigen bestuurlijk informatieverzorgingssysteem zijn van
betekenis. Hierbij kan worden gedacht aan verkopen per afnemer in voorafgaande perioden (jaren),
ingedeeld naar artikel(groepen), grootte van hun afnamen, frequentie, periode in het seizoen,
betalingsgedrag van afnemers. Met betrekking tot de inkoopmarkt zijn ervaringen met leveranciers,
waaronder de kwaliteit van de door hen geleverde artikelen, levertijdgedrag, afwerking van klachten,
e.d., van belang. Aan de voorraadadministratie zullen inzichten in omloopsnelheid van de artikelen,
hun brutowinstbijdragen, enz. ontleend worden.
Verkopen
Wanneer de aard van de bedrijvigheid, zoals bij de internationale goederenhandel, met zich meebrengt
dat onder omstandigheden de goederen rechtstreeks van de leveranciers naar de afnemers worden
verstuurd, wordt wel gebruik gemaakt van een systeem van omzetbonussen. Dit om te voorkomen dat
transacties door onbekendheid buiten het informatiesysteem blijven. Afnemers zullen immers
reclameren wanneer ze niet over alle afgesloten orders een bonus hebben ontvangen. Daarnaast
kunnen aan de afnemers met wie een bedrijf de laatste jaren zaken heeft gedaan, rekeningoverzichten
worden verstuurd ter akkoordbevinding.
Handelsbedrijven die in hoofdzaak leveren tegen contante betaling: karakteristieke punten
De afzonderlijke verkooptransacties van deze bedrijven zijn gewoonlijk van relatief geringe omvang.
Daarom dienen de verkoop-, afleverings- en inningsprocedures van betrekkelijk eenvoudige aard zijn.
Aan de andere kant betekent dit wel dat de betaling meestal geschiedt in contanten of met zogenaamd
plastic geld. Dit brengt met zich mee dat specifieke eisen moeten worden gesteld aan de kasprocedure.
Functiescheiding
In de meeste gevallen omvat de verkoopfunctie beschikkende (afsluiten verkooptransactie), bewarende
(goederen en geld), uitvoerende (uitvoeren verkooptransactie) en registrerende (gegevensvastlegging
via de kassa) activiteiten. In het algemeen is bij detailhandelsbedrijven adequate functiescheiding dus
veelal niet of slechts in beperkte mate mogelijk. Ten behoeve van de interne controle moeten daarom
aanvullende maatregelen worden genomen.
Verkoopregistratiesystemen
In de detailhandel heeft een vergaande automatisering van de verkoopregistratie plaatsgevonden. In de
meest vergaande vorm vinden we een combinatie van zogenaamde Point of Sale-automatisering (POS)
met daarop aansluitend de toepassing van moderne betaalmethoden, ook wel aangeduid als betaling
met plastic geld. De essentie van moderne geautomatiseerde systemen voor de bestuurlijke
informatieverzorging van een detailhandelsbedrijf is, dat de verkopen tot op artikelsoortniveau
gedetailleerd worden geregistreerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van kassa’s die met de centrale
computer on line zijn verbonden. Aan gegevens die op de terminal zijn ingevoerd, bijvoorbeeld de aan
een prijskaartje ontleende artikelcode, kunnen door het centrale systeem gegevens worden toegevoegd,
bijvoorbeeld omschrijving, prijs, datum en tijdstip, enz.: door deze technische ontwikkeling is het
voeren van een artikelgewijze voorraadadministratie economisch mogelijk geworden, zodat nu de
informatie beschikbaar kan komen welke noodzakelijk is voor het beheersen van de goederenstroom.
Daarmee wordt het grootste bezwaar van de vroeger algemeen toegepaste permanence de l’inventaire
weggenomen, namelijk dat voorraad- en verkoopinformatie alleen per artikelgroep respectievelijk per
afdeling beschikbaar is. De ingebruikneming van deze systemen heeft met name een doorbraak bereikt
sedert de ontwikkeling van de barcode, bij velen beter bekend als de streepjescode. De wijdverbreide
code, die elektronisch leesbaar is, kan ook in verkreukelde vorm goed worden ingelezen. De code is
niet voor de mens leesbaar.
Het geschetste systeem kan echter alleen functioneren wanneer aan een aantal dwingende
voorwaarden is voldaan. Het is een vereiste dat alle artikelen zijn opgenomen in het artikelbestand.
Aan de kassa zal niet kunnen worden volstaan met alleen afleesapparatuur. Een toetsenbord is nodig
om grote aantallen snel te kunnen registreren. Wanneer een klant tien pakken melk koopt mag het niet
noodzakelijk zijn tien maal één pak melk te moeten inlezen. Ook moet de kassier, om het systeem het
wisselgeld te laten berekenen, het totale van de klant ontvangen bedrag kunnen invoeren.
Geconcludeerd kan worden dat door de strakke eisen die het systeem stelt ook de administratieve
procedures weinig speelruimte kunnen en mogen bieden
Detailhandelsbedrijven met een naar artikelsoort gedetailleerde voorraadadministratie
Op het eerste gezicht ligt toepassing van continu roulerende deelinventarisaties voor de hand. Met
betrekking tot de relatief dure artikelen – waarbij sprake is van een stuksgewijze
voorraadadministratie – vinden deze roulerende inventarisaties wel plaats. Voor het overige wordt in
veel warenhuizen slechts eenmaal per jaar geïnventariseerd. Meestal vindt de algehele inventarisatie
plaats op of rond 31 januari, na de balansopruiming aan het einde van het boekjaar (per 31 januari
want dan laagste voorrad en bovendien moet de winkel veelal een paar dagen dicht en dat doen ze het
liefst na de drukke periode). De verklaring hiervoor is dat bij partiële inventarisatie veel verschillen
optreden op grond van onder meer de volgende omstandigheden: bij de inventarisatie worden veel op
elkaar gelijkende artikelen niet goed onderscheiden; gelijke artikelen liggen, zelfs binnen één vak of
afdeling, op verschillende plaatsen alsmede in het magazijn; de verschillen zijn zowel positief als
negatief. Daarnaast is de inventarisatie per ultimo van het boekjaar (het ‘balansen’) niet alleen een
controle op de aanwezigheid van de artikelen, maar houdt zij ook een waardering van de voorraden
in. Deze vormen bij een detailhandelsbedrijf in de meeste gevallen de belangrijkste actiefpost van de
balans.
Verkopen
Bewaking van het afprijzingsbeleid dient te geschieden aan de hand van de gebudgetteerde
afprijzingen.
In het algemeen is bepaald dat ruilen alleen is toegestaan binnen een vastgestelde (korte) periode op
vertoon van de kassabon. Hiermee wordt bereikt dat:
De klant belang heeft bij een juiste kassabon, waardoor de kans op fraude door kassapersoneel
wordt verkleind;
Gestolen goederen niet kunnen worden ingeruild tegen contant geld.
