Professional Documents
Culture Documents
door
drs. ]. a. de boo
/l.
! /f -
/
CB-reeks nr. 6
door
drs. i. 3. de boo
© 1982
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotokopie, microfilm of Op welke andere wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming
van de uitgever.
No part of this work may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any
other means without written permission from the publisher.
OORSPRONG EN ONTWIKKELING
De vraag naar het ontstaan van de eerste wapens is bijna zo oud als
de wapenkunde zelf. De herauten als eerste beoefenaars van de edele
conste van blasoene stelden haar al en de antwoorden in legendevorm
zijn te vinden in hun geschriften. Nu was het in de middeleeuwen heel
gebruikelijk en legitiem om door middel van een legendarische ver—
klaring de oorsprong van het eigen ambt of wetenschap te geven om
zodoende de autoriteit daarvan te verhogen. Hoe hoger de ouderdom
en hoe groter het gezag van hem die het had ingesteld, hoe groter
het gezag van de beoefenaar.
De zeventiende eeuwse heraldicus Pater Ménestrier heeft aan deze
legendarische theorieën meerdere geschriften gewijd 3). Wapens zouden
zijn uitgevonden door Noach, Alexander de Grote, Koning David,
Caesar, Koning Arthur. Deze hypothesen werden snel verworpen,
andere bleven bestaan tot in de negentiende en twinstigste eeuw,
totdat ze door wetenschappelijk onderzoek werden ontzenuwd.
De hernieuwde oudheidkundige belangstelling uit de negentiende eeuw
uitte zich ook in een herleving van de interesse in de heraldiek. Steeds
duidelijker vatte de mening post dat de eerste wapens militair tech—
BLAZOENEREN
11) C. Pama, ”De wapens van knapen in de XIIIe eeuw", in: De Nederlandsche
Leeuw 93 (1976) k. 378—380.
Hert09 Jan I
van Brabant in de slag bij Woeringen op 5 juni 128812):
„___—___
12) Uit de rijmkroniek van Jan van Heelu. "Yeeste van de slag van Woeringen”
(Worringen, 10km N. van Keulen).
13) barensteel‚
14) baar = linkerschuinbalk.
15
zich professioneel met heraldiek gingen bezighouden en hun soms
prachtig geïllustreerde wapenboeken vervaardigden, werden er in het
midden van de 13de eeuw reeds geblazoeneerde wapenverzamelingen
aangelegd. Dit gebeurde waarschijnlijk door kanselarijklerken die daar—
toe het heraldisch idioom hebben geschapen. Deze oudste verzame-
lingen zijn ongeveer gelijktijdig in Frankrijk en Engeland ontstaan. De
taal was een Anglo—Normandisch Frans en de grondregels en de tech-
nische termen die toen ontwikkeld werden zijn ook nu nog gangbaar,
zowel in Frankrijk als in Engeland 15).
In het Nederlandse taalgebied kende men eveneens reeds vroeg een
1. Het veld. Dit kan zijn van één kleur of volgens schildverdelingen
van uiteenlopende kleuren. Het ,‚bezaaid" rekent men eveneens
tot het veld.
1 2
Het schild is het belangrijkste deel van het wapen. Een wapen kan
zelfs alleen uit een schild bestaan.
UUUOÔ
De meest gebruikte schildvormen zijn het schild met de half-cirkel-
vormige onderkant en het accoladeschild. De verhouding hoogte:
bree-dte is 7 6, of een nabijkomende verhouding.
:
Topografie
Om de plaatsing van de stukken in het veld nauwkeurig te kunnen
aangeven moet men die verschillende plaatsen bij name kennen.
Het bovenste derde deel van het veld (ABC)
noemt men het hoofd en het onderste (GHJ) de
voet van het schild.
A is dan de rechter bovenhoek en C de linker.
B is het hoofdpunt. Evenzo spreekt men van een
rechter en een linker benedenhoe-k (G en J) en
een schildpunt (H).
ADG is de rechterflank, CFJ de linkerflank, D de
rechterzijde, F de linkerzijde. E is het middelpunt ofwel het hart van
het schild.
Bij het schild met de half-cirkelvormige onderkant kieze men het hart
iets boven het midden van de deellijn (de loodlijn), zodat op het oog
de oppervlakken van het veld onder en boven de doorsnijdingslijn
(de horizontale lijn) even groot lijken.
Tussen hoofd‘punt en hart bevindt zich de ereplaats, tussen hart en
schfldpunt de schfldnaveL
Kleuren
”%
rood blauw
\ groen purper zwart
Geometrie
Schildverdelingen
Ê
Á
‘Ë
ÊÊ
Ê' ……lll
Wordt het veld door drie verticale lijnen in vier stukken gedeeld dan
spreekt men van driemaal gedeeld of gedeeld in vieren. Is het schild
tweemaal gedeeld en hebben de flanken dezelfde kleur, dan lijkt het
of er een verticale baan over het schild loopt. Er is dan geen sprake
meer van een schildverdeling maar van een herautstuk, in dit geval
een paaL
Volledigheidshalve worden nog vermeld de kepersnede en de gaffel-
snede. die ook omgekeerd kunnen voorkomen.
22
Herautstukken
\*
.
/
schildhoofd paal dwarsbalk schuinbalk
L—ë
. . .
