Professional Documents
Culture Documents
Rome werd 150 jaar door Etruskische koningen geregeerd en de Romeinen, die zich
voor een deel vermengden met de Etrusken, dankten hierdoor hun schrift, cultuur en
godsdienst ook voor een groot deel aan de Etrusken. In 280 v.Chr. versloegen de Etruskische lierspeler,
Romeinen de Etruskische steden definitief, maar de culturele invloed bleef wandschildering in hetGraf van het
doorwerken. Veel belangrijke Romeinse geslachten waren van oorsprong Etruskisch. Triclinium, Tarquinia.
Een bekende Romein van Etruskische afkomst was Maecenas (hij sprak echter
Latijn) en ook de beroemde dichter Vergilius had Etruskische voorouders. De
bekende Romeinse keizer Trajanus was ook afkomstig uit een Etruskisch geslacht;
de Ulpii.[2]
Inhoud
Eigen identiteit
Economie Wijngaarden in Etrurië (nu Noord-
Toscane)
Van modieuze belangstelling tot etruscologie
Klassieke oudheid
Vroege opgravingen en grafroof
Wetenschappelijk onderzoek
Taal
Teksten
Classificatie
Voorbeeldzinnen
Enkele woorden
Namen
Mannen
Vrouwen
Etruskische vrouw. Deksel van een
Plaatsen
terracotta sarcofaag, 150-120 v.Chr.
Literatuur uit Chiusi, Badisches
Geschiedenis van de Etrusken Landesmuseum Karlsruhe.
Villanovaperiode (ca. 1100 - 725 v.Chr.)
Oriëntaliserende periode (ca. 725 - 580 .vChr.)
Archaïsche periode (ca. 580 - 480 v.Chr.)
Klassieke periode (480 v. Chr. - 325 v. Chr.)
Etruskisch-Romeinse periode (ca 325 - 90 .vChr.)
Politieke en sociale structuren
De Etrusken op zee
Religie
Geneeskunde
Sarcofaag met het echtpaaruit
Cultuur
Stichting van steden Cerveteri. Aardewerk. 6e eeuw v.Chr.
Rome, Villa Giulia. Dit object beeldt
Omwallingen
een echtpaar af dat aanligt bij een
Sier- en beeldende kunsten
symposium. De voorstelling is
Muziek
tekenend voor de rol van de vrouw in
Landbouw en hydraulica
de Etruskische samenleving.
Architectuur en stedenbouw
Vrouwen werden in de Griekse en
Fresco's in graven Romeinse cultuur niet geacht bij
Wegen en verkeer symposia aanwezig te zijn.
Herkomst van de Etrusken
Stele van Kaminia
Literaire aanwijzingen
Genetica
Musea
Italiaanse musea met Etruskische collectie
Buitenlandse collecties
Tentoonstellingen
Zie ook
Externe links
Noten
Referenties en verder lezen
Algemeen
Herkomst
Taal
Maatschappij
Religie
Specifieke sites, monumenten en kunstvoorwerpen
Museale collecties en tentoonstellingen
Beeldje van een jonge jongen met
Doorwerking
watervogel (detail) uit Montecchio.
Brons. Ca. 100 v.Chr. Leiden, RMO.
Eigen identiteit
Ondanks de sterke beïnvloeding door de Griekse cultuur en de culturen van het Oosten (die vooral na
700 v.Chr. waarneembaar werd)
heeft de Etruskische cultuur lange tijd een eigen identiteit behouden, ondanks de toenemende Romeinse dominantie. Zo hadden de
Etrusken, met uitzondering van enkele leenwoorden, een geheel eigen taal, die in tegenstelling tot de toenmalige talen van het
Italische schiereiland geen Indo-Europese taal was. Daarnaast waren bepaalde gebruiken niet in overeenstemming met de Italiaanse
tradities. Zo was de rol van de vrouw in de Etruskische samenleving veel groter dan bijvoorbeeld in de Griekse en Romeinse
samenleving en kenden de Etrusken het 'typisch oosterse' gebruik om de wil van de goden in de ingewanden van offerdieren te lezen.
De culturele verschillen met de omringende Italische volkeren waren zo groot, ook in de ogen van de toenmalige waarnemers, dat in
de oudheid al vanaf Herodotos werd gespeculeerd over de herkomst van de Etrusken. Dat debat wordt nog steeds gevoerd.
Economie
De economische basis van Etrurië was agrarisch. Volgens Plinius de Oudere was de tarwe van Clusium uitstekend en de beste
wijngaarden van Italië bevonden zich net als vandaag in Toscane. In de bossen werd op everzwijnen en herten gejaagd. De Etrusken
fokten ook paarden, runderen en varkens. De dalen van de Arno, Tiber, Ombrone en kleinere riviertjes vormden de belangrijkste
routes waarlangs men zich verplaatste. Het reliëf en de wouden maakten reizen in Etrurië niet gemakkelijk voordat de Romeinen er
wegen aanlegden. Muilezels werden gebruikt als lastdier.
IJzererts werd ingevoerd van het eiland Elba, terwijl kopermijnen aanwezig waren in het dal van de Cecinarivier. Door de zeer
succesvolle handel in ijzer (destijds een nieuw en kostbaar product), het contact met Gallië, Noord-Europa, Carthago, Egypte, Syrië,
Griekenland (o.a. Athene en Korinthe) en de Griekse kolonisten op het Italische schiereiland heeft de Etruskische cultuur zich kunnen
ontwikkelen tot een van de meest hoogstaande culturen van Europa. Van de Griekse kolonies in Italië namen de Etrusken het schrift
en de techniek over omaardewerk met het pottenbakkerswiel te maken.
Het Etruskisch aardewerk en bronzen spiegels werden in de Keltische en Germaanse wereld over de Alpen en aan de kusten van de
Zwarte Zee door henzelf of door tussenpersonen verkocht. In een Keltisch graf te Eigenbilzen (België) werd een bronzen Etruskische
snavelkan gevonden. Zelfs in Denemarken groeven archeologen producten uit hun regio op. Tevens werd hun wijn in deze gebieden
gewaardeerd. Het waren Etrusken die de eerste wijngaarden in het zuiden van Gallië aanlegden en zo de pioniers waren van de
huidige Franse wijncultuur.
Klassieke oudheid
De Etrusken hebben een zeer rijke materiële cultuur nagelaten, maar van hun literatuur is vrijwel niets overgeleverd. Hoewel zij
religieuze boeken hadden, zoals de beroemde liber linteus Zagrabiensis (waarvan een deel met ca. 1300 woorden is overgeleverd),
zijn er weinig aanwijzingen dat ook andere literaire genres (dichtkunst, wetenschappelijke verhandelingen enz.) werden beoefend.