Wanneer een klant een artikel terugbrengt en zijn geld terug wil, wordt door de afdeling
Klantenservice het artikelnummer ingelezen of ingetoetst in de kassaterminal. Door een interne
controleur dient te worden geconstateerd dat de geruilde goederen daadwerkelijk aanwezig zijn, dat
deze goederenontvangsten overeenstemmen met de desbetreffende geldafgiften en dat het kassaldo
overeenstemt met het saldo dat volgens het informatiesysteem aanwezig moet zijn.
Introductie
De tot de industriële bedrijven behorende subtypen zijn:
Bedrijven met homogene massaproductie;
Bedrijven met heterogene massaproductie; en
Bedrijven met seriestuk- en/of stukproductie (enkelfabricage).
Hoewel bedrijven met homogene massaproductie steeds minder voorkomen, besteden wij aan dit type
toch de nodige aandacht, omdat ook hier de aard van het productieproces een duidelijk stempel op de
bestuurlijke informatieverzorging drukt.
Kostprijsberekening
Algemeen
Voorzover van toepassing zullen de bij de kostprijsberekening te gebruiken technische gegevens
worden verzameld en/of ontwikkeld door het bedrijfsbureau. Deze technische gegevens zullen niet
alleen ten behoeve van de kostprijsberekening worden gebruikt, maar zullen vervolgens ook worden
gehanteerd als basisgegevens voor het regelen van het productieproces en voor het beheersen van de
kosten. In de hier gehanteerde terminologie zal het bedrijfsbureau de volgende taken moeten omvatten:
Planning (zowel lange als korte termijn);
Normbepaling en technische voorcalculatie;
Werkvoorbereiding en werkuitgifte;
Voortgangscontrole.
De financiële voorcalculatie komt – aannemende dat de kwantitatieve verhoudingen zich hiertoe lenen
– op de afdeling Calculatie tot stand. Het bedrijfsbureau dient hiertoe naast de van het normenbureau
verkregen technische gegevens te beschikken over:
De prijzen van de te verbruiken passieve productiemiddelen, die veelal aan de
inkoopbronnendocumentatie en/of de voorraadadministratie kunnen worden ontleend;
De tarieven voor het gebruik van de actieve productiemiddelen. Deze tarieven zijn in het
algemeen uitgedrukt in een geldbedrag per werkeenheid (bijvoorbeeld mensuur, machineuur).
Voor de berekening van deze tarieven gaat men normaliter uit van begrote cijfers die door middel van
een kostenverdeelstaat worden toegerekend aan de directe productieafdelingen of bewerkingsplaatsen.
Omdat de aard en de betekenis van de op te stellen kostprijscalculatie onder meer worden beïnvloed
door de aard van het productieproces, maken wij hieronder nog een aantal opmerkingen per
onderscheiden type.
Homogene massaproductie
Door de aard van dit productieproces zullen in het algemeen de ‘standard conditions’ hier optimaal
kunnen zijn (harde normen). Men beschikt doorgaans over genoeg onderzoeksresultaten en
ervaringsmateriaal om de toegestane toleranties van de gestelde normen zo krap mogelijk te kunnen
stellen. De standaardkostprijs wordt vastgesteld op basis van ervaringscijfers. Wat de technische
normen betreft mag men stellen dat bij homogene massaproductie sprake is van
standaardhoeveelheden voor het grondstofverbruik en voor de benodigde arbeids- en machine-uren.
Heterogene massaproductie
Evenals bij homogene massaproductie is het ook bij heterogene massaproductie mogelijk harde
normen te ontwikkelen en een standaardkostprijs per product te berekenen. Ongeacht het feit of het
om bedrijven gaat die enkelvoudige dan wel samengestelde producten vervaardigen, is het gewenst dat
per product een op tekeningen of receptuur gebaseerde productieprocesbeschrijving of
productopbouwanalyse annex materiaal- en werkspecificatie aanwezig is, waarin is vastgelegd welke
grondstoffen, onderdelen, bewerkingen (onderscheiden naar soort van de benodigde werknemers en/of
machines), gereedschappen, matrijzen, mallen, modellen, werktekeningen, e.d. voor de vervaardiging
nodig zijn en in welke hoeveelheden, met opgave van de te verwachten afval- en uitvalcijfers. Deze
specificatie duidt men ook wel aan met de term bewerkings- en stuklijsten. Bij de analyse gaat men uit
van een economisch optimale seriegrootte, waarbij de som van de omstelkosten en de voorraadkosten
geminimaliseerd is. Met behulp van de beschikbare prijzen en tarieven wordt op basis van deze
bewerkings- en stuklijsten een standaardkostprijs per eenheid product berekend. De
standaardkostprijs wordt (dus) vastgesteld op basis van voorcalculatie.
Zoals reeds is aangegeven, kunnen offertecalculaties meestal slechts globaal worden opgesteld. Veelal
zal de offerte tezamen met de afdeling Verkoop worden opgesteld. Het is noodzakelijk de uitgezonden
offerten in een (al dan niet geautomatiseerd) offerteregister vast te leggen, zodat men kan nagaan of de
offerteaanvrager vóór het verstrijken van de geldigheidsperiode heeft gereageerd (voortgangscontrole).
Regeling van het productieproces
Homogene massaproductie
Wat betreft de planning bij bedrijven met homogene massaproductie zal in veel gevallen kunnen
worden uitgegaan van omzetramingen op lange termijn. De grondstoffenvoorziening zal niet zelden in
eerste instantie op grond van die ramingen kunnen worden geregeld. Ten aanzien van de omschakeling
op andere producten zal bij de planning een afweging moeten plaatsvinden tussen voorraadkosten
(met betrekking tot halffabrikaten en eindproducten) enerzijds en omschakelkosten en doorlooptijd
anderzijds.
Heterogene massaproductie
Onder meer zal men van elk van de aanwezige productiemiddelen de beschikbare capaciteit moeten
kennen, alsmede de kosten bij verschillende mate van gebruik. Deze capaciteit zal mede worden
bepaald door de snelheden waarmee de voorkomende soorten werkzaamheden kunnen worden
verricht. Verder zal men over alle kwantitatieve gegevens per product moeten beschikken.
Voor elk van de producten zal men moeten beschikken over bewerkingslijsten en stuklijsten. Uit de
bewerkingslijsten zal onder meer moeten blijken de optimale seriegrootte en de benodigde arbeidstijd,
gesplitst in insteltijd en bewerkingstijd, terwijl tevens voor iedere reeks opeenvolgende bewerkingen
aan eenzelfde serie onderdelen, deelmontages of eindmontages de totale doorlooptijd (met inbegrip
van gemiddelde wachttijden tussen de opeenvolgende bewerkingen) moet worden aangegeven,
waarmee bij de planning rekening moet worden gehouden.
Het is, althans voor de materialen en halffabrikaten die niet op ieder gewenst ogenblik direct kunnen
worden aangevuld, gewenst de voor uitgegeven productieorders benodigde maar nog niet afgegeven
hoeveelheden administratief te reserveren. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door deze
reserveringsgegevens in de desbetreffende artikelvoorraadrecords vast te leggen. Bij handmatige
verwerking kan men deze gegevens in een of meer kolommen in de kantoorvoorraadadministratie
opnemen. Zodra een afgifte waarvoor reeds was gereserveerd, plaatsvindt, moet de reservering
uiteraard worden teruggeboekt. Periodiek zal moeten worden nagegaan of de beschikbare voorraden in
een redelijke verhouding staan tot het verbruik van de laatste tijd of tot het in de naaste toekomst
verwachte verbruik.