@
IIIIIIIIIÌII.
lW
"lllllllllllllll
24
Tenslotte is er nog een groep heraldieke stukken, die bestaan uit
kleinere abstracte figuurtjes als sterretjes, blokjes, ruitjes en derge-
lijke. Ze komen wel zelfstandig in het schild voor maar vaker verge-
zellen ze een groot stuk. Men rekent dit alles tot de nevenstukken.
Aaneensluitende nevenstukken als aangrenzende vlakken, geschaakt,
geruit e.d. zijn in wezen herdelingen en worden, evenals soms gegeerd,
tot het veld gerekend en daar geblazoeneerd.
Variaties en bijzonderheden
Het beperkte aantal kleuren en de stilering die tot prototypen leidt
zouden de heraldiek zeer eentonig kunnen maken, ware het niet dat door
een groot aantal verschillen in eigenschappen en standen alsmede de
onbegrensde verscheidenheid der stukken een enorme variatie ont—
staat. Dit geeft aan de heraldiek zijn kenmerkende levendigheid.
De variaties zijn de volgende:
1. Variaties op de rechte lijn: gekanteeld, golvend, geënt, gewolkt‚
ingeschulpt, uitgeschulpt, hoekig, knoestig enz.
2. Herautstukken volgens (schild)verdelingen en niet van één kleur:
gevierendeeld kruis, geschaakt schuinkruis, schuingeruite dwars-
25
Variaties en bijzonderheden:
1e rij: gekanteeld schildhoofd, twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken, golvend
gedwarsbalkt in vier stukken, geënte dwarsbalk.
2e rij: knoestige paal, ingeschulpt kruis, uitgesohulpt schuinkruis, getand schild—
hoofd.
3e rij: hoekige dwarsbalk, ingehoekt gedeeld.
gevierendeeld kruis, geschaakt
schuinkruis.
4e rij: verkort kruis, de schildranden rakende ster, verhoogde dwabealk-
26
:'lll|||
i|||
"""Illliuh
|‚|lllhli
Variaties en bijzonderheden:
1e rij: uitgaande van de deellijn, zoomsgewijs geplaatst, schuinkruiselings geplaatst
of 2-1-2, schuingekruist.
2e rij: met de punten aanstotende ruiten in de richting van een schuinbalk. drie
sterren geplaatst 2-1, toegewend. afgewend.
3e rij: vergezeld, begeleid, beladen, overtopt.
4e rij: omgewend, gewend, klimmende leeuw.
27
balk enz. Een enkele maal kunnen ook gewone stukken zo ver-
deeld zijn: een geschakeerde leeuw bijvoorbeeld.
Bijzondere eigenschappen van de herautstukken: verbreed, ver-
kort, versmald, gepunt, geledigd, doorboord, afgeknot enz.
Bijzondere plaatsing van het stuk: verhoogd, verlaagd, in de rech-
ter bovenhoek, de schildranden rakend, uitkomend enz.
Bijzondere plaatsing van meerdere gelijkwaardige stukken: paals-
gewijs, in het schildhoofd, zoomsgewijs, schuingekruist, 2 - 1, -2‚
1
Het wapenschild kan worden gedekt door een of meer helmen met
helmteken(s) en dekkleden, ofwel, bij wapens van adellijke families
door een kroon.
Helmen
De lichte helm, zoals die bijvoorbeeld gedragen werd door Willem de
Veroveraar, bleek onvoldoende bescherming te bieden tegen zwaard-
houwen. Daarom kwam 'tegen het einde van de 12e eeuw de pothelm
29
/‚//
lllllllllllllllllll
in zwang. Dat was een zware cylindrische helm met kijkspleet die pas
vlak voor de strijd werd opgezet; de helm omsloot het hele hoofd
en rustte bijna op de schouders. Dit helmtype was kenmerkend voor
de ridders en werd daarom evenals het schild op zegels afgebeeld,
eerst alleen op het teg-enzegel, later in combinatie met het wapen-
schild. De pothelm wordt in heraldische afbeeldingen zelden meer ge-
bruikt. Men reservere hem voor wapens van zeer oude geslachten en
oer—adel, die afgebeeld worden in vroeg—gothische stijl.
Door de voorzijde van de helm als een ploegschaar uit te smeden
en met de onderrand aan het harnas vast te zetten zodat het zware
gewicht op de schouders en niet meer op het hoofd rust, ontstond
uit de pothelm de steekhelm, zo genoemd naar zijn toepassing in het
steekspel. De steekhelm wordt in de heraldiek, althans in Nederland,
nog maar weinig gebruikt. In het buitenland is hij soms voorbehouden
aan niet-adellijke geslachten. Dit onderscheid wordt hier niet gemaakt.
De traliehelm vindt de meeste toepassing. Zeer waarschijnlijk werden
helmen van dit type noch in de strijd, noch op het toernooi ooit werkelijk
gedragen. De nog bestaande exemplaren dienden alleen voor ceremo-
niële doeleinden. Qua vorm lijkt hij wel iets op de steekhelm, maar dan
met een zeer wijde kijkspleet, afgesloten door verticale. naar voren
uitgesmede tralies Hij is van gepolijst staal of van zilver, de tralies en
andere ornamenten (zoals de randen) kunnen van goud zijn. De helm
is rood gevoerd, hetgeen te zien is aan de onderkant en door de
tralies.