Wel vinden we talloze vermeldingen bij Griekse en Romeinse auteurs, zoals bij Herodotos, Dionysios, Ploutarchos, Polybios, Livius,
Plinius de Oudere, Cicero, Seneca minor en anderen, maar hun beschrijvingen zijn vaak kort, foutief of bevooroordeeld. Opmerkelijk
is de grote interesse van de Romeinse keizer Claudius voor de Etruskische cultuur. Hij was zo gefascineerd door de Etrusken dat
hijzelf Etruskisch leerde lezen van de weinigen die er toen nog kennis van hadden. Hij schreef in het Grieks een 20 delen tellende
- niet overgeleverde - geschiedenis van de Etrusken, de Tyrrhenica[3].
Wetenschappelijk onderzoek
De wetenschap die zich vandaag de dag met de studie naar alle facetten van de Etruskische cultuur bezighoudt is de etruscologie. Als
grondlegger van de moderne etruscologie wordt de Italiaanse hoogleraar klassieke archeologie Massimo Pallottino (1909-1995)
beschouwd. Zijn Etruscologia (1942) geldt als een belangrijk standaardwerk. Bij de reconstructie van de Etruskische cultuur is men
vooral aangewezen op archeologisch onderzoek.
Taal
Teksten
De Etruskische lettertekens zijn verwant aan die van de Grieken. Er zijn zo'n
12000 Etruskische inscripties bewaard. Het Etruskisch is relatief makkelijk te
lezen omdat zij het Grieks alfabet hanteerden, weliswaar geschreven van rechts
naar links. Het grootste probleem is dat we geen inhoudelijk diepgaande
teksten hebben. De meeste teksten zijn korte grafinscripties, votiefteksten of
korte verklarende teksten op vazen, beeldjes, spiegels, munten en grenspalen.
De langste tot nu toe gevonden tekst is een linnen boek (Liber linteus
Zagrabiensis), overgeleverd als mummiewindsel, dat omstreeks 1300 woorden Liber linteus Zagrebiensisof Zagrebse
bevat; het betreft hier een rituele kalender. linnen boek bevat die langste bekende
tekst in het Etruskisch (3de eeuw v.Chr.)
Daarnaast beschikken we nog over enkele andere langere teksten zoals de
Steen van Perugia (juridisch document over een grensgeschil), de bronzen
Tabula Cortonensis uit Cortona (lange juridische tekst over de verkoop van gronden) en de Tabula van Capua (een archaïsche
religieuze tekst). Zeer uitzonderlijk zijn de gouden Plaatjes van Pyrgi (twee in het Etruskisch, een in het Fenicisch, de taal van
Carthago). De plaatjes hebben het alle drie over de schenking van een tempel, maar zijn spijtig genoeg geen exacte vertalingen van
elkaar.[4] Vermeldenswaardig ten slotte zijn de Teerlingen van Tuscania (met de telwoorden van 1 tot 6 voluit geschreven) en de
Lever van Piacenza, een bronzen modellever met godennamen, gebruikt bij het onderwijs voorHaruspices (zieners).
Classificatie
Linguïsten slagen er niet in de Etruskische taal te classificeren, maar zoveel is zeker: het Etruskisch is in géén geval verwant met de
andere talen van Italië (Keltisch, Latijn, Oskisch, Umbrisch enzovoorts). Het behoort niet tot de Indo-Europese taalfamilie en
evenmin tot de Semitische talen van het Oosten. Vanuit een aantal tweetalige teksten, maar vooral vanuit de inhoudelijke en
structurele vergelijking van Etruskische teksten met gelijkaardige opschriften uit het Grieks of het Latijn, zijn ondertussen zo'n
tweehonderd woorden duidelijk, alsook het feit dat het Etruskisch eenagglutinerende taal is.
Voorbeeldzinnen
Hier volgen ter illustratie enkele zinnetjes in het Etruskisch:
"aulesi metelis ve vesjal clensi cen fleres tece sjansl tenine tuthines chisjvlics" (Vanwege
Aule Metelis, zoon van Vel en Vesjia, wordt dit (beeld) geplaatst voor de eerbiedwaardige
godheid Sjans, door het district Chisuli)
(op een sarcofaag uit Tarquinia):
"...larisal crespe thanchvilus pumpnal clan zilath mechl rasnas marunuch cepen zilc thufi
tenthas marunuch pachanati ril LXIII" (Crespe, zoon van Laris en Thanchvil Pumpnei, (was)
zilath van het Etruskisch gebied, priester van de maro's; toen hij 1ste (?) keer zilc was en
maro in het (heiligdom) van Bacchus, (was hij) 63 jaar)
"felsnas la lethes svalce avil CVI murce capue tleche hanipaluscle" (Larth Felsnas, (zoon)
van Lethe, leefde 106 jaar, hij verbleef in Capua en werd ... (?) in het (leger) van Hannibal)
"aska mi eleivana mini mulvanike mamarce velchanas" (Ik (ben) een olievaasje. Mamarce
Velchanas schonk me)
Enkele woorden
Tot slot enkele Etruskische woorden:
A F N T
ac-: maken, flere: godheid nefts: kleinkind tamna: paard
doen H P thevru: stier
acil: werk huth: vier (of zes) papa: grootvader tivr: maan
ais(er): god L phersu: persoon met tin: dag
al-: geven lautni: (vrijgelaten) masker tular: grens
am-: zijn slaaf puia: vrouw tur: geven
antha: arend leu: leeuw R thi: water
apa: vader lup-: sterven rasna: Etruskisch thu: één
arac: valk M ril: leeftijd U
ati: moeder mach: vijf S usjil: zon
avil: jaar malena: spiegel sech: dochter V
C math: honing spur: stad vinum: wijn
car-: doen, methum: stedelijk sja: zes (of vier) Z
bouwen gebied sjuth: begraven, zal: twee
cel: aarde mi: ik plaatsen zich: schrijven
ci: drie mul-: schenken suthi: graf zilc of zilath:
clan: zoon mutana: sarcofaag sval: leven magistraat
Namen
Mannen
Achle = Achilles - Apluni = Apollonius - Arruns, verkleinwoord Ar(n)tile - Arnth - vAeles, Aule = Aulus - Caile =
Caelius - Larth - Laris - Lethe - Macstrna = Magister -Porsenna - Sethre - Tinusi = Dionysos - Vel - Venel,
verkleinwoord Venzile - Velthur
Vrouwen
Alfia - Larthi - Lethi(a) - Lucretia - Sleparis (vanCleopatra?) - Tanaquil - Urgulania, verkleinwoord Urgulanilla (vrouw
van keizer Claudius) - Velia - Vetusia - Vibia
Plaatsen
Felsina = Bologna - Phersnach = Perugia, Velszna = Volsinii, Caisra = Caere, Cerveteri, Clevsin = Clusium (nu
Chiusi), Curtun = Cortona
Literatuur
Afgezien van de bovengenoemde teksten is vooralsnog geen proza of poëzie in het Etruskisch overgeleverd. Romeinse auteurs
noemden als bronnen de volgende religieuze Etruskische boeken, die de Etrusca disciplina, de heilige geschriften bevatten, waar de
Romeinen veel waarde aan hechtten:
1. libri haruspicini - voorspelling aan de hand van ingewanden van of ferdieren door de haruspices
2. libri fulgurales - betekenis van de bliksem, bijvoorbeeld kalender voor de uitleg van de betekenis van donder
3. libri fatales - betekenis van allerlei wonderen voor de toekomst
4. libri Tagetici - openbaringen door de profeetTages
Er moet ook een profane literatuur bestaan hebben, want Livius vermeldt dat hij Etruskische auteurs kent die Romeinse kinderen
gebruikten bij hun onderwijs in de Etruskische stad Caere.[5] Varro noemt een zekere Volnius die Etruskische tragedies geschreven
had.[6] Verder schrijven Varro en Claudius over Etruskische geschiedwerken.
