You are on page 1of 13

STIGA VILLA

V I L L A 12

VILLA 14 HST

VILLA 16 HST

BRUKSANVISNING SV .... 5
KÄYTTÖOHJEET FI ... 12
BRUGSANVISNING DA ..19
BRUKSANVISNING NO .27
GEBRAUCHSANWEISUNG DE...35
INSTRUCTIONS FOR USE EN...44
MODE D’EMPLOI FR....53
GEBRUIKSAANWIJZING NL...61

8211-0011-70
1 HST 2 HST
B C A D G H

F
E I

3 Man 4 Man
E J H F

5 6

N
K

2
7 8

Max

9 10
P
0
1
x

11 12

3
13 14

S
R

15 16

17

4
NEDERLANDS NL

“1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti-


1 ALGEMEEN tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder
deze titel vermeld.
Dit symbool geeft een WAARSCHU- Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al-
WING weer. Als de instructies niet leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij-
nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit voorbeeld “Zie 1.3.3”.
leiden tot ernstige persoonlijke verwon-
dingen en/of schade.
Voordat u deze machine in gebruik 2 BESCHRIJVING
neemt, moet u de gebruiksaanwijzing
en de meegeleverde "VEILIGHEIDS- 2.1 Aandrijving
VOORSCHRIFTEN" zorgvuldig door-
nemen. De machine heeft voorwielaandrijvingGereed-
schap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt
1.1 Symbolen aangestuurd door aandrijfriemen.
Op de machine ziet u de volgende symbolen om u
eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- 2.2 Besturing
tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden De machine heeft achterwielbesturing. Daarom
is. kan de machine gemakkelijk om bomen of andere
Betekenis van de symbolen: obstakels heen rijden. Het sturen wordt geregeld
Waarschuwing! via een kabel.
Lees vóór gebruik van de machine de ge-
bruikershandleiding en de veiligheids- 2.3 Beveiligingssysteem
voorschriften. De machine is uitgerust met een elektrisch beveili-
gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde
Waarschuwing! activiteiten die door onjuiste handelingen gevaar-
Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. lijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan
Houd omstanders op afstand. bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling
Waarschuwing! van de parkeerrem is ingetrapt.
Draag altijd gehoorbescherming.
Controleer voor elk gebruik of het be-
Waarschuwing! veiligingssysteem werkt.
Deze machine is niet bedoeld voor rijden
op de openbare weg. 2.4 Bediening
Waarschuwing!
U mag met de machine niet rijden op een 2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (1,
helling met een grotere hellingshoek dan 4:A)
10º. U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie
Waarschuwing! en de transportpositie:
Kans op brandwonden. Raak de geluid- 1. Trap het pedaal volledig in.
demper/katalysator niet aan. 2. Laat het pedaal langzaam los.
2.4.2 Bedrifjsrem/koppeling/parkeerrem
1.2 Verwijzingen (3:B) (Man)
1.2.1 Afbeeldingen Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding Drie standen:
zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. 1. Pedaal omhoog - aandrijving.
Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven De machine rijdt als er een
met A, B, C etc. versnelling wordt gekozen.
Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 Bedrijfsrem niet geactiveerd.
wordt als volgt weergegeven:. 2. Pedaal voor de helft ingetrapt
“Zie afb. 2:C.” of gewoon “(2:C)” - aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld
worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd.
3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving
1.2.2 Titels ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geactiveerd.
De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de LET OP! Regel de snelheid niet door de koppeling
volgende manier genummerd: te laten slippen. Kies in plaats daarvan de juiste
versnelling voor de goede snelheid.