30
Godfried van Anjou (1113—1151)
getekend naar de emaille plaat welke zich
op zijn graf bevond en thans wordt be-
waard in het museum te Le Mans. De plaat
wordt nu gedateerd rond 1160, maar het
wapen zou hem reeds in 1127 door zijn
schoonvader, koning Hendrik van Enge-
I
Helmtekens
Kronen
Het schild kan ook gedekt worden door een kroon. Aanvankelijk deden
alleen de vorsten en de hoge adel dat. Het gebruik breidde zich uit,
totdat in de 18de eeuw ook burgers zich van een kroon bedienden:
men spreekt dan van een burgerkroon.
Koning Willem stelde orde op zaken door de koninklijke kroon en
I
graven kan men het gebruik als schildkroon maar beter vermijden.
Graven gebruiken daarom ook wel een kroon met negen geparelde
punten. Ongetitelde adel in Nederland voert een kroon als voorge-
schreven voor ridders, maar de omslagen van het parelsnoer worden
dan vaak weggelaten terwijl de haarband met edelstenen wordt versierd.
' .°\ _ -
--»
_ ‘
o . .
_ - —°
- _ )_ ‘ -
Markies (Braaf
(officiëIe 'ÜSÜ
o”“
Burggraaf
(officiële ‘ÜSÜ
@
09-—' “e}=lQl={<>2uo
Burggraaf
@
A
0“
Ridder Jonkheer
Pronkstu kken
!
”
-°
?).x\v
**'/z
\‘.ïx' :
\\\\\\\ \\V\“
" ‚
7_31_
\
)/ÉE.Qi ’ ' :‘(-'
‚ ‚:r ij"Á
[\ 'Ì‚/í
‚ .' 'i' ‚’”’‚w,‘
“,./4
//
‘\\ \
/Í
"’
:"‚NL/T
l}), ‚y?/)’
| à.’‚; { )
4( ‚‚
«...-.„.Α. % »Y
/
«\\ "’.'‚Î
_
4 Borculo en 5 Bronkhorst.
Schildhouders: een wildeman en een wildevrouw, staande op een grasgrond.
Wapenspreuk JE MABCHE DROIT op een lint.
Om het schild hangt de halsketen van de Ridders van de Orde van het Gulden
Vlies.
Het geheel is geplaatst op een wapenmantel en getopt met een kroon van de
vroegere regerende graven van het Heilige Roomse Rijk.
THEMA MET VARIATIES
Breuken
Breuken zijn op het Europese continent in onbruik geraakt. Ze werden
met name toegepast in de wapens van vorstelijke geslachten om
jongere en bastaardtakken aan te duiden.
Voorbeelden:
De graven van Holland voerden in goud een rode leeuw, blauw
getongd en genageld.
De heren van Brederode, Op onbekende wijze uit het Hollandse
huis gesproten, braken dit wapen met een blauwe barensteel met
drie hangers. Artus van Brederode plaatste dit wapen weer binnen
een rode schildzoom.
Witte van Haamstede, bastaard van Floris V, voerde de Hollandse
leeuw gebroken met een goud schouderschildje waarop een rood
rad.
De Brabantse kanselier J. B. Christijn (1622—1690) gaf in 1668 in zijn
boek Jurisprudentia heroica de volgende manieren aan om een wapen
te breken:
Verandering van kleuren, metalen of pelswerken.
Verandering in de plaatsing van de stukken.
We-glating van een van de stukken.
Vermeerdering van het aantal stukken.
‚\‘.CDFIJP'F-ONT‘
39
“Hillis-‚a
Illl
Wilhelmina 1907—1948. Juliana 1948—1980, Beatrix sedert 1980, Koningin der Neder-
landen
Wilhelmina 1815—1837, Prinses van Pruisen, Koningin der Nederlanden
Anna Paulowna 1840—1865, Grootvorstin van Rusland, Koningin der Nederlanden
Sophia, Prinses van Württemberg, 1839—1840 Prinses der Nederlanden, 1849—1877
Koningin der Nederlanden
40
hoven, als Prinsen en Prinsessen van Oranje Nassau, is dit principe
gehandhaafd, waarbij voor de kinderen van Prins Bernhard alleen de
roos van Lippe werd genomen.
Het afzonderlijke wapen van de Prins van Oranje is in het K.B. van
1980 vervallen 19).
19) C. C- van Valkenburg, "Titulatuur, wapens en vlaggen van leden van het Konink-
lijk Huis" in: De Nederlandsche Leeuw 97 (1980) k. 99 e.v.
20) In particulier bezit, doch op microfiches te raadplegen bij het Centraal Bureau
voor Genealogie.
21) M. Thierry de Bye Dòlleman, "Wapens van Haarlemse schepenen, in de 15de
en 16de €€UW" in: De Nederlandsche Leeuw 74 (1957) k. 247.
22) R. T. Muschart, in: De Nederlandsche Leeuw 63 (1945/46) k. 123 en 64 (1947)
k. 247.
41
Bij het ontwerpen van een nieuw wapen kan reeds rekening worden
gehouden met takken van een familie die een variant op het wapen
gaan voeren als breuk.
Twee varianten van het wapen Van Rijn uit Harmelen (resp. wapenregister CBG
nr. 17 en nr. 60) voor twee takken van dezelfde familie.