Naast urbanisatie vond in deze periode ook de overgang van crematie naar inhumatie in tumuli plaats.[7] De rijkdom die we
aantreffen in deze graven, waaronder uit het oosten ingevoerd ivoor, struisvogeleieren, goud enz., kwam voort uit de ijzermijnen die
nu werden ontgonnen door de Etrusken opElba en die rond de stedenPopulonia en Tarquinia.[7]
De mijnen in Etrurië leverden bovendien koper, een grondstof voor de productie van brons, dat vele toepassingen kende in wapens,
vaatwerk en decoratie. Ten slotte ook zilverhoudend lood en wellicht ook tin. De economie steunde verder op de export van wijn,
landbouwproducten en ambachtelijk vervaardigde gebruiksvoorwerpen (bronzen vaatwerk en bucchero). Aan de Rhône (Zuid-
Frankrijk) ruilden de Etrusken hun aardewerk voor zout, dat in de oudheid kostbaar was.
Etruskisch bucchero. Ca. 625-600
v.Chr. Marseille, Musée
d'Archéologie Méditerranéenne.
De stad Rome werd misschien niet door hen "gesticht", maar had alleszins toch Etruskische koningen (dat blijkt uit de sage van
koning Tarquinius Priscus en zijn opvolgers, de dynastie der Tarquinii) en tot een moderne stad uitgebouwd (volgens de traditie onder
koning Servius Tullius).
Vanaf ca 500 v.Chr. werden de Etrusken steeds vaker aangevallen door deItaliërs aan de ene kant en deKelten aan de andere kant.
De Tarquinii werden in 509 v.Chr. uit Rome verjaagd. Daarmee viel voor de Etruskische steden de belangrijke landverbinding met
Campanië weg.
In 479 v.Chr. versloeg de dicht bij de Tiber gelegen stad Veii een Romeins leger bij de Cremera rivier. Een vloot van Syracuse kon in
453 v.Chr. zonder veel weerstand enkele havensteden verwoesten, wat de economische problemen in de kuststreek verer
gerde.
In 396 v.Chr. werd Veii door de Romeinen veroverd. Kort daarop kregen de Etruskische steden de genadeslag door de invallende
Galliërs in 390 v.Chr.. De Gallische hoofdman Brennus sloeg het beleg voor Clusium. Caere had zich tegen de Kelten en Romeinen
beveiligd met enorme vestingsmuren. Rome betaalde de Galliërs een losgeld en ze trokken zich terug. Daarna voerde Rome opnieuw
een beleid dat gericht was op expansie ten koste van zijn Etruskische buren.
Een deel van Etrurië werd door Hannibal geplunderd tijdens de Tweede Punische Oorlog (218 v.Chr. tot 202 v.Chr.). Bij het
Trasimeense Meer behaalde hij een grote overwinning op Rome. In de 3de eeuw v. Chr. verloor Caere de controle over zijn
kuststrook, waardoor Rome het afsneed van handel via de zee, precies de belangrijkste bron van welvaart. De bevolking van de stad
verarmde en in de eerste eeuw v. Chr. werd Caere helemaal verlaten.
Grote delen van de Etruskische bevolking werden uitgeroeid door de Romeinse dictator Sulla tijdens de bondgenotenoorlog (91 tot
88 v. Chr.) en tijdens de burgeroorlog tussen de Romeinse generaals en politici Gaius Marius en Sulla (88 v. Chr.). In 90 v. Chr.
kregen de Etrusken het Romeinse burgerrecht, waardoor zij definitief in het Romeinse Rijk werden geïntegreerd. Hierdoor gaven zij
hun politieke en sociale identiteit op. Enkel Noord-Etrurië bleef economisch welvarend, dankzij landbouw en de grote
keramiekproductie in Arezzo (Arretium), maar ook hier verdween de Etruskische taal. Het Etruskisch verdween als levende taal rond
30 v. Chr.
De Etruskische maatschappij had een gelaagde structuur. Bovenaan stonden koningen en aristocraten die begraven werden in een
weelderig graf in een necropolis. Koningen, "lucumo" genoemd, voerden oorspronkelijk het bevel over het leger en waren tegelijk
hogepriesters die in contact stonden met de goden. Hun functie was dus militair én sacraal. De instelling van het koningschap was
algemeen. Vele namen van individuele Etruskische koningen zijn bekend, maar velen los van een historische context. Toch bestaat er
genoeg bewijs om te besluiten dat de monarchie in de Etruskische stadstaten bewaard bleef, lang nadat ze verdwenen was in
Griekenland en Rome. Later werden de steden iets meer gedemocratiseerd en dan zien we een "zilath" opduiken, een tijdelijk
aangestelde heerser (zoals de Romeinse consul of dictator).[8] Daarnaast waren er handelaars, ambachtslui, boeren en helemaal
onderaan de slaven.[9]
De fresco's in de graven van de necropolis van Tarquinia uit de 6e en 5e eeuw v.Chr. tonen ons een levenslustig volk dat hield van
uitgelaten feesten, met dans en muziek. Wat nog het meest opvalt is een - voor die tijd, en in vergelijking met Griekenland of Rome -
hoogst ongewone sociale gelijkheid tussen man en vrouw. Etruskische vrouwen lagen naast hun man mee aan de feesttafels en namen
deel aan uitingen van het openbare leven. Etruskische vrouwen uit de aristocratie konden lezen en schrijven en van ten minste één
vrouw, werd door onderzoek van haar skelet vastgesteld dat ze te paard reed, net als een man. Toch werden vrouwen voor een aantal
functies uitgesloten: er waren geen vrouwelijke priesters, rechters, koningen of zilath's (hoge magistraten). Ook werden minder
graven voor vrouwen gebouwd dan voor mannen. Ondanks pogingen van historici om de positie van de vrouw apart te bestuderen,
kan men enkel informatie over hen vinden via hun positie als moeder of echtgenote.