61
NL NEDERLANDS

2.4.3 Koppeling - parkeerrem (1:B) (HST) 2.4.6 Stuur (HST)


Druk nooit op het pedaal tijdens het rij- De hoogte van het stuur is volledig instelbaar.
den. De krachtoverbrenging kan dan Draai de instelknop (3:E) op de stuurkolom los en
oververhit raken. stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de
Het pedaal (2:B) heeft de vol- knop weer vast.
gende drie standen: Verstel het stuur nooit tijdens het rij-
den.
Draai nooit aan het stuur als de machi-
ne stilstaat en het gereedschap ín de
• Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De werkstand staat. De kans bestaat dat
parkeerrem is niet geactiveerd. het stuurmechanisme wordt overbelast.
• Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-
geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd. 2.4.7 Gas- en chokehendel (2, 4:H)
• Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge- Hendel om de snelheid te regelen en om te choken
bij een koude start.
schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar
niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge- Als de motor onregelmatig loopt, be-
staat er een kans dat de hendel te ver
bruikt als noodrem. naar voren staat zodat de choke geacti-
2.4.4 Vergrendeling, parkeerrem (1, 3:C) veerd wordt. Dit beschadigt de motor,
De vergrendeling vergrendelt het koppe- verhoogt het brandstofgebruik en is
lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. schadelijk voor het milieu.
Deze functie wordt gebruikt om de machi- 1. Choke - voor het starten van een koude
ne te vergrendelen op hellingen, tijdens motor. De choke staat in de bovenste stand
transport enz., als de motor niet draait. in de groef.
De parkeerrem moet tijdens het werk Gebruik deze functie niet als de motor
altijd uitgeschakeld zijn. warm is.
2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
Vergrendelen: tijd vol gas geven.
1. Trap het pedaal (1, 3:A) volledig in. Om de gashendel op vol gas te zetten, zet
2. Verplaats de vergrendeling (1, 3:C) naar rechts. u de hendel ongeveer 2 cm achter de
chokestand.
3. Laat het pedaal los.
3. Stationairloop.
4. Laat de vergrendeling los.
Ontgrendelen:
Trap het pedaal volledig in en laat het weer los.
2.4.8 Contactslot/koplamp (2, 4:F)
2.4.5 Rijden - bedrijfsrem (1:D) (HST) Het contactslot wordt gebruikt om de motor te star-
Als de machine niet remt zoals ver- ten en uit te schakelen.
wacht als het pedaal wordt losgelaten, Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de
moet het linkerpedaal (1:B) worden ge- machine zitten. Er is dan brandgevaar
bruikt als noodrem. omdat brandstof in de motor kan lopen
Het pedaal (1:D) regelt de versnelling tussen de via de carburateur en de accu kan ont-
motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het laden en worden beschadigd.
pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geacti- Vier standen:
veerd. 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De
1. Pedaal voorwaarts sleutel kan verwijderd worden.
– de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast 2. Rijstand.
– de machine staat stil.
3. Pedaal achterwaarts
– de machine rijdt achteruit. 3. Rijstand.
4. Minder druk op het pedaal
– de machine remt.
4. Startstand - de elektrische startmotor
wordt geactiveerd op het moment dat de
sleutel in de veerbelaste startstand wordt
gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar
rijstand 3 wanneer de motor gestart is.