De wapens hebben de onderste schildhelft gemeen. Behalve in de bovenste schild-
helft verschillen ze nog in helmteken en dekkleden:
Rechts een gouden korenaar tussen rode vlucht, dekkleden goud en rood; Links
een vlucht van zilver en blauw, dekkleden zilver en blauw.
Wapenvenneerdering
42
Deling: twee wapens worden naast elkaar opgenomen in een gedeeld
schild. Deze methode komt in ons land niet vaak voor, maar wordt
wel gebruikt door gehuwde vrouwen die dan in | het wapen van hun
man, in ll hun eigen wapen opnemen. Zie de wapens van de gemalinnen
van de Nederlandse koningen.
Hartschild: het wapen van een heerlijkheid, die in het bezit van de
familie is (geweest), kan in een hartschild over het familiewapen
worden gevoerd.
43
In het wapen De Maes Janssens (wapenregister CBG nr. 95) werden na naams-
wijziging van de wapenvoerder in 1972, de samenstellende delen in een doorsneden
schild opgenomen: Janssens boven en De Maes onder. Ook hier het stamwapen
op de voornaamste plaats, boven in het schild.
De heer Van der Ramhorst Swaan (wapenregister CBG nr. 154) voert na naams-
wijziging in 1977 het bij de toegevoegde naam behorende wapen in een vrijkwartier.
Het wapen van de bekende striptekenaar Marten Toonder (wapenregister CBG
nr. 133) werd in 1962 ontworpen. Sinds 1977 voert hij als Heer van Bloemendaal
en Broeck het wapen van de heerlijkheid Bloemendaal in een schildhoek.
Wapenverbetering
Uit hetvoorgaande moge blijken dat een wapen door de eeuwen heen
nimmer een statische afbeelding is geweest, evenmin als een familie-
naam onveranderlijk was.
De achttiende eeuw heeft heel wat heraldie-ke huisvlijt het licht doen
zien en men spreekt daarom terecht van een vervaltijd in de heraldiek.
De kloeke wapenfiguur werd vervangen door een liefelijk ‚‚schilderijtje"
en nog steeds zien wij deze konterfeitsels als familiewapen gebruikt.
Zo'n wapen kan zonder bezwaar opnieuw getekend worden met inacht-
neming van de regels der heraldiek.
Daar deze regels ook in vroeger tijden niet altijd even goed werden
gehanteerd verdient het dan tevens aanbeveling om fouten te ver-
wijderen en het wapen te ‚‚verbeteren".
De wapenvoerder kan er ook een persoonlijke toets aan toevoegen,
die zijn nakomelingen eventueel weer kunnen weglaten.
Wanneer men de regels goed hanteert zal het oorspronkelijk wapen
altijd duidelijk aanwezig blijven en is het persoonlijk wapen nooit
meer dan een variant.
44
GEWOONTE EN RECHT
47
Bolkestein (wapenregister CBG nr. 58):
Dit wapen werd in verschillende variaties en kleuren gevoerd
door leden van het uitgestorven geslacht Van Bolgersteyn te
Rotterdam en Schiedam, onder meer door Doe Arentsz. van
Bolgersteyn te Rotterdam, schepen van Rotterdam in 1536 en
1558. De familie Bolkestein stamt in vrouwelijke lijn uit dit
geslacht en heeft daaraan ook de familienaam ontleend.
Het uitsterven van een geslacht in mannelijke lijn kan dus een reden
zijn om via vrouwelijke lijn naam en wapen te laten voortleven. Dat
kan onder bepaalde voorwaarden ook nu nog.
Wanneer er van de overgrootvader van moederszijde geen mannelijke
nakomelingen meer in leven zijn kan naamsvermeerderìng worden aan-
gevraagd. De moedersnaam wordt dan vóór de eigen familienaam
toegevoegd. De wapens worden gevierendeeld: in het eerste en vierde
kwartier het vaderswapen, in het tweede en soms het derde het moe-
derswapen.
Wapenregistratie
Wapens van de Nederlandse adel en de publiekrechtelijke lichamen
als provincies, gemeenten, waterschappen en dergelijke, worden ver—
leend of bevestigd bij Koninklijk Besluit en vervolgens geregistreerd
door de Hoge Raad van Adel.
De Koning verleent geen burgerlijke familiewapens, een enkele uit-
zondering in het verleden daargelaten. Ze worden dus ook niet door
de Hoge Raad van Adel geregistreerd.
Sinds 1971 bestaat bij het Centraal Bureau voor Genealogie de gelegen-
heid tot registratie van in Nederland gevoerde familiewapens. (De
bepalingen daarvoor zijn in dit boekje opgenomen op blz. 66 en 67).
48
Registratie betekent nog geen rechtsbescherming. Het voeren van
het wapen van iemand anders zou echter wel kunnen worden opgevat
als een onrechtmatige daad. Jurisprudentie is de schrijver echter niet
bekend.
Publiekrechtelijke lichamen zouden een verordening kunnen vaststellen
waarin het gebruik van het officieel verleende wapen zonder toestem-
ming wordt verboden en hieraan een strafsanctie verbinden 25).
Gedrukte bronnen:
— J. B. Rietstap. Armorial général. 2 delen, Gouda 1884—1889.
Het boek is verschillende malen herdrukt.