Tegen de tijd dat volgens de globale planning met de productie van een bepaalde serie onderdelen,
secties of volledige eindproducten moet worden begonnen, zal – met inachtneming van de tijd die
nodig is voor het afwikkelen van de lopende werkopdrachten – aandacht moeten worden besteed aan
de werkindeling, werkvoorbereiding, werkuitgifte en detailplanning.
Bij geautomatiseerde systemen dienen ten behoeve van de voortgangscontrole alle relevante
gebeurtenissen in de productieafdelingen via terminals te worden gerapporteerd. Te denken valt onder
andere aan ontstane vertragingen.
De voortgangsrapportage zal, zeker indien dit in het kader van een handmatig systeem geschiedt, op
doelmatige wijze volgens het uitzonderingsbeginsel kunnen geschieden, waarbij dus alleen
afwijkingen die een zekere grens te boven gaan worden vermeld. Ook de afwijkingen tussen de
werkelijke en de begrote uitval zullen aan de planningafdeling moeten worden medegedeeld. Indien
namelijk bij de planning met deze verschillen geen rekening zou worden gehouden, zou deze geen
juist beeld meer geven van de in de toekomst te verwachten beschikbaarheid van onderdelen, secties
en eindproducten.
Onmiddellijk na het ontvangen van een definitieve opdracht zullen de nodige maatregelen moeten
worden genomen ter voorbereiding van de uitvoering. Vooral bij grotere werken zal het allereerst
nodig zijn de hoeveelheden van de benodigde materialen te berekenen opdat zo spoedig mogelijk tot
bestelling kan worden overgegaan, teneinde het prijsrisico zoveel mogelijk te minimaliseren.
Regelmatig benodigde materialen waarvan per werk slechts kleine hoeveelheden nodig zijn, alsmede
materialen waarvoor de levertijden langer zijn dan waarmee in het algemeen bij de aanvaarding van
opdrachten rekening kan worden gehouden, zullen veelal in voorraad worden gehouden. Ook daarbij
zal echter – tenzij het om frequent voorkomende geringe behoeften gaat – in een zo vroeg mogelijk
stadium moeten worden vastgesteld welke hoeveelheden voor de geaccepteerde opdrachten nodig zijn,
opdat overeenkomstige delen van de voorraad daarvoor kunnen worden gereserveerd. Een dergelijke
reservering zal in de regel door aantekeningen in de desbetreffende voorraadadministratie worden
geëffectueerd.
Verschillenanalyse
Voorzover een kostenverbijzondering nacalculatorisch geschiedt, bevat zij in de regel zowel om
praktische als om theoretische redenen allerlei voorcalculatorische elementen, zodat het nodig is naast
de vergelijking van voor- en nacalculatie per order in de rekening en verantwoording tegenover elkaar
te stellen:
a. De via het gemeten ver- of gebruik aan de orders in rekeninggebrachte kosten per afdeling en/of
kostensoort;
b. De werkelijke bestedingen per afdeling en/of kostensoort;
c. De hiervan vooraf opgemaakte begroting.
De daarbij naar voren komende verschillen kunnen in beginsel worden gesplitst in bezettingsresultaten
(c-aw), efficiencyresultaten (aw-as) en bestedingsresultaten (b-c).
Met betrekking tot de wijze waarop de verbijzondering van de bestedingen in de praktijk geschiedt,
kunnen belangrijke verschillen worden geconstateerd ten aanzien van het verband tussen deze
bestedingen en de orders. Zo kan onder meer de mate van directheid variëren.
Nacalculatorische kostprijsbepaling en kostenbeheersing
Homogene massaproductie
Zolang hetzelfde artikel geproduceerd wordt, kunnen enerzijds alle gedurende die periode gemaakte
kosten en anderzijds alle gedurende die periode vervaardigde producten worden getotaliseerd.
Voorzover de productie van het roterende type is en de hoeveelheid goederen in bewerking dus
constant is, kunnen de gedurende een bepaalde periode van willekeurige lengte gemaakte kosten –
afgezien van eventuele verliezen wegens onderbezetting – ter nacalculatorische bepaling van de
kosten (in de zin van bestedingen) per eenheid zonder meer worden gedeeld door het aantal of de
hoeveelheid gedurende die periode gereedgekomen producten (delingscalculatie). Voorzover de
nacalculatie alleen wordt uitgevoerd met het oogmerk van kostenbewaking, is het zelfs niet eens nodig
de eventuele onderbezettingsverliezen vooraf te elimineren.
Bij overgang op een ander product dient in de regel een afscheiding in de registratie van het verbruik
te worden gemaakt. Zolang er in opeenvolgende perioden telkens slechts één soort product wordt
vervaardigd, kan er rechtstreeks verband worden gelegd tussen de verbruiken tijdens elk der perioden
en het gedurende die periode geproduceerde.
Heterogene massaproductie
Met het oog op de voortgangscontrole dient de omvang van de productie regelmatig te worden
gemeten. Dit is ook noodzakelijk voor de kostenbewaking, de resultatenberekening nen soms voor de
loonberekening. Bij een bedrijf met heterogene massaproductie staan daartoe in hoofdzaak twee
wegen open, namelijk:
Voortdurende registratie van de volledig gereedgekomen en goedgekeurde onderdelen, secties of
eindproducten annex periodieke inventarisatie van het onderhanden werk, onderscheiden naar de
verschillende stadia van bewerking. In het algemeen zal men deze werkwijze alleen toepassen
indien men niet tot continue registratie wil overgaan. De bijzondere problematiek ligt bij deze
werkwijze in de noodzakelijk uit te voeren inventarisaties, waarbij de producten in bewerking naar
het stadium van bewerking moeten (kunnen) worden onderscheiden.
Voortdurende registratie van de aantallen onderdelen, secties of eindproducten die de afzonderlijke
bewerkingen hebben ondergaan, waarbij ook de uitval terstond bij afkeuring of constatering wordt
vastgelegd. Inventarisatie zal bij deze werkwijze alleen nog als controlemiddel worden toegepast
en zal dan veelal kunnen worden beperkt tot roulerende deelopnamen.
In tegenstelling tot de eerste methode behoeft voor de vaststelling van de productie bij de tweede
methode geen inventarisatie van het onderhanden werk plaats te vinden. De eerste wordt uiteraard
relatief bewerkelijker naarmate de perioden waarover de omvang van de productie moet worden
vastgesteld korter worden waardoor de frequentie van de inventarisaties groter wordt.