Een Etruskisch meisje was voorbestemd voor het
huwelijk.
De Etrusken op zee
Pas op voor de Etruskische piraten! Deze kreet weerklonk vaak in Griekse havens. De Etrusken beheersten de Tyrrheense zee van
voor de 6e eeuw v.Chr.
Voordat de heerschappij over de westelijke Middellandse Zee in handen kwam van Rome, ontplooiden de Etrusken er naast de
Feniciërs en de Grieken een erg belangrijke bedrijvigheid op zee. In oude teksten wordt verteld dat de Etrusken een aangeboren band
met de zee hadden. Volgens een legende die in de Oudheid algemeen verbreid was, kwamen ze na een lange oversteek vanaf de
oevers van de Egeïsche Zee aan in Italië. De naam die de zee krijgt aan de Toscaanse kant van het schiereiland is afgeleid van de
benaming die de Grieken aan de Etrusken gaven: de Turrhènoi of Tursènoi. Hun aanwezigheid op zee werd overigens gevreesd als
we de Griekse bronnen mogen geloven. Die beschuldigden hen van piraterij. Er werd zelfs verteld dat Dionysos Etruskische piraten
die hem ontvoerd hadden in dolfijnen veranderde.
De welvaart van de steden aan de kust van Etrurië, hun belangrijke havenactiviteit (met name in Pyrgi en Gravisca) en ten slotte de
wijde verspreiding van hun producten – wijn, vaatwerk in zwart aardewerk (bucchero) en brons – geven blijk van een actieve
betrokkenheid van de Etrusken in de scheepvaart die het zuiden van Italië, Sicilië en Carthago, maar ook Ligurië, het zuiden van
Gallië en Spanje aandeed. De ruilhandel tussen Etrurië en het zuiden van Frankrijk werd onderhouden vanaf het einde van de 7e
eeuw v.Chr. Ze verraadden een groot volume aan ruilhandel met Marseille en de streek waar de Etrusken met name tin insloegen dat
via de Rhônevallei vanuit Cornwall aangeleverd werd. Dankzij de snelle ontwikkeling van de onderzeese archeologie heeft men langs
de kusten een vijftiental wrakken kunnen onderzoeken die geladen waren met ladingen Etruskische producten, meer bepaald de
amfora’s met wijn van Cerveteri. Ook aan de Adriatische kust was er een bloeiende kustvaarthandel vanuit de havens Spina en Adria.
Daarbij werd een beroep gedaan op Etruskische bemanningen die met name uit Bologna afkomstig waren. Men heeft daar
gedenkstenen gevonden waarop boten afgebeeld staan.
Ongetwijfeld was de concurrentie moordend en hoewel de Etrusken het meestal en al vrij vroeg goed konden vinden met de
Feniciërs, lijken de relaties met de Griekse steden en hun vloten in het beste geval onduidelijk te zijn en in het slechtste geval gewoon
te botsen. Daarvan heeft de geschiedenis twee beroemde episodes onthouden. Rond 540 v.Chr. lokte de vestiging van uit Phocis
afkomstige Grieken in Alalia op Corsica, tegenover de Toscaanse kust, een vastberaden reactie van de Etrusken uit. Samen met de
Carthagers vernietigden ze ter hoogte van Sardinië de vloot van Phocische kolonisten. De Grieken moesten daarop Corsica verlaten,
waarop het eiland onder Etruskisch gezag kwam. In 474 v.Chr., tijdens een aanval op Cumae, konden de Etrusken echter niet
vermijden dat hun vloot vernietigd werd door de zeemacht van Syracuse, aangevoerd door de tiranHiëro. Deze Griekse overwinning,
bezongen door de dichter Pindarus, bracht een fatale klap toe aan de Etruskische zeemogendheid, die inmiddels aan het tanen was. Ze
lijkt zich daarna meer te richten op het roven dan op de handel.
In antwoord daarop voeren de Grieken razzia’s uit op de Etruskische kusten, met name in 453 v.Chr. in het wijndistrict van het eiland
Elba en in 384 v.Chr., als de gaven in het heiligdomvan Pyrgi geplunderd worden doorDionysios I van Syracuse.
Als we ons een beeld willen vormen van de Etruskische schepen blijven de documenten met afbeeldingen die in Etrurië gevonden
werden de beste bronnen. Ongeveer tot het midden van de 6e eeuw hebben oorlogsschepen en koopvaardijschepen hetzelfde
algemene silhouet. Dat is een teken dat de piraterij en de handelsactiviteiten nog niet echt van elkaar gescheiden waren. Het schip
heeft een vierkant centraal zeil, eventueel een rij riemen, de voor- en achtersteven steken hoog uit en de voorsteven maakt een
scherpe hoek. Dat laatste is misschien de voorloper van deramsteven, een uitvinding die doorPlinius de Oudere toegeschreven wordt
aan een Etrusk uit Pisa. Ten tijde van de grootste maritieme expansie (einde 6e - begin 5e eeuw v.Chr.) ontwikkelt de architectuur van
de schepen zich in verschillende richtingen. De oorlogsschepen waren uitgerust met een robuuste ramsteven. Een vierkant zeil en
verschillende rijen roeiers zorgden voor de aandrijving. Ze vervoeren gehelmde en geharnaste zee-infanterie die kon vechten vanaf
een burcht die aan de voorsteven van het schip lag. De handelsschepen hadden één of twee vierkante zeilen. Hun voor- en
achtersteven waren spitser en zo goed als symmetrisch. In de Tombe van het Schip in Tarquinia is daarvan een mooi voorbeeld
bewaard, en zo houdt ze de herinnering aan die Etrusken van de zee levendig.
Religie
Volgens de Romeinse schrijver Livius waren de Etrusken meer dan enig ander volk
gehecht aan religieuze praktijken.[10] Godsdienst en het zoeken naar voortekenen
waren uiterst belangrijk. Hun godenwereld en mythologie waren gebaseerd op de
Villanovacultuur. In de steden aan de kust die intens handel dreven met de Griekse
wereld werden naast hun eigen godheden ook enkele Griekse goden vereerd onder
een Etruskische naam. Daarnaast werden de Etruskische godinnen Uni en Vea
gelijkgesteld met de Griekse godinnenHera en Demeter.