Recent verscheen er een fotografische herdruk in Londen met alle
supplementen en platenatlassen van Holland. In het Armorial zijn
meer dan 120.000 familiewapens uit geheel Europa beschreven, met
de plaats van herkomst.
25) O. Schutte, in: De Nederlandsche Leeuw 94 (1977) k. 207—208.
Het is wel de meest geraadpleegde bron, maar waarschijnlijk ook
de meest misbruikte, daar Rietstap verzuimd heeft de vindplaatsen
en de bronnen te vermelden en het boek ook geen genealogische
gegevens bevat om de wapens nader te kunnen identificeren.
Wat heeft men bijvoorbeel-d aan de vermelding:
„lansen - Holi. D’azur à trois fasces d’arg.‚ acc. au canton dextre
du chef d'une étoile d'or" ?
Een aantal foutief vermelde Nederlandse wapens werd verbeterd
door Fl. T. Muschart en gepubliceerd in het maandblad ‚,De Neder-
landsche Leeuw", jrg. 64 (1947)—71 (1954).
Van 1903 tot 1926 verschenen van de hand van V. en H. V. Holland
zes delen met afbeeldingen van de door Rietstap beschreven wapen-
schilden, de zogenaamde Planches, eveneens te Londen herdrukt
(1967).
50
VVapen van Z En1 Johannes kard ìnaaldelong
Aa úsb usschop va n Lkr echt
1936—-1955
51
gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Utrecht.
Utrecht, 1919.
— idem, Provincie Zeeland. Utrecht, 1919.
— idem. Provincie Zuid—Holland, 3 delen. Utrecht, 1922—1923.
— idem, Provincie Noord-Brabant, 2 delen. Utrecht, 1924.
— idem, Provincie Overijssel. Utrecht, 1925.
— idem, Provincie Noord-Holland, 5 delen. Utrecht, 1928—1931.
— idem, Europeanen op Java, 4 delen. Batavia, 1934—1939.
— J. Belonje en J. Westra van Holthe, zelfde titel, Provincie Drenthe.
Assen, 1937.
— ]. Belonje, idem, Provincie Limburg. Maastricht, 1961.
— A. Bijl Mz., idem in de Grote Kerk te Maassluis. Assen, 1951.
— E. A. van Beresteyn. Grafmonumenten en grafzerken in de Oude
Kerk te Delft. Assen, 1938.
— Fryske Akademy. Grafschriften en andere genealogische en heral-
dieke merkwaardigheden in en om de kerken tussen Flie en
Lauwers:
deel I: Achtkarspelen. Leeuwarden, 1950;
deel II: Het Bildt. Leeuwarden, 1952;
deel III: Leeuwarden, eerste aflevering. Leeuwarden, 1952;
deel IV: Menaldumadeel. Leeuwarden, 1959;
deel V: Vlieland. Leeuwarden, 1969.
— C. F. X. Smits. De Grafzerken, Wapen- en Rouwborden der St.-Jans-
kerk van ’s-Hertogenbosch. 1912.
— A. Pathuis. Groninger gedenkwaardigheden, teksten, wapens en
huismerken van 1298—7814. Assen/Amsterdam 1977.
— J. M. van de Venne. Limburgse wapens. Maastricht, 1925.
Verzamelingen
Bij het Centraal Bureau voor Genealogie berust de heraldische collectie
van wijlen de heer R. T. Muschart (1873—1955), die gedurende zijn
leven in vele archieven de op zegels voorkomende wapens heeft be-
52
schreven, evenals de in andere bronnen voorkomende familiewapens.
De collectie is op wapenfiguren gerangschikt, maar een register op
famillienamen is aanwezig.
Aan de hand van de bronvermelding kunnen de originele zegels of
afbeeldingen, voor zover inmiddels niet vergaan, in de archieven
worden teruggevonden.
Deze collectie vormt tevens een ingang op alle hiervóór genoemde
gedrukte werken, waaruit de Nederlandse wapens zijn opgenomen.
De Nederlandse Genealogische Vereniging beheert de verzamelingen
van wijlen haar leden Modderman en Janssen.
De collectie Modderman bevat ongeveer 10.000 fiches gerangschikt op
familienaam en bevattende soms een wapenbeschrijving, soms alleen
een literatuurverwijzing. De bronvermelding is niet altijd even goed.
De collectie Janssen bevat circa 6000 wapens, getekend en gekleurd,
voor 80 % van r.k. geestelijken.
Voor inlichtingen: N.G.V.‚ Postbus 976, Amsterdam.
Verzamelingen lakafdrukken (meest uit de 19de en 205te eeuw)
berusten, behalve bij het Centraal Bureau voor Genealogie, bij het
Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapen-
kunde, de Hoge Raad van Adel en verschillende archieven.
53
DEUTZ
VAN ASSENDELFT
‚_,—
'‚‚_\4A2
’”‘;
«"v…-_‚»»>--
55
Overige bronnen
Wapenboeken zijn verzamelingen wapenafbeeldingen in boekvorm of
op losse bladen, vervaardigd door één of meer kunstenaars vanwege
hun heraldische aard (dus niet met het karakter van illustratie bij een
tekst), een bepaalde groep families, personen of corporaties omvat-
tende.