62
NEDERLANDS NL

2.4.9 Versnellingspook (4:J) (Man) 2.4.13 Zitting (6:L)


Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- De zitting kan worden opgeklapt en naar
2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. voor of achter worden geschoven. De
Tijdens het schakelen moet het koppelingspedaal stand van de zitting kan met de knoppen
ingetrapt zijn. (6:M) worden vergrendeld.
LET OP! Zorg dat de machine volledig stilstaat De zitting is voorzien van een beveiligingsschake-
voordat u van de achteruit in de vooruit of laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem
omgekeerd schakelt. Als u niet meteen in een van de machine. Doordat bepaalde functies niet
bepaalde versnelling kunt schakelen, laat het werken als er niemand op de zitting zit wordt voor-
koppelingspedaal dan opkomen en trap het komen dat er gevaarlijke situaties kunnen ont-
opnieuw in. Schakel opnieuw naar de gewenste staan. Zie ook 4.3.2.
versnelling. Probeer nooit geforceerd in een 2.4.14 Motorkap (afb. 7)
gewenste versnelling te schakelen. Om bij te tanken en de motor en de accu te inspec-
2.4.10 Krachtafnemer (2, 4:E) teren en onderhouden, opent u de motorkap.
Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafne- De motor mag niet draaien als u de kap
mer voor aandrijving van het maaidek en aan de opent.
voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
1.Voorste stand - krachtafnemer uitge- 2.4.14.1Openen
schakeld. 1. Zorg dat de besturingsarmen in de voorste stand
2. Achterste stand - krachtafnemer inge- staan.
schakeld. 2. Trek de stoelvergrendeling (6:N) omhoog en
kantel de stoel voorover.
3. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai
2.4.11 Instelling maaihoogte (2:I) de kap omhoog.
(16 HST) 2.4.14.2Sluiten
De machine is uitgerust met een mechanisme voor Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de
het gebruik van een maaidek met elektrische maai- kap omlaag.
hoogte-instelling.
De schakelaar wordt gebruikt om de maai- De machine alleen gebruiken met geslo-
hoogte traploos in te stellen. ten kap. Anders bestaat er een kans op
brandwonden en kunt u bekneld raken.
Het maaidek is aangesloten op het contact (2:Z).
2.4.12 Koppelingshendel (5:K) 3 TOEPASSINGEN
Hendel om de traploze transmissie uit te schake- De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij
len. Hiermee kunt u de machine handmatig ver- de volgende werkzaamheden met de aangegeven
plaatsen zonder de motor te gebruiken. originele STIGA-accessoires:
De ontkoppelingshendel mag nooit tus- Werkzaamheden Accessoires, origineel van
sen de binnenste en buitenste stand STIGA
staan. Dit leidt tot oververhitting en be- Gras maaien Maaidekken gebruiken:
schadiging van de transmissie.
85 C, 95 C (HST),
Twee standen:
95 C El (16 HST)
1. Hendel naar buiten - transmis-
sie ingeschakeld voor normaal Vegen Veegmachine of veegmachine
gebruik. U hoort een klik als de met opvangbak gebruiken. Voor
hendel in deze stand wordt ver- de eerste optie wordt het gebruik
grendeld. van een stofbeschermer aanbe-
volen.
2. Hendel naar binnen – transmissie is uitgescha-
keld. De machine kan handmatig worden ver- Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees
plaatst. gebruiken. Sneeuwkettingen en
De machine mag niet over lange afstanden of met framegewichten zijn aanbevo-
hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de len.
versnellingsbak worden beschadigd. Gras en bladeren Getrokken opvangbak 30" of 42"
vegen gebruiken.
Gras- en bladtrans- Transportkar Combi gebruiken.
port

63
NL NEDERLANDS

Het trekmechanisme mag worden belast met een 4.2 Controleer het oliepeil
verticale kracht van maximaal 100 N. Het carter is bij aflevering altijd gevuld met SAE
De duwkracht van getrokken accessoires op het 10W-40-olie.
trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N. Zie afb. 9.
LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan- Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat- rect is. De machine moet op een vlakke onder-
schappij. grond staan.
LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok
op de openbare weg. schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek
hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af.
Breng de oliepeilstok weer aan en draai hem vast.
Trek de oliepeilstok weer omhoog. Lees het olie-
peil af. Vul olie bij tot de "FULL"-streep als het
4 STARTEN EN RIJDEN oliepeil onder deze markering staat (11).
De machine alleen gebruiken met geslo- Het oliepeil mag nooit boven de “FULL”-streep
ten en vergrendelde kap. Anders be- komen. Een te hoog oliepeil kan de motor overver-
staat er een kans op brandwonden en hitten. Als het oliepeil boven de “FULL”-streep
kunt u bekneld raken. komt, moet de olie worden afgetapt tot het juiste
niveau is bereikt.
4.1 Bijvullen met benzine
Gebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit 4.3 Veiligheidscontrole
brandstof voor tweetaktmotoren. Controleer of de machine voldoet aan de onder-
De tank heeft een inhoud van 14 liter. Door de staande veiligheidscontrole.
transparante tank is het brandstofniveau makkelijk De veiligheidscontrole moet voor ieder
af te lezen. gebruik worden uitgevoerd.
LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt Als een van de onderdelen niet door de
houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden test komt, moet u de machine niet ge-
bewaard. bruiken! Breng de machine voor repa-
U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, ratie naar een servicewerkplaats!
d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft
een samenstelling die minder schadelijk is voor
mens en milieu. 4.3.1 Algemene veiligheidscontrole
Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar
brandstof altijd in een speciaal daar- Onderdeel Resultaat
voor bestemde tank. Brandstofslangen Geen lekkages.
Vul alleen buitenshuis benzine bij en en aansluitingen.
rook niet tijdens het bijvullen. Vul de Elektrische kabels. Isolatie is intact.
tank voordat u de motor start. Verwij- Geen mechanische schade.
der nooit de vuldop en vul de machine Uitlaatsysteem. Geen lekkages bij aansluitin-
nooit met benzine wanneer de motor gen.
loopt of nog warm is. Alle schroeven zijn vastge-
Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. draaid.
Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul- Olieleidingen Geen lekkages. Geen schade.
buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de HST; Rijd de De machine stopt dan.
benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten machine voor- en
zonder over te stromen. Zie afb. 8. achteruit en laat het
pedaal van de
bedrijfsrem
omhoog komen.
Testrit Geen abnormale trillingen.
Geen abnormale geluiden.