De sagen van de Griekse helden Achilles en Odysseus (uit de Trojaanse oorlog De beroemde bronzenlever van
beschreven door Homeros), Herakles en Theseus waren bekend. Afbeelingen van Piacenza (ca. 100 v.Chr. Museo
een centaur werden eveneens gevonden. Centauren waren reeds heel vroeg in Zuid- Archeologico di Piacenza.). Dit
Etruskische model van een
Etrurië bekend, wellicht via de Griekse kolonies in Groot-Giekenland, waarmee
schapenlever diende vermoedelijk
handelsrelaties bestonden. om beginnende haruspices het
leverschouwen te leren. Op de lever
Ze ontwikkelden het begrip van een goddelijke trias (= triade), later overgenomen
zijn verscheidene indelingen
door de Romeinen. Deze bestond uit Tinia (= Jupiter / Zeus), Uni (= Juno / Hera) en aangebracht, waarin diverse namen
Menrva (= Minerva / Athena). Laran was een oorlogsgod. Hij was de zoon van Tinia van Etruskische goden staan.
en Uni. Verder vereerden ze Apulu (Apollon/Apollo), Artames (Artemis/Diana),
Fufluns (Dionysos/Bacchus) de god van de wijn, Turan (Venus) die beschermgodin
van de stad Vulci was en Turms (Mercurius).
Charun was een demon die vaak werd afgebeeld met een grote hamer. Charun stond waarschijnlijk in verband met Charon, de
veerman uit de onderwereld van de Griekse mythologie. Charun kwelde de zielen van de overledenen en bewaakte de onderwereld.
Zijn vrouwelijke tegenhanger is Vanth. Een andere vrouwelijke demon uit de onderwereld was Tuchulca. De enige voorstelling van
Tuchulca, die wij kennen, is een weergave op een fresco in het Graf van Orcus II in Tarquinia,
Hun geloof in rituelen, voortekens en voorspellingen kwam misschien uit het Nabije
Oosten. Een belangrijke beslissing werd nooit genomen zonder eerst bijvoorbeeld de
lever van offerdieren, het gedrag van heilig pluimvee of de inslaande bliksem te
bestuderen. Priesters en waarzeggers stonden dus heel hoog in aanzien. Hun leer die
volgens hun verhalen geopenbaard was door Tages, een kind met de wijsheid van
een grijsaard, stond genoteerd in de boeken van de disciplina etrusca. Deze boeken
Charun op een Etruskische vaas,
werden tot in de Romeinse keizertijd door de Romeinse machthebbers geraadpleegd.
Einde 4de eeuw v. Chr. - Begin 3de
De religieuze literatuur bestond nog in de vroege middeleeuwen, in een Latijnse
eeuw v. Chr.
vertaling.
Cultuur
In die tijd werden steden niet alleen een materiële realiteit, maar kregen ook (en essentiëler) een juridische status, als hoofdstad van
een grondgebied, waarbij op eenzelfde plaats de politieke, militaire en religieuze macht verenigd worden. In het Etruskische
wereldbeeld was het prestige van de stad zo groot dat ze als heilig beschouwd werd. Latijnse schrijvers bevestigen dat de Etruskische
disciplina, met andere woorden de Etruskische godsdienst, onder andere voorschreven volgens welk ritueel de steden gesticht worden
en de altaren en tempels ingewijd worden om te zorgen voor de onschendbaarheid van de omwallingen en de rechtmatigheid van de
poorten.
Omwallingen
De Etrusken maakten hoofdzakelijk gebruik van de natuurlijke
verdedigingsmiddelen om hun versterkte omwalling te plaatsen. In zuidelijk Etrurië,
waar het reliëf uit vulkanische tufsteen bestaat, zijn de wallen vaak niet meer dan
een vervollediging van de kunstmatig opgetrokken rotshellingen, die om het zo te
zeggen de kern van de vestingmuur vormen. In hun oudste vorm zijn de Etruskische
omwallingen terug te brengen tot een houten omheining of zijn ze opgetrokken uit
onregelmatige breuksteen.
De muren van onbewerkte bakstenen, die gewoon in de zon gedroogd werden, zien
Perugia, Etruskische stadspoort
we pas vanaf de 6e eeuw v.Chr. Daarvan kennen we slechts enkele zeldzame
voorbeelden. De vergroting van de omwallingen, of anders gezegd: hun bouw in
grote blokken steen die droog geplaatst werden begint pas in de 6e eeuw v.Chr. Dit fenomeen zien we in de grote steden en soms in
de secundaire vestigingen die ervan afhingen. De omwallingen in veelhoekig metselwerk van Rosselle zijn daar een mooi voorbeeld
van dat bovendien ook nog buitengewoon goed bewaard is gebleven. De bouw van muren in gehouwen steen neemt toe in de
volgende eeuwen ten gevolge van de toenemende dreiging - van de Grieken, de Galliërs en de Romeinen - die op de Etruskische
steden weegt. De Hellenistische omwallingen van Volterra, die gebouwd is van schelpkalksteen, bekoort door de grote variatie van
zijn verbindingen in onregelmatig rechthoekig metselwerk en trekt tot vandaag de dag nog zijn okergele lint rond de stad en zijn
tuinen. Volgens de Etruskische godsdienst ploegde de stichter van de stad de plaats van de omwallingen om en hief hij zijn ploeg op,
op de plaats waar de stadspoorten moesten komen.
De Etrusken waren eveneens meesters in het bewerken van goud tot juwelen. Hun
schilderkunst vertoont enige verwantschap met die van de Grieken.[12] De graven
van de aristocratie waren soms versierd met fresco's in levendige kleuren. De
vindplaatsen van deze fresco's zijnTarquinia, Caere, Veio en Sarteano.
Belangrijk was ook het aardewerk. De meest typisch Etruskische vorm van
aardewerk was Bucchero dat een zwarte of asgrijze kleur had. Dit werd eerst De "Mars" van Todi, brons,
geproduceerd in Caere in de 7e eeuw v.Chr. Bucchero werd geëxporteerd over heel Vaticaanse Musea
het Middellandse Zeegebied en naar Centraal-Europa.
Muziek
Uit afbeeldingen in bepaalde graven, zoals het Graf van de Luipaarden (Tarquinia), blijkt dat de rijke bovenlaag in de Etruskische
maatschappij veel van muziek, dans en banketten hield. Op fresco's worden dansers uitgebeeld in sensuele, gestileerde houdingen, die
nu nog in het verre Oosten (India, Bali) voorkomen. Zelfs slaven maakten feestmaaltijden klaar onder muzikale begeleiding. Voor de
.[13]
begeleiding kende men (in oorsprong Griekse) instrumenten als dubbelfluit en lier
Landbouw en hydraulica
Diodoros van Sicilië, die tijdens het tijdperk van Caesar schreef door zich te baseren
op bronnen uit veel vroegere tijden, beschreef op deze manier Etrurië ten tijde van Etruskische dubbelfluit
zijn onafhankelijkheid: Omdat de Etrusken op een bodem wonen die hen allerlei
vruchten geeft en die ze nauwgezet bewerken, genieten zij van een overvloed aan landbouwproducten. Hij legt de nadruk op de
kwaliteit van hun grond:
Ze leven in een land dat alles voorbrengt en dat grenzeloos vruchtbaar is, waardoor ze een overvloed aan
vruchten van alle soorten kunnen opslaan. Etrurië is inderdaad erg vruchtbaar en ontplooit zich in het algemeen
over de vlakten die de heuvels scheiden van de bebouwbare hellingen. Het is matig vochtig, niet alleen tijdens het
winterseizoen, maar ook nog tijdens de zomer
.