De oudste wapenboeken werd-en aangelegd door de herauten. Zij zijn
van groot belang voor de kennis van de middeleeuwse heraldiek, min-
der voor de hedendaagse genealoog. Maar de traditie van de wapen-
boeken eindigd-e niet met de Middeleeuwen. Ook later werden ze
aangelegd, hetzij als verzameling van een heraldicus, hetzij als ge-
illustreerde ledenlijst van een genootschap, vereniging, bestuur,
college of vroedschap. Een voorbeeld van het eerste is het wapen-
boek in drie delen van de Amsterdamse wapenschilder Jacob Colijn
(1614—1686) met bijna 15.000 wapens van grotendeels Amsterdamse
burgerij. Een tweede voorbeeld zijn de wapenboeken van de Gelders-
Overijsselse studentenverenigingen te Leiden, Utrecht en Franeker.
Deze wapenboeken zijn gepubliceerd door Mr. 0. Schutte als nr. van
11
56
borden terugvinden in de oudheidkamers en streekmusea. Wordt de
traditie voortgezet dan sieren ze ook nu nog de vergaderzalen. Onder
de hier terug te vinden wapens schuilt veel gelegenheidsheraldiek.
Wanneer één van onze voorouders, ook de eenvoudige handwerksman,
'
&… i;-z;à…u
Rouwbord van Mr. Remees Floris van Zanen, t 1775, met acht kwartierwapens.
57
FAMILIEWAPEN GERDESSEN
Een goed voorbeeld van een wapen uit de achttiende eeuw (zie blz. 44). Daar de
kleuren van dit wapen waarmee Jan Gerdessen op 27 juli 1795 te Noordeloos
zegelde onbekend waren, is bij de registratie (onder nr. 169) gekozen voor een
heraldisch verantwoorde oplossing waarbij voor de afgebeelde man en alle daaraan
toegevoegde attributen uitsluitend het metaal zilver is gebruikt.
58
‚,op het kussen kwam", dat wil zeggen deel ging uitmaken van stads—
regering of gilde-bestuur, dan had hij de stilzwijgende, ook wel uitge—
sproken verplichting om zijn wapen ergens te laten aanbrengen of om
een zegel te laten snijden.
De overlieden van het Goudse chirurgijnsgilde lieten hun wapens op
de kussens aanbrengen. In het museum het Catharina Gasthuis te
Gouda, in de voormalige chirurgijnskamer, zijn ze nog te bewonderen,
evenals de wapens uitgesneden in de kap van de schouw, het fries
van de instrumentenkast en op de wapenborden van de sleutelhouders
van de librije. Toen het chirurgijnsgilde te Enkhuizen de ruimte boven
de stadswaag tot gildekamer kreeg toegewezen, bepaalde het bestuur
dat de overlieden bij hun benoeming een gebrandschilderd venstertje
met hun wapen ter versiering van het eerst nog kale vertrek moesten
laten aanbrengen.
Nog enkele voorbeelden ontleend aan de praktijk van de chirurgijns—
gilden: de overlieden uit Leiden en Rotterdam versierden hun instru-
mentkasten met hun wapens en toen daarop geen ruimte meer was
werden de wapens daarnaast opgehangen. De wapens van de profes-
soren en overheden van het Amsterdamse chirurgijnsgilde zijn aange-
bracht in de koepel van het theatrum anatomicum, nu het Joods
Historisch Museum in de Waag.
Van de Groningse chirurgijns sieren de wapens de krappen van de
gilderol, het boek waarin de gildekeuren werden opgetekend.
Ook van andere gilden en organisaties zijn zo vele wapens bewaard
gebleven. Altijd was er wel een gelegenheid om zich te organiseren:
de pelgrims naar Rome -te Gorinchem organiseerden zich in de Broe—
derschap der Romeinen en ze lieten hun wapens graveren in hun
gildebeker. Haarlemse bedevaartgangers naar Santiago de Com—
postela zijn verenigd in ‚,Het loffelijck en aloud Gild en Orde van
St. Jacob”. Het kostbare en fraaie gildezilver met vele wapens is in
bruikleen gegeven aan het Frans Halsmuseum te Haarlem 26)
26) H. F. Heerkens Thijssen, ”De geschiedenis van het Haarlemse St. Jacobsgilde",
in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 9 (1955) 77—158.
59
REGELS
27) Zo is de heraldieke leeuw er een met wijd opengesperde muil, klauwen van
formidabele proporties, een fier lijf en een enorme decoratieve staart. Hij lijkt
misschien niet veel meer Op een leeuw, doch voor het middeleeuwse oog
vertoonde hij zijn identiteit duidelijk.
Hildebrands heer Kegge uit de Camera Obscura deed zich kennen
als een praalhans toen hij zei: „’t Zal het mooiste rijtuig uit de stad
zijn, en de grote hanzen en adellijke heren kunnen er een punt aan
zuigen. Ik heb zin om er een wapen op te laten schilderen met een
gouden keg op een zilver veld en een grote planterskroon er bovenop
van suikerriet en koffiebonen". De veel nuchterder oude moeder toomde
haar luidruchtige zoon fijntjes in met de opmerking: „Ik zou er maar
J.A.K. op laten zetten, je kunt immers de letters met net zoveel krullen
maken als je maar wilt." Niet alleen het wapen kenmerkt Kegge, ook
de wijze waarop hij het wilde voeren. Op zichzelf bezien is de keg als
wapenfiguur een goede vondst, maar Kegge zondigde tegen de
regels door metaal op metaal te plaatsen, terwijl de planterskroon een
adelskroon moest imiteren.