De toerekening van het geregistreerde verbruik aan de verschillende producten zal voor grondstoffen
en halffabrikaten die slechts voor enkele producten worden gebruikt, veelal op doelmatige wijze
kunnen geschieden op grond van aan de voorraadadministratie ontleende periodetotalen (bijvoorbeeld
per maand) per artikel, gesplitst naar normaal en extra verbruik, met detaillering naar product
waarvoor zij gebruikt zijn. Voor grondstoffen en halffabrikaten die voor een betrekkelijk groot aantal
producten worden gebruikt, moet men echter vaak terugvallen op de individuele afgiftebonnen die
daartoe per product dienen te worden gesorteerd. Het totaal van de afboekingen in de
voorraadadministratie, berekend tegen vaste prijzen, dient uiteraard gelijk te zijn aan het totaal van de
op grond van deze bonnen aan de verschillende producten door te berekenen bedragen (exclusief
eventuele opslagen ter dekking van indirecte kosten), vermeerderd met het totaalbedrag dat wegens
meerverbruik op een afzonderlijke kostenrekening wordt geboekt.
De verantwoording van het grondstoffenverbruik in de boekhouding zal ter verkrijging van een goede
kostencontrole geschieden tegen de prijzen waartegen die grondstoffen in de standaardkostprijs-
berekening zijn opgenomen. In de regel verdient het in verband daarmee aanbeveling de betrokken
grondstoffen reeds bij de ontvangst in het magazijn tegen die prijs in de voorraadadministratie op te
nemen.
Seriestuk- en/of stukproductie
In tegenstelling tot massaproductie zullen de in bedrijven met seriestuk- en/of stukproductie
gefabriceerde producten in het algemeen niet aan een magazijn gereed product worden afgegeven,
maar rechtstreeks aan de opdrachtgever worden overgedragen. Deze overdracht geschiedt pas na
acceptatie van het opgeleverde product door de opdrachtgever of, in het geval dat omvangrijke werken
zijn uitgevoerd, soms door de opzichter als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Bij omvangrijke
werken komt het ook voor dat deze in delen of in fasen worden opgeleverd. Het is gewenst dat de
acceptatie van het werk of de delen of fasen van het werk in een acceptatierapport of verklaring wordt
vastgelegd.
Zoals al eerder vermeldt, zal het bij bedrijven met seriestuk- en/of stukproductie in veel gevallen
alleen ten behoeve van latere offertecalculaties en voorlopige planningen al gewenst zijn een
ordergewijze nacalculatie toe te passen. Daarbij zal de bruikbaarheid van nacalculaties voor de
hierboven aangegeven doeleinden in de regel kunnen worden vergroot door ze per order systematisch
onder te verdelen. Reeds een splitsing naar de elementen loon, materiaal en overige kosten kan de
hanteerbaarheid vergroten. Veelal zal het, met name bij grotere objecten, gewenst zijn verder te gaan
en een onderverdeling te maken naar soorten materialen en bewerkingen.
Naast de hierboven reeds genoemde redenen kunnen er bij bedrijven met seriestuk- en/of
stukproductie nog andere redenen zijn om tot een ordergewijze nacalculatie te besluiten. De
belangrijkste daarvan zijn:
De behoefte aan een eenvoudige methode voor het controleren van de volledigheid van de
opbrengstverantwoording, voor het vaststellen, controleren en waarderen van het onderhanden
werk en voor de bepaling van de winst of het verlies op gereedgekomen orders;
De behoefte aan een basis voor het afrekenen van regieopdrachten en opdrachten voor
reparatiewerkzaamheden;
De behoefte aan een basis voor het afrekenen van opdrachten met prijsclausules.
Voor het uitoefenen van een doelmatige verschillenanalyse is een ordergewijze confrontatie van voor-
en nacalculatie in de regel onvoldoende. Zelfs wanneer min of meer globale offertecalculaties bij het
voortschrijden van de werkvoorbereiding en de uitvoering worden vervangen door nauwkeurigere
calculaties, blijft toch de moeilijkheid bestaan dat de confrontatie van voor- en nacalculaties per order
nog geen beeld geeft van de totale efficiency per organisatieonderdeel per periode. Wil men op die
totale efficiency een goede controle uitoefenen, dan zal men naast de ordergewijze confrontatie een
detaillering en samenvatting van de voor- en nacalculatiecijfers per organisatieonderdeel per periode
moeten maken. Hiervoor zijn diverse softwarepakketten beschikbaar.
36. ORGANISATIES GERICHT OP MASSALE GEGEVENSVERWERKING (GVO’S)
Informatiebehoeften
Het klantorderontkoppelpunt is het punt in de goederenstroom ofwel orderstroom vanwaar
stroomafwaarts op voorraad en niet op specificatie van de afnemer wordt geproduceerd en vanwaar
stroomafwaarts op klantorder wordt geproduceerd.
Nadere uitwerking van processen binnen een organisatie gericht op massale gegevensverwerking
Daarenboven gaat het bij de betrouwbaarheid van de gegevens om het juist coderen van de primaire
vastleggingen. Dit vereist bijzondere aandacht voor bijvoorbeeld:
Het dateren van de binnenkomende documenten;
Het uniek en doorlopend nummeren van binnengekomen stukken;
Het plaatsen van een blokstempel op het document, waarmee de uit te voeren handelingen worden
aangeduid en de controle op het uitgevoerd zijn hiervan (door middel van parafen e.d.) kan
plaatsvinden;
Het maken van voortellingen, ter controle op de volledigheid en de juistheid van een verwerking
(betreffende een aantal gegevens van een document dan wel voor een aantal te verwerken
documenten).
Een eerste afweging vindt in de GVO plaats voor wat betreft het onderscheid tussen ‘gladde’ en ‘niet-
gladde’ gevallen. Onder ‘gladde’ gevallen worden verstaan de standaardsituaties. De ‘niet-gladde’
gevallen worden dan afzonderlijk behandeld, daar deze anders de vertragingen in de doorlooptijden
van het geheel der gevallen zouden veroorzaken. De reden wordt hiervoor gevonden in het systeem
van verwerking, waarbij anders alle gevallen (ongeacht de complexiteit ervan) in volgorde van
binnenkomst volledig hetzelfde proces zouden moeten doorlopen.
Bij het aanvragen van uitkeringen (bij sociale diensten) gaat het om het toegankelijk maken van de
vraag waar de desbetreffende uitkeringsaanvraag zich in het proces bevindt, het automatisch regelen
dat medewerkers het werk met de hoogste prioriteit in hun ‘bakje’ krijgen aangeleverd.
Workflow management vereist een hoge beveiligingsgraad, zowel als logische beveiliging 9denk met
name aan de gevoeligheid van de (prive)gegevens.
37. DIENSTVERLENINGSORGANISATIES
Informatiebehoeften
In het algemeen kan worden gesteld at een belangrijke, zo niet de belangrijkste, informatiebehoefte
betrekking heeft op het beslag op de beschikbare capaciteit. Dit betreft zowel de op langere en op
kortere termijn geraamde bezetting van de capaciteit, als het daadwerkelijke beslag.
Dienstverleningsbedrijven met doorstroming van goederen die het eigendom van het betrokken
bedrijf zijn
Café- en restaurantbedrijven
Uit een oogpunt van interne controle op de opbrengstverantwoording is een registratie van de
verkopen per kelner noodzakelijk, omdat iedere kelner verantwoording moet afleggen en hierop
controle moet kunnen worden uitgeoefend.
Gewone tafelreserveringen zullen op eenvoudige wijze in een (al dan niet geautomatiseerd)
agendasysteem worden vastgelegd.