Volgens het woord van andere auteurs gold dit idyllische beeld nog altijd in het Romeinse tijdperk, maar dan alleen voor het noorden
van Etrurië en het binnenland, tussen het meer van Bolsena en de Val di Chiana: uitgestrekte vlakten vol tarwevelden en hellingen
begroeid met wijngaarden en olijfboomgaarden. Zuidelijk Etrurië zag er toen helemaal anders uit. Tijdens het Romeinse tijdperk
beschreven andere auteurs dat het door armoede geteisterd werd. De steden Veii, Cerveteri, Tarquinia en Vulci, die voordien zo
welvarend waren, waren nog maar een schaduw van zichzelf. Het hele land was in droefheid gehuld. Nu weten we ook waarom: de
oorlogen, de inbeslagnemingen van gronden en de toewijzing van uitgestrekte gebieden aan slaven hadden door een gebrek aan
onderhoud het Etruskische waternet ernstig beschadigd. Er was malaria uitgebroken die lelijk huis hieldt, vooral langs de kust in de
Malarria (van het Latijnse maritima), een gebied dat trouwens pas in de loop van de 20e eeuw definitief gezond werd. De
bebouwbare laag in zuidelijk Etrurië rust op een dunne laag vulkanische tufsteen. Deze ondoordringbare rotslaag zorgt ervoor dat het
water niet diep kan doordringen en dat er moerassen gevormd worden, die een bron van malaria zijn. De Etrusken hadden dat goed
begrepen en ontwikkelden al snel grote vaardigheden op het vlak van hydraulica. Rome zelf was daarvan een van de grote
begunstigden onder de Etruskische koningen. De Latijnse historici schrijven immers de bouw van de drainageputten en van de eerste
riolen toe aan de Tarquinen. Deze riolen lieten de bouw van het forum toe in een vallei die tot dan toe overstroomd was met stilstaand
water. Op het platteland in het zuiden van Etrurië heeft archeologisch onderzoek ontelbare overblijfselen blootgelegd van putten,
greppels en kanalen die dateren uit het Etruskische tijdperk en die het water verzamelden afleidden en afvoerden. In Veii hadden de
bewoners zelfs het water van de Cremera, dat in een bocht ten noorden van de stad lag, nuttig gemaakt door middel van een
omleiding via een kunstmatige tunnel van meer dan 70 meter lang.
Architectuur en stedenbouw
We kennen de Etruskische architectuur best uit de dodensteden, meestal necropolis genoemd. Pas recent is in Murlo een belangrijk
aristocratisch paleis opgegraven en wetenschappelijk onderzocht.[14] Rome zou er zonder de Etrusken beslist anders hebben
uitgezien. Het rioleringssysteem (cloaca), de wegenbouw, het atrium-huis, de oudste (Romeinse) tempels, allemaal zijn ze op
Etruskische ideeën gebaseerd. Op het gebied van de architectuur waren zij immers onovertroffen grootmeesters: ze voerden de boog
en het gewelf in, en het gebruik van baksteen uit gebakken klei.
Voordat het Hellenisme in de keizertijd de officiële Romeinse staatskunst werd, bouwden de Etrusken al eeuwen hun eigen tempels.
Een voorbeeld hiervan was de Jupitertempel op het Romeinse Capitool (gebouwd onder koning Lucius Tarquinius Superbus; meer
dan een halve eeuw vóór deParthenon te Athene).
Steen is erg verbreid in Etrurië, maar de Etrusken bouwden met die grondstof alleen maar omwallingen en graftomben, tenzij die
laatsten in de rotsen uitgehouwen werden. Verder blijft het gebruik van steen in de architectuur beperkt tot ophopingsmuren, de podia
van de tempels en de funderingen van gebouwen. Gebouwen waren opgebouwd uit een houten geraamte en muren in onbewerkte
stenen of leem dat op een latwerk van takken aangebracht werd. Het geheel werd overdekt met een laag klei. Het dak bestond uit stro
voor de opkomst van het dak met pannen in de tweede helft van de 7e eeuw v.Chr. Deze pannen waren zwaar: van 11 tot 15 kg voor
een vlakke dakpan van ongeveer 62 × 48 × 2,5 cm. Door de relatieve kwetsbaarheid van de muren beperkte het gewicht van de
dakpannen de hoogte van de bouwwerken. Daarom hadden Etruskische gebouwen vaak een gedrongen silhouet. De broosheid van de
materialen verklaart waarom de archeologen altijd volledig verwoeste gebouwen blootleggen. We kennen het grondplan ervan en we
kunnen de eventuele versieringen in terracotta van het dak bewonderen. Om het voorkomen van het gebouw te reconstrueren moeten
we ons baseren op andere getuigenissen, zoals de pseudoarchitectuur van de gebeeldhouwde graftomben in zuidelijk Etrurië of
sommige grafurnen in de vorm van een huis.
Fresco's in graven
Meerdere thema's zijn afgebeeld: maaltijden, dieren, demonen en worstelaars. In enkele graven zijn seksueel getinte fresco's
gevonden. Volgens een interpretatie van bepaalde afbeeldingen zouden mannen en vrouwen samen sporten en werden ze gezien als
gelijken. Mannen en vrouwen worden weergegeven als jong en gezond. Er is een fresco (eind 5de eeuw v. Chr.) uit een graf dat in
1960 in Tarquinia werd ontdekt. Hierop staat een vrouw, die voorover buigt en de heupen vasthoudt van een gebaarde man voor haar.
Mogelijk voert ze een fellatio uit, maar door de beschadiging, kan dat niet met zekerheid gesteld worden. Het gaat wellicht om een
erotische scène, die als bedoeling had om boze geesten af te weren. Dit graf vormt een zeldzaam voorbeeld van erotiek in de
Etruskische kunst, iets wat in de oud-Griekse schilderkunst en later in het Romeinse Pompeï veel vaker voorkwam.