In een wapen wordt de verbondenheid met het geslacht waaruit men
spruit tot uitdrukking gebracht, zowel als met de generaties die nog
zullen volgen. Een teken dus van familiezin waarin iets kan doorklinken
van de trots dat ieder vrij man zijn wapen openlijk mag voeren. Wat
Huizinga schreef over de Middeleeuwen: „een complex van trots en
strevingen, aanhankelijkheid en gemeenschapsgevoel in beeld uitge-
drukt, gemarkeerd als een ondeelbaar ding” geldt nog steeds.
Juist vanwege deze lange traditie, die maar ten dele in de hiervoor
beschreven regeltjes is te vatten, is het ontwerp van een nieuw wapen
geen eenvoudige zaak. Daarom kan m.en het beste de hulp van een
ervaren heraldicus inroepen, zoals iemand die een huis wil bouwen de
hulp van een bekwaam bouwkundige nodig heeft. Deze kan door een
zorgvuldige toepassing van de regels en gebruiken aan het program
van eisen van de opdrachtgever gestalte geven. Op deze wijze komt
dan, in goed overleg, een wapen tot stand dat de voor ons land zo
kenmerkende eenvoud weerspiegelt. Zo wordt de schijn van pronkzucht
vermeden en laten we ons niet kennen als een „heer" Kegge.
61
De kunst van het weglaten is voor een minder ervarene vaak erg
moeilijk, waardoor overladen wapens ontstaan. Beperk het aantal bij-
figuren en schildverdelingen; kies geen buitenissige figuren. In principe
kan alles, mits op de juiste wijze gestileerd en afgebeeld, in een
wapen worden opgenomen, van de middeleeuwse leeuwen, leliën en
kruisen tot stoommachines en het atomium toe. Maar dit worden niet
altijd de fraaiste wapens. Wat wel kan en wat niet, is niet tot in detail
in regeltjes te vangen. Daarom wordt, het gezegde ten spijt, over
goede smaak wel veel getwist. Slechts door veel ervaring leert de
ontwerper de vele voetangels en klemmen te ontwijken, die er ondanks
de toepassing van de regels blijven bestaan en hij kan op bepaalde
details die regels zelfs overtreden om toch tot een goed ontwerp te
komen.
De registratie van een nieuw wapen bij het Centraal Bureau voor
Genealogie biedt daarom verschillende voordelen. Het wapen wordt
niet alleen gepubliceerd en vastgelegd voor het nageslacht waardoor
wapenovereenkomst met een bestaand wapen wordt vermeden. Het
wapen wordt bovendien getoetst door ervaren heraldici.
Meer hierover vindt u op de bladzijden 66 en 67.
Hoewel de betekenis van veel oude familiewapens niet meer is na te
gaan, daar de motieven van de eerste wapenvoerder niet meer zijn
te achterhalen, zijn toch nog veel wapens naar hun betekenis te
rubriceren. De hierna volgende indeling kan daartoe worden gebruikt,
evenals voor het ontwerpen van nieuwe wapens.
Achtereenvolgens zullen we behandelen: sprekende wapens, beroeps-
wapens, streekwapens, historische wapens, sagewapens en fabel-
wapens.
In sprekende wapens wordt de (familie)naam direct of indirect in beeld
gebracht. Deze wapens zijn al zeer oud en zeker niet van minder
waarde, getuige de wapens van respectabele oude geslachten als
Van Hoorne (drie hoorns), Van Wassenaer (drie wassende manen
of wassenaars) en Van Zuylen (drie zuilen).
62
__
____
D…fl_
=
__
_
___—___ ___.
_=
_
__… __
_
_
_ : -__
___—=.
_ __
-—-_
__ _ __
_
__
_
__
_ __
__
‚
__
_‚‚v,…—
umu_ (‚>—_
—
_
___—___ ___—_
___—=_
Enkele recente voorbeelden uit het wapenregister van het CBG zijn:
Asies (nr. 49) met drie boven elkaar geplaatste assen;
Vierkant (nr. 64) met in blauw een zilver vierkant;
Van der Haar (nr. 174) met drie haarpennen en als helmteken een tweebekshaar-
Alsemgeest (nr. 175) met in blauw drie zilveren alsemtakjes getopt met een gouden
vlam.
Dit wapen werd in 1842 ontworpen voor Mr. Isaak Lazarus Schaap, advocaat en
procureur. Het is zowel een Sprekend wapen als een beroepswapen.
Dit wapen werd (zonder helmteken) voor het eerst gevoerd door Pieter Simons
Brouwer, schipper in de veenkoloniën. Het helmteken, een spreeuw, werd in 1971
toegevoegd voor de tak Spreen Brouwer. Het anker, het biervat en de brouwspanen
zijn beroepstekens, de beide laatste beelden tevens de naam uit. De turven komen
ook voor in het wapen van Wildervank als een herinnering aan de veenkolonies.
Gezien de ondergeschikte positie van deze stukken mogen we hier niet spreken
van een streekwapen.
