Professional Documents
Culture Documents
De of het ?
Wie het Nederlands als moedertaal heeft, weet meestal vanzelf of een woord de of het als lidwoord krijgt.
De of het ?
Voor buitenlanders die het Nederlands leren, is het voor het grootste deel een kwestie van uit het hoofd leren.
De of het ?
Maar ongeveer driekwart (75%) van de Nederlandse zelfstandige naamwoorden zijn de-woorden.
Dus als je het echt niet weet en je moet gokken, kies dan de.
De of het ?
De of het ?
Gelukkig zijn er een paar regels voor het-woorden die een beetje helpen bij het leren.
De of het ?
Verkleinwoorden:
het het het het het biertje feestje huisje jongetje koekje
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
Woorden met twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ont- en ver-.
het het het het het begin gebouw gezin ontbijt verhaal
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
De of het ?
Prinses Mxima zei het al: "Lidwoorden zijn een van de moeilijkste dingen om te leren in het Nederlands". Maar:
De of het ?
Luister naar de radio, kijk tv, lees kranten en probeer de soorten hetwoorden te herkennen. Maak een lijstje met het-woorden.
Veel plezier!
De of het ?
A abonnement, accent, album, avontuur, atoom, amusement, aperitief, aquarium, argument, automatisme, aluminium B begin, belang, beroep, beton, bezoek, balkon, ballet, basketbal, biljart, boeddhisme, bureau
De of het ?
C concert, congres, contact, cricket, curriculum vitae, cabaret, carnaval, casino, certificaat, chauvinisme, chroom, clich, copyright, citaat D dessert, detail, diploma, duel, drama, debat, debuut, departement, design, dictee, dialect, document, district, dogma, dorpje
De of het ?
E enkelvoud, eten, examen, elastiek, eldorado, electoraat, elektron, element, email, embargo, embleem, embryo, emiraat F fantoom, fascisme, figuur, filiaal, fenomeen, fluor, fonds, formaat, feestje, festival, formulier, forum, fosfaat, fragment, fundament
De of het ?
G gebak, gebouw, gebruik, geluk, geslacht, gesprek, gevoel, gips, glazuur, goud, gymnasium H handbal, hockey, hotel, hormoon, humanisme
De of het ?
De of het ?
M magnesium, marmer, masker, motief, mineraal, model, monument, mechanisme, mysterie N niveau, nikkel, noorden, nylon, Nepalees
O
ontslag, orgel, orkest, ornament, Oudgrieks
De of het ?
P paleis, parlement, paspoort, perron, plezier, principe, probleem, proces, product, Pools, programma, plastic, polo, procent, purper R radium, rapport, recept, restaurant, risico, ritme, rooster, Roemeens, Rusland van morgen
De of het ?
S saldo, schema, semester, Spaans, squash, succes T tarief, temperament, terras, theater, toerisme, toestel, Tsjechisch, Turks, type
De of het ?
V vandalisme, verbod, ventiel, verdriet, verschil, Vlaams, volleybal W westen, weefsel, worteltje, Wit-Russisch, Waals
Z
zink, zijn, zuiden, Zweeds, Zwitserduits