Wegen en verkeer
De Etrusken hebben nooit wegen gebouwd die vergelijkbaar zijn met de lange Romeinse wegen die vanaf de 3e eeuw v.Chr. hun
grondgebied doorkruisten. Deze wegen, die typisch zijn voor een veroveringsmogendheid met een sterke centrale macht, vertrokken
allemaal vanuit hetzelfde punt, Rome, om zo snel mogelijk de legioenen naar Noord-Italië, hun nieuwe strijdtoneel, te leiden: ze
dienden hoofdzakelijke voor de militaire en economische belangen van Rome, zonder zich echt te bekommeren om de streken die ze
doorkruisten. De oude Etruskische wegen zijn even verschillend van de Romeinse wegen als onze plattelandswegen in vergelijking
met onze moderne snelwegen. Ze waren ontworpen voor plaatselijke behoeften en vormden een fijn netwerk dat de grote en kleine
agglomeraties waarmee de streek bezaaid was met elkaar verbond. Deze wegen waren dus talrijk en relatief kort. Hun loop werd
bepaald door het terrein en volgde dus de natuurlijke reiswegen, zonder buitensporige omwegen. Zo werden de tufsteenreliëfs in
zuidelijk Etrurië vaak gekruist en loopt de weg langs een kunstmatige geul die af en toe, zoals in de buurt van Sovana, eruitziet als
een echte bergengte (en het Italiaans een tagliata of via cava). Het oppervlak van de weg werd niet echt aangelegd en varieerde dus in
functie van het doorkruiste gebied. Gemetselde kunstwerken waren zeldzaam. Enkele bruggen hadden pijlers in metselwerk van grote
stenen, maar hun wegdek was vervaardigd van hout. Er was veel verkeer op deze wegen, hoofdzakelijk boerenkarren met twee
wielen die getrokken werden door een span.
1. Volgens de Griekse geschiedschrijverHerodotos (5e eeuw v.Chr.) stamden de Etrusken uitLydië. Hij beschrijft hoe
ten gevolge van een tragische hongersnood de yLdische koningszoon Tyrsènos een deel van de bevolking
meegenomen heeft naar de andere zijde van de Middellandse Zee om daar een nieuw leven te beginnen, en zo
zouden zij in het land van deOmbrikoi (de Umbriërs) zijn terechtgekomen.[15] Deze stelling werd door vrijwel alle
historici in de oudheid aanvaard. Deze volksverhuizing zou circa 1200.Chr.
v moeten hebben plaatsgevonden.
2. Dionysius van Halicarnassus(1e eeuw v.Chr.) achtte de stelling van Herodotos echter een fabel. Hij maakte een
vergelijking tussen de Lydiërs en de Etrusken van zijn tijd, en concludeerde dat er geen enkele verwantschap
bestond. Hij beschouwde de Etrusken als een autochtone bevolkingsgroep in de streek die ruw geschetst, begrensd
wordt door de Tyrreense Zee, de Tiber, de Apennijnen en de Arno.[16]
Later kwam Masssimo Pallottino met een nieuwe visie. Hij was van mening dat het zoeken naar de herkomst van de Etrusken uitging
van een onjuiste veronderstelling, namelijk dat volkeren één nauwkeurig te bepalen herkomst zouden bezitten. Hij wees in dit opzicht
op de huidige Franse beschaving, die culturele elementen in zich bergt van de Gallo-Romeinen en van verschillende Germaanse
stammen. De herkomst van de Fransen herleiden naar een van die volkeren zou de realiteit geweld aandoen. Liever sprak Pallottino
dan ook van de 'vorming' van het Etruskische volk, die heeft plaatsgevonden in prehistorisch Italië gedurende eeuwen. Autochtone
bevolkingsgroepen en nieuwkomers vanuit het oostelijke Middellandse Zeegebied kunnen zijn versmolten tot een volk dat in
historische tijd als een eenheid werd beschouwd. De vrij sterke culturele verschillen tussen de verschillende steden maken deze visie
aannemelijk.
Volgens een aantal wetenschappers, vooral linguïsten, betreft het inderdaad een
archaïsche vorm van het Etruskisch. Daarmee zou deze vondst dus pleiten voor
Herodotos' stelling van een oosterse herkomst.
Literaire aanwijzingen
In de klassieke literatuur bestaan geen vermeldingen van op Lemnos wonende Etrusken. Sterker, volgens Homeros woonden er
Thracische sintiërs.[19]
Oriëntalisten menen dat de volksverhuizing heeft plaatsgevonden na 1200 v.Chr. Egyptische teksten vermelden namelijk dat rond die
tijd (farao Merneptah, Ramses III) de Egyptische noordkust werd geteisterd door plunderingen van de beruchte zeevolken. Een van
de volkeren zijn de Twrsh (Teresj/Tursha). Volgens sommigen zijn dit deTyrsênoi op hun weg naar Midden-Italië.
Recentelijk is ontdekt dat Homeros een Etruskische naam noemt ("Lethos") in de context van Troje.[20] Troje lag echter veel
noordelijker dan waar Herodotos Lydië situeerde. Misschien is Herodotos' situering van Lydië als moederland van de Etrusken
onjuist en lag het eigenlijke gebied van de Lydiërs vóór Herodotos' tijd noordelijker.[21]
Genetica
In 2007 selecteerde prof. Alberto Piazza (Universiteit van Turijn) op basis van typisch Toscaanse achternamen mannen uit drie
Toscaanse steden. Hij onderzocht hun erfelijk materiaal en vergeleek dat met DNA-stalen uit andere regio's zoals Zuid-Italië, de
zuidelijke Balkan, het eiland Lemnos en Turkije. In één Toscaanse stad, Murlo, trof Piazza een genetische variant aan die verder
alleen in Turkije werd gevonden. Zijn conclusie luidt dat de Etrusken immigranten uit het zuiden van Klein-Azië waren.
Recent biochemisch onderzoek (mitochondriaal DNA bij Toscaanse runderen, 2007) zou duiden op een herkomst van deze rassen uit
Anatolië.[22]
Musea
Museo Nazionale Etrusco di Villa Giulia, in 2012 uitgebreid met de Villa Poniatowski, Rome
Museo Gregoriano Etrusco, Vaticaanstad
Museo di Scultura Antica Giovanni Barracco, Rome
Museo Nazionale Preistorico Etnografico "Luigi Pigorini", Rome
Museo Nazionale Cerite,Cerveteri
Museo Archeologico Nazionale,Tarquinia
Museo Civico, Viterbo
Museo Civico Rocca Monaldeschi,Bolsena
Toscane
Buitenlandse collecties
De collecties in het Louvre te Parijs en in de Ny Carlsber
g Glyptotek te Copenhagen vormen de grootste collecties buiten Italië.
België
Antikenmuseum Basel,Bazel
Musée d'Art et d'Histoire,Genève
Oostenrijk
Kunsthistorisches Museum,Wenen
Hongarije
Archeologisch museum,Zagreb
Rusland
Zie ook
Etruscologie
Etruskische kunst
Etruskische taal
Cippus Perusinus
Plaatjes van Pyrgi
Etrurië
Externe links
(nl) Uitbreiding Villa Giulia met villa Poniatoski
(it) (en) Francesco Nicosia Archeological Museum, Carmignano
(en) Mysteriousetruscans.com
(de) Etruskisch.de
(it) Archeologisch museum van Bologna:http://www.comune.bologna.it/museoarcheologico/
(nl) Tentoonstelling Leiden en Amsterdam (tot 18maart 2012)[dode link]
Noten
1. Rasenna treffen we aan bij Dionysius van Halicarnassus(I 30.3.). Rasna is de gesyncopiseerde vorm van Rasenna
(G. BONFANTE - L. BONFANTE, The Etruscan Language: an Introduction, Manchester - New York, 20022, p. 81 (http://bo
oks.google.com/books?id=VWGN6e5Rzf8C&pg=P A81&dq=Rasna+inflected&lr=&ei=fSL9R8rELqTQjgH9wNCQDA&
hl=nl&sig=nKmkm7wVPvDW85yKl_kw8XJmTlM) .). Vanaf ca. 490 v.Chr. verdwijnen namelijk in Etruskische woorden
de klinkers in de tweede lettergreep. We treffen ook de vorm Raśna (uitgesproken als: Rashna) op decippus van
Cortona (https://web.archive.org/web/20080420053858/http://users.tpg.com.au/etr/etrusk/po/texts.html#rashna) .