64
NEDERLANDS NL

4.3.2 Elektrische veiligheidscontrole Deze machine mag op een helling van


Controleer voor elk gebruik of het be- maximaal 10° rijden.
veiligingssysteem werkt. Verminder de snelheid op hellingen en
bij scherpe bochten om controle over de
Status Handeling Resultaat machine te houden en het risico op kan-
Het koppelings-/rem- Probeer te star- De motor telen te beperken.
pedaal is niet inge- ten. start niet. Draai bij rijden in de hoogste versnel-
trapt. ling en bij vol gas het stuur niet volledig
De krachtafnemer is naar één kant. De machine kan dan
niet ingeschakeld. kantelen.
Het koppelings-/rem- Probeer te star- De motor Blijf met uw handen uit de buurt van de
pedaal is ingetrapt. ten. start niet. middensturing en de zittinghouder. An-
De krachtafnemer is ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit
ingeschakeld. met de machine als de motorkap open
Lopende motor. De De bestuurder De krachtaf- is.
krachtafnemer is gaat staan. nemer wordt Rijd nooit als het maaidek in de trans-
ingeschakeld. uitgescha- portpositie staat. Dit veroorzaakt scha-
keld. de aan de aandrijfsnaar van het
Lopende motor. Verwijder zeke- De motor maaidek.
ring 10 A. stopt dan.
4.6 Stoppen
4.4 Starten Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem
1. Zie afb. 10. Open de benzinekraan die zich in de aan.
kap aan de linkerachterzijde bevindt. Laat de motor 1-2 minuten stationair draaien. Zet
2. Controleer of the bougiekabel(s) op de bou- de motor af door de contactsleutel om te draaien.
gie(s) is/zijn geplaatst. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als
3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet
is. worden.
4. Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. Als u de machine zonder toezicht ach-
5. Starten van een koude motor – zet de gashendel terlaat, moet u de bougiekabel(s) losma-
helemaal in de chokestand. ken van de bougie(s). Trek ook de
Starten van een warme motor – zet de gashendel sleutel uit het contactslot.
op vol gas (ongeveer 2 cm achter de Direct na gebruik kan de motor bijzon-
chokestand). der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
6. Trap het koppelings-/rempedaal volledig in. der of de koelribben niet aan. Dit kan
7. Draai de contactsleutel om en start de motor. ernstige brandwonden veroorzaken.
8 Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen- 4.7 Reiniging
del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm ach-
ter de chokestand) als u de choke gebruikt hebt. Om het gevaar op brand te verkleinen
9. Laat de machine na een koude start niet onmid- de motor, de demper, de accu en de
dellijk belast werken, maar laat de motor eerst brandstoftank vrijhouden van gras,
een paar minuten warmdraaien. Op die manier bladeren en olie.
kan de olie eerst opwarmen. Om het gevaar op brand te verkleinen
Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven. regelmatig controleren of er sprake is
van olie- en/of brandstoflekkage.
4.5 Bedieningstips Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen
Controleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de gelden de volgende richtlijnen.
motor zit. Dit is met name belangrijk bij het wer- • Als u de machine met een hogedrukreiniger rei-
ken op hellingen. Zie 4.2. nigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de
Wees voorzichtig bij het rijden op hel- asborging, elektrische onderdelen of hydrauli-
lingen. Start of stop niet plotseling wan- sche kleppen.
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor.
nooit dwars over een helling. Rijd van • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
boven naar beneden en van beneden • Reinig de luchtinlaat van de motor.
naar boven.