Bij aanvullende controlemaatregelen kan in de eerste plaats worden voorzien door het scheiden van
kelnerbeheer, buffetbeheer en bediening, en in aansluiting daarop het al dan niet geautomatiseerd
produceren van bonnen voor de door de kelner aan het buffet te leveren voorraadaanvullingen en voor
de door het buffet aan de kelners te leveren consumpties.
De buffetbeheerder zou nog in de verleiding kunnen komen met de kelners samen te spannen door het
vragen van bonnen opzettelijk achterwege te laten, met het gevolg dat te weinig wordt afgedragen. Het
is daarom van belang dat regelmatig toezicht wordt uitgeoefend op de gang van zaken bij het buffet.
In geval van zeer druk bezochte gelegenheden (zoals grote cafés of (massa)restaurants) kan het
gewenst zijn niet door het bedienend personeel te laten afrekenen maar de gasten bij de uitgang te
laten betalen, zodat het samenspanningsgevaar verder wordt beperkt. De bestellingen worden daartoe
op speciale voorgenummerde bestelkaarten aangetekend. Teneinde te voorkomen dat gasten zonder te
betalen weggaan, dient door het bedienend personeel het aantal personen waaruit het gezelschap
bestaat op de kaart te worden aangetekend en door de kassier te worden gecontroleerd.
Bij het restaurantbedrijf dient de keukenvoorraad afzonderlijk te worden geadministreerd.
In aansluiting op de genoemde maatregelen zal de keukenvoorraad periodiek moeten worden
geïnventariseerd en omgerekend tegen de geldende kostprijzen teneinde te worden getoetst aan het
saldo van de betrokken rekening.
Voorts blijft in deze bedrijven het oogtoezicht een belangrijke rol spelen.
Dienstverleningsbedrijven met doorstroming van goederen die het eigendom van derden zijn
De essentiële problematiek van deze categorie van bedrijven concentreert zich op de zorg voor een zo
gunstig mogelijke bezetting van het ter beschikking staande productieapparaat. Dit betreft zowel
onroerende goederen, machines, e.d. als menselijke arbeidskracht.
De informatiebehoeften zullen dan ook met name de bewaking van de bezetting betreffen. Dat
veronderstelt uiteraard dat bekend is welke capaciteit ter beschikking staat. Tegenover de uitgaande
geldbeweging staat de aanschaffing van een voorraad werkeenheden die in de loop van komende
perioden, in veel gevallen jaren, ter beschikking komt.
Wat betreft de mogelijkheden tot controle op de volledigheid van de opbrengstverantwoording kan
veelal aansluiting worden gezocht bij de ontvangsterkenningen die worden verlangd door degenen die
hun goederen aan het bedrijf toevertrouwen.
Bedrijven die via vaste leidingen bepaalde diensten, energie of stoffen leveren
Denk aan de meterbewegingen en de controle op de juiste werking van de meters. Denk verder aan de
abonnementen.
Bedrijven waarbij de dienstverlening bestaat uit of gepaard gaat met beschikbaarstelling van
ruimten
Typologische plaatsbepaling
Bij de huishoudingen die voor de markt produceren, wordt op het moment van verkoop in de
overeengekomen verkoopprijs een zeker waardeoordeel uitgesproken over het ‘geproduceerde’, dat
kan worden gesteld tegenover de kosten die voor de productie respectievelijk de verkrijging van de
geleverde zijn gemaakt, waarbij normaliter een rationeel verband tussen de waarden van de
opgeofferde en verkregen zaken zal kunnen worden geconstateerd. De waarde van de verkregen zaken
zal, zeker in de tijd gezien, ten minste gelijk moeten zijn aan de waarde van de opgeofferde zaken.
Wanneer dit niet het geval is, ontstaat het gevaar dat de continuïteit wordt verbroken. Bij huishouding
die gericht zijn op rechtstreekse bevrediging van de behoefte van hun leden, is een dergelijke toetsing
van kosten aan opbrengsten niet mogelijk en dient naar andere middelen ter beoordeling en
beheersing van de kosten te worden omgezien. Het zal weinig betoog behoeven dat dit verschil in de
aard van beide groepen huishoudingen tot duidelijke verschillen in de bestuurlijke
informatieverzorging moet leiden. Bij overheidshuishoudingen dient gedacht te worden aan: extra
functiescheidingen, begrotingen en strakke toezicht van bovenaf.
39. VERENIGINGEN EN STICHTINGEN
Typologische plaatsbepaling van verenigingen en stichtingen, alsmede eisen met betrekking tot
de bestuurlijke informatieverzorging
Voor de stichting zijn soortgelijke bepalingen opgenomen, zij het dat in de wet:
Niet wordt bepaald dat bestuurders door een algemene vergadering van leden worden gekozen,
omdat een stichting geen leden kent;
Geen aanwijzingen voor de samenstelling van het stichtingsbestuur worden gegeven;
Geen bepalingen met betrekking tot de Raad van Commissarissen voorkomen.
Doorgaans kent een stichtingsbestuur in de praktijk ook de functies van voorzitter, secretaris en
penningmeester.
Functiescheiding en taakverdeling
De secretaris dient het verhandelde op vergaderingen, zowel op die van het 9dagelijks) bestuur als op
de algemene vergadering van leden, in de vorm van notulen vast te leggen. De juistheid en de
volledigheid van de notulen moeten op de volgende vergadering worden geconstateerd, waarna de
notulen door het betrokken orgaan worden goedgekeurd. Deze goedkeuring wordt tot uitdrukking
gebracht door het ondertekenen van de notulen; indien enigszins mogelijk zowel door de voorzitter als
door de secretaris.De functie van secretaris is dus een registrerende functie. Uiteraard is de secretaris
tezamen met de overige bestuursleden tevens beschikkend. De financiële afhandeling van de genomen
besluiten geschiedt door de penningmeester. Deze wordt dan door de genomen besluiten als het ware
gemachtigd tot betaling of tot ontvangst van gelden over te gaan. Hij treedt dus in de uitvoerende en in
de bewarende functie op. De voorzitter kan (beter gezegd dient) bij deze taakverdeling (te) controleren
of alle betalingen door de genomen besluiten inderdaad zijn gedekt en of alle besluiten met betrekking
tot inkomsten worden gevolgd door de desbetreffende ontvangsten, welke uiteraard dan ook als
zodanig in het informatiesysteem moeten worden vastgelegd. Deze controletaak kan bij een vereniging
mede worden verricht door de Raad van Commissarissen (of namens deze door een accountant),
voorzover deze Raad statutair is ingesteld.
Betalingen dienen door de directie en de voorzitter samen te worden geautoriseerd (bij de grotere
verenigingen en stichtingen). Bij de kleinere verenigingen en stichtingen dienen de betalingen door het
gehele bestuur te worden geautoriseerd (via besluitenregister en vastlegging in notulen).