2. Althans volgens het laat-antieke werkVita Noricensis 49: genere Tusco.
3. Suetonius, Divus Claudius 42.2.
4. F.C. WOUDHUIZEN, De tweetalige inscripties op de gouden plaatjes van Pyrgi en het probleem van de oorsprong der
Etrusken, in Hermeneus 75 (2003), pp. 318-324. (http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2075/
7505/7505.pdf)
5. Livius, Ab Urbe condita IX 36.3: Habeo auctores ....
6. J. HEURGON, Daily life of the Etruscans, Londen, 2002, p. 241.
7. Inleiding Etrusken, museumkennis.nl (2004).(https://web.archive.org/web/20080331095549/http://www .museumken
nis.nl/lp.rmo/museumkennis/i000341.html#4.2)
8. J.-R. JANNOT, À la Rencontre des Étrusques, Rennes, 1987, pp. 70-72 (https://web.archive.org/web/2008042201510
9/http://membres.lycos.fr/antiquite/rasennachap3.htm)(ROIS ET LUCUMONS).
9. J.-R. JANNOT, À la Rencontre des Étrusques, Rennes, 1987, pp. 73-74 (https://web.archive.org/web/2008042201510
9/http://membres.lycos.fr/antiquite/rasennachap3.htm)(LA SOCIETE). Zie voor het belang van de naamgeving ook:
C. BERRENDONER - M. MUNZI, La gens urinate, in MEFRA 110 (1998), pp. 647-662 (http://www.persee.fr/web/revues/ho
me/prescript/article/mefr_0223-5102_1998_num_110_2_2047) .
10. Livius, Ab Urbe condita V 1.
11. M.J. VERMASEREN, De Franse opgravingen te Bolsena, inHermeneus 29 (1957), pp. 38-43. (http://images.tresoar.nl/bi
bl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2029/2903.pdf)
12. J.-R. JANNOT, La peinture étrusque, première peinture de l'Europe?, Clio.fr (2002).(http://www.clio.fr/BIBLIOTHEQU
E/la_peinture_etrusque_premiere_peinture_de_l_europe_.asp)
13. Lifestyle, MysteriousEtruscans.com (2008).(http://www.mysteriousetruscans.com/lifestyle.html#Music)
14. R.D. DE PUMA - J.P. SMALL (edd.), Murlo and the Etruscans: Art and Society in Ancient Etruria, Madison, 1994.
15. Herodotos, Historiae I 94
16. Dionysius van Halicarnassus,Antiquitates Romanae I 25-30.
17. C. DE SIMONE, I Tirreni a Lemnos. Evidenza linguistica e tradizioni storiche
, Florence, 1996.
18. M. PALLOTTINO, Etruscologia, Milaan, 19847.
19. Homeros, Odysseia VIII 294.
20. Homeros, Ilias II 840.
21. R.S.P. BEEKES, The Origin of the Etruscans, Amsterdam, 2003. (https://www.knaw.nl/shared/resources/actueel/public
aties/pdf/20021051.pdf)
22. M. PELLECCHIA, in Maandblad EOS 4 (april 2007).
23. H.A.G. BRIJDER, De Etrusken, in Griekse, Etruskische en Romeinse kunst. Allard Pierson museum. Amsterdam ,
Culemborg, 1976, pp. 86-114. (http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2048/4803.pdf)
Algemeen
G. BARKER - T. RASMUSSEN, The Etruscans, Oxford, 1998. ISBN 0631220380
R. BLOCH, The Etruscans, Londen, 1965. ISBN 0500020051
D. BRIQUEL, De Etrusken, 's-Gravenhage, 2008.ISBN 9789058481795
Herkomst
R.S.P. BEEKES, The Origin of the Etruscans, Amsterdam, 2003. ISBN 9069843692
C. DE SIMONE, I Tirreni a Lemnos. Evidenza linguistica e tradizioni storiche
, Florence, 1996. ISBN 882224432X
L.B. VAN DER MEER, Etrusken op Lemnos. Het einde van een mythe, inHermeneus 69 (1997), pp. 180-183.
M. PELLECCHIA - E.A., The mystery of Etruscan origins: novel clues from Bos taurus mitochondrial DNA, in
Proceedings
of the Royal Society B 274 (2007), pp. 1175-1179.
M. PELLECCHIA, in Maandblad EOS 4 (april 2007).
F.C. WOUDHUIZEN, De tweetalige inscripties op de gouden plaatjes van Pyrgi en het probleem van de oorsprong der
Etrusken, in Hermeneus 75 (2003), pp. 318-324.
Taal
R.S.P. BEEKES - L.B. VAN DER MEER, De Etrusken spreken, Muiderberg, 1991. ISBN 9062837972
G. BONFANTE - L. BONFANTE, The Etruscan Language: an Introduction, Manchester - New York, 20022. ISBN
0719055407
M. PALLOTTINO (ed.), Testimonia Linguae Etruscae, Florence, 19682.
Maatschappij
J.-R. JANNOT, Les magistrats, leurs insignes et les jeux étrusques, inMEFRA 110 (1998), pp. 635-645.
N. LUBTCHANSKY, Le pécheur et la métis. Pêche et statut social en Italie centrale à l'époque archaïque, in
MEFRA 110
(1998), pp. 111-146.
C. BERRENDONER - M. MUNZI, La gens urinate, in MEFRA 110 (1998), pp. 647-662.
Religie
L.B. VAN DER MEER, Turan, de liefdesgodin der Etrusken, inHermeneus 47 (1975), pp. 50-63.
L.B. VAN DER MEER, Prometheus in beeld, inHermeneus 59 (1987), pp. 58-67. (in het bijzonder pp. 62–63.)
N. STEENSMA, Micro- en macrokosmos. Aspecten van de leverschouw in Etrurië, inHermeneus 90, 1 (2018), pp. 18-
23.
Doorwerking
D.H. LAWRENCE, Etruscan Places, 1932.
Zie de categorie Etruscans van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit
onderwerp.
Dit artikel is op 7 mei 2008 in deze versie opgenomen in de etalage.