65
NL NEDERLANDS

Gebruik synthetische olie met serviceklasse SF of


5 ONDERHOUD hoger, zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Gebruik Olie
5.1 Onderhoudsprogramma Alle temperaturen SAE 10W-30
Om de machine voortdurend in goede staat te hou- Onder -18°C SAE 5W-30
den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook
in verband met het milieu, moet het onder- Boven 0°C SAE30
houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
Gebruik olie zonder toevoegingen.
De inhoud van dit programma vindt u in het bijge-
voegde serviceboekje. Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting
van de motor leiden.
Basic service moet altijd door een erkende service-
werkplaats worden uitgevoerd. Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Eerste onderhoud en Intermediate Service zou Direct na het stoppen van de machine
door een erkende servicewerkplaats moeten wor- kan de motorolie erg heet zijn. Laat de
den uitgevoerd, maar kan ook door de gebruiker motor daarom een paar minuten afkoe-
worden gedaan. De inhoud van deze programma's len voordat u de olie aftapt.
staat in het serviceboekje en de handelingen zijn 1. Schroef de olieaftapplug los (afb. 11).
beschreven onder“4” en hieronder. 2. Vang de olie op in een vat. Breng die olie ver-
Onderhoud dat door een erkende servicewerk- volgens naar een milieustraat. Mors geen olie
plaats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw op de aandrijfriemen.
machine professioneel wordt onderhouden met 3. Schroef de olieaftapplug vast.
originele reserveonderdelen. 4. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine
Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een met nieuwe olie.
erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in Hoeveelheid olie: 1,4 l
het onderhoudsboekje. Een serviceboekje waarin 5. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat
ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een waar- u deze 30 seconden stationair draaien.
devol document dat de tweedehandswaarde van de
machine verhoogt. 6. Controleer of er een olielek is.
7. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
5.2 Voorbereiding leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2.
Alle service en onderhoud moet worden uitge- 5.5 Benzinefilter (9:Q)
voerd op een stilstaande machine waarvan de mo- Vervang het benzinefilter elk seizoen.
tor is uitgeschakeld.
Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat
Zorg dat de machine niet kan wegrol- het nieuwe filter is geïnstalleerd.
len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
rem. 5.6 Riemtransmissies
Voorkom dat de motor onbedoeld start Controleer na 5 werkuren of alle riemen intact en
door de bougiekabel(s) los te maken van onbeschadigd zijn.
de bougie(s) en de contactsleutel te ver- 5.7 Besturing
wijderen.
De besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 25 werku-
ren.
5.3 Bandenspanning
Pas de bandenspanning op de volgende manier 5.7.1 Controles
aan: Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen
Voorzijde: 0,4 bar (6 psi).. speling in de stuurkettingen zitten.
Achter: 1,2 bar (17 psi).
5.7.2 Afstelling (18:T)
5.4 Motorolie vervangen Stel indien nodig de stuurkabels als volgt af:
VVervang de motorolie de eerste keer na 5 werku- Span de stuurkabels door de moer vaster te draaien
ren, daarna na elke 50 werkuren of één keer per (afb. 16). Belangrijk! De schroefuiteinden van de
seizoen. stuurkabel moeten tijdens het bijstellen worden
Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of min- vastgehouden, zodat de kabel niet draait. Gebruik
stens één keer per seizoen, als de motor extra hard een instelbare sleutel of vergelijkbaar gereedschap
of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. en zet die op de schroeven aan de kabeluiteinden.
Span de stuurkabels aan tot er geen speling meer
is.