De grotere verenigingen en stichtingen hebben vaak ook een staf (directie) onder het bestuur en onder
de staf een bureau. Dit bureau bestaat dan veelal uit een secretariaat ter ondersteuning van de
secretaris en een administratie ter ondersteuning van de penningmeester. Deze administratie dient dan
wel volgens een door de directie uitgegeven instructie te werken om zo de onafhankelijkheid van de
administratie t.o.v. de penningmeester vast te stellen (anders uitvoeren en beschikken in één functie).
Ontvangsten
Verenigingen en stichtingen genieten inkomsten van velerlei aard. Het bestuurlijke
informatieverzorgingssysteem dient zodanig te worden opgezet dat de volledigheid van de
opbrengstverantwoording zo goed mogelijk is verzekerd. Voorzover inkomsten van deze organisaties
zich niet laten bepalen uit verbanden met andere gegevens, ontstaat met betrekking tot de
opbrengstverantwoording een bijzondere problematiek.
Contributies
De volledigheid van de contributieverantwoording kan alleen worden vastgesteld door middel van een
formele verbandscontrole met de ledenadministratie. Er dient een scheiding te worden aangebracht
tussen de ledenadministratie, die door de secretaris of het secretariaat wordt bijgehouden, en de
contributieadministratie, die door de penningmeester of de administratieve staf wordt gevoerd. Denk
aan opeenvolgende lidnummers en standenregister. De donatieadministratie verstuurd acceptgiro’s op
basis van de ledenadministratie.
Donaties en giften
Indien het om vaste donaties gaat, hetgeen bij stichtingen nogal eens voorkomt, kan men soortgelijke
organisatorische en administratieve maatregelen treffen als hierboven behandeld voor contributies.
Indien het echter om eenmalige of niet-vaste donaties gaat, ontstaat door de onvoorspelbaarheid van
de ontvangst een soortgelijk probleem als bij de ontvangst van giften. Als de identiteit van de gevers of
de donateurs bekend is, kunnen de giften of de donaties worden bevestigd (geconfirmeerd). De
penningmeester of de administratie voert iedere gift of donatie in het systeem in, waarbij automatisch
de bevestigingsbrief ontstaat. Indien de gever of de donateur anoniem is kan men de ontvangst niet
bevestigen. In dat geval is het aan te bevelen om de ontvangst van giften of donaties boven een door
het bestuur vastgesteld bedrag via het jaarverslag of via het verenigingsblad of soms via algemene
media bekend te maken; meestal en indien mogelijk worden daarbij alleen de initialen van de gevers
met de bijbehorende bedragen vermeld.
Legaten
Er worden mededelingen van de executeur-testamentair ontvangen waaruit blijkt dat de vereniging of
de stichting het recht heeft de gelegateerde zaken te vorderen. De secretaris dient de ontvangst
en de inhoud van dit bericht tijdens de eerstvolgende bestuursvergadering te melden, zodat hij
deze gegevens kan notuleren. Indien het ontvangen van legaten veel voorkomt, kan men een
legatenregister bijhouden.
40. WEBER DEEL 1 (THEORIE)
2. Systems development management: De beheersing van de ontwikkeling van zaken als kosten,
projecten, tijd, etc.
4. Data resource management: Het beheer van de meta-gegevens. Kan iedereen over dezelfde
gegevens beschikken. Zelfde opbouw van overzichten, etc.
2. Input controls: Omvat hegde totals, batch totals, controlegetallen, verbandscontoles, etc.
3. Communication controls: Men onderscheidt een zender en een ontvanger. Er zijn richtlijnen nodig
zodat de ontvanger de gewenste boodschap van de zender correct interpreteert.
4. Processing controls: Betreft de werking van het systeem zelf, zoals het geheugen, technische
zaken, etc.
6. Output controls: Komen de juiste zaken (informatie) bij de juiste personen terecht.
Security management:
De controller/hoofd administratie/hoofd automatisering is verantwoordelijk voor het in voldoende
mate beveiligen van de informatie, de software en de hardware. Er zijn maatregelen t.b.v. de fysieke
beveiliging getroffen zoals brandbeveiligingssystemen, systemen en maatregelen ter voorkoming van
waterschade, noodstroomsystemen en toegangsbeveiliging m.b.t. computerruimten. Voorts zijn er
logische beveiligingsmaatregelen getroffen zoals virusscanners, toegangsbeveiliging d.m.v. passwords
gekoppeld aan competentietabellen en een code hoe omgegaan wordt met informatie. Ook is een back-
up en recoveryplan geïmplementeerd, dat regelmatig wordt getest. Uitwijkprocedures worden
eveneens regelmatig getest. De programmatuur en data in het uitwijkcentrum worden actueel
gehouden met de laatst verwerkte daggegevens.
Input controls:
Als invoercontroles zijn geprogrammeerd schermcontroles, data code controles, check digits,
totaalcontroles en bestaanbaarheidscontroles.
Communication controls:
Toegang tot de pc’s zowel voor het intranet als het extranet (EDI) loopt via een dialback procedure.
Het internetdataverkeer wordt niet op het intranet toegelaten. Er wordt een audittrail bijgehouden van
de succesvolle en niet succesvolle benaderingen. Encryptie van verzonden data naar buitenstaanders.
Er wordt een logfile bijgehouden van alle berichten die het netwerk ‘passeren’.
Processing controls:
De volgende controles zijn geprogrammeerd: parity checks en instructie validity checks, field checks,
record checks, en file checks, zichtbaar middels de opbouw van een netwerk van controletotalen.
Database controls:
Bestaanbaarheids- en redelijkheidscontroles, data encryptie en logging data/transacties.
Output controls:
De output bevat de code en het versienummer van het goedgekeurde programma en de draaidatum en
tijd van het programma en de laatste mutatiedatum en tijd van de gebruikte bestanden. Periodiek vindt
controle plaats tussen de actuele versie van het programma en de geaccepteerde versie.
42. STANDENREGISTERS
In standenregisters worden gegevens opgenomen uit reeds eerder aan de controle onderworpen
overeenkomsten met derden. Deze overeenkomsten met derden, ook wel contracten genoemd, worden
bijgeschreven in zogenaamde contractregisters. Veelal worden gegevens uit de contracten
overgenomen in standenregisters indien in de overeenkomst sprake is van periodieke betalingen of
ontvangsten. Te denken valt hierbij aan salarissen, huren en verzekeringspremies.
Bij het afsluiten van de overeenkomst (het contract) worden de zogenaamde periodieke posten
bijgeschreven in het standenregister en bij beëindiging van de overeenkomst worden deze posten weer
afgevoerd.
Het is vaak doelmatig om in het standenregister niet alleen valutagegevens op te nemen maar tevens
hoeveelheidgegevens zoals aantallen werknemers, huurders en verzekerden.
Wanneer de periodieke posten een verschillende periodiciteit hebben zullen meerdere registers
bijgehouden moeten worden. Bij verzekeringsbedrijven worden bijvoorbeeld voor de jaar-, de
halfjaar-, kwartaal- en maandpremies afzonderlijke standenregisters bijgehouden.
Mutaties in het standenregister mogen pas plaatsvinden als de administratie hiervoor haar goedkeuring
heeft gegeven.
Een standenregister geeft dus niet betalingen van salarissen (o.i.d.) aan, maar geeft aan wat in totaal in
die betreffende periode betaald dient te worden.