63
Streekwap-ens vertonen stukken die in een bepaald gebied meer voor-
komen dan elders. De feodale verbondenheid tussen leenheer en leen-
man of de al dan niet legitieme afstamming van de landsheer is er
mogelijk de oorsprong van.
Rond Gorinchem herinneren de beurteling gekanteelde dwarsbalken
aan de Heren van Arkel. In het land van Heusden is er het wiel van de
Heren van Heusden en in het land van Altena zijn dat de twee afge—
wende zalmen.
De bekende Friese adelaar (een halve van de deellijn uitgaande zwarte
adelaar in een gouden veld) zou wijzen op rijksonmiddelbaarheid (een
privilege van Karel de Grote die de Friezen direct onder het gezag van
de Keizer stelde) dan wel op het aan allodiaal grondbezit verbonden
richterambt 28).
De Friese adelaar in het wapen Benthem
de Grave (wapenregister CBG nr. 178) en
een sleutel uit het wapen van Leiden in
het wapen Lut (wapenregister CGB nr.
157).
1115
‘=11
Illllllll “iii
…|
"llllllllll
|.\
28) Zie verder 0. Schutte "Stre-ekwapens", in: Spiegel Historiael 13 (1978) 41—50.
Indit ruim geillustreerde artikel over streekwapens wordt speciaal ingegaan
op lokale eigenaardigheden bij familiewapens, die per provincie besproken
worden, waarna een algemene beschouwing en enige conclusies volgen.
64
Historische wapens herinneren aan een gebeurtenis in de geschiedenis
van een geslacht.
Tijdens het beleg van Leiden stond Willem Cornelisz. ondanks de
hongersnood acht postduiven af om buiten de stad te worden ge—
bracht. Deze duiven kwamen toen de nood het hoogst was terug met
hoop-volle berichten van de Prins van Oranje en Boisot. Willem
Cornelisz. kreeg de naam Van Duyvenbode en als wapen het wapen
van de stad Leiden vermeerderd met vier blauwe duiven.
Jhr. J. J. van Winter, raad van Amsterdam, kreeg bij K.B. van 15 augus-
tus 1815 als wapenvermeerdering een blauw hartschild met een
gouden Romeinse zegewagen, ter herinnering aan het feit, dat de
Souvereine Vorst in 1813 zijn intrede in Amsterdam had gedaan in
het rijtuig van de heer Van Winter.
Naast deze bewezen historische wapens zijn er ook veel wapens
waaraan legenden en sagen verbonden zijn die de toets der weten-
schappelijke kritiek niet kunnen doorstaan. Een wapen kan zijn ont-
worpen om een sage uit te beelden, maar ook kan de sage ontstaan
zijn als verklaring van het wapen achteraf. De dynastie De Baux, die
van 1178 tot 1393 in het prinsdom Orange regeerde, voerde in rood
een zilveren ster met zestien punten. De overlevering wil, dat dit
geslacht afstamt van één van de drie koningen, die geleid door het
licht van de stralende ster naar Bethlehem kwamen om de pasgeboren
Christus te aanbidden 29). Deze sagewapens mogen niet verward
worden met de zogenaamde fabelwapens. Dit zijn wapens die zijn
ontsproten aan de fantasie van latere herauten en die werden toe—
gekend aan figuren van vóór de tijd van de heraldiek: koning David,
koning Arthur enz.
LITERATUUR
Indien men zich nader in dit onderwerp wil verdiepen kan men in
eerste instantie de volgende boeken raadplegen:
J. A. de Boo, heraldiek, 2de druk, Bussum 1973.
29) J. K. H. de Roo van Alderwerelt ”De voorgeschiedenis van het wapen gevoerd
door de eerste prins van Oranje uit het geslacht van de graven van Nassau",
in: Jaarboek CBG 15 (1971) 29—61.
C. Pama, Rietstap-‘s Handboek d'er Wapenkunde, Leiden 1961.
Vooral dit laatste werk geeft uitgebreide informatie en uitvoerige
literatuuropgave.
Daarnaast beschikken de bibliotheken van het Centraal Bureau voor
Genealogie, het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht-
en Wapenkunde en de Nederlandse Genealogische Vereniging over
vrijwel alle Nederlandse en vele buitenlandse werken op dit gebied.
een beschrijving en een afbeelding van het schild van het nieuw
geregistreerde wapen opgenomen. De aanvrager ontvangt na publi—
katie tevens de daarvoor gemaakte zwart/wit lijntekening.
De kosten van registratie en van het daarvan af te geven bewijs—
stuk bedragen f500‚—.
Mocht een aanvrage worden afgewezen of ingetrokken dan wordt
het betaalde bedrag onder aftrek van f75‚— voor gemaakte kosten
gerestitueerd.
Indien ter vaststelling van de juistheid van een overgelegde stam—
reeks archiefonderzoek nodig blijkt, worden de kosten daarvan
tevoren en vrijblijvend opgegeven.
11. Een tweetal aanvraagformulìeren wordt op aanvrage kosteloos
toegezonden.
67
Verantwoording illustraties:
blz. 37:
Gens Nostra 1957, 238;
blz. 51:
Gens Nostra 1971, 135;
blz. 53:
foto’s Algemeen Rijksarchief;
blz. 54 en 55:
Gens Nostra 1966, 140 en 141;
blz. 57:
foto Stedelijk Museum Lakenhal, Leiden;
68