66
NEDERLANDS NL

Span de stuurkabels niet te strak. Daarmee wordt • Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op
het sturen zwaarder, terwijl de slijtage van de de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte
kabels toeneemt. kabel aan op de negatieve accuklem (-).
5.8 Accu Als u de kabels niet in de goede volgor-
de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
Overlaad de accu nooit. Overladen kan ting ontstaan en kan de accu
de accu beschadigen. beschadigd raken.
Zorg dat de accupolen geen kortsluiting Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
maken,want dan kunnen er vonken en namo en de accu beschadigd.
brand ontstaan. Zorg dat metalen siera-
den niet in contact kunnen komen met Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
de accupolen. kunnen brand veroorzaken.
Als er schade is ontstaan aan de behui- De accu moet altijd aangesloten zijn als
zing, het deksel of de contactpunten van u de motor wilt laten lopen. Anders
de accu of als er interferentie optreedt kunnen de dynamo en het elektrische
bij de strip die over de kleppen ligt, systeem beschadigd raken.
moet de accu vervangen worden. 5.8.4 Reiniging
De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze
een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met
kan en mag niet worden gecontroleerd of aange- een staalborstel en smeer ze in met vet.
vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij-
voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt. 5.9 Luchtfilter
De accu moet volledig zijn opgeladen Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25
voordat u deze voor de eerste keer gaat werkuren worden gereinigd/vervangen.
gebruiken. De accu moet altijd volledig Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren
opgeladen worden bewaard, anders worden gereinigd/vervangen.
kan deze beschadigd raken.
LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien
5.8.1 Accu opladen met motor de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
De accu kan als volgt worden opgeladen met de ken.
dynamo van de motor. Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af- 1. Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter-
gebeeld. kap.
2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas- 2. Demonteer de luchtfilterkap (14:R) door de
sen kunnen worden afgevoerd. twee klemmen te verwijderen.
3. Start de motor volgens de instructies in de hand- 3. Demonteer het filter (14:S). Het voorfilter
leiding. wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor
4. Laat de motor 45 minuten lopen. dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be-
huizing van het luchtfilter schoon.
5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela-
den. 4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes
mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien
5.8.2 Accu opladen met oplader het filter erg vuil is, moet het worden vervan-
Als de accu wordt opgeladen met een oplader, gen.
dient deze een constante spanning te hebben. 5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is,
Neem contact op met uw leverancier voor een der- moet het worden vervangen.
gelijke oplader. 6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
De accu kan beschadigd raken als er een stan- Bij het schoonmaken van de behuizing van het pa-
daard oplader wordt gebruikt. pierfilter mogen geen perslucht of oplosmiddelen
op basis van petroleum worden gebruikt. Hierdoor
5.8.3 Verwijderen/Plaatsen raakt het filter beschadigd.
De accu zit onder de motorkap. Zie afbeelding 13. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van
Bij het verwijderen of plaatsen van de accu dient u de behuizing van het papierfilter. Het papierfilter-
rekening te houden met het volgende: huis mag niet met olie worden ingesmeerd.
• Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel
los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna
de rode kabel los van de positieve accuklem (+).

67
NL NEDERLANDS

5.10 Bougie
De bougie(s) moet(en) na elke 200 werkuren wor- 6 OCTROOI - ONTWERPREGIS-
den vervangen (=bij elke tweede basic service). TRATIE
Gebruik de meegeleverde bougie. Deze machine of onderdelen van deze machine
Maak schoon rond de bevestiging van de bougie valt/vallen onder de volgende octrooi- en ontwer-
voordat u deze losmaakt. pregistratie:
Bougie: Champion RC12YC of gelijkwaardig. 9900627-2 (SE), SE00/00250 (PCT), 9901091-0
Afstand elektroden: 0,75 mm. (SE), SE00/00577 (PCT), 9901730-3 (SE), SE00/
00895 (PCT), 9401745-6 (SE), SE95/00525
5.11 Luchtinlaat (PCT), 595 7497 (US), 95920332.4 (EPC).
De motor is luchtgekoeld. Door een verstopt koel- 99 1095 (SE), 499 11 740.9 (DE), M1990 000734
systeem kan de motor beschadigd raken. Reinig de (IT), 577 251-253 (FR), 115325 (US).
luchtinlaat van de motor na elke 50 werkuren. Het
koelsysteem wordt bij elke basic service nauwkeu-
rig gereinigd.
5.12 Smeren
Alle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na
elke 25 werkuren en na elke wasbeurt worden ge-
smeerd.
Onderdeel Actie Afb.
Wiellager 3 smeernippels.(26:Z) 15
Gebruik een smeerpistool met
universeel vet.
Stuurkabels Reinig de kabelen met een staal- -
borstel.
Smeer de kettingen met univer-
sele kettingspray.
Spannings- Smeer de lagerpunten met een 16
armen oliehouder terwijl alle regelaars
zijn geactiveerd.
Dit werkt het beste met twee per-
sonen.
Bedienings- Smeer de uiteinden van de kabels 17
kabels met een oliehouder terwijl alle
regelaars zijn geactiveerd.
Dit moet worden gedaan door
twee personen.

5.13 Zekeringen
Als een van de onderstaande problemen optreedt,
moet u de betreffende zekering vervangen. De ze-
kering(en) en de accu bevinden zich onder de mo-
torkap.

GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf-


gaande aankondiging wijzigingen in het product
aan te brengen.

68
w w w. s t i g a . c o m

GGP Sweden AB · Box 1006 · SE-573 28 T RANÅ S

You might also like