43. QUASI-GOEDERENBEWEGING
Het systeem van een quasi-goederenbeweging kan alleen bevredigend werken indien de klant er
belang bij heeft om een kaartje te verwerven (nodig voor poortje, etcetera).
Een probleem ontstaat, wanneer de kaartjes meerdere malen kunnen worden gebruikt. Dit moet
worden voorkomen door de kaartjes ongeldig te laten maken (doorscheuren, gaatje knippen, etc.) door
de functionaris welke belast is met de toegangscontrole.
Indien er verschillende prijzen worden berekend voor dezelfde dienst (ouderenkorting, etc.) dan dient
de toegangscontroleur te controleren of de juiste prijs in rekening is gebracht.
Overgebleven kaartjes moeten worden geïnventariseerd, zeker als het gaat om verschillende soorten
kaartjes met afwijkende tarieven.
Het komt steeds vaker voor dat toegangs- en plaatsbewijzen door de kassier worden geproduceerd met
behulp van een elektronische kassasysteem of minicomputer. Er worden dan gelijktijdig gegevens
vastgelegd. In deze gevallen moeten maatregelen worden genomen om de betrouwbaarheid van deze
vastleggingen te waarborgen zoals:
De kassier mag niet in staat zijn om gevoelige stamgegevens te muteren (integriteit prijsgegevens
handhaven);
Door het systeem moeten van elke verrichte handeling controleregisters worden bijgehouden zodat
achteraf kan worden vastgesteld; welke en hoeveel kaartjes zijn aangemaakt, etc. (tijdklok in
computersysteem en logging van het gebruik en door wie);
Er moeten goede maatregelen worden getroffen, opdat alleen door een beschikkende functionaris
geautoriseerde gegevens met betrekking tot tarieven en soorten kaartjes worden ingebracht in het
systeem;
Er moet fysieke controle zijn op de apparatuur welke kaartjes kunnen aanmaken (bijvoorbeeld
stroomonderbreking buiten de verkoopperiode).
De overige maatregelen zoals fysieke afsluiting van de ruimte, toegangscontrole, controle in de ruimte
en goede kasprocedures (sluitende geldbeweging) blijven echter gewoon noodzakelijk.
44. SOORTEN VOORRAADADMINISTRATIE
Integrale inventarisatie
Een integrale inventarisatie wordt toegepast als een partieel roulerende inventarisatie niet mogelijk
(zie hiervoor) of niet efficiënt is. Bij permanence tegen verkoopprijzen is het door het ontbreken van
een KVA per artikelsoort noodzakelijk dat de voorraad goederen periodiek integraal wordt
geïnventariseerd, simultaan met de aanwezige kasgelden. Deze integrale inventarisatie is in elk geval
vereist bij de jaarafsluiting, onder andere voor het bepalen van de definitieve omvang van de
ongerealiseerde winst. Omdat door het ontbreken van een KVA per artikelsoort de actuele
samenstelling van de voorraad niet bekend is, moet ook bij tussentijdse opruimingen of afprijzingen
een inventarisatie worden uitgevoerd. Bij prijsverlaging kan worden volstaan met inventarisatie van
uitsluitend de in prijs verlaagde artikelen, terwijl bij prijsverhoging (aan het eind van de
afprijzingsperiode) in principe de gehele voorraad moet worden geïnventariseerd. Bij dit laatste moet
namelijk worden vastgesteld dat alle daarvoor in aanmerking komende artikelen (wederom) in prijs
worden verhoogd. Door een integrale inventarisatie van alle verkoopvakken wordt verschuiving tussen
verkoopvakken tegengegaan. Naast de integrale inventarisatie bij permanence tegen verkoopprijzen
wordt deze vorm ook toegepast bij fungibele goederen of als er in het verleden grote
voorraadverschillen zijn geconstateerd waardoor de AO/IC een niet al te betrouwbaar imago heeft.
Fasen verkoopproces
1. Orderverkrijging 1. Het plannen van Bezoekroosters Vertegenwoordigers
klantenbezoeken door
vertegenwoordigers (indien
van toepassing) met
resultaatbeoordeling.
Gegevensverwerkend
proces
4. Orderverwerking 5. Het aanmaken van facturen, Klantenbestand
magazijn- en Artikelbestand
expeditiedocumenten.
Fasen magazijnproces
5. Goederenuitlevering 6. Het verzamelen, verpakken Klantgegevens Magazijn
en gereedstellen voor (verzendadres)
verzending van goederen. Artikelgegevens
(magazijnlocatie)
Fasen financieel
administratief proces
7. Afwikkeling 9. Het bewaken van een tijdige Signaal niet tijdig Debiteuren-
verkoopfacturen factuurbetaling door ontvangen betalingen administratie
afnemers.
47. HET INKOOPPROCES DEEL 1
Inkoopfunctie
De inkoopfunctie omvat:
Het oriënteren op de mogelijkheden en de ontwikkelingen van markten en de daarop aangeboden
goederen en diensten;
het verwerven van goederen en diensten ten behoeve van het doen functioneren van de organisatie,
hetgeen inhoud:
het bestellen;
het opdragen van diensten;
het vaststellen dat verplichtingen door leveranciers worden nagekomen.
Het inkoopproces
Het inkoopproces kan ontleed worden in een zevental fasen, te weten:
1. Impuls;
2. Offerteaanvraag;
3. Bestellen;
4. Goederenontvangst;
5. Retouren;
6. Factuurcontrole;
7. Crediteurenadministratie.
Ad 1. Impuls:
Een impuls / initiatief tot inkopen kan afkomstig zijn van:
De voorraadadministratie;
De planning van een bedrijfsbureau;
Investeringsaanvragen van afdelingen;
Signaal tot het uitbesteden van diensten;
De inkoper zelf.
Ad 2. Offerteaanvraag:
De richtlijnen van de directie zullen onder andere aangeven waanneer offertes dienen te
worden aangevraagd.
Ad 3. Bestellen:
Deze activiteit dient plaats te vinden door de beschikkende functionaris. Daarnaast is van
belang dat de vastleggingen van de bestellingen:
Doorlopend zijn genummerd;
Gedateerd zijn;
Ondertekend zijn door daartoe bevoegde functionaris.
Ad 4. Goederenontvangst:
Aangezien het uit oogpunt van interne controle niet raadzaam is dat een beschikkende functie
gecombineerd wordt met een bewarende functie is de ontvangst, keuring en opslag / bewaring
van ontvangen goederen ondergebracht bij andere functionarissen. Deze taken kunnen alle
door de magazijnmeester worden waargenomen ofwel nader worden verdeeld over
verschillende afdelingen. Dit hangt bijvoorbeeld af van de aard van de ingekochte goederen
(keuring natuurproducten e.d.).
Ad 5. Retouren:
Het initiatief tot retournering gaat uit van de afdeling inkoop, meestal na overleg met de
leverancier. Complicatie: indien de magazijnmeester is belast met de expeditietaken is er
gevaar dat er minder goederen worden geretourneerd dan aangegeven.
Ad 6. Factuurcontrole:
Gezien de controlerende aard dient deze functie te worden vervuld door de administratie. Van
elke ontvangen factuur moet immers worden vastgesteld dat:
Levering heeft plaatsgevonden op grond van een beslissing van een daartoe bevoegde
functionaris;
Aan de leveringsverplichtingen is voldaan;
De overeengekomen prijs in rekening is gebracht;
De berekeningen juist zijn.
Voort is van belang dat de administratie vaststelt dat de beschikkende en bewarende
functionarissen zich houden aan de afgesproken procedures en richtlijnen.
Ad 7. Crediteurenadministratie:
Taken van de crediteurenadministratie naast het registreren van de schulden:
Gefiatteerde facturen op vervaldatum betalen;
Tonen van de afloop van de schuld;
Het verstrekken van informatie over crediteuren.
Inkoopcontracten
Belangrijke aspecten bij de behandeling van (inkoop)contracten zijn:
Autorisatie door een bevoegd functionaris;
Gebruik maken van een contract-creatieregister;
Doorlopende nummering van contracten (volledigheid);
Opname in het contractregister (verplichtingenregistratie);
Kopie contract naar de administratie voor verificatie van de contractverplichtingen;
Controle op het nakomen van de verplichtingen aan de hand van het verloop van de
contractposities.
Een creatieregister hoeft echter niet als register te worden aangehouden, maar kan ook bestaan in de
vorm van kwitantie-souches, op datum gelegde kopie-contracten, kopie-opdrachten of door middel
van een geautoriseerde vastlegging. Belangrijk kenmerk van een creatieregister is de chronologische
vastlegging van de gecreëerde waarden.
Informatiebehoeften
De interne informatie met betrekking tot inkoop heeft met name betrekking op:
Een inkoopbegroting. De inkoopbegroting geeft een totaaloverzicht van alle inkoopactiviteiten:
Het is een preventief middel als voorraadbeheersingsinstrument (het beperken van het totale
risico van waardedaling van de voorraden);
Het is een repressief middel, bruikbaar voor controle op de werkelijke inkopen.
Richtlijnen en procedures;
De impuls tot inkopen (wat, hoeveel, wanneer, tegen welke prijs e.d.);
De voortgang van het inkoopproces.
Informatiesysteem
De volgende gegevensverzamelingen zijn noodzakelijk:
Behoefte aan goederen / diensten:
Welke artikelen;
Welke prijzen;
Op welke locatie:
Wanneer;
Planning verwacht gebruik / verbruik.
Artikelen:
Artikelcode;
Artikelomschrijving;
Eventueel codevervangende artikel;
Eenheid;
Inkoopprijs en verkoopprijs;
Leverancierscode.
Inkoopresultaat
Als men in een vraagstuk wordt geconfronteerd met inkoop van goederen in partijen (n.b. partijen
dienen doorlopend te worden genummerd, dient men op de hoede te zijn voor het inkoopresultaat. Het
verschil tussen de verwachte hoeveelheid / kwaliteit en de geleverde hoeveelheid / kwaliteit zal bij
ontvangst van de order worden vastgesteld, waarna de goederen worden opgenomen in de
goederenvoorraad tegen de intern geldende tarieven per standaardeenheid product (eventueel eerst
keuring van de goederen). Het verschil tussen deze in de voorraad opgenomen waarde en de aan de
leverancier betaalde prijs in het inkoopresultaat. Gekeurde en ongekeurde partijen dienen apart te
worden opgeslagen.
48. HET INKOOPPROCES DEEL 2
Fasen inkoopproces
1. Impuls of initiatief 1. Het ontvangen van interne
tot inkopen bestelaanvragen.
Fasen magazijnproces
4. Goederenontvangst 10. Het controleren van de
afleveringen op juistheid
Fasen financieel
administratief proces
6. De factuur-
afwikkeling Ontvangst
14. Het registreren van
ontvangen inkoopfacturen.
Registratie
16. Het vastleggen van
goedgekeurde
inkoopfacturen.
Betaalbaarstelling
17. Het vervaardigen van Vervaldata Administratie
betalingsopdrachten op inkoopfacturen
vervaldata van de te betalen
facturen.
Fasen productie-
voorbereiding
1. Productontwerp 1. Het analyseren van de gestelde Specificatie van functionele en
eisen aan het te fabriceren producttechnische vereisten
product Kwaliteitseisen
Kostenlimiet
3. Planning 6. Het nagaan wanneer kan Het artikelbestand voor wat betreft de
worden beschikt over: technische voorraad en de lopende
de benodigde grondstoffen bestellingen
en dergelijke volgens de De levertijden van niet
stuklijsten voorraadartikelen
de benodigde capaciteiten Het capaciteitenbestand voor wat betreft
volgens de de beschikbare capaciteiten en de
bewerkingslijsten tijdstippen van die beschikbaarheid
het benodigde intern Het capaciteitenbestand of de
transport en afzonderlijke transport- en
gereedschappen gereedschappenbestanden
Fasen productie-
uitvoering
1. Werkdistributie 1. Het uitgeven van Productieorders met (eventueel)
productieorders met tekeningen en bijzondere fabricage-
bijbehorende documenten door instructies
de chef Fabricage aan de met
de uitvoering belaste
fabricageafdelingen
Randvoorwaarden Informatiebehoeften
5. Flexibiliteit (de reactiesnelheid om bijv. Het aantal malen niet kunnen voldoen ten opzichte van het
spoedorders uit te voeren of anderszins totaal aantal (spoed) opdrachten of het totaal aantal
het productieprogramma te herzien) wijzigingen
53. DIENSTVERLENEND PROCES (BESCHIK. STELLEN VAN ARBEID)
2. Beoordeling Personeels-
inhoudelijkheid van de bestand
aanvraag
8. Kostendeclaraties Opdrachtenbestand
invoeren Personeelsbestand
Grootboekbestand
6. Facturering en Opdrachten-
factuurafwikkeling bestand
Grootboek-
bestand
Cliëntbestand
3. Toegangskaarten/
abonnementen zorgvuldig
bewaren en naar behoefte
afgeven aan caissière
11. De kasregisterterminal
drukt hierna het
abonnement af voorzien
van data, plaatsnummer,
voorstelling (eventueel) en
prijs
Op strategisch niveau
1. Het participeren in het formuleren van de Sterkte/zwakte huidige bezetting
ondernemingsstrategie en in het opstellen van Geprognotiseerde bezetting
meerjarenplannen of scenario’s Situatie arbeidsmarkt
Op tactisch niveau
5. Het sturen van personeelsstromen m.b.v. geëigende Streefprofiel
instrumenten Personeelsbezetting
Beoordelingen
Loopbaanplanning
Budget
Op uitvoerend niveau
8. Het onderhouden van interne en externe contacten Taakbeschrijving
Bevoegdheidinstructie
Instroom
1. Werven Functieomschrijving en
functievereisten
Geëigende media
Salarisschalen/CAO’s
Doorstroom
5. Beoordeling Beoordelingsprocedure
Beoordelingsformulier met criteria
voor loopbaanplan
Uitstroom
8. Ontslagbespreking Oorzaken ontslag
9. Ontslagverlening Ontslagprocedure
Afvloeiingsregeling